MIDDELRIRGSCHE COURANT. 140' Jaargang, 1897. Vrijdag; 15 Januari. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Theraiomefer. Middelburg 14 Jan. 8 u, vm. 34 gr,, m. 12 u. I 17 gr., av. 4 u. 35 gr. Verw. tam. kr. N. wil I Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zjjn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan tgn gratis aan het bureau te bekomen. As enten. Te ZierikzeeA. C. db Mooi/, te TholenW. A. vam Nieuwemhui/zbm. Middelburg 14 Januari 110 liberale partij en de verkiezingen. Onder dezen titel heeft een zeer geaoht lid der liberale partg, geen voorstander van de programma's der Liberale Uniede heer mr W. H. de Beaufort, lid der Tweede kamer voor Amsterdam, een brochure in het licht gegeven. Na er op gewezen te hebben dat in de Tweede kamer van een eigenlgke liberale partg geen sprake meer kan zgn, omdat sedert de kamerontbinding van 1894 de verdeeld heid onder haar voortdurend is toegenomen, en men nu tracht die scheuring ook onder de kiezers te brengen, wat de schrgver meent dat niet zal gelukken, verwgt de heer De Beaufort der Liberale Unie dat zg er slechts toe geleid heeft om de liberale partg voortdurend te verdeelen en aldus te verzwakken. Dit is de gewone redeneering van diezgde. In plaats van de hand in eigen boezem te steken, en eerlgk te erkennen, dat de liberalen van gisteren bleven stilstaan en niet mee werkten om den naam der partg eer aan te doen door vooruitstrevende maatregelen te nemen, verwgt mr De Beaufort der Liberale Unie hare misgrepen, en haar vurigen gver om zoo mogelgk de radicale partg weder in den schoot der liberale terug te brengen. »De radioale partg was, volgens hem, hier te lande ontstaan, omdat zg andere regeeringu- beginselen dan de liberale huldigde en die in toepassing wilde brengen door ingrjjpende hervormingen. Zg verweet, en van haar stand punt was niet anders te verwachten, aan de liberale partg voortdurend hare behoudzucht, en nu soheen het, alsof de mannen der Liberale Unie volstrekt niet inzagen, dat behoud van veel, waarvan in de ver strekkende plannen der radioalen de opruiming werd aangekon digd, juist tot het eigenaardig kenmerkende van de liberale staatkunde behoorde. Zg be toogden steeds, dat het verwgt van behoud zucht niet de liberale partg, maar alecht9 enkelen harer aohterblgvers mocht treffenzg sloofden zich uit om door woorden en daden, de radicale partg steeds nader te komen, zicb vleiende dat deze, wanneer zg zag dat de af stand zoo gering was, zich wel weder bg haar zou komen aansluiten. «Natuurljjk", zoo beweert de heer De Beau fort, «was al dit zwoegen vruchteloos. De radicale partg gevoelde geen lust om in eersten opgang harer jeugd reeds zelfmoord te plegen". Eilieve, weet de heer De Beaufort dan niet dat juist de liberalen, die jaren lang achter bleven, de sohuld waren van het ontstaan der radioale partg dat deze juist de voortstuwende kracht is geweest en het middel om die libe ralen aan hun plicht te herinneren en datd< Unie zich tot tolk maakte van het ontwaakte bewustzgn van tal va» liberalen Weet de heer De Beaufort niet dat juist door het flinke optreden van de Unie en hare aanhangei s, de radicalen veel van hun invloed verloren en nu ook zeer verdeeld zgn Want thans zgn de liberalen juist door de Unie op den goeden weg; en als de schrgver in zgn brochure verder Van Houten, Sprenger vac Egk en Pierson noemt in óen adem, en beweert, dat aan de liberalen van zgn slag alleen de eer toekomt voor de gewichtige, vooral flnaxoieele, hervormingen, die in de laatste jaren zgn tot stand gebracht, dan scbrgft hg op allerzonderlingste wgze de poli tieke geschiedenis van bet jongst verleden. Aan Pierson, den minister in het kabi»e!> Tak, die in het kiesrf chtvraagstuk homogeen was met den toen maligen premier, komt die eer toe, en dan ook aan de vooruitstrevende liberalen. Over het kiesrecht is de groote strgd be gonnen, en daar bjj atond de heer Pieiaon aan de zgde der Unie-mennen. Thaas moge er verschil van gevoelen bestaanmen vergete niet dat er tegenover de conservatief-liberalen altgd, o. a. bg het kiesrechtvraagstuk, sterke minderheid in de kamer en daarbuiten stond, terwgl voor het vervolg onder oude en nieuwe kiezers wie weet welke krachtige meer derheid zich zal vertoonen. In elk geval geeft de parlementaire ge schiedenis van de laatste jaren niet het reoh om, zooals de heer De Beuafort doet, eene oombinatie Van Houten-PierBon en Sprenger van Egk als verkiezingsleuze te doen hoorei). Over de aanvallen aan het adres der Unie tullen wg niet verder uitweidende mannen die daar aan de bestuurstafel zitten, zullen mr W. H. de Beaufort zeker wel antwoorden. Wel zgn wg het met den sohrgver eens, dat velen eene verkeerde voorstelling geven van den gang der wetgeving sedert 1848. Er is, wg meldden bet ook in verkiezingsdagen meermalen, veel tot stand gebraoht, dank vooral den liberalen. De bewering dat de regeeringen alleen ten bate der vermogenden werkzaam zgn geweest en de belas gen der onvermogenden met onver schilligheid zgn voorbggegaan, is onwaar; en wg vragen met den heer De Beaufort«Heeft wetgever de schatkist niet ruim doen bjj- dragen in de kosten van het lager onderwgs (zoowel het openbare als het bgzonder), zoodat de gelegenheid voor deugdelgk onderwgs voor de lagere standen overal openstaat Zgn niet strafbepalingen tegen hen, die den arbeid staken, opgeheven, en is niet, uitsluitend in het belang der werklieden, de arbeid van vrouwen en kinderen geregeld en toezicht op fabrieken en werkplaatsen inge voerd Heeft de belastingwetgeving zich niet voortdurend bewogen in de riohting van verzwaring voor de vermogenden en onthef fing van de minvermogenden? De bevestigde beantwoording dezer vragen strekt tot over tuigend bewgs dat eenzgdige bevoordeeling der hoogere klassen in Nederland niet heeft plaats gehad." Tegen zulke redeneeringe», door den heer De Beaufort bestreden, kwamen ook wg meer malen op. Maar et kon meer gedaan zgn en er moet meer gedaan worden tot oplossing van tal van vraagstukken van Bociaal belang, waarin wg nog altgd, in vergelgking met andere lande», zeer ten achter zgn. De schrgver wgst daarna duidelgk aan welk verschil er heerscht tusschen liberalen, radi calen en socialisten en tusBchen liberalen en leden der zoogenaamde kerkelgke partgen. Wg wille» hem daarbg niet op den voet volge», omdat tal van punten, doorhem aan gevoerd, reeds herhaaldelgk voor onze lozers zgn behandeld. Op een punt komen wg echter nader terug. Van eenig meer belang ia de opmerking van mr W. H. de Beaufort over programma's, die, volgens hem, zoo zg ernstig worden op gevat, voor de gekozenen vaak een drukken de band zgn. De zedelgke kracht der vertegenwoordiging wordt z. i. «ondermjjnd, wanneer deze voort durend in gebreke wordt gesteld door staat kundige plannenmakers, die zelve aan den wetgevenden arbeid niet kunnen of willen deelnemen en óf de eigenaardige moeilgkhe- den, aan dien .arbeid verbonden, niet kennen, óf wel de kiezers in den waan brengen dat die niet bestaan." De heer De Beaufort zou het dan ook «zeer igeraden achten, indien de leden der libe rale partg, die bg de aanstaande verkiezingen zich beschikbaar stellen, eenige toezegging aflegden omtrent de orde, waarin nieuwe wet- telgke regelingen zullen moeten worden af gehandeld of omtrent de bg zonderheden der uitvoering." De sohrgver plaatst zich, dunkt ons, in deze op geheel verkeerd standpunt en miskent waarde van het vertegenwoordigend stelsel. Hg beweert dat in den persoon van den ge kozene,niet in de voorschriften, die hem gegeven worden, de kiezers een waarborg moeten zoeken voor de goede vervulling van zgne plichten als wetgever. En een oogenblik later verzekert ig, dat niet van den vertegenwoordiger maar van de regeering de wetsvoordrachten uitgaan. Welk eene verwarring van denkbeelden, dunkt ons. Een volk kieBt zgn vertegenwoordigers en doet dat naar zgn beste weten, maar een deel ervan wil toch vooraf wel eens weten hoe zgn afgevaardigde denkt over belaegrgki 'raagatukken en hoe hg met eene, dat deel goedgezinde regeering wil samenwerken of een ministerie van andere richting kan dwin gen den z.i. goeden weg op te gaan of weerhou den in zgn oog sleohte maatregelen te nemen- Dit alles mag, volgens den schrgver, niet geschieden. Ons dunkt echter van welen het bestuHr der Liberale Unie heeft juist in zgn jongste lohigven zoo duidelgk ea klaar aangetoond wat doel en strekking van een program moet zgn en hoever de bindende kracht daarvan gaat. Over de volgorde van in te voeren veran deringen ea verbeteringen op wetgevend ge bied zal een partg een afgevaardigde geen voorschriften geven. Dat is ook een onmoge- Igkheid. Hierover behoeft dus geen verschil te bestaan. Maar wat nu de bewering aangaat dat alleen van eene regeering wetsvoorstellen uitgaan, zg verbaast ons ten hoogste, vooral van de zg van een man als mr W. H. de Beaufort, die even te voren tal van nuttige maatregelen opsomde, waaronder er o. a. voorkomen die op initiatief van het kamerlid Van Houten zgn genome». En hoevelen zgn er nog op te noemen, die wg danken juist aan het initiatief van ver tegenwoordigers De redeneering van mr W. H. de Beaufort op dit belangrgk punt is, naar onze meening, het beste bewgs, dak hg zich nog niet voegen kan naar de thans geldende moderne begrip pen omtrent de verhouding tusschen afgevaar digden ea het volken de houding van eene ertegenwoordiging tegenover eene regeering. En dat juist kenschetst ten volle het groote verschil, dat bestaat tusschen hem en de vooruitstrevende liberalen. Bg zulk een aanmerkelgk verschil over een kwestie, waarom voor een groot deel de gansche etrjjd van deze dagen zich beweegt, het niet te verwachten, dat de aanhangers der Liberale Unie en de heer De Beaufort en de zgnen elkaar ontmoetenal behoeft dit nog niet uit te sluiten samenwerking waar het maatregelen van practisch belang en den strgd tegen de olericalen geldt. Omtrent dien laatste is onze lezers ver oorloven ons dezen teruggang mr. W. H. de Beaufort vig vaag in zgn redeneeiiag. Hg zegt al.: «Anti-clerioalisme in den zin van bestrijding van den invloed van kerk en gods dienst op de maatsohappg door het staatsge zag is als aanvallende staatkunde met de liberale staatstheorie onvereenigbaar. Ter ver dediging van de hoogheid van den staat of van den vrede in de maatschappij kan soms tgdelgk een anti-clericale staatkunde worden gedoogd. Het is echter zeer onwaarschgnlgk dat in oub vaderland, waar het godsdienstig en kerkelgk leven zoo sterk gesplitst is, de noodzakelgkheid voor eene dergelgke staat kunde zioh vooreerst zal opdoen. Daarbg is de vrgbeid, aan kerkgenootschappen en godsdien stige gezindheden hier te lande verleend, zoo ruim, dat het schier ondenkbaar is, dat ver dergaande eischen nog aan -den staat zouden kunnen worden gesteld met eenige kans op goeden uitslag. »Zoo er dus al geen dadelgk gevaar bestaat voor een botsing tussohen de liberale partg ea de clericale op zuiver kerkelgk staatkundig gebied, dan is daaruit allerminst af te leiden, dat er tussohen hen in de toekomst vrede zal heerschen. Integendeel, veeleer bestaat er vooruitzicht op heftigen strgd." Dit laatste verwachten wg ook; al is de bedoeling van het eerste ons niet duidelgk. Zoolang er over kerk en godsdienst nog zooveel verschil bestaater zoovele kerke» en godsdiensten zgn, waarvan de aanhangers met elkaar overhoop liggen, is het, dunkt onB, wél eenigbaar met de liberale staatstheorie om den invloed daarvan op het staatsbestuur te keeren. En dat zal wel eens aanvalleaderwgs moeten geschieden om een dam op te werpen tegen te verwachten bewegingen, waardoor anderer rechten op dit gebied dreigen verkort te worden. Want, zoodra iemand als mr W. H. de Beaufort wensoht dat met zgne, zeker zeer ruime, begrippen op dit punt rekening worde gehouden, vragen anderen hetzelfde reoht. Doch waar is dan de grens? Was men het algemeen eens dat, zooals alle liberalen zeker willen, liefde tot zgne naasten de eenige drgfveer voor den wetgever moet zgn en waren allen óen van gevoelen over hetgeen daaronder moet worden verstaan, de kwestie ware spoedig op te lossen. Doch de praktgk leert het anders; en de uitdrukking van mr De Beaufort bewgst ook weer, dat hg met die praktgk geen rekening houdt. Of hg drukt zich niet duidelgk uit. Laat ons nu nog meedeelen, dat de heer De Beaufort beweert dat het program der Unie is een programma voor eene regeering, niet voor eene staatkundige partg, en dat die Unie be- heerscht wordt door een sterk dootrinarisme. Van zgn standpunt kunnen wg die bewe ringen zeer goed verklaren maar ze te be- strgden zal weinig doel kunnen treffen. Verheugen doet het ons echter, dat bg aan het einde van zgne brochure tooh toont iets te gevoelen voor het werk der Unie. Hg schrgft daar nl.«Indien ik den band van programma's, geschoeid op de leeBt van de Liberale Unieondoeltrtffand en onstaatkundig acht, dan wensch ik daatuit niet afgeleid te zien, dat de liberale kiezers van mg den raad zouden ontvangen, om naar de stembus van 1897 op te trekken, zonder eenigen onderlingen band, zonder leuze of verklaring hunnerzgds. «Een dergelgke handel wgze zoude ik reeds daarom veroordeelen, omdat zg den schgn zoude hebben van lichtvaardigheid en onver schilligheid. De kiezers hebben evenwel zelve» te beoordeelen, Welke wenschen tg willen uit spreken en welken vorm zg daartoe den besten achten. Wat die wenschen betreft, er zullen er ongetwgfeld vele onder zgn, die ook inde programma's der Liberale Unie zgn opgeno men. De begeerte om de nooden der lagere standen ia de maatsohappg zooveel mogelgk te verlichten cal ook bg hea zeer zeker leven dig zgn". Ea iets verder, na opgesomd te hebben wat hg wensoht dat de kiezers zulle» vragen, en dat geheel overeenkomt met onze veilangens, schrgft hg »*g (de kiezers) zulle», hoop ik, van het denkbaeld uitgaan, dat voor eene staatkundige partg. die iets wil tot stand brengen, vereeniging vanallekraohtenhet eerste vereisohteis. «Wanneer er storm te verwachten is, moet men niet langer touw pluizen, zeggen de zeelieden, aoo mogen ook de liberalen wel bedenken dat, nn hen van twee zgden een taVtgke atigd- macht bedreigt, het niet meer de tgd is om over allerlei oude vereohillen na te pleiten of twistpunten zonder practisch belang op te ra kelen, maar om eendrachtig zich aan te gor den tot het verdedigen van die beginselen, waarvan zg de handhaving en bevestiging on misbaar achten voor het welzgn van den Staat.'' En ten slotte roept de sohrgver uit: «Een staatkundige partg moet doen wat deliberate partg in Nederland in bare beste dagen heeft gedaas. Zg moet er naar streven om de groote stroomingen onder de kiezers te leiden." Mogen wg, op grond van deze uitingen, ons niet met recht verbazen over de houding, die de heer De Beaufort en zgne vrienden tegen over de Liberale Unie aannemen Wat wil de Liberale Unie toch anders, dan hetgeen hierboven door hem als eisch der liberale partg wordt gepredikt? Is dan waarlgk hét verschil van taktiek zoo groot, dat de schrgver, zooals steeds is ge- geschied, de Liberale Unie den rug moettoe- keeren en, nog erger, tegenwerken? Naar ons gevoelen, staan mannen als mr W. H. de Beaufort, wat begrippen omtrent partgbeleid en leiding aangaat, naast de voorstanders der Unie. Het groote verschil schuilt hierin, dat eg niet begrgpen, wat de Unie-mannen wél doen, dat, wanneer het getg verloopt, de bakeas moeten worden verzet, omdat men anders gevaar loopt op, te voren onbekende, klippen te stranden. Dat zou het geval zgn met de Liberale partij, wanneer zg personen als mr De Bean- fort tot stuurman koos, mannen die de theorie uitstekend kennen, maar die zich niet op de hoogte hielden va» de eischen der praktgk. Wij spatieeren Red. De Ryhnmiddelen ln 1898. Het heden verschenen jaaroverzioht der Rjjks- middelen maakt over het algemeen een gunsti- gen indruk. Het totaal is gestegen tot even 123 miljoen, tegen 120'/» miljoen in 1895, zoodat de stjjging ongeveer 2 bedraagt, e» de zeer voorzichtige raming met 33 ton is overschre den. Deze vrg gunstige toestand is aaa drie der vier hoofdgroepen te danken; alleen de indi recte belastingen bleven sterk achter bg 1895 en gaven 14 ton minder, een. verlies dat over alle tot deze groep behoorende middelen is ver deeld het zegel gaf f 90,000 minder, de regis tratie f 80,000, de successie zelfs f 1,230,000. Maar tegenover dit verlies staat ee» winst van ruim 6 ton voor alle directe belastingen en een van f 1.650.000 voor de invoerrechten. Deze laatste zgn das stggende.gebleven, ook in de maand Deoember, een verschijnsel, waarin men waar&chjjnljjk de gunstige werking van de nieuwe bepalingen op de heffing terug vindt. Ook de accgnsen zgn alle vooruitgegaan en wel suiker f 420.000, wga f 33.000, ge distilleerd f 266.000, zout f 65.000, biei azgn f 67.000, geslaoht f 188.000, zoodat de groep f 990.000 meer gaf. Ook de kleinere middelen waren meest stggendede waarborg steeg f 23.000, de pos tergen bgna '/a miljoen; de jachten visscberg f 5000 en het loodswezen bgna l/t miljoen. De telegraaf daalde f 16.000, de staatslo terg f 4000 en de domeinen f 85 000. Over het geheel is de toestand dos niet onbe vredigend. Maar toch zal een sterkere vloeiing der belastingen noodig zgn, indien de hooger eischen, welke verschillende takken van diens' door de steeds uitbreidende bevolking e» door de te verwachten nienwe maatregelen stellen, bevredigd sollen worden, zonder ver hooging van de belastingen of bet soheppe» van nieuwe bronnen van inkomst. Het verkiezlngsprogram der Radicale partij, thans vastgesteld in de algemeene vergadering van 3 Januari 1897, luidt als volgt De Radicale Bond spreekt als zgn oordeel nit dat de nieuwe kieswet zoodanig strgdt tegen de democratische beginselen dat, zoo lang grondwetsherziening niet te.verkrggen is, een uitbreiding van het kiesrecht tot de uiterste grens der grondwet een der voor naamste eischen blgft dat het tot stand komen der navolgende hervormingen niet mag worden vertraagd a. Verplichte verzekering tegen de gevolgen van ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouder dom met geldelgken steun van den staat. Wettelgke regeling van het arbeidscontract, met name ter voorkomiog van overmatige» arbeidsduur en van kinderarbeid, zoolang het kind leerpliohtig is. Kamers van Arbeid, welker samenstelling voldoenden, waarborg bevat, dat het belang van den arbeider, tot zgn reoht komt. Maatregel»n tot onverkorte handhaving van het vereenigingsreoht. Bepalingen omtrent loon en arbeidsduur in bestekken en ooncessiën, van de overheid uit gaande. Reorganisatie en uitbreiding der afdeeling Arbeid van het ministerie van Waterstaat. b. Vermeerdering van den produotieven landarbeid door de overheid of met haar steun. Verbetering der woningtoestanden. Uitbreiding van het onteigeningsreoht, voor die maatregelen noodig. c. Herziening der armenwet ten einde te komen tot een stelselmatige en afdoende leniging van armoede. Ter voorkoming van armoede, maatregelen tegen werkloosheid en bare gevolgen. d. Leerplicht tot 14-jarigea leeftgd en ver plicht herhalingeonder wgs. Wettelgke regeling van het vakonderwijs. Wettelgke regeling van het voorbereidend onderngs. Betere regeling van de opleiding, de zelf standigheid en de tractementen der onderwijzers. e. Voortzetting van de herziening der be lastingen en wel volgens het beginselbelas ting naar draagkracht, met name progressie in de successiebelasting. Vervanging^der aoognzen op levensmiddelen door belasting van weeldeartikelen. f. Samentrekking der staatszorg voor den landbouw. Pachtcommissies die, door den steun der overheid, allerwege de bemiddelaars en de scheidslieden kunnen worden tusschen eigenaar en pachter en het uitgangspunt eener wette lgke regeling van het pachtcontract, voldoende aan plaatselijke behoeften. Afschaffiag der tollen. g. Afschaffing van de plaatsvervanging on beperking der uitgaven voor leger en vloot tot het volstrekt onvermijdelijke. h. Verbetering van den rechtstoestand der vrouw. Afschaffing van het verbod tot. ondersoek van het vaderschap. Bescherming van verwaarloosde kinderen, met de daarvoor noodige beperking der ouderlijke maoht. i. Ingrijpende maatregelen ter bestrijding van het drankmisbruik. k. Sneller ea goedkooper rechtspleging. Schadeloosstelling aan hen die ten onrechte zgn gevangen genomen. Invoering der voorwaardelijke veroordeeling# Administratieve rechtspraak. EERSTE HAMER. Suikerwet. Bg het afdeelingsonderzoek verklaarde* eenige leden tegen dit wetsontwerp over* wegend bezwaar te hebbeneen aantal leden zich bun stem voor te behouden en vete lede* sioh bereid met het ontwerp mede te gastf.- Sommige lede», zeer bezorgd over de toene-" mende mate van protectie, die in het buiten-' land aan de beetwortelsuikerindustrie wordt 'erleend, zouden het hoogst wenechelgk achten eene internationale regeling van dit onderwerp tot stand te brengen. Nog andereleden uitten den wensch, dat van de Nederlandsohe regee ring het initiatief tot eene internationals regeling moge uitgaan. Vele leden betuigden hun leedwezen dat de regeering over dit wets ontwerp het Nederland8oh landbouwcomitó niet heeft gehoord. Naar het gevoelen van enkele leden verdienen regeerings communi que's in de dagbladen afkeuring. De meeste leden achtten het stelsel van open premiën aanmerkelgk beter dan het tot nu toe gevolgde stelsel van verborgen premiëA. ln tusschen waren er leden die liever het en- trejót- dan het exeroise-stelsel op de fabrie ken en de raffinaderijen hadden zien toege past. De gevoelens over de mate der aan deBui- keroultnur en aan de suikerindustrie te ver- Leenen besoherming liepen ver uiteen. Een eerste groep betreurde de plotselinge inkrim ping van de bescherming, terwgl een tweede groep, op den voorgrond stellende dat zg elke bescherming verkeerd oordeelde, de voorge stelde maatregelen noodzakeljjk achtte wa gens de maatregelen, in het buitenland ten aanzien der suikerindustrie genomen. Eenige leden zagen niet in waarom de suikerbietenteelt wel beschermd moest worden en andere takken van het landbouwbedrijf niet. Onderscheidene leden noemden de besoher ming van de beetwortelsuikerindastrie tegen over de rietsuiker een meten met twee maten. In eene afdeeling werd het ontwerp doof

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 1