MIDDELRIRGSCHE COURANT.
140' Jaargang,
1897.
Vrijdag;
15 Januari.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Theraiomefer.
Middelburg 14 Jan. 8 u, vm. 34 gr,, m. 12 u. I
17 gr., av. 4 u. 35 gr. Verw. tam. kr. N. wil I
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één
uur aan het bureau bezorgd zjjn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan tgn gratis
aan het bureau te bekomen.
As enten.
Te ZierikzeeA. C. db Mooi/, te TholenW.
A. vam Nieuwemhui/zbm.
Middelburg 14 Januari
110 liberale partij en de verkiezingen.
Onder dezen titel heeft een zeer geaoht lid
der liberale partg, geen voorstander van de
programma's der Liberale Uniede heer mr
W. H. de Beaufort, lid der Tweede kamer
voor Amsterdam, een brochure in het licht
gegeven.
Na er op gewezen te hebben dat in de
Tweede kamer van een eigenlgke liberale
partg geen sprake meer kan zgn, omdat sedert
de kamerontbinding van 1894 de verdeeld
heid onder haar voortdurend is toegenomen,
en men nu tracht die scheuring ook onder de
kiezers te brengen, wat de schrgver meent dat
niet zal gelukken, verwgt de heer De Beaufort
der Liberale Unie dat zg er slechts toe geleid
heeft om de liberale partg voortdurend te
verdeelen en aldus te verzwakken.
Dit is de gewone redeneering van diezgde.
In plaats van de hand in eigen boezem te
steken, en eerlgk te erkennen, dat de liberalen
van gisteren bleven stilstaan en niet mee
werkten om den naam der partg eer aan te doen
door vooruitstrevende maatregelen te nemen,
verwgt mr De Beaufort der Liberale Unie hare
misgrepen, en haar vurigen gver om zoo
mogelgk de radicale partg weder in den schoot
der liberale terug te brengen.
»De radioale partg was, volgens hem, hier
te lande ontstaan, omdat zg andere regeeringu-
beginselen dan de liberale huldigde en die in
toepassing wilde brengen door ingrjjpende
hervormingen. Zg verweet, en van haar stand
punt was niet anders te verwachten, aan de
liberale partg voortdurend hare behoudzucht,
en nu soheen het, alsof de mannen der Liberale
Unie volstrekt niet inzagen, dat behoud van
veel, waarvan in de ver strekkende plannen
der radioalen de opruiming werd aangekon
digd, juist tot het eigenaardig kenmerkende
van de liberale staatkunde behoorde. Zg be
toogden steeds, dat het verwgt van behoud
zucht niet de liberale partg, maar alecht9
enkelen harer aohterblgvers mocht treffenzg
sloofden zich uit om door woorden en daden,
de radicale partg steeds nader te komen, zicb
vleiende dat deze, wanneer zg zag dat de af
stand zoo gering was, zich wel weder bg haar
zou komen aansluiten.
«Natuurljjk", zoo beweert de heer De Beau
fort, «was al dit zwoegen vruchteloos. De
radicale partg gevoelde geen lust om in
eersten opgang harer jeugd reeds zelfmoord
te plegen".
Eilieve, weet de heer De Beaufort dan niet
dat juist de liberalen, die jaren lang achter
bleven, de sohuld waren van het ontstaan der
radioale partg dat deze juist de voortstuwende
kracht is geweest en het middel om die libe
ralen aan hun plicht te herinneren en datd<
Unie zich tot tolk maakte van het ontwaakte
bewustzgn van tal va» liberalen
Weet de heer De Beaufort niet dat juist
door het flinke optreden van de Unie en hare
aanhangei s, de radicalen veel van hun invloed
verloren en nu ook zeer verdeeld zgn
Want thans zgn de liberalen juist door de Unie
op den goeden weg; en als de schrgver in zgn
brochure verder Van Houten, Sprenger vac
Egk en Pierson noemt in óen adem, en
beweert, dat aan de liberalen van zgn slag
alleen de eer toekomt voor de gewichtige,
vooral flnaxoieele, hervormingen, die in de
laatste jaren zgn tot stand gebracht, dan
scbrgft hg op allerzonderlingste wgze de poli
tieke geschiedenis van bet jongst verleden.
Aan Pierson, den minister in het kabi»e!>
Tak, die in het kiesrf chtvraagstuk homogeen
was met den toen maligen premier, komt die
eer toe, en dan ook aan de vooruitstrevende
liberalen.
Over het kiesrecht is de groote strgd be
gonnen, en daar bjj atond de heer Pieiaon aan
de zgde der Unie-mennen. Thaas moge er
verschil van gevoelen bestaanmen vergete
niet dat er tegenover de conservatief-liberalen
altgd, o. a. bg het kiesrechtvraagstuk,
sterke minderheid in de kamer en daarbuiten
stond, terwgl voor het vervolg onder oude en
nieuwe kiezers wie weet welke krachtige meer
derheid zich zal vertoonen.
In elk geval geeft de parlementaire ge
schiedenis van de laatste jaren niet het reoh
om, zooals de heer De Beuafort doet, eene
oombinatie Van Houten-PierBon en Sprenger
van Egk als verkiezingsleuze te doen hoorei).
Over de aanvallen aan het adres der Unie
tullen wg niet verder uitweidende mannen
die daar aan de bestuurstafel zitten, zullen
mr W. H. de Beaufort zeker wel antwoorden.
Wel zgn wg het met den sohrgver eens, dat
velen eene verkeerde voorstelling geven van
den gang der wetgeving sedert 1848. Er is,
wg meldden bet ook in verkiezingsdagen
meermalen, veel tot stand gebraoht, dank
vooral den liberalen.
De bewering dat de regeeringen alleen ten
bate der vermogenden werkzaam zgn geweest
en de belas gen der onvermogenden met onver
schilligheid zgn voorbggegaan, is onwaar; en
wg vragen met den heer De Beaufort«Heeft
wetgever de schatkist niet ruim doen bjj-
dragen in de kosten van het lager onderwgs
(zoowel het openbare als het bgzonder), zoodat
de gelegenheid voor deugdelgk onderwgs voor
de lagere standen overal openstaat Zgn niet
strafbepalingen tegen hen, die den arbeid
staken, opgeheven, en is niet, uitsluitend
in het belang der werklieden, de arbeid
van vrouwen en kinderen geregeld en
toezicht op fabrieken en werkplaatsen inge
voerd Heeft de belastingwetgeving zich
niet voortdurend bewogen in de riohting van
verzwaring voor de vermogenden en onthef
fing van de minvermogenden? De bevestigde
beantwoording dezer vragen strekt tot over
tuigend bewgs dat eenzgdige bevoordeeling
der hoogere klassen in Nederland niet heeft
plaats gehad."
Tegen zulke redeneeringe», door den heer
De Beaufort bestreden, kwamen ook wg meer
malen op. Maar et kon meer gedaan zgn
en er moet meer gedaan worden tot oplossing
van tal van vraagstukken van Bociaal belang,
waarin wg nog altgd, in vergelgking met
andere lande», zeer ten achter zgn.
De schrgver wgst daarna duidelgk aan welk
verschil er heerscht tusschen liberalen, radi
calen en socialisten en tusBchen liberalen en
leden der zoogenaamde kerkelgke partgen.
Wg wille» hem daarbg niet op den voet
volge», omdat tal van punten, doorhem aan
gevoerd, reeds herhaaldelgk voor onze lozers
zgn behandeld. Op een punt komen wg
echter nader terug.
Van eenig meer belang ia de opmerking
van mr W. H. de Beaufort over programma's,
die, volgens hem, zoo zg ernstig worden op
gevat, voor de gekozenen vaak een drukken
de band zgn.
De zedelgke kracht der vertegenwoordiging
wordt z. i. «ondermjjnd, wanneer deze voort
durend in gebreke wordt gesteld door staat
kundige plannenmakers, die zelve aan den
wetgevenden arbeid niet kunnen of willen
deelnemen en óf de eigenaardige moeilgkhe-
den, aan dien .arbeid verbonden, niet kennen,
óf wel de kiezers in den waan brengen dat
die niet bestaan."
De heer De Beaufort zou het dan ook «zeer
igeraden achten, indien de leden der libe
rale partg, die bg de aanstaande verkiezingen
zich beschikbaar stellen, eenige toezegging
aflegden omtrent de orde, waarin nieuwe wet-
telgke regelingen zullen moeten worden af
gehandeld of omtrent de bg zonderheden der
uitvoering."
De sohrgver plaatst zich, dunkt ons, in deze
op geheel verkeerd standpunt en miskent
waarde van het vertegenwoordigend stelsel.
Hg beweert dat in den persoon van den ge
kozene,niet in de voorschriften, die hem gegeven
worden, de kiezers een waarborg moeten zoeken
voor de goede vervulling van zgne plichten
als wetgever. En een oogenblik later verzekert
ig, dat niet van den vertegenwoordiger maar
van de regeering de wetsvoordrachten uitgaan.
Welk eene verwarring van denkbeelden,
dunkt ons.
Een volk kieBt zgn vertegenwoordigers en
doet dat naar zgn beste weten, maar een deel
ervan wil toch vooraf wel eens weten hoe
zgn afgevaardigde denkt over belaegrgki
'raagatukken en hoe hg met eene, dat deel
goedgezinde regeering wil samenwerken of
een ministerie van andere richting kan dwin
gen den z.i. goeden weg op te gaan of weerhou
den in zgn oog sleohte maatregelen te nemen-
Dit alles mag, volgens den schrgver, niet
geschieden.
Ons dunkt echter van welen het bestuHr
der Liberale Unie heeft juist in zgn jongste
lohigven zoo duidelgk ea klaar aangetoond
wat doel en strekking van een program moet
zgn en hoever de bindende kracht daarvan
gaat.
Over de volgorde van in te voeren veran
deringen ea verbeteringen op wetgevend ge
bied zal een partg een afgevaardigde geen
voorschriften geven. Dat is ook een onmoge-
Igkheid. Hierover behoeft dus geen verschil te
bestaan.
Maar wat nu de bewering aangaat dat alleen
van eene regeering wetsvoorstellen uitgaan, zg
verbaast ons ten hoogste, vooral van de zg
van een man als mr W. H. de Beaufort, die
even te voren tal van nuttige maatregelen
opsomde, waaronder er o. a. voorkomen die op
initiatief van het kamerlid Van Houten
zgn genome».
En hoevelen zgn er nog op te noemen, die
wg danken juist aan het initiatief van ver
tegenwoordigers
De redeneering van mr W. H. de Beaufort
op dit belangrgk punt is, naar onze meening,
het beste bewgs, dak hg zich nog niet voegen
kan naar de thans geldende moderne begrip
pen omtrent de verhouding tusschen afgevaar
digden ea het volken de houding van eene
ertegenwoordiging tegenover eene regeering.
En dat juist kenschetst ten volle het groote
verschil, dat bestaat tusschen hem en de
vooruitstrevende liberalen.
Bg zulk een aanmerkelgk verschil over een
kwestie, waarom voor een groot deel de
gansche etrjjd van deze dagen zich beweegt,
het niet te verwachten, dat de aanhangers
der Liberale Unie en de heer De Beaufort en
de zgnen elkaar ontmoetenal behoeft dit
nog niet uit te sluiten samenwerking waar
het maatregelen van practisch belang en den
strgd tegen de olericalen geldt.
Omtrent dien laatste is onze lezers ver
oorloven ons dezen teruggang mr. W.
H. de Beaufort vig vaag in zgn redeneeiiag.
Hg zegt al.: «Anti-clerioalisme in den zin van
bestrijding van den invloed van kerk en gods
dienst op de maatsohappg door het staatsge
zag is als aanvallende staatkunde met de
liberale staatstheorie onvereenigbaar. Ter ver
dediging van de hoogheid van den staat of
van den vrede in de maatschappij kan soms
tgdelgk een anti-clericale staatkunde worden
gedoogd. Het is echter zeer onwaarschgnlgk
dat in oub vaderland, waar het godsdienstig
en kerkelgk leven zoo sterk gesplitst is, de
noodzakelgkheid voor eene dergelgke staat
kunde zioh vooreerst zal opdoen. Daarbg is de
vrgbeid, aan kerkgenootschappen en godsdien
stige gezindheden hier te lande verleend, zoo
ruim, dat het schier ondenkbaar is, dat ver
dergaande eischen nog aan -den staat zouden
kunnen worden gesteld met eenige kans op
goeden uitslag.
»Zoo er dus al geen dadelgk gevaar bestaat
voor een botsing tussohen de liberale partg
ea de clericale op zuiver kerkelgk staatkundig
gebied, dan is daaruit allerminst af te leiden,
dat er tussohen hen in de toekomst vrede zal
heerschen. Integendeel, veeleer bestaat er
vooruitzicht op heftigen strgd."
Dit laatste verwachten wg ook; al is de
bedoeling van het eerste ons niet duidelgk.
Zoolang er over kerk en godsdienst nog
zooveel verschil bestaater zoovele kerke» en
godsdiensten zgn, waarvan de aanhangers met
elkaar overhoop liggen, is het, dunkt onB, wél
eenigbaar met de liberale staatstheorie om
den invloed daarvan op het staatsbestuur te
keeren. En dat zal wel eens aanvalleaderwgs
moeten geschieden om een dam op te werpen
tegen te verwachten bewegingen, waardoor
anderer rechten op dit gebied dreigen verkort
te worden.
Want, zoodra iemand als mr W. H. de
Beaufort wensoht dat met zgne, zeker zeer
ruime, begrippen op dit punt rekening worde
gehouden, vragen anderen hetzelfde reoht.
Doch waar is dan de grens?
Was men het algemeen eens dat, zooals alle
liberalen zeker willen, liefde tot zgne naasten
de eenige drgfveer voor den wetgever moet zgn
en waren allen óen van gevoelen over hetgeen
daaronder moet worden verstaan, de kwestie
ware spoedig op te lossen.
Doch de praktgk leert het anders; en de
uitdrukking van mr De Beaufort bewgst ook
weer, dat hg met die praktgk geen rekening
houdt.
Of hg drukt zich niet duidelgk uit.
Laat ons nu nog meedeelen, dat de heer De
Beaufort beweert dat het program der Unie is
een programma voor eene regeering, niet voor
eene staatkundige partg, en dat die Unie be-
heerscht wordt door een sterk dootrinarisme.
Van zgn standpunt kunnen wg die bewe
ringen zeer goed verklaren maar ze te be-
strgden zal weinig doel kunnen treffen.
Verheugen doet het ons echter, dat bg aan
het einde van zgne brochure tooh toont iets
te gevoelen voor het werk der Unie. Hg
schrgft daar nl.«Indien ik den band van
programma's, geschoeid op de leeBt van de
Liberale Unieondoeltrtffand en onstaatkundig
acht, dan wensch ik daatuit niet afgeleid te
zien, dat de liberale kiezers van mg den
raad zouden ontvangen, om naar de stembus
van 1897 op te trekken, zonder eenigen
onderlingen band, zonder leuze of verklaring
hunnerzgds.
«Een dergelgke handel wgze zoude ik reeds
daarom veroordeelen, omdat zg den schgn
zoude hebben van lichtvaardigheid en onver
schilligheid. De kiezers hebben evenwel zelve»
te beoordeelen, Welke wenschen tg willen uit
spreken en welken vorm zg daartoe den besten
achten. Wat die wenschen betreft, er zullen
er ongetwgfeld vele onder zgn, die ook inde
programma's der Liberale Unie zgn opgeno
men. De begeerte om de nooden der lagere
standen ia de maatsohappg zooveel mogelgk
te verlichten cal ook bg hea zeer zeker leven
dig zgn".
Ea iets verder, na opgesomd te hebben wat
hg wensoht dat de kiezers zulle» vragen, en
dat geheel overeenkomt met onze
veilangens, schrgft hg »*g (de kiezers)
zulle», hoop ik, van het denkbaeld uitgaan,
dat voor eene staatkundige partg.
die iets wil tot stand brengen,
vereeniging vanallekraohtenhet
eerste vereisohteis.
«Wanneer er storm te verwachten is, moet men
niet langer touw pluizen, zeggen de zeelieden,
aoo mogen ook de liberalen wel bedenken dat,
nn hen van twee zgden een taVtgke atigd-
macht bedreigt, het niet meer de tgd is om
over allerlei oude vereohillen na te pleiten of
twistpunten zonder practisch belang op te ra
kelen, maar om eendrachtig zich aan te gor
den tot het verdedigen van die beginselen,
waarvan zg de handhaving en bevestiging on
misbaar achten voor het welzgn van den Staat.''
En ten slotte roept de sohrgver uit: «Een
staatkundige partg moet doen wat deliberate
partg in Nederland in bare beste dagen heeft
gedaas. Zg moet er naar streven om de
groote stroomingen onder de kiezers te leiden."
Mogen wg, op grond van deze uitingen, ons
niet met recht verbazen over de houding, die
de heer De Beaufort en zgne vrienden tegen
over de Liberale Unie aannemen
Wat wil de Liberale Unie toch anders, dan
hetgeen hierboven door hem als eisch der
liberale partg wordt gepredikt?
Is dan waarlgk hét verschil van taktiek zoo
groot, dat de schrgver, zooals steeds is ge-
geschied, de Liberale Unie den rug moettoe-
keeren en, nog erger, tegenwerken?
Naar ons gevoelen, staan mannen als mr
W. H. de Beaufort, wat begrippen omtrent
partgbeleid en leiding aangaat, naast de
voorstanders der Unie.
Het groote verschil schuilt hierin, dat
eg niet begrgpen, wat de Unie-mannen wél
doen, dat, wanneer het getg verloopt, de
bakeas moeten worden verzet, omdat men
anders gevaar loopt op, te voren onbekende,
klippen te stranden.
Dat zou het geval zgn met de Liberale
partij, wanneer zg personen als mr De Bean-
fort tot stuurman koos, mannen die de theorie
uitstekend kennen, maar die zich niet op de
hoogte hielden va» de eischen der praktgk.
Wij spatieeren Red.
De Ryhnmiddelen ln 1898.
Het heden verschenen jaaroverzioht der Rjjks-
middelen maakt over het algemeen een gunsti-
gen indruk. Het totaal is gestegen tot even 123
miljoen, tegen 120'/» miljoen in 1895, zoodat
de stjjging ongeveer 2 bedraagt, e» de zeer
voorzichtige raming met 33 ton is overschre
den. Deze vrg gunstige toestand is aaa drie der
vier hoofdgroepen te danken; alleen de indi
recte belastingen bleven sterk achter bg 1895
en gaven 14 ton minder, een. verlies dat over
alle tot deze groep behoorende middelen is ver
deeld het zegel gaf f 90,000 minder, de regis
tratie f 80,000, de successie zelfs f 1,230,000.
Maar tegenover dit verlies staat ee» winst
van ruim 6 ton voor alle directe belastingen
en een van f 1.650.000 voor de invoerrechten.
Deze laatste zgn das stggende.gebleven, ook
in de maand Deoember, een verschijnsel, waarin
men waar&chjjnljjk de gunstige werking van
de nieuwe bepalingen op de heffing terug
vindt.
Ook de accgnsen zgn alle vooruitgegaan
en wel suiker f 420.000, wga f 33.000, ge
distilleerd f 266.000, zout f 65.000, biei
azgn f 67.000, geslaoht f 188.000, zoodat de
groep f 990.000 meer gaf.
Ook de kleinere middelen waren meest
stggendede waarborg steeg f 23.000, de pos
tergen bgna '/a miljoen; de jachten visscberg
f 5000 en het loodswezen bgna l/t miljoen.
De telegraaf daalde f 16.000, de staatslo terg
f 4000 en de domeinen f 85 000.
Over het geheel is de toestand dos niet onbe
vredigend. Maar toch zal een sterkere vloeiing
der belastingen noodig zgn, indien de hooger
eischen, welke verschillende takken van diens'
door de steeds uitbreidende bevolking e»
door de te verwachten nienwe maatregelen
stellen, bevredigd sollen worden, zonder ver
hooging van de belastingen of bet soheppe»
van nieuwe bronnen van inkomst.
Het verkiezlngsprogram der
Radicale partij,
thans vastgesteld in de algemeene vergadering
van 3 Januari 1897, luidt als volgt
De Radicale Bond spreekt als zgn oordeel nit
dat de nieuwe kieswet zoodanig strgdt
tegen de democratische beginselen dat, zoo
lang grondwetsherziening niet te.verkrggen
is, een uitbreiding van het kiesrecht tot de
uiterste grens der grondwet een der voor
naamste eischen blgft
dat het tot stand komen der navolgende
hervormingen niet mag worden vertraagd
a. Verplichte verzekering tegen de gevolgen
van ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouder
dom met geldelgken steun van den staat.
Wettelgke regeling van het arbeidscontract,
met name ter voorkomiog van overmatige»
arbeidsduur en van kinderarbeid, zoolang het
kind leerpliohtig is.
Kamers van Arbeid, welker samenstelling
voldoenden, waarborg bevat, dat het belang
van den arbeider, tot zgn reoht komt.
Maatregel»n tot onverkorte handhaving van
het vereenigingsreoht.
Bepalingen omtrent loon en arbeidsduur in
bestekken en ooncessiën, van de overheid uit
gaande.
Reorganisatie en uitbreiding der afdeeling
Arbeid van het ministerie van Waterstaat.
b. Vermeerdering van den produotieven
landarbeid door de overheid of met haar steun.
Verbetering der woningtoestanden.
Uitbreiding van het onteigeningsreoht, voor
die maatregelen noodig.
c. Herziening der armenwet ten einde te
komen tot een stelselmatige en afdoende
leniging van armoede.
Ter voorkoming van armoede, maatregelen
tegen werkloosheid en bare gevolgen.
d. Leerplicht tot 14-jarigea leeftgd en ver
plicht herhalingeonder wgs.
Wettelgke regeling van het vakonderwijs.
Wettelgke regeling van het voorbereidend
onderngs.
Betere regeling van de opleiding, de zelf
standigheid en de tractementen der onderwijzers.
e. Voortzetting van de herziening der be
lastingen en wel volgens het beginselbelas
ting naar draagkracht, met name progressie
in de successiebelasting.
Vervanging^der aoognzen op levensmiddelen
door belasting van weeldeartikelen.
f. Samentrekking der staatszorg voor den
landbouw.
Pachtcommissies die, door den steun der
overheid, allerwege de bemiddelaars en de
scheidslieden kunnen worden tusschen eigenaar
en pachter en het uitgangspunt eener wette
lgke regeling van het pachtcontract, voldoende
aan plaatselijke behoeften.
Afschaffiag der tollen.
g. Afschaffing van de plaatsvervanging on
beperking der uitgaven voor leger en vloot
tot het volstrekt onvermijdelijke.
h. Verbetering van den rechtstoestand der
vrouw.
Afschaffing van het verbod tot. ondersoek
van het vaderschap.
Bescherming van verwaarloosde kinderen,
met de daarvoor noodige beperking der
ouderlijke maoht.
i. Ingrijpende maatregelen ter bestrijding
van het drankmisbruik.
k. Sneller ea goedkooper rechtspleging.
Schadeloosstelling aan hen die ten onrechte
zgn gevangen genomen.
Invoering der voorwaardelijke veroordeeling#
Administratieve rechtspraak.
EERSTE HAMER.
Suikerwet.
Bg het afdeelingsonderzoek verklaarde*
eenige leden tegen dit wetsontwerp over*
wegend bezwaar te hebbeneen aantal leden
zich bun stem voor te behouden en vete lede*
sioh bereid met het ontwerp mede te gastf.-
Sommige lede», zeer bezorgd over de toene-"
mende mate van protectie, die in het buiten-'
land aan de beetwortelsuikerindustrie wordt
'erleend, zouden het hoogst wenechelgk achten
eene internationale regeling van dit onderwerp
tot stand te brengen. Nog andereleden uitten
den wensch, dat van de Nederlandsohe regee
ring het initiatief tot eene internationals
regeling moge uitgaan. Vele leden betuigden
hun leedwezen dat de regeering over dit wets
ontwerp het Nederland8oh landbouwcomitó
niet heeft gehoord. Naar het gevoelen van
enkele leden verdienen regeerings communi
que's in de dagbladen afkeuring.
De meeste leden achtten het stelsel van
open premiën aanmerkelgk beter dan het tot
nu toe gevolgde stelsel van verborgen premiëA.
ln tusschen waren er leden die liever het en-
trejót- dan het exeroise-stelsel op de fabrie
ken en de raffinaderijen hadden zien toege
past.
De gevoelens over de mate der aan deBui-
keroultnur en aan de suikerindustrie te ver-
Leenen besoherming liepen ver uiteen. Een
eerste groep betreurde de plotselinge inkrim
ping van de bescherming, terwgl een tweede
groep, op den voorgrond stellende dat zg elke
bescherming verkeerd oordeelde, de voorge
stelde maatregelen noodzakeljjk achtte wa
gens de maatregelen, in het buitenland ten
aanzien der suikerindustrie genomen.
Eenige leden zagen niet in waarom de
suikerbietenteelt wel beschermd moest worden
en andere takken van het landbouwbedrijf
niet.
Onderscheidene leden noemden de besoher
ming van de beetwortelsuikerindastrie tegen
over de rietsuiker een meten met twee maten.
In eene afdeeling werd het ontwerp doof