MIDDELRIJRGSCHE COURANT. I J N°. 257. 139e Jaargang, 1896 Vrijdag 30 October. De gemeente-flnanoiëa. Deio ooor**t verachgmt dagelijks, met oiteoedering vu Zoi- ei Fewtdagaa. Prge, per kwartaal, aoowel voor Middelburg als voor «He plaatse» ie Nederland famco p.p,,/2.-ii Afzonderlijke summers koste* 5 ce»U Vkcmoaeter. Middelburg 29 Oct^ 8 u. m 43 gr., m. 12 u. I nummer moeten de» middag» v6er" 48 gr., av. 4 u. 44 gr. F. Yerw. tam. kr. wind. AdvertentiSn voor het eeritrolgeii u m m e r moeten de» mid uur aan het bureau besorgd s AdvertentiSn20 cent per regel. Geboorte» dood- en nlle andere familieberichten en Dankbetuiging» van 17 regela 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regtll Groote lettere naar de plaats die zij innemen. AdvertentiSn bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis aan het bureau te bekomen. Axentnn. Te Terneuzen: M. de Jonge; te Rotterdam Nxjgh van Ditmar. Overzicht der wetgeving. Ruim vijf ea veertig jaren reeds bestaat 6e wer, die de samenstelling, imK-btiug en bevoegdheid der gemeentebesturen in ons land regelt. Dankbaar moet worden erkend, dat de groote staatsman, die aan hare tot standkoming den grootsten stoot gegeven heeft, mr J. R. Thorbecke, op gelukkige wijze een werk geleverd heeft, dat in de meeste opzichten getoond heeft te voldoen aan het verlangen, de wenschen en de be hoeften zijner laudgenooten. Autonomie, d. w. z. zelfstandige regeering op het eigen terrein der gemeente, vereenigd met zelfbestuur, de uitvoering der rijkswet ten door mannen, door de ingezetenen zeiven gekozen, een en ander onder controle van hooger autoriteit ziedaar het stelselhet welk de wet voor het bestuur der gemeenten aangenomen heeft, en dat, het wordt alge meen erkend, iu overeenstemming is met den aard en de gezindheid der bewoners van het land en gegrond op de traditie. Het ligt voor de band, dat die wet, wilde zij in overeenstemming blijven met den steeds voortschrijdenden geest des tijds, in enkele onderdeelen wijziging heeft moeten onder gaan. Niet de minst belangrijke wijzigin gen zijn die, aangebracht in de bepalingen betreffende de gemeentelijke financiën, en wel bepaaldeiyk in die, aanwijzende waar de gemeenten de middelen moeten vinden om in hare behoeften te voorzien. Ook thans weder is door de regeering een wetsontwerp ingediend om in die bepalingen wijziging, ingrijpende wijziging zelfs, te brengen. OnZO lOBOrO Bulleu het ono aolrar niet euvel duiden, wanneer wij voor de be spreking van een zoo belangrijk ontwerp hunne aandacht vragen. Tea einde geheel en al de strekking en de bedoeling van het ontwerp te kunnen vatten, komt ons echter een terugblik op de desbetreffende bepalin gen, die in de gemeentewet voorkwamen en thans voorkomen, wenschelijk voor- Hoe was de toestand vóór de invoering onzer gemeentewet in 1851 In krachtige trekken schetst prof. Oppenheim, de bekende autoriteit op het gebied van het Neder- landsch gemeenterecht, in zijn Handboek voor de beoefening van dat recht (bl. 75) dien aldus „Gemeente-accijnzen werden op het oogen- blik der indiening van de gemeentewet In drie vierde van de gemeenten geheven geheven door deu invloed van het gouver nement, dat de invoering op alle mogelijk* wijzen had aangemoedigd, in lijnrechten strijd met het voorschrift der derde alinea van art. 142 (thans 147) der grondwet, dat bij het invoeren van belastingen de vrije in- en doorvoer moest geëerbiedigd worden in strijd met het Kon. besluit van 4 Oc tober 1816 Staatsblad no 54), waarbij aan fie accijnzen de laatste plaats in het kader der plaatselijke belastingen was ingeruimd. Dat de gemeentebesturen gaarne het oor leenden aan den vriendelijken drang van het gouvernement, behoeft geene verwonde ring te wekken bij de gemakkelijke wijze om geld te maken, die de verbruiksbelasting bood. Ter wille daarvan sloot men het oog voor de verderfelijke werking der accijnzen bekommerde men zich niet om den druk, dien zij legden op de die voor dezen weinig merkbaar wasachtte men niet op het aanzienlijk verlies aan nationaal vermogen, dat geleden werd door het hoog bedrag, dat bij de invordering aan den strijkstok bleef hangenzag men hel zwijgend aan, dat de accijnzen de voort brenging, het vertier, het vrije verkeer fnuikten, dat zij binnenlandsche slagboomen opwierpen, tolliniën trokken om ten, die niet konden worden overschreden dan met grooten last en noemenswaardig tyd verlies." Reeds in 1851 zat de toeleg voor om te geraken tot uitroeiing der gemeentelijke verbruiksbelastingen en tot heffing van ge- meenteiyke belastingen direct op grootere schaal. „Uitroeiing der gemeente-accijnzen," zegt prof.Oppenheim,(blz. 76) „was daarom belide- streven moest, met het oog op de bepaling der derde alinea van artikel 142 der grond wet. Toch stelde de ontwerper der ge meentewet niet dadeiyk algeheele afschaffing voor. Hij achtte daarvoor den tyd niet gekomen. Het mocht met de grondwet zijn ïe rijden, in 1861 werd aan de verbruiksbelasting nog eene plaats inge ruimd in het stelsel van gemeentebelastingen. Eene zeer bescheidene plaats. Men duldde haarniets meer." In overeenstemming met dit beginsel be paalde de gemeentewet, dat de gemeente mocht heffenopcenten op de hoofdsom der grondbelasting, en wel ten hoogste 15 op die op gebouwde en 10 op die op onge bouwde eigendommen opcenten op de per- soneele belasting, ten hoogste 25opcenten op de hoofdsom van andere daarvoor vat bare rijksbelastingenhoofdelijke omslagen, en eerst daarna: belastingen op voorwerpen van verbruik. Verder belasting op de hon den, op openbare vermakelijkheden en voorts weg-, straat-, brug-, kaai-, haven- en andere gelden enz. Zoo bleef de wet tot 1865, in welk jaar Thorbecke andermaal aan het hoofd van het kabinet stond. Toen werd, op het voor beeld van België, voor goed gebroken met de heffing van belastingen op voorwerpen van verbruikwerd de laatste hand gelegd aan het gebouw, dat de gemeentewetgever van 1851 „wel met zijne gedachten, maar nog niet met zyn voorschrift" optrekken kon Het plan," zegt prof. Oppenheim, (bl. 270) „op dat oogenblik onmogelijk volledig door te voeren en daarom aanvankelijk slechts zoover het in de gegeven omstandigheden voor uitvoering ryp was tot verwezenlijking £ul/J. A»I»t, r> *JjO. J.OOt „lAwX-?, «Iw. opneming, in art. 241, van het verbod tot het belasten van voorwerpen van verbruik, behoudens de mogelijkheid, aan den wetge ver gelaten, om van dit verbod, gelyk vaD het gebod van art. 254, le zinsnede, afwij king toe te staan, als bijzondere omstandig heden krachtig voor haar pleiten, f) „De uitroeiing der gemeentelijke accijnzen schoot in de gemeentekassen een diepe bres. De wet van 7 Juli 1865 (Staatsblad no 79), die ze deed verdwynen, bepaalde daarom niet zich er toe het belastinggebied voor de gemeonten te verruimen zij bracht boven dien aan de gemeentebesturen de beschik king over vier vijfde gedeelten, als maxi mum, van de opbrengst der rijksbelasting op het personeel, in hunne gemeenten gehe ven, een afkoop van het recht om accijnzen te heffen, op welken ook niet éene gemeente zich liet afdingen, onverschillig of de nood dan neen tot volledige aanvaarding van het aanbod dwong." Tegelijk hiermede werden nog enkele wij zigingen aaBgebraebt, voornamelijk betrek king hebbende op het getal opcenten, dat de gemeenten konden heffen, waarop straks nog even terugkomen. Zoo bleef de wet tot 1885, toen, onder het tweede ministerie-Heemskerk (het mini sterie der „kleine middelen") opnieuw eene wijziging tot stand kwam. De verhouding tusschen de geldmiddelen van Rijk en gemeente had de wet van 1865 al te innig gemaakt. Staat en gemeente werden daarvan in gelyke mate de dupe. Zij hield de hervorming van het personeel tegen en suste menige gemeente in Daartegen is de fixeering van het bedrag, door den tijdelijken maatregel van 1885 be reikt, het geneesmiddel" (Oppenheim blz. 273). Waarin bestond die fixeering In plaats van de bijna ieder jaar veranderende op brengst van het vier vijfde gedeelte der rijksbelasting op het personeel (hoofdsomen centen), zou voortaan aan elke meente worden uitgekeerd ten hoogste eene vaste som, gelijkstaande met vier vijfde deelte van de zuivere opbrengst der hoofd som en ryksopcenten op de personeel e be lasting, gemiddeld over de belastingjaren 1882/3, 1883/4 en 1884/5 in die gemeente 1865 vastgestelde redactie, mogen worden ge heven opcenten op de hoofdsom-der grond belasting (en wel 40 op gebouwde, 10 op ongebouwde eigendommen)opcenten op de personeele belasting (tot obeperkt getal, doeh onder die voorwaar.iyjt i de opcenten op de grondbelasting 40 èu 10 bedragen en dat een hoofdelijke omslag worde gehe ven, die ten minste evenveel opbrenge als de opcenten op het personeel) en op andere daarvoor vatbare rijksbelastingen hoofdelijke omslagen belastingen op honden en op openbare vermakelijkheden, en verder straks bedoelde weggelden en andere rechten en loonen. Zoo luidt tot op dit oogenblik de wet. Drieërlei belastingen staat zij der gemeente toe zakelijke van het vaste goed verterings belastingen belastingen naar den maatstaf van het inkomen (Pierson, Gids 1881, blz. 27). Als vrij algemeen mag erkend worden, dat deze drie rubrieken van belastingen ïen worden gehandhaafd (Oppenheim, blz. 79.) Intusschen bleek reeds vrij spoedig, dat i in 1865 ingevoerde en in 1885 gewyzigde geling de steeds toenemende behoeften der gemeenten niet in alle opzichten bevre digen kon. Verschillende takken van be stuur eischten meer van haar, en vooral de groote uitgaven, door de Friesche gemeenten voor het armwezen gedaan, trokken de bij zondere aandacht. Het was voornamelijk met het oog op deze gemeenten, dat by de wet van 18 Juni 1892 (Stbl. no. 141) voor het eerst op de staatsbegrooting die van 1892 een post werd gebracht van f 250.000 voor onderstand aan gemeenten, die buiten zijn in alle of sommige kosten harer huishouding behoorlijk te voorzien. af aan slechts als beschouwd de tegenwoordige regeering beeft zich tot taak gesteld, eene definitieve regeling der gemeente-financiën voor te bereiden. Zien wij in een volgend opstel, hoe zij zich van die taak wil kwijteu. Daarnevens zouden, volgens de reeds iu vaat geatationneerde loodsvaartnig aan te tref fan, wanneer zjj door mist of andere oorzaken reeds westelijker geen loodsvaartnig gezien hebben. De loodavaartnigen van Gosree, Maas en Brouwershaven en van Texel hebben in het Engelsoh kanaal uitsi\itend hunnen krojspos» bjj Dnngeness, even zuo een Vlimngsche loods- schoener, doch die mag zich nimmer »van daar om de West begeven om naar de Sohelde be stemde schepen op te zoeken." De Kamer van Koophandel te Amsterdam heeft dus blijkbaar niet gelet op den van el kander verschillenden dienst der Vlissingsche loods vaartuigen. Middelburg 29 October. Thorbecke, Parlementaire redevoeringen 1864/5 blz. 805. f) Men denke aan Vlissingen, waarvoor nu #al waarnaar de gemeente-wetgever streefdeweder afwgking is voorgedragen. Iioodagelden* Men schrijft ons: In het adres der Kamer van koophandel te Amsterdam aan den minister van marine, in zake de herziening der tarieven van loodsgel den, waarvan verkort de inhoud is opgenomen in uw blad van heden (Donderdag), komt eene groote vergissing voor betreffende den dienst der loodsvaartuigen van het 6a district (Mon den der Schelde) in hetEogelsch kanaal. De loodsvaartuigen van gemeld district die. volgenB de Kamer van koophandel dikwjjlsbjj Bsachy Head, bjj de Royal Sovereigns, bjj Wicht en zelfs ten westen daarvan worden aan getroffen, om, in concurrentie met do Belgi sche loodsvaartuigen, reeds daar denaar Vlis singen bestemde ach*pen van loodsen te kun nen voorzien, behooren niet tot den vasten post bjj Dnngeness. »Het aldaar gestationeerde loodsvaartnig van het 6s district moet, ingevolge art. 8 alinea 5 en volgenden van het bjjzonder reglement op den loodsdienst in dat district, bjj dag, zoo il de gelegenheid slechts eenigszins toelaat, steeds binnen twee Duitsche mjjlen afstand van den lichttoren der Singels (Dnagenes») kruisen en bjj nacht in de nabjjheid van dien lichttoren zich ophouden, of in buitengenwone omstandigheden ankeren, onverminderd verplichting om, bg het ontdekken van sein van schepen om een loods, deze zoodra moge ljjk daarvan te voorzien. Het in het kanaal kruisende loodsvaartnig mag dezen kruispost niet verlaten, alvoren al tjjne loodsen in schepen te hebben overge geven," enz. Afgescheiden van den hierboven bedoelden vasten kruispost bg Dnngeness, bevindt zicb nog minstens éen loodsvaartnig van het district in het Engelsch kanaal, dat met op zicht tot zjjne bewegingen aan geene voor schriften gebonden is en dat, naar gelang vac omstandigheden en steeds concurreerende met de Belgische loodsvaartuigen, verder op of dicbterbjj in het Engelsche kanaal kruisende is. Gezagvoerders, naar de Wester-Schelde be stemd, zjjn dus in de gelegenheid om ziob, dikwerf bjjkans aan den ingang van het Eng. kanaal, van loodsen te voorzien, doch zjjn in ieder geval, bjjzonder# omstandigheden uitge zonderd, verzekerd bjj Dnngeness het aldaar Zooals in een deel der oplaag van ons vorig nommer werd gemeld, ia te Zurich overleden de heer mr E. J. J. B. Gremers, Minister van Staat, lid der Eerste kamer. De overledene, die den ouderdom van 73 jaar bereikte, had, zegt JHet Vad., een lange politieke loopbaan achter zich. In het tweede miniBterie-Thorbecke trad hg na den val van den heer Yan der Maesen al» minister van bui- tenlandsche zaken op, welken post hg bekleedde van 15 Maart 1864 tot het aftreden van het miniaterie-Goertsema-Van de Putte, waarin hg overging, op 1 Juni 1866. Drie jaren later koos het kiesdistrict Zuidhorn hem tot lid der Tweede kamer, waarin bjj onafgebroken zitting had tot 1891, toen de Staten van Zuid-Holland hem tot lid der Eerste kamer kozen. De heer Cremers was toen oud en zjjn gezondheid was niet sterk meer, zoodat hg in dat staatslichaam zich zelden meer hooren liet, maar in de Tweede kamer heeft hg steeds een belangrjjk aandeel aan de werkzaamheden genomen. Na de benoeming van den heer Van Rees tot gouverneur-generaal in 1883, heeft bjj eenige jaren als voorzitter met veel talent en onpartjjdigheid de werkzaamheden der kamer geleid, o. a. gedurende de debatten over de grondwetsherziening, die hem den "kamer te brengen, van net voorzitterschap onthief. Voor en na dien tjjd mengde hjj zich meermalen in het debat, niet met schitterende, maar altjjd met doorwroohte redevoeringen. De heer Cremers was een historisch en philoso- phisch ontwikkeld politicus, die helder dacht, al drukte hg zich niet gemakkeljjk uitschoon katholiek, deed hg zich steeds als onvervalscht liberaal kennen, nimmer in de strikken van het ultramontanisme gevangen. In hem ver liest de oud-liberale party een man, die in haar bloeitjjd tot haar invloedrjjkste leden be hoorde, een man om zjjn kunde en rechtscha penheid algemeen geaoht. De weersgesteldheid kenmerkte zich door zuidwesten winden, gepaard met groote droogte. De gezondheidstoestand bleef stationnai-. UIT STAD EN PROVINCIE Door don heer M. Buisman, van wiens arbeid' op botanisch gebied wjj al-meermalen melding maakten, is thans eene verzameling planten tentoongesteld bg den heer R. M. Smits, boekhandelaar alhier. Van geachte zjjde verzoekt men ons daarop i aandacht te vestigen, omdat deze uitstalling die werkeljjk verdient. De verzameling, deels buiten, deels binnen den winkel te zien, bestaat uit keurig gedroogde en tusschen papier bevestigde bladeren, bloe men, zaden, wortelen van meestal uitheemsche planten, waarvoor de heer Buisman éan en andermaal is bekroond en waarvoor hjj vele certificaten van geleerden ontvangen heeft. Men ziet er de vruchten, bloemen en bladeren van den Cacaoboom, van de Coca, waaruit men de cocaïne maakt, de Rjjstplant, de bladeren van den bekenden Eucalyptusde vruchten in natura van de Katoenplant, keurige bloemen van een Dahlia en zoo meer. Een en ander iB voor verzamelaars van natuur-producten dus eene uitmuntende gele genheid om tegen matigen prjjs fraaie bloem planten te erlangen, voor bezitters van herbaria of voor botanici eene geschikte kans om hun veizameling te verrjjken. Op de vergadering van den Nederland- schen protestantendag te Rotterdam is besloten in 1897 de jaarigksohe bgeenkomst te Mid delburg te houden. Op de Woensdag door de kolenvereeni- ging Ons maatschappelijk belang te Mid delburg gehouden jaarljjkrche algemeene vergadering bleek uit het verslag dat de vereeniging thans telt 623 leden en dat in het afgeloopen jaar de inkomsten bedroegen f 10.404.67* en de uitgaven f 10.396.09y3. Door het bestuur zjjn aan de leden geleverd On£.\ de uitgaven is oegrepen het loon, dat het bestuur en de penningmeester volgens het reglement en besluit der leden mogen genie- Er is dus een goed Blot van f 8.58. Had het bestuur, met verkrachting van het regle ment, gratis zjjne diensten verleend, dan zou natuur)gk, zegt het verslag, het goed slot nerkeljjk hooger zjjn, ten voordeele van de kas der vereeniging. Maar men meende dat dit niet mocht gesohieden. Den off. van adm. 2e kl. T. Akkerman is, wegens langdurig verbljjf in de tropen, vergunning verleend uit Oost-Indië naar Nederland terug te keeren. Bjj kon. besluit is aan H. C. Boelhouwer, op zjjn daartoe gedaan verzoek, ontslag verleend als notaris te Watergraafsmeer; is tegen 1 Nov. benoemd tot eersten klerk bjj het kabinet der koningin, jhr J. E. C. van der Willige von Schmidt auf Altenstadt, thans tweede klerk bg dat kabinet; is eervol ontslag verleend aan jhr O. J. A. Repelaer van Driel als rjjksingenieur voor de spoorwegen, en aan B. P. Bilheimer als districts-inBpecteur der spoorwegdiensten, en benoemd tot rgksiegenieui voor de spoor wegen B. P. Bilheimer voornoemd is de officier van gezondheid 2e kl. op non activiteit, dr H. C. WierB, van het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, op pensioen gesteld ad f 1125 'sjaars; en is aan den commies der telegraphie Sj kl. F. J Gentis, tegen 1 Jan., op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend uit 'arjjks dienst. De adelborst der 3de klaRae by hetKonink- ljjk Instituut voor de Marine te Willemsoord, A. C. Nanning, is tegen 1 Nov., op verzoek, eervol van die inrichting ontslagen. Tot commies ter direotie der registratie er» domeinen te Leeuwarden is benoemd J. A. van der Scheer, thans Burnumerair der regi stratie en domeinen te Deventor. De mail uit Oosl-Iudië, Woensdag ontvangen, loopt tot 29 September. Hot verslag omtrent de voornaamste ge beurtenissen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, loopende van 13 tot en met 19 Sept., bevat de mededeeling dat de patrouilles voortdurend de verschil lende Moekims bezochten, zonder ernstig be schoten te worden. Verschillende hoofden boden hunne onder werping aan. Ter Westkust kwamen de vroeger medegedeelde voornemens van de familieleden van den vermoorden roover Nja Dalam om zich te wreken tot uitvoering bjj gelegenheid van een huwelijksfeest van T. Angkoep, hoe- loebalang van Laboean Hadji, met het gevolg dat vjji lieden van Tampat Toean werden verwond. Bjj kon. beslnit is goedgekeurd dat dn er A. Bruggeman, burgemeester van de ge. meente Baarland, ia benoemd tot secretaris dier gemeente. In de Woensdag middag te Coljj ns« plaat gehouden raadsvergadering is het subsidie van het burgerljjk armbestuur voor 1897 nader vastgesteld op f 275. Verder werd de gemeentebegrootirg vastge steld op f 13.781.39 met een post voor onvoor ziene uitgaven van f 254.57. Hoofdstuk onderwijs bedraagt f 5080. Besloten werd eene oproeping te doen voor een onderwjjzer ter voorziening in de vacature, die ontstaan zal doordien de heer J. Verhuist wgens voortdurende ongesteldheid tegen 1 November eervol ontslag heeft aangevraagd uit zjjne betrekking. De begrooting der gemeente ZierikzeO is in ontvang en uitgaaf vastgesteld op f 133.028.03. de laatst gehouden examens voor kommies bjj 's rjjks directe belastingen is o. geslaagd de heer Corn, de CouBemaeker te Philippine. Burg. en weth. van Philippine heb ben Woensdag publiek verpacht het recht tot het heffen van tolgeld in de kom der ge meente over 1897. De heer Ph. van Hurok, herbergier aldaar, is voor de som van f 260 pachter geworden. Dit jaar bracht het 215 gulden op. In de jl. Maandag te IJzendjjke ge» houden raadsvergadering werd naar men ons meldt door den voorzitter het eerst aan de orde geBteld de onlangs reeds behan delde herziening der instructie van den ge meente-geneesheer, waarover destjjds in som mige bladen nog al ophef is gemaakt. Ditmaal werd daarover heel kalm gediscussieerd. De heer Hendrikse vond het onnoodig artikel 1, .bepalende dat de Raad den geneesheer be noemt en ontslaat, te veranderen. De voorzitter vond de inlasscbingdat de Raad niet ontslaat dan op verzoek en in ge val van plichtverzuim, gewensebt ter voor koming van willekeur, niet omdat bg willekeur

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1896 | | pagina 1