MIDDELRIRGSCHE COURANT.
N°. 228.
139® Jaargang.
1896
Zaterdag
26 September.
Voorheen en thans!
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland fruoo 2.^a;
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
TheriioH ete*.
Middelburg 25 Sept. 8 u. vm, 50 gr., m. 12 c.
55 gr., av. 4 u. 53 gr. F. Yerw. Z. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór ééas
uur aan het bureau bezorgd zjjn.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en -
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regelt
Groote letters naar de plaats die zy innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeetige
voorwaarden. Prospeotuasen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Ifestea,
Te ZierikzeeA. C. de Mooij, te TholenW.
A. vak Nieuwen huijzbn.
Het lag voor de hand dat de minister vaD
koloniën in de Tweede kamer ten volle zou
instemmen met bet idee om een principieel
debat over Atjeh te verdagen tot bij de
behandeling der begrooting voor koloniën
een idee dat evenzeer alle reden van bestaan
had, nu in de Eerste kamer de minister
verzekerde, dat hij nadere voorstellen uit
Buitenzorg te gemoet ziet.
Onze vertegenwoordiging, en met haar de
gansche natie, wacht nu maar op de onthul
lingen en de voorstellen die komen zullen.
Als zij komen en als zij ons worden ge
openbaard
Om wettige of niet te wettigen redenen
blijft vaak veel nog verborgen, en zoo kan
het nu ook zijn.
Middelerwijl heeft de Tweede kamer zich,
bij gebrek aan hoofdzaken, bepaald tot op
merkingen omtrent geruchten die men kon
aannemen dat geheel óf uit de lucht gegre
pen óf sterk overdreven waren, zooals dat
over het mishandelen van lijken en het
houden van beschouwingen, gelijk de heer
Rutgers er een leverde, die men evengoed
achterwege had kunnen laten.
Maar als nu straks de mail ons brengt
wat de minister verwacht, dan vreezen wij
toch nog even wijs te zullen zijn als nu.
Het officieele licht verspreidt niet veel klaar
heid dat ligt trouwens voor de hand. Een
officieel persoon mag en kan niet alles aan
de groote klok haDgen en omzichtigheid
is voor hem eene eerste plicht.
Zijne meeningen zijn voor ons vaak even
groote raadselen als het oordeel van des
kundigen, die meermalen elkaar tegenspre
ken, zoodat ons brein meer en meer wordt
verbijsterd.
Dit geldt vooral voor de zaken in Atjeh.
Daarom was het voor ons eene verademing
over die treurige geschiedenie een kalm be
toog te lezen, geschreven door een man,
niet militair en geen partijman in die Atjeh-
zakeniemand, wiens naam een goeden
klank heeft als van een eerlijk en bekwaam
persoon, die tevens door zijne vroegere be
trekking en zijn verblijf te Penang kan ge
rekend worden op de hoogte der zaken te zijn.
Het is de bekende heer J. A. Kruijt, oud-
consnl-generaal der Nederlanden te Penang,
die een eenvoudig boekje schreef over den
Atjeh-oorlog, waarin een kort overzicht vaD
oorsprong, verloop en gevolg van dien krijg
wordt gegeven.
Dat boekje verdient de aandacht en is
waard door het algemeen gelezen te worden.
De oorsprong van dien kryg is velen ont
gaan of anderen geheel onbekend.
Aan den loop der gebeurtenissen in die
twintig jaren mag nog wel eens herinnerd
worden.
En het gevoelen van den heer Kruijt hoe
er gehandeld moet worden, verdient stellig
wel de aandacht.
Den oorsprong willen wij aan de hand
van den heer Kruijt nog eens terugroepen
in bet geheugen van alleD, die daaromtrent
niet meer goed op de hoogte zijn, en mee
deden ter onderrichting van hen die daar
over verkeerde begrippen koesteren.
Het eerst dat de Nederlanders met de
Atjehers kennis maakten was in 1599. Yeel
hebben wij met hen doorgemaakt, nu eens
als bondgenooten, dan als vijanden. Na
tuurlijk dat Engeland daarbij zich ook deed
gelden en ons veel kwaad heeft gedaan. In
1824 werden de geschillen tusschen Albion
en ons geregeld bij tractaat, waarin werd
bepaald dat wij voor voldoende veiligheid
voor handel en scheepvaart zouden zorgen,
zonder dat Atjeh hierdoor iets van zijne
onafhankelijkheid zou mogen verliezen. Uit
die overeenkomst kwamen allerlei moeilijk
heden voorttelkens kwamen klachten van
vreemde mogendheden, wier onderdanen door
De minister noemde toch het bekende
verhaal omtrent kapitein Janssen beslist onwaar
en uitte, op grond van een ontvangen tele
gram, het vermoeden, dat te Sibreh de hoofden
van twee Atjehers zjjn gevallen, toen onze
soldaten met sabel of kapmes de steken, die
zij nog trachtten toe te brengen, afweerden,
en dat het hoofd van den troep, die Nja
Makam in zjjne versterkte kampong overviel,
ten onrechte heeft gemeend, dat hjj het bewjjs
moest leveren van de identiteit van dien be
dachten Atjeber.
Atjehers waren beroofd of omgebracht. Wij
moesten dan schadeloosstellingen en genoeg
doeningen regelen met een onwillig bestuur,
steeds met groote voorzichtigheid en zonder
tot anderen drang, dan hoogstens bedreigin
gen te kunnen overgaan. Van dun anderen
kant waren de grenzen van Atjeh niet be-
hoorlyk aangeduid en ontnamen wij het
streken die de Atjehers beweerden dat hun
toebehoorden.
Na veel gescharrel" zoo zegt de heer
Krujjt »sloten wy in 1857 een tractaat van
vrede en vriendschap met Atjeh, waarbjj van
beide zyden van alle vroegere aanspraken en
vorderingen werd afgezien. Dit scheen den
toestand te zullen verbeteren, doch onze ves
tiging op de Oostkust van Sumatra, waar nu
de bloeiende tabaksdistricten zjjn, waarop de
Atjehers aanspraken deden gelden, wekte op
nieuw hun haat tegen ons op. Steunende op
het tractaat van 1824, meenden zy nog steeds
op bescherming van Engeland te mogen
rekenen en namen zy tegenover ons eene
uitdagende, beleedigende houding aan.
Zoo stonden de zaken nog, toen in 1871
tusschen Engeland en Nederland een nieuw
tractaat gesloten werd, waarby dat van 1824
gewyzigd werd en wy vrjjheid van handelen
kregen op geheel Sumatra en dus ook in Atjeh.
Onze bedoeling was toen met Atjeh een
nieuw tractaat te sluiten; en werkelijk kwamen
Atjehsche gezanten daartoe naar Riouw over,
doch al spoedig bleek het, dat deze gezanten
te Singapore heimelijk pogingen aanwendden,
om de hulp van vreemde mogendheden te
verkrijgen. En in Maart 1873 kreeg deNeder-
landsch-Indische regeering de bewyzen in
handen, dat er werkelyk een overeenkomst
tusschen Atjeh en een der mogendheden
stond gesloten te worden, waarby het eerste
afstand van grondgebied en andere voordeelen,
tegen hulp ingeval van oorlog, toezegde.
Onze onmiddellijke tusechenkomst, zoo wy
onze suprematie op Sumatra wenschten te
behouden en ons voor latere verwikkelingen
wenschten te vrjjwaren, werd hierdoor ge
biedend geëischt. Er moest gehandeld worden.
Wy moesten van twee kwade wegen nu den
besten kiezen, öf vreemde tueschenkomst in
Atjeh onmogelijk maken óf ze ons, met harp
gevolgen, laten welgevallen; onze regeering
koos den eersten.
Dadeljjk werd eene sterke afdeeling land-
i zeemacht, met den regeermgB-commissaris
F. N. Nieuwenhuyzen van Java naar Atjeh
gezonden, om voldoening te vragen voor de
laatste handelingen en waarborgen te eiscben
voor de toekomst. Zy werden niet verkregen
en de oorlog werd verklaard."
Na deze herinnering aan het ontstaan van
den oorlog volgt de heer Kruijt den loop
daarvan; van de eerste, mislukte, expeditie
en blokkade, van April tot December 1873
de tweede expeditie van December 1873 tot
April 1874, waarbij de Kraton door ons
werd genomen, die daarna Kota Radja werd
geheetende verrichtingen van generaal
Pel, van April 1874 tot Maart 1876de
periodes onder de generaals Wiggers van
Kerchem en Diemont, van Maart 1876 tot
Juni 1877het bestuur van generaal Van
der Heijden, van Juni 1877 tot April 1881;
de scheepvaartregeling, waartoe in 1892
werd besloten en die toen geleidelijk werd
ingevoerd den achteruitgang onder de civiele
gouverneurs Pruijs van der Hoeven en
Laging Tobias, van April 1881 tot Septem
ber 1884. Laatstgenoemde, wiens adviezen
niet werden opgevolgd en onder wiens bestuur
de beruchte ÏVz'sero-kwestiede stranding van
een schip op Tenom in November 1883
waarbij voor losprijs der bemanning 100.000
moest betaald worden, de moeilijkheden
kwam vergrooten, nam zijn ontslag, reeds
vroeger door hem verzocht, en trad in
September 1884 af.
Vervolgens beschrijft de heer Kruijt de
blokkade en concentratie onder den Civiel
en Militair Gouverneur Demmeni, van Sep
tember 1884 tot December 1886de politiek
onder generaal Van Teynde blokkade en
poging tot herstel van het sulfanaat, van
December 1886 tot April 1891het kortston
dig bestuur onder kolonel Pompe van Meer-
dervoort, van Mei 1891 tot Januari 1892:
de politiek en het beleid van generaal Deij-
kerhoff, van Januari 1892 tot April 1896
om te besluiten met zijn gevoelen omtrent
hetgeen de Atjeh-oorlog ons leert, en hoe
er verder gehandeld moet worden.
Het zou ons te ver voeren, wanneer wij
van dat alles zelfs een uittreksel wilden
geventrouwens dat is onze bedoeling ook
niette minder waar het zeer lezenswaar
dig, los en aangenaam geschreven boekje
door zijn geringen prijs onder ieders bereik
valt. In deze dagen van algemeen her
nieuwde belangstelling in Atjeh is dit werkje
voor allen, die ge 3D tijd en lust hebben,
gioole boeken te lezuh, een uitstekend mid
del om, aan de hand van een onpartijdig
en der zake kundig man, gebeurtenissen te
doorloopen, die aan ons land al zooveel leed
berokkend en zooveel geld gekost hebben.
En de heer Kruijt geeft daarvan een over
zicht zoo eenvoudig, zonder eenige aanstel
lerij, zonder scherp te zijn tegenover eenig
persoon, dat men in hetgeen by zegt dade
lijk vertrouwen stelt.
Zijn conclusie zij hier nog in 't kort onzen
lezers onder de oogen gebracht.
Volgens zijn meening leert de geschiedenis
van den Atjeh-oorlog
dat de moed, volharding en toewijding
van leger en vloot boven allen lof verheven is
dat alle pogingen om de Atjehers tot
onderwerping te dwingen, aanvallend of
afwachtend, zyn mislukt, niet omdat éenig
stelsel op zich zelf niet deugde, maar omdat
geen enkele maatregel consequent is door
gevoerd en volkomen tot zijn recht is kunnen
komenomdat tusschen de verschillende
maatregelen dikwijls geen verband bestond,
omdat er, in 't kort, meestal éene groote
leidendealles omvattende gedachte ontbrak
dat zelden tusschen de regeering hier, te
Buitenzorg en het bestuur in Atjeh volkomen
overeenstemming van denkbeelden omtrent
de aan te wenden maatregelen en dus
krachtige samenwerking bestond
dat de rapporten uit Atjeh veelal blijk
geven van een ongeloofelijk optimisme
groote lichtgeloovigheid, overschatting van
eigen resultaten en onderschatting van den
vyand
dat wy staan tegenover een dapperen,
gedetermineerden, aaneengesloten vijand, die
aan groote geslepenheid en volharding
grooten nationalen trots en onverdelgbaren
haat tegen den indringer paart.
Dit alles nagaande, behoort de regeering
de richting vast te stellen, waarnaar verder
in Atjeh zal worden opgetreden, zich te
overtuigen dat de gouverneur van Atjeh
daarmee volkomen instemt en mag daarvan
in hoofdzaak niet worden afgeweken.
En die richting is, naar de meening van
den heer Kruijt erkenning van den oorlogs
toestand; vasthouding aan denu eenmaal
ingenomen, stelling in Groot-Atjeh met ac
tieve verdediging en, in verband daarmede,
consequentekrachtige toepassing der scheep
vaartregeling, billijk doch onverbiddelijk ge
streng.
Voor dit laatste is eene doelmatige, vol'
doende scheepsmacht onmisbaar.
Wij hebben na de lezing van hetgeen de
heer Krnijt, een handelsman, die de zaken
uit een meer practisch, onbevooroordeeld
oogpunt beschouwt, schreef, de overtuiging
dat, wanneer onze regeering dien weg
consequent liet bewandelen, de Atjehoorlog
veel minder offers zou eischen, met veel
beter en veel gunstiger resultaat te voeren
zou zijn en spoediger geëindigd zou wezen,
En de ervaring der laatste jaren is daar
om te bewyzen dat de heer Krnijt geen
ongelijk heeft.
By kou. besluit:
is b8Boemd tot directeur van 's Rjjks
Prentenkabinet te Amsterdam dr. C. Hofstede
Groot, thans onderdirecteur van het Ko-
ninklyk Kabinet van Schilderyen te 's-Gra-
venhage, uit welke laatstgenoemde betrekking
jj eervol werd ontslagen
is aan mr. L. Serrurier, op zjjn verzoek,
eervol ontslag verleend als lector aan de rijks
universiteit te Leiden
is aan den luit. t/z 2e kl. L. A. F. E. Peltzer,
op zyn verzoek, eervol ontslag uit den zee
dienst verleend
is benoemd tot ontvanger der invoerrechten
en accjjnzen en van den waarborg en de be
lasting der gouden en zilveren werken te
Gravenhage, E. A. Tissot van Patot, ont
vanger te Dordrecht c. a.
is de officier van gezondheid 2e kl. J. W.
van Rjjn, van het persjneel van den geneesk.
dienst der landmacht, gedetacheerd by de
landmacht in W.-I., voor den tjjd van twee
jaren, de heen- en terugreis daaronder be
grepen; en
is de commies by het departement van ko
loniën R. P. van den BobcÏj, op zyn verzoek,
igecs physieke ongeschiktheid, eervol uit
lands dienst ontslagen, met toekenning van
den titulairen rang van hoofdcommies.
Middelburg 25 September.
Door den minister van oorlog is een maat
regel voorgesteld, die zeker by officieren in
stemming zal vinden.
Tot nu toe moeten de officieren van de
infanterie van hun geenszins ruime trakte
menten die, niettegenstaande de belastingen
stegen of werden uitgebreid, sedert '81 geen
vermeerdering hebben ondergaan, bydragen in
de kosten der muziekcorpsen bjj hun regimenten-
Deze bydragen zyn nu wel zoogenaamd vrjj
willig, doch worden eenvoudig ma ndeljjksop
bun tractement ingehouden.
Terecht overtuigd van het min billy ke
van dezen, toestand, wil de minister de
officieren van die inhouding vrjjstellen en uit
's rjjks kas verhoogen de toelage aan de
muziekorpsen der infanterie, waardoor het
muziekcorps der grenadiers en jagers een ver-
hooging zal krjjgen van f 2730 en de aoht
regimenten infanterie te zamen f 10.920.
UIT STAD EN PROVINCIE
Op 25 Januari 1896 ontstond, uit de van
vele zyden ernstig gevoelde behoefte aan
samenwerking op hot gebied van de vakoplei
ding de Vereeniging tot bevordering van de
vakopleiding voor handwerkslieden in Neder
land.
Die vereeniging heeft ten doel verbetering
en uitbreiding van de vakopleiding voor onzen
handwerksman, ten einde hem tot een hooger
moreel en intellectueel standpunt op te heffen.
Correspondeerend lid te Middelburg
is de heer Ghr. Geldof, directeur der ambachts
school.
Binnen eenige dagen zullen aan de inge
zetenen, van wie verwacht mag worden dat
zy in bovengenoemde vereeniging belang
stellen, circulaires worden aangeboden met
verioek de jeugdige vereeniging te steunen.
Het lidmaatschap kost f' 1 per jaar, terwjjl
donateurs minstens f 2.50 per jaar of in eens
f 50 moeten betalen.
In het Schuttershof alhier werd Don
derdag avond eene openbare vergadering ge-
honden, waarin mevr. W. Drucker uit Amster
dam een voordracht hield over »verboden onder
zoek naar het vaderschap."
De kleine zaal, waar de spreekster optrad,
was tamelyk gevuld met een gemengd publiek.
Door de passagiers der Regentesdie
Donderdag middag te Vlissingen aan
kwam, is, volgens de VI. Crt., 121/., pond
sterling bijeengebracht ten behoeve van de
stokers, die gedurende het ongeval, aan
genoemden bodem overkomen, bjj de herstel
ling der schade zich zoo werkzaam toonden.
87 passagiers maakten de reis mede.
Bjj kon besluit is herbenoemd tot kanton
rechter plaatsvervanger in het kanton Goes
G. H. van der Meer Mohr.
- Volgens nader bericht nit I e r s e k e
zou schipper D. K., van wiens ongeluk te
Antwerpen in ons vorig nommer melding werd
gemaakt, waarschynlyk Dinsdagmorgen, en
wel in de sluis te Willebroek, verdronken
zyn. De knechts werden om half zes ge
waarschuwd, dat er om half drie iemand te
water was geraakt. Die kennisgeving kwam
vrjj laat. Spoedig werd bet lyk opgevischt,
waarop nog f 40 gevonden werd, doch de
portemonnaie was verdwenen. Uiterljjke tee
kenen van geweldpleging waren niet te
bespeuren.
Tot secretaris van Tholen is benoemd
de heer P. Laban.
Naar men ons uit Bruinisse meldt,
is Woensdagmiddag, tengevolge van den
he eigen storm, een vaartuigje met suikerbieten
van Sint Philipsland naar Bergen op Zoom,
in de Eendracht omgeslagen en met een
man, zittende op het vlak van den bodem,
drjjvende gezien. Of er meer personeel aan
boord was en de opvarenden gered zyn, was
nog niet bekend.
De AmliaclitischooK
Heden middag had in het eigen gebouw der
Vereeniging de Ambachtsschool te Middelburg
de gewone jaarlyksche bevordering der leer
lingen plaats.
De daartoe belegde vergadering werd ge
presideerd door den heer L. K. van der Harst
en by gewoond door den heer jhr mr W. M.
de Brauw, commissaris der koningin in Zeeland,
beschermheer der vereeniging.
l)e opkomst van belanghebbenden of belang*
stellenden was niet groot.
Nadat de voorzitter de aanwezigen had wel
kom geheeten en medegedeeld had dat de
eere-voorzitter, de heer jhr mr L. Schorer,
volgens bericht, verhinderd was tegenwoordig
te zyn, werd door hem voorlezing gedaan van
de rapporten, ingeleverd door de jury's, die
de gemaakte werkstukken der leerlingen in
de verschillende klassen hadden beoordeeld.
Het waren: voor het timmerwerk de heeren
H. P. van de Ree, bestuurslid, voorzitter, W.
P. van Pagé en W. A. van dor Harst en voor
het smidswerk de heerenR. J. de Munck,
bestuurslid, voorzitter, M Plujjmers en P.Geldof.
B!jjken8 die rapporten hadden de onder
scheidene leerlingen veel geprofiteerd van de
gegeven lessen. Met de jury bracht het bestuur
daarom hulde aan den directeur en de onder-
wjjzers, tevens ook dank aan de leerlingen,
terwjjl ook aan de belangstellenden, in het
bjj zonder aan de loge La compagnie durable,
dank gebracht werd voor den weder verleenden
steun.
Hierna deelde de voorzitter mede dat be
vorderd zyn
Vsn de eerste naar de tweede klasse:
de timmerlieden J. Botting, G. A. Compeer,
P. Koole, P. Krjjger, A. P. Lorier, J. M. van
Nieuwenhuyzen, J. P. van Riel en J.N. de Witte;
en de smeden J. H. Ackermans, N. C. Hilder-
nisBe, R. E. Kampman, P. J. C. van Meeren-
donk, J. de Mujjnck, J. Stroo en J. P
Timmerman.
Van de tweede naar de derde klasse
de timmerlieden A. BeBuyen, H. P. Entink,
J. Jongepier, H. J. Lucas en J. B. A. van Miert;
en de smeden J. A. Dekker, J. W. F.FranBO
en J. M. Remjjn.
Mededeeling werd daarop gedaan van de
uitspraak der jurys.
Eerst wat de timmerlieden betreft.
In de d e r d e of hoogste klasse was opge
geven een dakkozyn met raam en overste
kende kap met verdere betimmering voor de
aansluiting van een dakschild.
Negen leerlingen namen aan het pryswerk
deel. De pryzen werden toegekend aan J. G.
Stasse, die een rolmaat met waterpas, en J.
A. Baljeu, die een veerploeg verkreeg.
In de tweede klasse was aan 5 leerlin
gen opgedragenhet vervaardigen van een
deur met onder- en bovenpaneel. Den eersten
prjjs, een Amerikaansche schaaf, verkreeg J.
B. A. van Miert; den tweeden, een bossing-
schaaf, J. Jongepier.
De leerlingen der laagste klasse moesten
hnnne bedrevenheid toonen in de vervaardi
ging van een kozjjntje met raam. Den eersten
prjjs, een reeschaaf, verkreeg A. P. Lorier, ett
den tweeden, een booromslag met kuikens, J.
N. de Witte.
In de tweede plaats wat de smeden
aangaat.
De eenige leerling der derde klas had
een eenvoudig vuurscherm te vervaardigen.
Het was J. Th. Adriaansen en bjj kreeg een
snjjdyzer.
Voor de tweede klasse was het Werkstuk
een gevelanker. Drie leerlingen maakten hei
en W. J. F. Franso werd bekroond met een
drilboor.
De leerlingen der laagste klasse, ten
getale van 1, moesten oetenstukken ih het
pas- en vlakvjjlen maken. De eerste prys, een
drilboor, viel ten deel aan J. Stroo, de tweede»
een bankhamer, aan P. J. C. van Meerendonks
De prjjzen werden door dbn Gommiflsa->
ris der Koningin Uitgereikt, die verklaarde
dit gaarne te doen. Hjj Wenschte de prjjs-
winners geluk en wekte hen op tot voortgaan
op den ingeslagen weg.
Ook het bestuur voegde daarbjj zjjn geluk-
wenscben.
Verder werden door den Commissaris der
Koningin nog de pryzen uitgereikt voor ge
trouw schoolbezoek, in verband met gedrag,
vljjt en vorderingen.
Zy vielen ten deel aan J. A. Baljeu, P. Rejj-
nierse, J. P. Timmermans en P. H. van Mee-
rendonk. Respectievelijk verkregen zy een
waterpas, een duimstok, een rolmaat en een
diktemaat.
Het getuigschrift wegens volbrachten leer-
tjjd werd uitgereikt aan de timmerlieden A.
F. Augustyn, J. A. Baljeu, A. L. J. Goethals,
C. J. L. van der Harst, W. Gort, A. M. Jochem,
C. Polet, J. G. Stasse en P. Rejjnierse.
Na die uitreiking wenschte de voorzitter
de leerlingen, die ihans de school gaan ver
laten, geluk met den volbrachten leertjjd en
uitte bjj de hoop, dat zy goede vruchten zullen
trekken van het hier ontvangen onderwys,
dat een grondslag is waarop voort gebouwd
moet worden. Hjj wenschte hun het beste
bjj hunne intrede in de maatschappij en be
sloot als volgt»Het ga u dan allen wel I
Beschaam onze verwachtingen niet 1 Dan vinden
wjj daarin de belooning voor den tyd, dien
wy aan uwe belangen opofferen."
Ook de heer De Brauw sloot zich hietbjj
OOM