iMIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 215.
1398 Jaargang.
1896
Vrijdag
11 September.
Kerk of Kermis?
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Pr§a, per kwartaal, aoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Vhemonetei.
Middelburg 10 Sept. 8 u. vm. 67 gr., m. 12 c.
tl gr., av. 4 u, 65 gr. F. Verw. Z. O. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten dos middags vóór éét»
uur aan het bureau bezorgd zjj*.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en -
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel!
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Ageatea.
Te ZierikzeeA. C. de Mooij, te TholenW.
A. van Nteuwenhuijzen.
Die kwestie heeft dezer dagen in Hillegom
heel wat gemoederen in beweging gebracht
en een schrijflustig correspondent stof ge
leverd voor berichten, die, achteraf gebleken,
meer van groote eenzijdigheid dan van
onpartijdigheid en waarheidszin getuigde.
Hij maakte zich zelfs ongerust dat er
wanordelijkheden zouden plaats hebben.
Volgens zijne lezing had Zondag de
predikant der Nederduitsch Hervormde ge
meente 's avonds godsdienstoefening willen
houden, de burgemeester dientengevolge de
Zondagswet willen toepassen, zoodat de
kermis, in plaats van te vier uren, eerst te
half acht zou kunnen beginnen.
Daarover was het publiek misschien
de berichtgever wel in de eerste plaats
zeer ontstemd, en men vreesde voor uitingen
van ontevredenheid. De militaire macht te
Haarlem was gewaarschuwd, om zoo noodig
hulp te verleenen.
Br is echter niets gebeurd van al wat de
berichtgever, die niet nalaten kon eenige
onaangenaamheden te zeggen aan het adres
van den betrokken predikant, beweerde dat
gevreesd werd.
De Zondag is kalm verloopendank zij
den tact van dien predikant, die besloot
geen kerk te houden.
Maar die inschikkelij k heid heeft ook,
dunkt ons, hare bedenkelijke zijde.
Volgens zijne eigen verklaring heeft de
heer A. van Veen zoo heet de Hillegom-
sche prediker eene eigenaardige opvatting
van de kermis. Volgens hem behoort deze
in haar geheel niet tot de openbare
vermakelijkheden, maar is zij uit kracht van
haar wording en historie veeleer een soort
van jaarmarkt, met vermakelijkheden ge
paard daarom zonden zijns inziens de
tenten van poffertjes en snuisterijen enz.
gelijk gesteld moeten worden met de
winkels in gebak, herbergen enz., die voor
't meerendeel des Zondags openstaan en
o p e n 1 ij k handel drijven onder en buiten
de godsdienstoefeningen.
De bargemeester was echter van een
ander gevoelenhij wilde de Zondagswet
toepassen als er 's avonds godsdienstoefening
werd gehouden maar hij vreesde dien
tengevolge voor wanordelijkheden.
Om nu alle moeilijkheden te voor
komen, werd de kerkdienst nïet gehouden,
de kermis wèlterwijl dit dient ter
meerdere rechtvaardiging van den predikant
nog te worden opgemerkt deze in de
onmogelijkheid was 's ochtends of 's mid
dags voor zijn gemeente op te treden.
Naar onze meeniDg had een dergelijke
regeling niet moeten plaats hebben. De
heer Van Veen deed waarschijnlijk goeden
christelijk met toe te geven, maar hem had
de vrijheid moeten gewaarborgd zijn om kerk
te houden en de zekerheid dat hij daarin
niet belemmerd zon worden. Het niet houden
van kerk had zelfs geen oogenblik een punt
van overweging mogen zijn.
Wij, die hoogen prijs stellen op elks vrij
heid om al dan niet kermis te vierenwij,
die ons steeds verzetten, wanneer men van
andere zijde allerlei eischen doet hoor en,
die de vrijheid belemmeren en dwang willen
opleggen, wij meenen dat juist op grond
van recht en rechtvaardigheid eene gods
dienstoefening niet mag en niet behoeft nage
laten te worden, uit vrees voor wanordelijk
heden, te plegen door hen die de kermis
verkiezen boven een kerkgang.
De Hillegomsche predikant had, volgens
zijn beweren naar gewoonte, Zondag
avond kerk moeten houden en de burge
meester had zijn plicht moeten doen en
de Zondagswet toepassen.
Zoo geeft deze eigenaardige kwestie van
zelf aanleiding om nog eens terug te komen
op een meermalen door ons behandeld on
derwerp de handhaving van een verouderde
wet.
Vreemd zon men opzien, wanneer zij in
haar volle kracht nog eens werd toegepast.'
Wanneer dan ook een burgemeester als die
te IJlst van zijn recht daartoe gebrnik
maakt, slaat menigeen de handen van ver
bazing in elkaar. Het zijn dan ook dwaze
dingen, waartoe zulk een wet iemand recht
geeft-
Toch is dit, naar ons gevoelen, een on
gezonde toestand.
Een wet is er, en dan most zij toegepast,
of zij dient opgeheven te worden, wanneer
hare bepalingen niet meer passen in dezen
tijd.
En juist omdat dit laatste met de Zon
dagswet het geval is, zou die toepassing
zoo gewenscht zijnmen kwam dan van
zelf tot de overtuiging, dat zij hoe eer hoe
beter moet verdwijnen.
Omdat in menige groote stad de handel
op Zondag onmogelijk kan stilstaan, wat in
Amsterdam sommigen reden tot klagen geeft,
ziet men daar veel door de vingers, en
laat men de wet van 1815 rusten. Alleen
de wielrijders hebben het onlangs in de
hoofdstad moeten ontgelden wielerwedstrij
den werden verboden, met dit gevolg dat
het niets gaf dan een dwaas figuur van de
handhavers der wet, omdat de plaatsen, waar
men die concoursen verder hield, tot socië
teiten werden gepromoveerd.
Het was de Amh. Crt, die dezer dagen
nog eens wees op een antiquiteit als de
Zondagswet en daarbij herhaalde wat wij
almeermalen opmerkten, maar dat toch nog
wel eens in herinnering gebracht mag
worden.
Geen mensch, en allerminst een vertegen
woordiger in onze Kamer denkt er aan om,
zooals in de jaren 18581864 o. a. mr Van
der Linden deed, op afschaffing van die wet
aan te dringen.
„De groote fout van het versleten wetje
is," merkt de Amh. Crt terecht op, „dat het
op een onjuist beginsel berust; het behar
tigt geen maatschappelijkmaar een kerkelijk
belang, De considerans zegt het onomwon
den -. „„Alzoo wij in overweging genomen
hebben de noodzakelijkheid om op het voet
spoor onzer godsdienstige voorvaderen, die
daarop steeds den hoogsten prijs stelden,
de pligtmatige viering van den dag des
Heeren en andere dagen den openbaren
christelijken godsdienst toegewijd, door een
parige en voor de geheele uitgestrektheid
der Vereenigde Nederlanden algemeen wer
kende maatregelen te verzekeren.""
„'tls mogelijk, dat men in 1815 meende
het recht te hebben te dwingen tot „plicht
matige viering van den dag des Heeren en
andere dagen, den openbaren christelijken
godsdienst toegewijd"; thans is dit anders.
Geen regeering zou thans daartoe de be
voegdheid gevoelen, geen Vertegenwoordi
ging zou zich daarmede kunnen vereenigen.
Wie den dag des Heeren wil vieren, hebbe
daartoe de vrijheid, doch dezelfde vrijheid
zij gegund aan hem, die daartoe geen roe
ping koestert."
Juist. En in Hillegom is, trots de Zon
dagswet, of volgens den heer Van Veen,
juist ter wille van de Zondagswet, op die
vrijheid inbreuk gemaakt. De wet wordt
dus zelfs bedenkelijk voor hen, voor wie zij
in het leven is geroepen.
Dat door die wet een onbillijkheid wordt
begaan tegenover de katholieken, die tal
van andere feestdagen hebben, toch ook
gewijd aan de plichtmatige viering van den
openbaren Christelijken godsdienst, zooal3
zij dien belijden, ligt voor de hand.
Over de Israëlieten en hun Sabbath zullen
wij maar niet schrijvenonze voorvaderen
en velen van den tegenwoordigen tijd even
eens, hebben het dwaze idee dat bij derge
lijke zaken met hen geen rekening gehouden
behoeft te worden.
Gelijkheid voor de wet op dit punt kenden
de makers der wet van 1815 niet, en daar
om, al mogen zij het goed bedoeld hebben,
de vrucht van hun arbeid draagt het ken
merk van een fariseïame, waarvoor we ons
moesten schamenwij zeggen dit de Amh.
Crt met volkomen instemming na.
De wet is bovendien zoo onbeholpen van
maaksel, zoo volkomen niet meer in over
eenstemming met de eischen van het moderne
leven zij werd geboren in een tijd, dat
er geen spoorwegen en stoombooten waren,
dat men haast geen koffiehuizen en bijna geen
schouwburgen had, in dagen, dat de groot
industrie nog in haar opkomst was, en het
openbaar vermaak slechts een zeer bescheiden
rol in het volksleven vervulde dat haar
afschaffing dringend noodig is.
De openbare rust en orde kunnen toch
gehandhaafd worden, opdat zij, die kerk
honden, hoegenaamd geen hinder, last of
stoornis ondervinden. Bij strafwet of
plaatselijke politie-verordening kan daarin
voorzien worden.
Waar bovendien meer en meer van zelf
het geheel vrij'.v,,<ufe- jfcr^en zich openbaart
om den eersten dag der week tot een dag
van rust en ontspanning te maken, kan de
wetgever zich, naar ons gevoelen, gerust
buiten deze materie houden.
Die aartsvaderlijke zorgen van de over
heid voor het zieleheil van de bewoners van
land en stad zijn uit den tijd.
En wil die overheid, zooals het haar be
taamt, zorgen dat niemand ten onderga door
overmatzgen arbeid, gevolg van de zueht
van zijn patroon om hem zooveel mogelijk
te exploiteeren, welnu, bij een arbeidswet
make men daaromtrent regelen, opdat ieder
na een bepaalden tijd een rustdag worde
verzekerd, hetzij die valle op een Zondag
of op een anderen dag der week.
Daarbij bepale de wetgever zich echter
tot algemeenheden eene dergelijke regeling
hangt van zoovele bijomstandigheden af, al
naar gelang van den aard der bedrijven,
die worden uitgeoefend, dat jde Staat by
zijne bemoeiingen in deze niet in te veel
bijzonderheden kan afdalen.
In elk geval heeft de Staat zich niet te
mengen in de kwestie hoe iemand zijn
Zondag doorbrengt.
Dit nog eens uitdrukkelijk op den voor
grond te stellen is de hoofdstrekking van
ons betoog, waartoe de vraag, dezer dagen
in Hillegom gedaankerk of kermis ons
gereede aanleiding gaf.
Dat wij echter spoedig van de Zondags
wet bevrijd zullen zijn, zal wel niemand
verwachten.
Wij betwijfelen of zelfs een ministerie den
moed zou hebben een voorstel daartoe te
doen en of een Kamer daartoe zon besluiten.
De halfslachtige toestand zal nog wel
jaren blijven voortdurenmaar dit ontslaat
hen, die afschaffing der Zondagswet wen-
schen, niet van de verplichting om daarop
telkens aan te dringen, en, wanneer daartoe
aanleiding bestaat, te wijzen op de dwaas
heid en ongerijmdheid van die wet.
Middelburg 10 September.
Hnldeblijk Regentes.
Het Hbld, het plan voor het huldebljjk aan
H. M. de Koningin-Weduwe, Regentes, even
als wjj eenigen tjjd geleden, met ingenomen
heid begroetende, voegt daaraan een zeer
goeden wensch toe
»Uit alle provinciën zjjn reeds zoo schrjjft
het Amst. blad geëerde mannen tot de hoofd
commissie toegetreden. By de samenstelling
is blykbaar er naar gestreefd, omtuit een aan
tal gemeenten een kern te vormen, die zich
met de uitvoering van het denkbeeld zal be
lasten. De voorname taak zal echter gelegd
worden in de handen der plaatselijke commis
sies, welke zeker weldra allerwege zullen in
het leven treden. Het zal wel overbodig zjje
op te merken, dat bjj de samenstelling dier
plaatselijke commissiën zooveel mogeljjkmoet
worden gestreefd naar veelzijdigheid, opdat
aan alle klasoen der maatschappij gelegenheid
tot medewerking worde gegeven en de betoo
ging zoodoende een echt nationale zjj."
Met die verwachting vereenigen wjj ore
geheel. Het zou te betreuren zjjn als de een
zijdigheid, die zich heeft doen kennen bjj de
samenstelling van de hoofd- en de provinciale
commissies en die reeds nu een indruk heeft
teweeg gebracht, welke, met eenigen tact, te
vermjjden ware geweest, zich ook afspiegeld?
in de locale comités.
Waarom niet een paar mannen uit het volk,
voorzitters bv. van werklieden-vereenigingen,
gevraagd om aan de hoofdleiding een werkzaam
deel te nemen
Eene benoeming en landbouw
belangen.
Tegen den aanval, door den heer Bultman,
voorzitter van het Nederlandsch Landbouw-
comité, gericht tot de Nederlandsche regee
ring,omdat deze tot haren gedelegeerde naar het
Landbouwcongres te Buda-Pest, prof. d'Aulnis
de Bourouili benoemd heeft, een aanvalv
door ons in ons nornmer van Maandag 7 Sept.
overgenomen uit het Ned. Landbouwweek
blad, komt het Utr. Dgbl. op.
De heer Bultman oordeelt aldus schrijft
dit blad dat de HongaarBche regeering, door
den heer Baudnin te 'a Gravenbage uit te
noodigen tot deelneming aan het congres, aan
de onze een »leB" heeft gegeven. Door dit
oordeel echter bèwjjst de heer Bultman zjjne
onbekendhfid met de wjjze, waarop het ge
noemde congres wordt samengesteld. De Hot-
gaareche regeemg heeft aan de Europeesche
gouvernementen verzocht gedelegeerden naar
Buda-Pest te zenden, doch zich tevenB voor
behouden tal van personen, die met den land
bouw in betrekking staan, tot het congres uit
te noodigen. In de tot den heer Baudnin ge
richte uitnoodiging ligt derhalve in de verte
geen zjjdelingsche afkeuring door deHongaarsche
regeering van eene daad der onze. Dat de heer
Bultman een zóo onwelwillende uitlegging
geeft aan hetgeen de Hongaarsche regeering
heeft verricht, bewyst wel zyne verstoordheid-
Deze verstoordheid betreuren wjj te meer,
nu de heer Bultman zich tegeljjk heeft laten
vervoeren tot een persoonleken aanval tegen
prof. d'Aulnis, aan wien hjj onbekendheid met
landbouwzaken verwjjt.
Het scbjjnt den heer Bultman te zjjn ont
gaan, dat prof. d'Aulnis in 1891 een levendig
aandeel heeft genomen aan het Internationaal
Landbouwcongres te 's-Gravenhage, en in 1894
president was van een landbouwcongres te
Utrecht, bjj welke gelegenheid, naar wjj mee
nen, onze stadgenoot bewees van landbouw
zaken beel wat studie te hebben gemaakt.
Wjj mogen ook er aan herinneren, dat prof.
d'Aulnis een der prse-adviseurs is voor eene
eerstdaags te houden vergadering der Vereeni-
ging van /Staathuishoudkunde en Statistiek,
alwaar de verbetering van het pachtcohtract
wordt behandeld.
Het wekt inderdaad onze verbazing wan
neer, ondanks dit alles, de heer Bultman
moet erkennen met prof. d'Aulnis onbekend
te zjjn.
De belangrijkste vragen, die te Buda-Pest
ter sprake zullen komen, hebben betrekking
op het internationaal verkeer. Ons wil het
toeschjjnen, dat een hoogleeraar in de staat
huishoudkunde aan een onzer universiteiten
meer dan menig >landbouwer" den tjjd en de
gelegenheid heeft, om zich van alles, wat op
staatkundig gebied bjj dergeljjke vragen een
rol speelt, op de hoogte te stellen en dat de
heer Bultman, nu hjj zoo verwonderd is over
de keuze onzer regeering, zyne onbekendheid
verraadt met de studiën onzer professoren.
Militair era middelbaar onderwijs.
De hoofdfout, waardoor ons militair onder-
wjjs te wenechen laat, is, zegt Mars in het
Hbld., ongeveer dezelfde, die ons in Atjeb
parten heeft gespeeld, nameljjkgebrek aan
beginselvastheid, heden opbouwen, morgen
afbreken, een ander gebouw ontwerpen, ook
dat weer omverhalen. Toen men indertjjd de
betrekking van inspecteur van het onderwjjs
in het leven riep, meende men een belang
rijke Bchrede voorwaarts te hebben gedaan
maar de titularissen waren meer administra
teurs dan organisateurs ingrjjpende regelingen,
die aan de behoeften voldeden en gehandhaafd
konden bljjven, werden niet getroffen.
Toen indertjjd de heer Hojel de aansluiting
aan de H. B. S. predikte en ook werkeljjktot
stand bracht, werd bjj niet gesteund door de
mannen van het Middelbaar Onderwjjsdeze
paedagogen handhaafden het geheel onafhan
kelijke standpunt, dat op zichzelf beschouwd
juist wasdoor evenwel de oogen te Bluiten
voor de eischen der praktjjk, pleegde men ten
deele zelfmoord, hetgeen te laat werd gezien.
In den strjjd over het militaire onderwijs
werd reeds ongeveer twintig jaren geleden
door kapitein Boogaard in de Gids voorgesteld,
een cadettenschool op te richten, als midden
weg, of liever als uitweg, om de aansluiting
aan het Middelbaar Onderwjjs niet geheel prjjs
te geven en tooh te zorgen, dat men daardoor
gevrjj waard werd voor de kans, niet te be
schikken oyer het noodig aantal aspirant-
officieren.
Thans heeft men een dubbele gelegenheid
om langs de Academie officier te worden
door op jeugdigen leeftjjd naar de Cadetten
school te gaan, of door later van de H. B. S.
voor Breda examen te doen.
Dit laatste is velen een doorn in het oog
het eindexamen der H. B. S. moet volgens
hen, voldoende zjjn ook toegang te verleenen
tot de M. A.
Theoretisch is voor dien eisch veel te zeg
gen maar de praktjjk leert, dat, als men wèl
examen laat afnemen, enkelen niet slagen
het schjjnt dus een noodzakelijk kwaad. Met
dit argument voor oogen, Wordt het moeilik
de toelating met diploma alB eenigen geloofs
brief nog voor te staan.
De weg langs de H. B. S. is, volgen» den
schr., betrekkelijk gemakkelijkerminder con
currentie, meer kans op plaatsing bjj het
wapen der keuze. Maar daartegenover staat
toch een groot voordeel voor de élèves van
Alkmaar, nl. dat zjj op jeugdigen leettjjd
vrjj zeker zjjn, dat hunne carrière geregeld
afloopt, terwjjl die der H. B. S., op betrekke
lijk hoogen leeftjjd niet slagende, veel meer
nadeel ondervinden, door alsdan nog eëne
andere richting te moeten inslaan.
Het denkbeeld, na het gedeeltelik volbren
gen der opleiding te bepalen, tot welk wapen
een aspirant zal behooren, is zonder twg-fel
aanbevelenswaard; jammer is het bjj v., iemand,
die geen aanleg heeft voor rjjden, tot cavale
rist te promoveeren, of wel iemand, die niet
best met de formules over weg kan, bjj artil
lerie of genie te plaatsen. Maar bjj huldiging
van dit stelsel voor de aspiranten van Alk
maar is het noodig, dit ook toe te passen
voor de aspiranten, die te Breda hunne op
leiding genieten. Lang mag dat niet duren,
want te Breda wordt vakonderricht gegeven
dus moet men spoedig rekening honden met
het wapen, waarvoor de aspirant is bestemd.
Zonder bezwaar zou men evenwel den cursus
kunnen doen aanvangen met drie maanden
herhalings-ocderriehtin dat tjjdperk is men
dan in staat, examen-dwalingen te leeren ken
nen, de aspiranten nader te rangschikken en
in verband daarmede in te deelen. Een aspi
rant, die geen aanleg heeft voor wiskunde,
maar vóór het examen flink opgestoomd was,
zal zich in die drie maanden wel in zyne
ware gedaante hebben vertoond.
Kadiera vara beroep.
Aan de Tweede kamer is een wetsontwerp
ingediend tot wjjziging der bepalingen om
trent de Raden van beroep voor de vermogens
belasting en voor de belasting opbedrjjfj- en
andere inkomsten.
Dit ontwerp Btrekt om te voorzien voor het
geval de voorzitter van den Raad van beroep
door ziekte, afwezigheid of andere reden ver
hinderd is zyne funotiën uit te oefenen, of dat
er voor een afgetreden of overleden voorzitter
nog geen opvolger is benoemdook om te
voorzien in het geval, dat de voorzitter zelf
in beroep mocht zjjn gekomen.
Tevens strekt dit ontwerp om tegemoet te
komen in het geval dat een lid plotseling ver
hinderd wordt in functie te treden en te voor
zien in het geval dat er geen meerderheid is
bjj de bepaling van het cjjfer van een aan
slag.
Bjj kon. besluit;
is bevorderd tot commies der posterjjen 3e kl.
G. M. Busmann, thans 4e kl.
is, op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend
als commies der telegraphie le kl. aan G.
Monna
is benoemd tot ingenieur 2e kl. voor het
stoomwezen de aspirant-ingenieur D, Okhuizen.
ATJEB,
Da Woensdag uit O o s t-I n d i ontvangen
mail-berichten, loopende van 6 tot 11 Aug.,
bevatten, wat Atjeh betreft, mededeelingen
omtrent een aanval op Piëng op 29 Juli en
van een tocht in de IX Moekims, terwjjl de
telegrammen, gedateerd 10 Aug., melding
maken van Toekoe Oemar's vlucht uit Lepong,
zonder echter bjjzonderheden mede te deelen
die de telegraaf nog niet gebracht beeft.
Volgens het Bat. Nieuwsblad is het lang
uitblyven der benoeming van een difinitieven
civiel en militair gouverneur van Atjeh, enkel
te wjjten aan gebrek aan overeenstemming op
dit punt tussoben de Indische regeering en het
opperbestuur in Nederland.
Door het departement van oorlog zjjn bjj
de regeering vooratellen aanbangig gemaakt,
om den detaeheeringstermyn voor alle officieren
te Atjeh gehuwd of ongehuwd te stellen
op 14 maanden.
Door de militaire intendance zal een proef
worden genomen met de verstrekking van
suiker als voedingsmiddel aan de op Atjeh
ageerende troepen.
Ook de militaire geneeskundige dienst heeft
gunBtig voor deze proefneming geadviseerd
met het oog op de niet geringe voedingswaarde
van suiker.
Dat wjj met ons jongste optreden in Atjeh
geen afdoend resultaat zullen behalen, is ook
de meening van de Locomotief.
In zjjn week-overzickt van 8 Aug. schryft
de redacteur
Ik sprak zooeven van gebrek aan esprit de
suite by ons gouvernement, en waar treedt
dit meer duideljjk aan het licht dan in Atjèh?
Generaal Vetter was anderhalve maand ge
leden gereed, en wilde de extra-bataljonB naar
Java terugzenden.
De regeering is ook thans nog lang niet
klaar, en gaf last de vrouwen en kinderen
van het vyfde en zevende bataljon met alle
goederen, welke achtergelaten werden, dezt»^