MIDDELRURGSCHE COURANT.
N°. 212.
139" Jaargang.
1896
Dinsdag
8 September.
Dete courant verschijnt d a g e I ij k emet uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg ais voor alle plaatsen in Nederland franoo p»m 2.-
Afzonderlijke nummera kosten 5 cent.
Vhcmonete»
Middelburg 7 Sept. 8 u. vm. 62 gr., m. 12 u.
74 gr., av. 4 n. 68 gr. F, Verw. O. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór ééw
uur aan het bureau bezorgd zjjn.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en -
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regelj
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te ZierikzeeA. C. de Mooij, te TholenW.
A. VAN NIEUWENHUIJZEN.
De verklaring,
waarmee het lid der Eerste kamer, baron
Schimmelpenninck vau der Oye en zijne
„geachte vrienden" zijne medeleden en het
belangstellend publiek verraste, luidt, blij
kens de Handelingen der Staten-Generaalin
haar geheel als volgt:
«Na alles wat reeds geschreven en gespro
ken is geworden over de materie, die thans
onze aandacht bezig houdt, hebben mjjne
geachte vrienden en ik gemeend dat het minder
noodig en misschien ook minder gewenscht
was elk perBoonljjk een afzonderljjk advies uit
te brengen en onze stem over het wetsont
werp te motiveeren. Het z"ou toch niet ge
makkelijk zgn men zal mg dit wel willen
toegeven op dit gebied veel nieuwe ge
zichtspunten te openen en, behoudens de mo
gelijkheid, dat de een dat, een ander een
ander punt wat meer in het licht zou kunnen
stellen, zou ten slotte de conclusie toch wel
dezelfde zgn. Wij hebben dan ook gemeend
ons oordeel over de wet in het volgende te
mogen samenvatten.
Mgne geachte vrienden en ik «tellen er prjjs
op te verklaren, dat bjj de overweging van
de houding, door ons tegenover dit wetsont
werp aan te nemen, door ons is rekening
gehouden, behalve met hetgeen de Grondwet
eischt, met de politieke gebeurtenissen waar
van dit ontwerp het uitvloeisel is, met de
beginselen der anti-revolutionnaire partij, zooals
die in haar programma van beginselen en in
baar verkiezingsprogramma's zgn uitgesproken,
en met de eigenaardige positie der Eerste
kamer.
Dit voorop stellende, erkennen wjj
1*. dat onder de tegenwoordige Grondwet
de wenachen der anti-revolutionnaire partjj,
welke gericht zgn op een organisch kiesrecht,
d. w. z. eene vertegenwoordiging der verschil
lende maatschappelijke groepen, niet voor
verwezenlijking vatbaar zgn;
2°. dat uit dien hoofde wg het liefst had
den gezien dat, hetzjj door de regeering, hetzjj
in de andere kamer het initiatief werd geno
men tot een herziening van de grondwettige
bepalingen het kiesrecht betreffende, waardoor
eenerzgds de invoering van een organisch
kiesrecht mogeljjk zou zgn geworden, en van
den anderen kant een einde zou zgn gemaakt
aan het verschil van meening omtrent de be-
teekenis van art. 80 der grondwet
3». dat echter, nu dit niet is geschied, wg
als leden der kamer, welke het recht van
initiatief mist, onze stem over dit wetsontwerp
niet mogen laten heheerschen door hetgeen
wjj in beginsel voor wenscheljjk houden, docb
onder de vigeerende grondwet niet verkrjjge»
kunnen.
Lettende op hetgeen bjj de behandeling van
het vorig ontwerp en tjjdens de ontbinding
in 1894 ter bestrijding van het voorstel van
's ministers voorganger is aangevoerd, en ook
op de verklaringen, welke tjjdens de verkie
zingen toen zgn afgelegd, ontkennen wg
voorts niet, dat de uitbreiding van het kies
recht voor de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, welke thans wordt voorgesteld, en
waardoor aan art. 80 der grondwet gem ge
weid wordt aangedaan, in hoofdzaak overeen
komt met hetgeen was in uitzicht gesteld vat
de zjjde van hen, die hg de verkiezingen van
1894 de meerderheid hebben verkregen en uit
wi»r midden deze regeering is voortgekomen.
Wg zjju verder bereid toe te geven, dat, hoe-
Wel de thans voorgestelde uitbreiding van het
kiesrecht, behalve ten aanzien van den leef-
Ijjd, tot de uiterste grens gaat van hetgeen
eene gezonde uitlegging van de grondwet
onzes insziens toelaat, die uitbreiding toch
niet zoo ver schjjnt te gaan, dat ééne maat
schappelijke klass9 de andere zou kunnen
overheersohenen dat zjj dus o. i. niet in strjjd
komt met hetgeen te dien aanzien van anti-
revolutionnaire zjjde bg de verkiezingen in
1891 werd voorop gezet en waaraan wg wen-
schen vast te houden.
Om deze redenen zouden wg bereid zgn
geweest de in dit ontwerp voorgestelde rege
ling van het kiesrecht, met name, met de in
art. 1 voorkomende kenteekenen van welstand
te aanvaarden, ware het niet dat daarin werd
gemist het kenteeken van geschiktheid, het
welk wg, naast de door de Grondwet gevor
derde kenteekenen van welstand, \óor alles
daarin hadden gewenscht aan te treffen, te
weten de hoedanigheid van »hoofd van
huisgezin."
Door het niet opnemen in dit wetsontwerp
van de hoedanigheid van gezinshoofd als ken
teeken van geschiktheid, waartegen de Grond
wet zich niet zou hebben verzet, is naar onze
meening niet voldoende rekening gehouden
met de wenachen van éene der fractiëc, welke
hg de stembus van 1894 samengingen, terwjjl
tooh de wensohen der bedoelde fractie uit het
door haar nimmer losgelaten verkiezingspro
gramma van 1891 bekend waren.
Bg deze grief voegt zich voor ons nog eene
andere.
Naar onze meening had niet alleen het
kiesrecht van de Provinciale staten en de
gemeenteraden voor elk dezer colleges in een
afzonderlek wetsontwerp behooren te zgn ge
regeld, maar hadden ook voor het kiesrecht
voor die colleges andere voorwaarden behooren
worden gesteld.
Door de regeling van het kiesrecht voor
Staten-generaal, Provinciale staten en gemeen
teraden in éen wetsontwerp samen te vatten
de Eerste kamer der Staten-generaal, naar
ons oordeel, ten onrechte belemmerd in het
uitspreken van haar oordeel over het kiesrecht
voor Provinciale staten en gemeenteraden.
wat het fond der zaak betreft, zijn wjj
van meening dat bg de regeling van het
kiesrecht voor de beide genoemde colleges
niet genoegzaam rekening is gehouden met
hun werkkring en bevoegdheden, welke zoo
geheel verschillen van die der Staten-generaal.
Wg achten het eene staatkundige fout het
kiesrecht voor Staten-generaal, Provinciale
staten en gemeenteraden tegeljjker tjjd, naar
bjjna geheel hetzelfde model, te regelen en te
democratiseeren, waartoe te minder aanleiding
bestond, omdat bjj de verkiezingen van 1894i
ten gevolge van den loop der omstandigheden,
de kiezers niet in de gelegenheid zgn geweest
zich ook over het kiesrecht voor Provinciale
staten en gemeenteraden uit te spreken, zoo
dat de regeering (geljjk door haar zelve,
althans ten aanzien van het kiesrecht voor
de gemeenteraden, is erkend) met betrekking
tot dit punt voor eene opene kwestie stond.
Op grond voornamelijk van deze bezwaren,
welke wellicht nog met andere van minder
overwegend belang zouden kunnen vermeer
derd worden, achten wjj ons niet alleen ge
rechtigd, maar ook verplicht om, hoezeer ten
volle bereid in den geest der uitspraak van de
stembus van 1894 tot eene ruimere uitbreiding
van het kiesrecht mede te werken, nochtans
onze stem aan dit wetsontwerp te onthouden."
Alweer dus eene nieuwe fractie in de
anti-revolutionnaire partij, staande tusschen
die van de heeren Kuyper en De Savornin
Lohman. Het is uit de Eerste kamer, waar
wij in de laatste jaren aan zoo weinig
politieke verrassingen gewend zijn, dat ons
dit is geopenbaard. Met den heer Schim
melpenninck vormen de heeren Engelberts,
Godin de Beaufort en Melvil van Lynden
de fractie, die het midden wil vormen tus
schen de beide voormannen in de Tweede
kamer.
Een eigenaardig verschijnsel voorzeker
Zou van die zijde wellicht nitgaan eene
poging tot verzoening tusschen de volgelin
gen van de beide leiders, die thans zoo fel
tegenover elkaar staan
En voor de aristocratie èn voor de demo
cratie bevat die verklaring een en ander om
beide te bevredigenen het is of de vier
heeren op die wijze eene vingerwijzing heb
ben willen geven aan de beide fracties in
de partij, om voor het vervolg te zoeken
naar punten van aanraking teneinde langs
dien weg tot samenwerking te komen
Zal bij den stembusstrijd, die zooals
de minister Van Houten Zaterdag opmerkte
ons thans wacht, terwijl de kieswetstrijd is
geëindigd, de wenk dier vier heeren uit
het Hoogerhuis worden gevolgd
Wij gelooven dat zij zich aan eene even
groote illusie overgeven als de minister, toen
hij de hoop uitsprak, dat dan de liberalen
weer eendrachtig zullen optreden, ter bestrij
ding van het clericalisme en het protectio
nisme.
Wat de anti-revolutionnairen betreft, de
klove tusschen Kuyperianen en Lohmanianen
is diep, zeer diep; de wederzijdsche be
strijding der beide mannen is fel en bittei
geweest. En, even waar als het is, dat,
wanneer liefde in haat verandert, de laatste
dubbel scherp en heftig wordt, even zeker
is het dat, wanneer vriendschap omslaat, de
breuk niet zoo licht meer valt teheelen. En
zelfs, al wilden de hoofdmannen, bij politieke
geschillen zijn de volgelingen niet zoo licht
tot verzoening geneigd en tot het prijsgeven
van ideeën, waarvoor zij eerst warm zijn ge
maakt en ten strijde opgeroepen.
Wat de liberalen betreft, het clericalisme
te bestrijden, daarvoor is het oud- en het
jong-liberalisme thans zeker bereid, maar op
éene voorwaarde. Er is een tijd geweest dat
de vooruitstrevende liberalen, om nog niet
te zeggen de radicalen, dikwijls aan de
zijde der clericalen stonden, in de hoop
dat zij door dezen beter en spoediger zouden
geraken tot verbeteringen op maatschappelijk
gebied.
Wij hebben boop dat die jongeren na de
opgedane ervaring tot andere inzichten zul
len gekomen zijn en robben leeren begrij
pen, dat bij de clericalen het eenvoudig en
niets meer dan eene leuze was, toen zij
zoo hoog opgaven van hun ijver voor de
sociale belangen.
Het was niet hun streven de richting aan
te wijzen: neen, de stroom sleepte hen mee;
en nooit verloren zij hun doel uit het oog
langs dien weg, onder den schijn van voor
uitstrevende politiek op sociaal gebied, te
beproeven den invloed der geestelijke macht
hebbers, een invloed die aan het verminderen
was en nog is, te behouden en te versterken.
De jongere liberalen, de vooruitstreven-
den, zullen, wij hebben reden dit te ver
wachten, nu zij dat hebben leeren inzien,
wel een anderen weg willen inslaan en het
clericalisme willen bestrijden, mits de oud
liberalen dan wat meer dan tot heden hen
willen volgen op het terrein, dat zij in de
laatste jaren stelselmatig vermedenmits
die oud-liberalen, beter dan hunne mede
strijders in België, toonen te begrijpen dat
zij vooruit moeten en niet, uit vrees voor
een schrede te ver te gaan, den politieken
wagen achteruit helpen, door de clericalen
liever te steunen dan de radicalen.
Als het moet, laat hen dan toonen dat
het ook hun ernst iB de sociale wetgeving
ter hand te willen nemen.
En wat de bestrijding van het protecti
onisme betreft, wanneer alle liberalen voor
standers waren van het vrijhandelstelsel, dan
zou ook in deze de strijd gemakkelijk en de
samenwerking een feit kunnen zijn, maar
op dit punt heerscht eveneens verdeeldheid.
Hoe goed ook bedoeld, de minister Van
Houten heeft dus een denkbeeld uitgesproken,
dat, ja, ook onzen wensch weergeeft, maar
daarom nog niet meer is dan de uitdrukking
van eene schoone verwachting voor de toe
komst, die nog niet zoo gemakkelijk is te
verwezenlijken.
Er zal bij den eerstvolgenden stembusstrijd
nog wel heel wat anders te zien zijn dan
eendrachtige samenwerking tusschen al wat
liberaal, wat anti-revolutionnair, wat katho
liek of socialistisch heet.
Men zal dit kan, dunkt ons, niet
anders; en wij hebben het al meermalen gezegd
dan eene afspiegeling krijgen van de ver
schillende fracties in elke party; en eerst bij
herstemmingen een samenwerking tusschen
verschillende deelen van een partij, altijd
wanneer ook dezen tot overeenstemming
kunnen geraken.
En meer dan vroeger zal hervorming van
onze soeiale wetgeving op den voorgrond
treden, met zuiver aangegeven lijnen, hoever
de verbetering zieh moet uitstrekken. Dan
zal, dunkt ons, wel voor het oogenblik eene
uitbreiding van het kiesrecht kunnen blijven
en dit is goed ook, maar geheel uit
het oog verloren worden mag stellig niet
een finale uitbreiding zoover als de huidige
grondwet dit toelaat, of hetverkrijgen van
algemeen stemrecht, wanneer daartoe de ge
legenheid gunstig is.
Het groote werk is thans verricht.
Minister Van Houten heeft Zaterdag in
zijne rede geen nieuwe gezichtspunten ge
opend trouwens dat kon hij nietmaar hij
betuigde daarin dank voor den lof, hem toe
gebracht, in de Kamer, en vervolgens door
eenige organen buiten die kamer herhaald;
en hij verklaarde dien ook te aanvaarden
voor zijn voorganger.
Den minister geven ook wij volgaarne de
hulde, die hem eerlijk toekomt, dat hij met
grooten tact en met talent zijn stand
punt heeft gehandhaafd, zijn werk verdedigd.
"Wij erkennen eveneens gaarne dat wij een
groote schrede zijn vooruit gegaanal strekte
onze wensch zich ook nog verder nit.
Maar laat niemand, ook de minister Van
Houten zelf niet, uit het oog verliezen dat
de politieke omstandigheden hem en zijn
werk gunstig zijn geweestdat de groote
overwinning, door hem behaald in de Eerste
kamer, die tegenover het kiesrechtontwerp
in eene eigenaardige positie verkeerde, niet
geheel kan doen vergeten de krachtige op
positie in de Tweede kamer, waar de stem
ming aldus was 56 voor en 43 tegen.
Zooals het met alle groote hervormingen
gaat, in het eerst is de ijver en de toewijding
om haar tot stand te brengen het grootst, en
het feu sacré spiegelt zich at in de hooge
eisphen en verwachtingen die men koestert,
Maar wanneer de strgd te lang duu.t, ver.
flauwt de belangstelling en het streven naar
hooger, en eindigt men met zich tevreden
te stellen met, zich neer te leggen bij het
mindere, het bereikbare.
Dat heeft ook de behandeling van het
kiesrecht-ontwerp geleerd.
En dan wordt eene overwinning gemak
kelijk.
Zeker is het echter dat de eerste, de
krachtigste stoot ter hervorming van ons
kiesrecht, tot regeling van dat recht volgens
het voorschrift van art. 80 der grondwet, is
uitgegaan van minister Tak van Poortvliet.
Hij heeft den weg gewezenzijn voetspoor
is gevolgd.
Aan hem mag die eer niet worden ont
nomen en zijn pogen mag nooit vergeten
worden.
Ons dunkt: de billijkheid brengt mee om,
nu het einde daar is van bet groote werk,
dat jaren lang de belangstelling gaande
hield en nu door regeering en vertegen
woordiging ïs tot stand gebracht, dit feit
vooral te boekstaven.
Middelburg 7 September.
De Konstantinopelsche correspondent der
N. R. Crt. schreef dd. 1 September o. a.
«Donderdag had de Porte aan de gezant
schappen, welke geen stationBschepen hier
hebben, een wacht van Turksche soldaten ter
bewaking hunner gebouwen, alsmede van die
der consulaten, aangeboden. Allen hebben
deze zeer twijfelachtige bescherming afgeslagen,
behalve ons Nederlandsch gezantschap, waar
men nu achter het hek, versierd met de trot-
sche Nederlandsche leeuwen, tien vuile Turksche
soldaten met een luitenant ziet rondwandelen.
Deze maatregel van onzen zaakgelastigde, den
drogman G. Keun, wordt in de Europeesche
kringen zonder uitzondering weinig gunstig
beoordeeld."
De redactie plaatste onder deze opmerking
de volgende noot:
«Toen onze correspondent dit den len Sep
tember schreef, kon hg natuurlijk nog niet
weten dat den 4en September bg onze regee
ring het zenden van een oorlogsvaartuig der
Koninklijke Nederlandsche marine een pun
van overweging zou uitmaken.."
In de dezer dagen te Amsterdam door de
Vereeniging ter bevordering van hetzeevaart-
kundig onderwijs gehouden al gemeene verga
dering werden, op voordracht van directeuren
en leeraren der scholen te Amsterdam, Rot
terdam en Delfzijl, prjjzen toegekend aan de
leerlingen J. W. H. van Lankhuyzen, P. J.
Boon en J. van Amstel der school te Amster
dam, M. de Bruyn van de school te Rotter
dam en G. C. J. van Heuven der school te
Delfzijl.
Met betrekking tot de toekenning der prjjzen
werd na eenige discussie bepaald, dat voortaan
de beslissing daaromtrent zal worden overge
laten aan het bestuur der vereeniging en dat
directeuren der zeevaartscholen hunne opga
ven, daarop betrekking hebbende, zullen in
zenden vóór 1 Juni van het loopende jaar.
Op die wijze zal tegemoet gekomen worden
aan een bezwaar, dat bestond. Tot nu toe
konden de prjjzen niet worden uitgereikt bjj
het eindigen der cursussen, maar eerst eenigen
tgd daarna. Nu zal men ze kunnen uitreiken
aan het eind van den cursus, in het bjjzjjn
van al de leerlingen, waardoor een grootere
prikkel zal ontstaan, ook omdat die prjjzen
vergezeld gaan van een getuigschrift vanwege
de vereeniging.
Bg acclamatie werd de heer Jongman ah
penningmeester herbenoemd en deze nam de
benoeming aan.
De volgende jaarijjksche algemeene vergade
ring, de 25e, zal ook Amsterdam plaats hebben.
Bjj kon. besluit:
is aan den kolonel-titulair K. H. O. van
Bennekom, op zgn verzoek, eervol ontslag ver
leend uit de betrekking van militie-commis
saris in het 2e militie-district van Gelderland
is de aanstelling van dr R. H. Saltet, door
den raad der gemeente Amsterdam tot ge
woon hoogleeraar aan de gemeentelijke univer
siteit te Amsterdam, bekrachtigd;
is aan den offioier van administratie 2de kl.
H. W. Stoelman, op zgn verzoek, eervol ont
slag verleend uit den dienst bij het korps
officieren van adm. der zeemacht, en is hg
met geljjken datum benoemd tot lste-luit.-
kwartierm. bg het korps mariniers
is de kolonel F. Ypey, van den staf der
cavalerie, belast met het bevel over de rjj-en
hoefemidscbool, op zjjne aanvrage op pensioen
gesteld ad i 2100 'ajsars;
is bepaald dat de plaats van hoofdofficier,
belast met het bevel over de rjj- en hoefsmid-
school, tjjdeljjk onvervuld zal bljjven en, in
verband daarmede, het bevel over genoemde
inrichting tgdelgk zal worden gevoerd door
den ritmeester N. J. Erzey, oudste instructeur
bjj die school, en zulks geljjktjjdig met de funo-
tiëu aan zjjne tegenwoordige betrekking ver
bonden dat met het toezicht over het eska
dron ordonnansen tgdelgk zal worden belast
de hoofdofficier van het lste reg. huzaren te
Amersfoort in garnizoen
is de luit.-kol. jhr H. L. A. J. Bowier, van
het lste regiment inf., op pensioen gesteld ad
f 1800 's jaars
zgn benoemd: bg het wapen der infanterie,
bg het lste regiment, tot luit.-kol., de majoor
C. H. ter Beek, van het 5de reg.bjj het 2de
reg. tot kapitein, de eerste luit. G. J. baron
van Slingeland, van het 7de reg.bjj het 5de
reg. tot majoor, de kapitein F. B. A. van
Steenhardt Carré, van het regiment gren. en
jagers.
De minister van marine brengt ter kennis
van doctoren in de scheikunde, krachtens de
wet van 28 April 1876 no. 102, dat eerlang
zal te vervullen zgn de betrekking van schei
kundige bg de marine.
Sollicitanten naar die betrekking worden
opgeroepen, om zich vóór 1 October a. s. bjj
gezegeld verzoekschrift tot hem, minister, te
wenden.
Wg verwjjzen verder naar de Staatscourant
van 6 en 7 Sept.
Het Zaterdag bjj het dep. van kol. ontvan
gen en door ons korteljjk medegedeelde van
5 dezer gedagteekende telegram van den
gouv.-generaal van N.-I., betreffende de krijgs
verrichtingen in Atjeh, luidt:
«Uit het bivak te Samahani vele kampongs
bezocht; twee stukken geschut, wapens en
munitie buit gemaakt.
«Drie militairen heneden den rang van
officier gewond.
«Bevolking begint terug te komen."
O IT STAD EN PROVINCIE
Een lezer van ons blad te Goes, die
met belangstelling en waardeering de jongste
plaat aanschouwde, vraagt ons eenige ophel
dering omtrent de bedoeling. Volgens som
migen zou in het onderschrift een verwijt
liggen aan het bestuur der Vereeniging tot
het regelen en bevorderen van Volksvermaken.
Die opvatting is geheel en al onjuist.
Allerminst zou toch, ware dit de bedoeling
geweest, het woord gegeven zgn aan een man,
als wjjlen mr. M. P. Blaaubeen, den vroege-
ren burgemeester, die, de velen, bjj wie zjjne
nagedachtenis nog voortleeft als van iemand
met hoogst beminneljjke en aangename eigen
schappen, zullen het beamen zeker in deze
geen verwjjt zou doen hooren.
Wat hem in den mond wordt gelegd, ia
volstrekt niets meer dan een vriendeljjke wenk,
eene ernstige vermaning, een opwekkend woord
tot de ganBche vereeniging, waarvoor hjj zoo
veel sympathie koesterde.
Dit kon men hem moeiljjk tot al de leden
laten zeggen en daarom werd bjj op de plast
voorgesteld, staande tegenover de drie leden
van het bestuur: den voorzitter, den secretaris
en den penningmeester, aan wie de dageljjk-
sche leiding is opgedragen. Zjj vertegenwoor
digen immers de gansche vereeniging
De bedoeling ib dus gansch anders dan som
migen meenen. Als morgen (Dinsdag) het voor
stel tot ontbinding der Vereeniging ter tafel
komf, een voorstel, door het bestuur zeker
slechts noode,door de omstandigheden daartoe
gedrongen, gedaan, dan willen wjj hopen dat
de plaat haar doel zal bereiken, nl. de algemeene
belangstelling bjj de leden opwekken, om nog
eens ernstig met het bestuur te overwegen of
het welpractisch is een besluit te nemen, dat
een einde zou maken aan eene nuttige veree
niging, die bjjna dertig jaren een deel heeft
gevormd van het gezellige leven in Goes; die
meewerkte om alle rangen en Btanden samen
te brengen en het levensgenot op gepaste
wjjze te verhoogen.
Bjj kon. besluit is benoemd tot burge
meester van Axel D. J. Oggel en tot burge
meester van. Borssele T. Rottieï.
Deze benoemingen zgn nog in een deel dex
oplaag van ons vorig nommer opgenomen.