MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 101.
139° Jaargang.
1896
W oensdag
29 April.
(Vlet looden schoenen
Middelburg 28 April.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelbnrg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Tberaoneter.
Middelburg 28 April 8 u. to, 53 gr., m. 12 u.
61 gr., av. 4 u. 57 gr. F. Verw. W. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór ééa
uur aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel;
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Atenlen.
Te ZierikzeeA. C. de Mooij, te TholenW
A. van nieuwenhuijzen.
Bij deze courant behoort als Bijvoegsel
een plaat, voorstellendeDe eerste
stoomtram op Schouwen.
als 'tware zal, dunkt ons, menig lid der
Tweede kamer de volgende week ter zitting
gaan in het vooruitzicht eener behandeling
van het kiesrechtontwerp, door deu heer
Van Houten aangeboden.
Eindelijk zoo ver gekomen dat het voor
openbaar debat geschikt verklaard wordt
wij kunnen ons ten minste niet voorstellen
dat er na het antwoord van den minister
nog aanleiding zal bestaan tot een nader
schriftelijk overleg kan, naar onze meening,
het voorstel niemand bijzonder warm maken.
Daarvoor is het zelf noch zijn de antece
denten ervan, de omstandigheden, waaronder
het ter wereld kwam, geschikt.
Het wordt aanvaard als een noodzakelijk
heid van het oogenblikniet minder maar
ook niet meer.
Zelfs zij, die indertijd op den heer Van
Houten hun hoop hadden gevestigd, toen
door hun schuld de heer Tak van Poort
vliet gedwongen werd met zijn degelijk werk
huiswaarts te gaan, zijn ten slotte, nadat de
minister zijn laatste woord heeft geschreven,
alles behalve op hun gemaken men be
hoeft slechts kennis te nemen van de ver
schillende uitingen in de pers in de laatste
dagen om spoedig te ontdekken, hoe ook zij
teleurgesteld zijn en hoe zij zelfs geen kans
zagen om, achter zachte en bedekte termen,
hunne teleurstelling te verbergen.
Zij bepalen zich ten slotte tot het uitspre
ken van de hoop dat nog het gemeen overleg
tusschen Kamer en regeering het gewichtige
vraagstuk tot een goed eind brenge; eene
verklaring die wel eenigszins zonderling
klinkt van hun zijde, omdat, toen
volge van hun drijven eene ontbinding van
de Tweede kamer moest plaats hebben
er toch in het nieuwe college eeu meer
derheid werd gekozen naar hun hart; en
een minister van binnenlandscbe zaken
optrad, die kon weten wat die meerderheid
en wat hij zelf verlangde op het gebied vaD
kiesrechthervorming.
Het had dus alles gemakkelijk en gelei'
delijk kunnen gaan. De minister had een
voudig de voornaamste ideeën der opposanten
van wie hij het hoofd was, kunnen neerleg
gen in zijn ontwerp, en de zaak ware be
klonken geweest.
Hoe geheel anders is het echter gegaan
Nu wij weer aan den vooravond staan van
een belangrijk debat in onze Tweede kamer
over het gewichtigste vraagstuk van den
dag, meenden wij aan een en ander eens te
moeten en te mogen herinneren. Er blijkt
voor de zooveelste maal uit hoe het gemakke
lijker is gezamenlijk af te breken dan op te
bouwenhoe men door eene oppositie, die
ongemotiveerd en gezocht is, wel veel kan
tegenhouden maar weinig nut stichten.
De bondgenooten van 1894 zijn weer ver
deeld de minister wil van een deel zijner
vroegere medestrijders tegen Tak niets weten
en een ander deel laat bij onbevredigd.
Bij de katholieken heeft de minister het
geheel verbrnidhij de man zooals dezer
dagen een hunner organen het uitdrukte
„dien men zich wel zal bedenken
demale als gezagvoerder aan boord te nemen,
maar toch de man, die in het voorjaar van
'94 de aangewezene was, om als loods het
schip van staat uit de branding van het
kiesrecht tusschen de rotsen van grondwets
verkrachting door in veilige haven te bren
gen.'
De eenige lof, welken men van die zijde
den minister geeft en dit mag nog slechts
een halve heeten, is dat hij stijf op zijn
Btuk staat en „zich afkeerig toont van wat
met een beroep op het gemeen overleg"
wordt aangeprezen.
Van gematigd liberale zijde verklaart men
zich slechts half tevreden van daar klinkt
nu een beroep op dat algemeen overleg
en verheelt men zich de moeilijkheden niet,
welke zich kannen voordoen.
De minister Van Houten staat zoo
Atla een rots, beweren sommigen.
Het is mogelijkmaar dan is het, dunkt
ons, meer schijn dan werkelijkheid.
Een rots, die ondermijnd wordt, loopt
gevaar op een goeden dag te wankelen en
in zee te storten!
Van wie kan de heer Van Houten nu
voor zijn werk steun verwachten dan juist
van hen, wien hij het in 1894 zoo moeilijk
maakte?
Het is of hij zelf gevoelt dat dit het geval
is. Zijn memorie van antwoord getuigt
daarvan. Als hij hen bestrijdt, die nog altijd
zich verzetten tegen uitbreiding van het
kiesrecht, uit vrees voor het roode spook,
dan is 't of hij ons allen, die voor zulk eene
uitbreiding vroeger met Tak tegenover hem
stonden, te hulp roept. „Zelfs" zoo schrijft
hij „zelfs indien eene gevaarlijke richting
de overhand kan bekomen, is het van twee
kwaden het geringste dat die vijandige
meerderheid zelve in staat worde gesteld
langs wettigen weg te beproeven, hetgeen zij
recht acht te formuleeren en te verwezen
lijken en verplicht zij de verantwoordelijkheid
daarvoor te aanvaarden. Die wettige weg
waarborgt een zoo veelzijdig onderzoek, dat
al hetgeen ondoordacht of onrechtvaardig is
groote kans heeft het Staatsblad niet te be
reiken."
Dat een man, die zoo schrijft, terugdeinst
voor zijn eigen consequentie moge voor velen
raadsel zijn men behoeft slechts zich
te herinneren de openbare, en een weinig
bekend te zijn met de geheime politieke
geschiedenis der laatste jaren om het raadsel
op te lossen dat iemand als Van Houten zoo
handelt en allerlei spitsvondigheden te baat
neemt om zijn eenmaal ingenomen stand
punt te verdedigen.
Hoe komt hij er anders toe om nog altijd
den leeftijd van een kiezer op 25 jaar te
willen stellen, terwijl de grondwet het recht
geeft dien op 23 jaar te bepaleneen leef
tijd die in al onze andere wetten voor de
gangbare wordt gehouden, waar het geldt
meerderjarigheid en eigen zelfstandigheid
Hoe durft hij nog altijd allerlei knutsel
werk te handhaven, waardoor het kies
recht zal verbonden blijven aan census,
spaarbank, enz.
Op al die punten zal zijn ontwerp bij het
gemeen overleg nog heel wat moeten her
zien worden, wil het aanneembaar zijn voor
hen, die een uitbreiding van het kiesrecht
verlangen, zoover de grondwet dit toelaat.
Hun wenschen zullen wel niet ten volle be
vredigd worden, daarvoor is het getij thans
niet gunstig, maar hunne vertegenwoordigers
de Tweede kamer dienen toch gebruik
te maken van de gelegenheid, die de eigen
aardige positie van den minister Van Houten
hun biedt, om zoo veel mogelijk hun ver
langen bevredigd te zien.
Hun doel mag dus niet zijn wij schre
ven het reeds meermalen de herziening
van het kiesrecht ditmaal onmogelijk te
maken, maar hun pogen moet gericht wezen
op het streven het ontwerp te verbeteren
in hun geest.
De minister Van Houten moge in zijn
antwoord nog zulk een hoogen toon aan
slaan, wij meenen dat die in het bijzonder
gericht is tot vroegere bondgenooten, en dat
hij zich wel tweemaal bedenken zal vóór hij
zich verzet tegen hen, die hij voorheen be
streed maar die hij nu wel als vrienden in
den nood zal moeten begroeten.
Zoo vast op zijn stuk staat een man als
Van Houten niet; dat heeft de ervaring
genoeg geleerd.
En zoo veel belangloosheid, zooveel be
grip van politieke eerlijkheid kennen wij
den aanhangers van den oud-minister Tak
toe, dat zij geen oppositie quand-même zul
len voeren maar kolen vuur op het hoofd
van hun vroegeren bestrijder zullen stapelen.
Dit brengt 's lands belang mee.
Van hun kant verwachten wij daarom
amendementen om de groote onbillijkheden
die omtrent leeftijd, census en andere, door
ons vroeger reeds genoemde, belangrijke
punten in het ontwerp voorkomen, er uit te
lichten of te wijzigen.
Door beleid en overleg kunnen zij in deze
nog veel goeds tot stard brengenzij toch
hebben nog een zeer krachtigen invloed.
Wij wezen hierboven op de onaangename
taak, die de voorstanders van Tak's kieswet
wacht.
Hoe geheel anders was het in 1894.
Toen aanvaardden zij met opgewektheid
den strijdtoen was er warmte bij hen te
vinden.
Zij waren zich trouwens ook bewust dat
aan de ministertafel een man zat, die wist
wat hij wilde, die geen spitsvondigheden
behoefde om zijn zaak te verdedigen.
Welnu, die geest van vóór twee jareD
beziele hen weer; hij zal hen sterk maken.
Want evenmin als zij lust zullen gevoelen om
het werk van minister Van Houten af te
breken, evenmin zal deze het durven wagen
om bij gemeen overleg halsstarrig zich te
blijven plaatsen op eeu standpunt, dat aan
zijn verleden te kort doet, en waardoor voor
de tweede maal eene kiesrechtuitbreiding
onmogelijk gemaakt zou worden.
De verantwoordelijkheid daarvoor zou weer
geheel op hem neerkomen.
EEÏ EICEIAARDI6 KIJKJE
op de houding en den arbeid van den minister
dere punten niet zeer duideljjke toelichting
van deze overgangsbepaling. Die vraag luidt,
waarom de vrjjgevige bepaling alleen wordt
toegepast op hen, die een huis of een gedeel
te van een huis van een zekere huurwaarde
bewonen en niet ook op alle overige catego
rieën de loontrekkenden, de bezitters va»
ipaarbankboekjes en de capaciteiten, die kie
zers zouden worden. Het i» zeker niet over
bodig, dat de minister op dit punt zjjne mee
ning nader uiteenzette."
Van Houten in zake het kiesrecht leverde de
N. Rott. Crt. dezer dagen bjj de bespreking
van de memorie van antwoord op het voor-
loopig verslag der Tweede kamer over het
inbangige ontwerp.
Wjj halen dit aan juist omdat het van die
zjj de komt. Het Rotterdamsche blad heeft
wie herinnert het zich niet 1 in de dagen
van 1894 eene zonderlinge houding aangenomen,
die krachtig medewerkte om den moeiljjken
toestand in het leven te roepen, waarin wg
nu verkeeren.
Het verdedigde toen de handelingen der
tegen Tak opponeerende kamerleden, met Vao
Houten aan het hoofd.
Thans wjjst het blad op het volgende punt,
dat de bgzondere aandacht trekt, en aantoont
hoe zonderling men - in casu de minister
handelen moet als men zich zeiven in moei-
ljjkheden heeft gebracht.
Al ontkende de minister Van Houten meer
malen het verband tusschen zjjn ontwerp kies
wet en dat op het personeel van zjjn collega
van financiën, duideljjk sprong in 't oog dat
oorspronkelijk zjjn voordracht gebaseerd was
op de veronderstelling, dat de nieuwe perso
neels belasting tjjdig genoeg zou kunnen wor
den ingevoerd, om er reeds voor de eerste
Kamerverkiezingen de kieswet op te baseeren.
Door de aanneming van het amendement-
Vermeulen-Kolkman is dit echter verhinderd.
Van de mogeljjke, ook in de pers besproken,
oplossingen van het daardoor ontstane bezwaar
heeft de regeering gekozen als overgangs
maatregel de aansluiting der kieswet aan het
oude personeel, zoolang de aansluiting aan
het nieuwe personeel niet kan plaats heb
ben. Elke betaalde aanslag in de thans
vigeeerende personeele belasting, dus ook de
tot 2/3 of 1/3 gereduceerde aanslag, zal kiesbe
voegdheid verleenen. Maar daarmede gaat
nog een andere overgangsbepaling gepaard.
Naast de belastingbetalers, die het kiesrecht
erlangen, staan in art. 1 der nieuwe kieswet,
geljjk men weet, verschillende andere cate-
die geen rjjks directe belasting be
talen. Eene dier categorieën is die van
woners van huizen, of gedeelten van huizen
die een zekere huur doen, waarvan het be
drag voor verschillende gemeenten in een
de wet behoorende tabel is opgenomen. De
bedoelde overgangsbepaling houdt nu in, dat
allen, die in deze categorie vallen, kiezer zul
len worden, ook al zjjn zjj in de tegenwoor
dige personeele belasting aangeslagen, zonder
deze te hebben voldaan.
»De minister verdedigt deze afwjjkïng vaD
den door hem in zjjn ontwerp gestelden regel,
dat wanbetaling van belasting van kiesrecht
uitsluit, vooral op dezen grond, dat die regel,
om billjjk te zjjn, eischt, dat geene aanslagen
in, de directe belastingen geschieden dan waar
een voldoend draagvermogen aanwezig is. De
bestaande personeele belasting voldoet aan
die voorwaarde niet, hetgeen den wetgever
aanleiding gaf daarin ingrjjpende wjjziging
te brengen. Kwaljjk acht de minister het nu
te verdedigen, door den wetgever zelven ver
oordeelde aanslagen te doen nawerken op
regelen van het kiesrecht.
Men zal moeten erkennen, zegt de N. R.
Crt., dat de Minister, door zich op dit stand
punt te plaatsen, zich al zeer vrjjgevig heeft
betoond. Maar het innemen van dit standpunt
geeft tot een vraag aanleiding, waarop wg het
antwoord missen in de overigens ook op an-
alwaar voor eene geregelde opzending dier
stukken aan H. M. zal worden zorg gedragen.
A T J E H.
Volgens telegram aan de Hollandsche bladen
zou Toekoe Oemar geweigerd hebben aan het
door ons gestelde ultimatum te voldoen en
wordt Lam Pisang nu door ons met 50 ka
nonnen gebombardeerd.
Lam Pisang is een kampong ten westen van
onze stelling, in een nauwe bergkloof gelegen.
In den tjjd van zjjn bondgenootschap heeft
Toekoe Oemar zich daar, evenals te Pakan
Badab en Anak Pajjr, een woning doen bouwen
op gouvernementskosten en bjj zjjn afval zich
aldaar teruggetrokken en versterkt. Als het
cjjfer van vjjftig stuks geschut juist is, tast
generaal Vetter hem met een eerbiedwaardig
Bterke macht aan. Er valt uit het telegram
-nieta op te maken omtrent de stelling, door
ons tegenover den vjjand ingenomen, maar 't
is mogeljjk, dat een deel van het geschut in
de versterkingen onzer linie is opgesteld, wjj 1
Lam Pisang op nog geen drie kwartier af-
stands van onze stellingen gelegen is.
Van sommige zjj den wordt dit, bericht on-
waarschjjnljjk geacht, omdat Lam Pisang niet
te bereiken is met 50 stuks geschut, daar het
gelegen is te midden van het vgandelgk ge-
1 in een bergachtige streek met smalle
toegangswegen.
(Men zie Laatste berichten.)
Naar de liberale Nederlander het week
blad dat met 1 Mei zal worden vergroot
verneemt, is de algemeene maatregel, die
overeenkomstig de artt. 6 en 7 der Veilig
heidswet aan hoofden of bestuurders van fa
brieken en werkplaatsen zekere eischen zal
opleggen, in zooverre gereed, dat een dezer
dagen het gevoelen van KamerB van koop
handel daarover zal worden gevraagd.
De maatregel bevat 22 artikelen. Op meer
dere punten wordt afgeweken van het bepaalde
in het Kon. besluit, dat uitvoering geeft aan
art. 4 der arbeidswet.
Zoo wordt ten aanzien van de hoogte der
werklokalen steeds rekening gehouden met
de vrjje luchtruimte, die voor eiken arbeider
aanwezig is, terwjjl voorts verschillende eischen
worden gesteld naarmate het werklokaal
heel nieuw is, na het in werking treden der
veiligheidswet in toen bestaande gebouwen
wordt gevestigd of reeds vóór het in werking
treden der veiligheidswet in gebruik was.
Naar de gemaakte onderscheidingen moet
resp. hoogte en vrjje luchtruimte per arbeider
bedragen 3 M. en 7 M*; ten minste 2.50 en
6 Ms en ten minste 2.50 M. en 5 M3.
UIT STAD EN PROVINCIE-
Zondag werden aan de Roomach katho
lieke kerk alhier en misschien ook te
Vlissingen aan allen, die den dienst
hadden bjjgowoond, oud en jong, circulaires
overhandigd, uitgaande van het centradl be
stuur van den Ned. R.-K. Volksbond, waarin
geprotesteerd wordt tegen het streven van den
Nieuw Maltlïusiaanschen Bond.
Al verschillen wg met dat bestuur van mee
ning, wjj kunnen ons voorstellen dat men,
het doel van dien Bond verderfeljjk achtende,
zjjn invloed tracht te keeren.
Edoch, wjj vragen
ls de nu daartoe ingeslagen weg wel de
goede 1
Is het stichteljjk om, vooral op een dag,
waarop velen in ernstige stemming zjjn, niet
het minst na de H. Communie van kinderen,
hen lastig te vallen met dergelgke protesten
Is het passend zulk een stuk in handen te
geven van allerlei menschen, en vooral van
kinderen
Wg betwgfelen dit ten sterkste.
Zulk eene waarschuwing zal onbevoegden,
onmondigen juist prikkelen kennis te nemen
zich op de hoogte te stellen van iets,
waarmee zjj tot heden nog onbekend waren
en dat zjj nu juist uit nieuwsgierigheid zullen
tan onderzoeken.
Dat wg in ons gevoelen niet alleen staan
bewjjst wel dat de Tijd, het katholieke blad,
in zjjn nommer van heden onder het opschrift
»Goed bedoeld maar ook tegen die wjjze
van propageeren opkomt.
Het blad schrgft o. a.: >wg vinden
dezen weg niet den besten, om de katholieken
van dat protest en die waarschuwing kennis
te doen nemen. Want al wordt zorg gedragen,
alleen volwassenen een biljet te overhan
digen, ook onder de volwassenen zjjn er velen,
voor wie het beter ware van den inhoad geen
kennis te nemen. Bovendien komen, ondanks
de genomen voorzorgen, toch biljetten in
handen van kinderen, doordien de ouders of
volwassen broeders en zusters zich niet de
moeite geven een vluchtigen blik in het bi'jet
werpen, en zoo ook al niet dadeljjk be
grijpen dat dit geen lectuur voor kinderen is."
In de Kalverstraat te Amsterdam ontBtond
Zondag zelfs tusBchen voorbijgangers een heftig
dispuut, omdat dergelgke strooibiljetten, ook
zelfs aan kinderen, werden uitgereikt.
Na den storm van verontwaardiging, die in
een deel der Nederiandsche pers is opgegaan
over de benoeming van den heer Bolland tot
professor aan de hoogeschool te Leiden, is het
niet van belang ontbloot te vernemen wat de
Indische pers hieromtrent meldt.
De Java-Bode zegt in zjjn mail-overzicht:
De benoeming van den heer Bolland tot
hoogleeraar in de wijsbegeerte te Leiden geeft
hier veel voldoening, niet omdat daardoor ook
maar iets van den roem van dezen geleerde
op de andere Nederlanders in de kolonie zou
afstralen, maar omdat het goed doet, niet
langs den gejjkten weg verkregen kennis door
de mannen der wetenschap en door de re
geering gewaardeerd te zien en omdat de
heer Bolland, die als indertjjd dr P. J. Veth,
van leeraar in het Engelech professor wordt,
zich thans geheel aan zjjne lievelingsstudiën
kan wjj den, hetgeen hem tot vreugde, der
wetenschap tot voordeel zal strekken.
Bjj kon. besluit:
is benoemd tot ontvanger der registratie en
domeinen te Medemblik P. Roodzant, thans
in geljjke betrekking te Njjkerk
is de officier van gezondh. Ie kl. J. P. M.
Trou8selot, van het personeel van den geneesk
dienst der landmacht, op pensioen gesteld ad
f 1699 's jaars
zjjn, ter zake van hunne houding bjj de
krijgsverrichtingen in Atjeh in de maand
April 1896, benoemd tot ridder 4e kl. der
Militaire Willemsorde de kolonel der infan
terie J. W. Stemfoort en de luitenant-kolonel
bjj den generalen staf C. P. J. van Vliet.
Gedurende het verbljjf van H. M. de konin
gin-regentes in het buitenland moeten de aan
haar geadresseerde brieven bezorgd worden
aan het kabinet der koningin te 's Gravenhage,
Prov. blad no 32 bevat eene circulaire
van Gedeputerde staten, in hoofdzaak van den
volgenden inhoud
is ons gebleken, dat bjj de vertegen
woordiging van stembevoegde ingelanden in
vergaderingen van ingelanden herhaalde-
ljjk gehandeld wordt in strjjd met de bepa
lingen van art. 64 van het algemeen regle
ment voor de polders of waterschappen, zooals
dit gewjjzigd is bjj het besluit der Staten
van 6 November 1874 (Prov. bl. 1875 no 13)-
Volgens de eerste redactie van het artikel
Prov bl. no 23 van 1873) konden stembevoeg
den zich ter vergadering van ingelanden doen
vertegenwoordigen door een gemachtigde, die
van zjjne lastgeving moest doen bljjken door
eene schriftelijke volmacbt, welke in het ar
chief van den polder of het waterschap moest
worden nedergelegd.
Art. 64 ïb echter in 1874, met geene andere
bedoeling dan oro de vertegenwoordiging ge-
makeljjk te maken, in dier voege gewjjzigd»
dat de stembevoegde, die zich wil doen ver
tegenwoordigen, aan het polderbestuur schrif-
teljjk de namen en de woonplaats van den
persoon, die voor hem optreedt, moet mede-
deelen.
Het reglement kent derhalve geene
volmacht meer, welke werd overgelegd
door den gevolmachtigde, maar alleen eene
r e oh t s t r e e k s c he schriftelijke
ken nisgeving van den stembevoegde aan
het polderbestuur, dat en door wien hg zich
laat vertegenwoordigen.
Ten onrechte is uit het ontbreken van een
stellig voorschrift, dat de kennisgeving in het
archief van den polder of het waterschap moet
nedergelegd worden, zooals vroeger ten aan
zien van de volmacht was bepaald, opgemaakt,
dat de kennisgeving na gemaakt gebruik we
der kan teruggenomen of opgevraagd worden.
Dit is niet het geval, daar de kennisgeving,
als tot het polderbestuur gericht, deel uit
maakt van het polder-archief en daaruit even
min als andere archiefstukken mag verwgderd
worden.
Bjj gebreke van eene bepaling, welke zulks
verbiedt, kan de kennisgeving doorloopend
voor alle vergaderingen van ingelanden van
een polder of waterschap gesteld worden.
Daartoe is het voldoende in de kennisgeving
te vermelden, dat de aangewezen persoon
MM
■riknMB