MIDDELRIRGSCHE COURANT. N°. 62. 139" Jaargang. 1896. Vrijdag 13 Maart. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p,p., f 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer. Middelburg 12 Maart 8 u, vm. 42 gr., m. 12 u. 50 gr., av. 4 u. 49 gr. F. Yerw. N. W. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór éém uur aan het bureau bezorgd zjjn. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zjj innemen. Advertentiën bjj abonnement op.voord'eelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis aan het bureau te bekomen. agente ii. Te Terneuzen: M. de Joxge; te Rotterdam Nijgh vak ditïiab. Middelburg 12 Maart. 0e Marl nes luis- en liaven Ie Vlis- giogen lm de Tweede kamer. V. (Slot.) "Too Wrvölg'de "<lö" Mbël uir"IlT I»h. de Hanter Vrjjdag zjjne rede werd te recht door den heer Lucasse her innerd dat, toen gevraagd werd de beschik king over het terrein achter de sluis en wel voor een dok, door het Ministerie van Water staat werd geantwoord, dat het moest worden gereserveerd voor eene reservesluisen nu ge vraagd wordt om die reservesluis te onderhouden, voor het doel waarvoor zjj indertijd gemaakt is, antwoordt het Departementdat kost te veel geld; indertjjd hebben wjj wel voor het doel, dat wjj nu signaleeren als een totaal overbodig weeldeartikel, 13 ton uitgegeven, maar nu wg erkennen moeten, dat de zaak mislukt is, hebben wg er geen geld meer voor over. Verwerpt de Kamer nu punt c der conclu sie, dan houdt die onzekerheid op, en zal aan het Ministerie van Waterstaat de pas afgesne den zjjn, om, wanneer over dat terrein om an dere redenen beschikking gevraagd wordt, te antwoorden dat het moet big ven als reserve sluis, waarvoor het evenwel nimmer dienst heeft kunnen doen. Wat punt b betreft, ik meen dat daarover ook de opinie der Kamer wel zal vaststaan, omdat, al heeft de heer Conrad tegen dat punt ernstige oppositie gevoerd, de Minister zelf verklaard heeft daartegen geen bezwaar te hebben. De oorzaak van die oppositie was, zooals de geachte afgevaardigde uit Goes de zen morgen te recht zeide, hierin gelegen, dat de heer Conrad de conclusie niet in haar geheel had gelezen, althans haar slechts ge deeltelik aan de Kamer had voorgehouden en daardoor uit haar verband had gerukt. Hg vergat het slot, en wel de uitdrukking >op andere afdoende wjjze in dat belang te voorzien". Door die woorden heeft de com missie duideljjk als hare bedoeling vooropge steld dat zjj zich niet uitsluitend op de in deze geldende rechtsgronden, dat zg zich dus ook niet uitsluitend op de contractueele ver plichtingen wilde beroepen. Heeft zg dnt niet willen doen, dan staat het ook vast dat men hier de Kamer niet wil betrekkej in eene zuiver juridische kwestie, die, naar het oordeel van sommigen en ook van den Minister, door den burgerlgken rech ter moet worden beslist. Er is voldoende recht gedaan door den geachten afgevaardigde uit Goes over de zonderlinge opvatting, die in de Nota van inlichtingen wordt gehuldigd, dat door het in deze door Vlissingen uitgebrachte exploit van sommatie de zaak reeds zoude gebracht zgn voor den burgerlg ken rechter. Daarover behoeft dus niet verder te wordeD gesproken. De Minister heeft trouwens er kend, dat het hem speet zich hier verkeerd te hebben uitgedrukt. Doch nu spjjt het mg dat desalniettemin de geachte afgevaardigde uit Utrecht tracht, ook nu nog, de zaak op dat verkeerde terrein over te brengendat komt vermoedeljjk, omdat er een advies schjjnt te zgn van den landsadvokaat, waarin betoogd wordtDoe maar nietslaat Vlissingen maar op komen en indien deze gemeente nu reeds zoo brutaal wordt sommatie te doen, laat zg nu maar verder gaan en den Staat dagvaarden, allicht zullen er in de bewoordingen van het contract, in verband met de dagvaarding, dan wel exceptiën te vinden zgn, zoodat wg trach ten zullen door de mazen heen te glippen. Mjj dunkt, al volgt menig particulier met succes dergeljjke tactiek, de Regeering heeft zich op een geheel ander standpunt te plaatsen, waar eene gemeente te goeder trouw met den Staat gecontracteerd heeftzg moet niet allerlei juridische spitsvondigheden zoeken, om aan zulk een contract te ontkomen, maar vragen wat is de bedoeling geweest van het contract, toen de Regeering dit aanging, en hoe voldoe ik daaraan op de eerljjkste wgze? Daarop antwoordt de geachte spreker uit Utrecht, dat het een contract van 1857 is, waaraan ruimschoots voldaan is door de werken die in 1876 zgn gemaakt. Wanneer dit juist ware, hoe zou dan de gemeente Vlissingen toe gekomen zgn, bjj artikel 11 van het contract van 1885 nog weder eens uitdrukkelgk palingen op te nemen, welke in het vorige con tract waren opgenomen, en zich al de rechten daaruit voortvloeiende, opnieuw uitdrukkelgk te reserveeren En hoe zou het dan mogelgk zgn, dat de Staat in zoodanig contract toe stemde Toen hebben dus beide contractanten nog eens uitdrukkelgk doen uitkomen, dat men het standpunt, nu door den heer Van Karnebeek verdedigd, over en weer niet innam, en de jitaat. zich gebonden rekende tot datgene, waar van het Departement van Waterstaat zich nu tracht los te maken. De goede trouw eischtdus, dat de Regeering in deze haar plicht tegenover Vlissingen na- kome; en nu stelt de Commissie niet voor, wat de geachte afgevaardigde uit 'sGravenhage wil doen ingang vinden, dat het uitsluitend zal meeten geschieden door het uitdiepen van 1 aar Jit'Siïtss ifer-ssafe,- als het anders niet zoude kunnen. Weet de Minister een ander afdoend mid del voor de gemeente Vlissingen, dan zal deze het onderste uit de kan niet eischenmits zg afdoende geholpen worde. De geachte afgevaardigde uit Middelburg herinnerde het gisteren en zeide; Vlissingen wil niets liever dan het geBchil langs minnel jjken weg beëin digen. Er zgn eenige manieren om te helpen op genoemd. De geachte spreker uit Utrecht- wees als een geschikt middel daartoe aan dat bg voorbeeld de schippers, die de beer gaan afhalen en nu sluisgeld moeten betalen om in de Marinesluis te komen, zouden vrggesteld worden van het betalen van sluis- en kanaal- geld. De Minister heeft in dit aas, dat hem door den geachten spreker is voorgehouden, gebetenmaar ik hoop, dat hg niet zoo ver gaan om te zeggen, dat Vlissingen dan afdoende geholpen is. Immers, de Minister beweerde reeds, dat de toestand zou verbeterd zgn, omdat men nu kan laden binnen de slui zen waar het stil is, in plaats van in de bui tenhaven, waar het water woeliger isdoch daarmede is de quaestie voor Vlissingen niet opgelost. Vlissingen Ijjdt groot na deel omdat de faecaliën baar zooveel minder opbrengen dan vroegeren dat komt niet, zooala de heer van Karnebeek beweert, door andere omstandigheden, buiten verband met de kwes tie die ons bezighoudt, maar door het feit dat de beer niet meer uit de kokers regelrecht in de schuiten kan worden overgebracht, die baar afhalen zg komt nu eerst in eene daar steeds -liggende verzamel schuit en moet daar- de afhaalschuiten worden overgeladen. Dat is bjj deze niet welriekende Btof oen groot bezwaar, waardoor de waarde zeer vermindert daarom een groot nadeel voor de financiën van Vlissingen. Daarom zou ik den Minister willen vragen zich tegen de redactie van deze conclusie niet verder te verzetten, maar vol ledig recht te doen immers heeft het woord afdoende" eene duidelgke beteekenis; de Minister kan zich niet van deze zaak afmaken door te verklaren, dat bg met zgn ambtge noot van Financiën in overleg zal treden of teruggave van het sluisgeld mogelgk zal zgn, maar hg onderzoeke of door den nu bestaan- den toestand geen nadeel aan de gemeente Vlissingen wordt toegebracht, en nems die weg door afdoende maatregelenwant ik herhaal nogmaals met het oog op de goede trouw zal het noodig zgn dat, indien er na deel is toegebracht, dit door de Regeering geheel en volkomen worde vergoed. De heer Conrad zeide daarop het volgende Mgnheer de Voorzitter I Ik wensch het woord te voeren naar aanleiding van de rede, gisteren door den heer Lucasse gehouden. Die geachte spreker heeft gezegd, dat tot eisch werd gesteld dat de haven en de sluis ten allen tjjde en onder alle omstandigheden voor öe scheep vaart bruikbaar moeten zgn, en hg heeft tot Btaving van de juistheid van dien eisch gehaald eenige volzinnen uit het rapport van den provincialen hoofdingenieur, ik heb dat rapport opgeslagen en den daarop betrekking hebbenden volzin heel spoedig gevonden. Die luidtg als volgt»Zooals die haven nu ligt, open voor den zuideljjken tot zuidwestelgken atorm, is deze in den gewonen zin onbruik baar, èn ten gevolge van de korte lengti daarvan, èn ten gevolge van de deining die zich voor de buitensluisdeuren moet doen gevoelen. Toch had dje haven met hare schutsluis in dien weinig volkomen staat nog een redmiddel kunnen zgn, voor het geval de groote sluis aan de spoorwegbuitenhaven defect en buiten dienst geraakte. »Bg kalm weer en bg kenteren van hoog water, zouden dan toch in elk geval nog wel zeeschepen van uit zee op het banaal te bren gen zgn geweest of omgekeerd." Men ziet, dat is juist hetzelfde als hetgeen ik gisteren heb aangevoerd. Ik stem toe dat, als het heel kalm weder is en er geen stroom gaat, men de haven wel kan binnenstoomen, maar dat is bjjna nooit het gevaldaar is altjjd een sterke stroom en meestal een zoo danige wind dat door den vorm van de haven eene zoo sterke deining ontstaat dat men de sluisdeuren niet durft open te stellen. Voorts is herhaalde malen gewezen op het nut van de Marinesluis als reservesluis. Maar het is zooeven reeds door den Minister gezegd) en ik beaam het volkomen, dat nergens in ons land eene reservesluis is, zelfs niet aan het Noordzeebanaal, waai' wel eene tweede grootere sluis gemaakt is. Toen men aan het Nieuwediep eene grootere sluis gemaakt heeft, is de oude Koopvaarderslnis eenvoudig afge broken, en die niet herbouwd als reservesluis. Ook aan het Merwedebanaai zjjn geen reserve- slnizen in éen woord op geen onzer kanalen is dat het geval. Maar b_ c-ndien, al werd MartóêSJsla--0£?£jgp.sf-dan. nog zou zg niet zgn eene reservesluis vod^e spoorwegslais, die aan de buitenhaven ligt, want sluis is korter, smaller en ondieper dan de sluis aan de buitenhaven, bet verschil is zelfs aanzienljjk, vooral de slagdorpeldieptedie van de buitenhaven is 6,30 M. onder A. P. en die van het binnenhoofd dér Marinesluis 5,40 M. onder A. P. Er is aangevoerd men kan den waterstand van het dok opzetten. Ja, dat zou men kun nen doen, maar dan moet het water gekeerd worden door de defecte sluisdat zal men dus nooit doen. De minister heeft-, medegedeeld hoe, wanneer er een taats breekt-, deze kan hersteld worden, zonder dat het noodig is de sluis tjjdeljjk on bruikbaar te maken men heeft reservedeureo duwpersen, in éen woord reservestukken van alle breekbare onderdeelen van eehe sluis maar aan de eigenlgke sluis, het metselwerk, de slagdorpels, die van bardsteen of graniet zgn, kan eigenlgk geen gebrek ontstaanhet eenige, wat aan eene sluis kan breken, zgn de taatsen en deuren, die stuk gevaren kan nen worden. Om al deze redenen is er nergens behoefte aan eene reservesluis. Gisteren is twjjfel geopperd of mjjne op gaaf van de kosten tot het onder alle omstan digheden, zooveel mogelgk, bruikbaar maken der Marinesluis, wel juist zou zgn. Daaromtrent kan ik mededeelen dat ver schillende plannen gemaakt zjjn om te trach ten van de buitenhaven der Marinesluis iets bruikbaars te maken, bg voorbeeld door het van een dam om den mond te ver nauwen tot 60 meter dat ontwerp was ge raamd op f 200.000; üsn ander ontwerp, om eene nieuwe buitenhaven te maken in ooste lijke richting, is geraamd op f 950.000. Maar door uitvoering van een dezer plannen zou echter, ondanks de hooge kosten, niet verkre gen worden wat men verlangt. Om de Bluis bruikbaar te maken, zal men, zooals ik giste ren zeide, een havendam in zee moeten leg gen in diepten van 20 a 30 meters, waarvan de kosten niet te berekenen zgn, maar welk werk ongetwijfeld vele tonnen gouds zou bosten. Ook moet men, gesteld dat die bui tenhaven in dien zin wordt gewjjzigd, niet licht over de onderhoudskosten van dergeljjk werk denken. Gaat men de geschiedenis van de opalibbing van de buitenhavens te Vlissingen na, dan zal zien dat, kort na dö uitbaggering, de haven weer opgeslibd is. De heer Lucasse heeft ons een photographié getoond der Marine haven, die eenige jaren geleden was baggerd tot 6,50—A.P., en nu zoodanig opge slibd is, dat men bg laag water niets anders dan zand ziet. De kosten van de verbetering het onderhouden der sluis en der buiten haven zouden dus zoo groot zgn, dat ik er niet gaarne onze tonnen gouds aan zou zien besteden. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Lobman kan het zgn nat hebben hier te herinneren, dat er geenerlei overeenkomst bestaat tusschen de sluis te Nigtevecht en die te Vlissingen. Het groote verschil tusschen die twee sluizen is, dat door de sluis te Vlis singen niet eenig schip gevaren is, terwjjl door de sluis te Nigtevecht, volgens dezelfde statistiek, die de Minister heeft aangehaald, in 1894 zgn gevaren 2202' schepen op en 1948 af, dat is dus ruim 4000 'sjaars. Wanneer die Bluis er niet was, zou het in aanmerking komen haar te makenzjj geeft toegang vat de Vechtstreek tot het Merwedebanaalde vergelijking is dus niet juist. Wanneer men de conclusie b wil uitleggen in den geest van den heer De Kanter, die zegtnu ja, het is niet zoozeer te doen om het eerste gedeelte dezer conclusie, slechts op het Blot daarvan bomt het aan, het op eene of andere afdoende wgze voorzien in het belang van den beerafvoer, dan zou ik tegen de aan neming geen overwegend bezwaar hebben. Als men den eisch die daaraan voorafgaat, de verplichting der Regeering om de Marinehaven op behoorljjbe diepte te houden, over boord werpt en de conclusie in deze be teekenis door den Minister ban aanvaard wor den, dan zouden er termen zgn om mjjn zwaar uit dien hoofde niet langer te handhaven te brengen. Blijkens hetgeen door een van de leden van de Commissie van onderzoek is ge zegd, is punt c van de voorgestelde conoluBie eigenlgk door haar losgelaten, en wat punt b betreft, wordt de verbetering van de Marine haven ook prijsgegeven, en de nadruk gelegd op de woorden: »ofop andere afdoende wgze in dat belang (namelijk het inladen van de beer) te voorzien." In kan mg echter nog niet b vereenigen, en wêröm ~cTe~ volgende Het is wel mogelgk dat uit het contract van 1857, zooalB het is gewjjzigd in 1885, iets voortvloeit van eene verplichting van den kant van den Staat tegenover de gemeente Vlissingen wat aangaat die kwestie van het lossen van de beer. Indien ik in mgne vorige rede erop gewezen heb dat aan het contract van 1857 zgn grond ontvallen is, dan was dit in verband met punt c, maar niet met punt b. Ik acht het dus wel mogelgk dat contractueel eenige verplichting van den Staat met opzicht tot den afvoer van de beer be staat. #Ik heb zelf in verband daarmede reeds gewezen op de kwestie van het slnisgeld het is ook mogelgk dat de noodzakelijkheid van overlading van de beer van een schip in een ander van zoodanig gewicht is, dat in dit opzicht het een of ander te doen ware van de der Regeering om te gemoet te komen aan de schade, die Vlissingen beweert te Igden maar daaruit volgt nog niet, dnnkt mg, dat Tweede kamer der Staten-Generaal dezen uitspraak zou hebben te doen, zooals door de Commissie wordt voorgesteld. Vooreerst wordt door de Commissie voorgesteld dat wjj zouden verklaren dat door de Regeering op afdoende wgze moet voorzien worden in het loBsen van de beer, en dit gaat veel verder dan eenige tegemoetkoming in schade, welke Vlissingen mogelgk geleden kan hebben, maar ten andere heb ik er in het algemeen bezwaar tegen dat van de Tweede kamer hoe langer zoo meer een college voor eene soort administratieve rechtspraak worde gemaakt. Ea dat gebenrt ook hier weder. Wg ontvangen adressen, er wordt bg ons gereclameerd tegen Regeering en nu wil men dat wjj in kwes- tien als deze, die misschien nog meer eene rechtskwestie in engeren zin, dan eene admi- nistratief-rechterljjke bweBtie is, uitspraak gaan doen. Ik acht dit verkeerd. De Tweede kamer is daartoe niet geroepen en ook leent zich hare samenstelling voor eeh dergeljjke taak niet. Ik kan mg derhalve ook na de gewjjzigde oeteekenis, die aan de conclusie gegeven is, daarmede niet vereenigen. Zie, H.Ed.G.Heer, hetgeen ik noemde is U on uwen medeleden in de Eerste Kamer wel licht niet bekend, maar m. i. getuigt dat vol strekt niet van algemeene of zeer groote ergernis in Nederland, waarvan ge met zoo veel afgrjjzen gewag makkte. En ik zeg dit alles niet nit dwaze verheffing, maar alleen om de feiten te c o n b t a- rei. Wiea geeft dfa-zr ,^^- .-rgeroi-^_Pe a godsdien- stige. den Roomsch-Katholieken 'i Maar ik leg de vraag aan elk warm en over tuigd belgder van welken godsdienst ook voor of hg een beter, practiseher, tevens huma ner (want de N.-M. Bond voorkomt voor dui zenden een ellendig leven) middel weet, geen iphrasen" natuurljjk, om den te grooten aan- as der bevolking een ramp voor elke laatschappjj, omdat zg, bljjkena de ervaring, armoede, ellende en werkloosheid veroor zaakt tegen te gaan Dat hg spreke, onomwonden I En de Nieuw- Malthusianen zullen onmiddelgk de vlag, die zg thans door den algemeenen nood bewogen en gedwongen hoog houden, strjjken voor dat beter middel Maar geen redeneeringen, geen breede chris telijke vertoogen slechts, om de algemeene maatschappelijke ellende tegen te houden wjj moeten een middel hebben, dat, evenals het het vooruitzicht opent op werkeljjke verbetering in bestaande slechte toestanden 1 En ergernis geven? Ja, welke goeds zaak gaf in den beginne geen ergernis Is U.H.Ed.G. éene bekend die dat niet deed Of werd Christus aan het kruis genageld, werden avonarola en Hubs verbrand, omdat zjj zoo algemeene voldoening en vreugde verschaften Werd Galileï niet gegrepen en veroor deeld door eenige onkundige kardinalen en een zich dom houdenden paus, omdat hg een waarheid verkondigde, die nu niemand meer tegen spreekt Dat er misbruik gemaakt kan worden en ook gemaakt wordt van het Neo-Malthusia- nistne, niemand zal dat ontkennen. Maar U.H.Ed.G. ook wellicht eenig menscheljjke instelling of wet bekend, waarvan dat niet gedaan kan worden Of is er geen kwaad waar niet iets goeds ook is Zie, deze dingen zgn inherent aan alle menschelgke handelingen. Het volmaakte te dóen is ons menschen niet gegeven." De heer Tan Karnebeek besloot het debat met de volgende rede Naar aanleiding van het gevoerde debat wensch ik nog een enkel woord in het midden De Kienw-HIalfhnsiaangche Bond. In een >Open brief aan den heer J. E. N. baron Schimmelpenninck van der Oye, lid van de Eerste kamer der Staten-Generaal", weer legt de heer E. Kempe te Den Haag, in het Vad. het door dit kamerlid gesprokene over boven genoemden Bond. Na voor het goede doel van dezen Bond een pleidooi geleverd te hebben, sohrgft de heer Kempe Dat de Nieuw-Malthusiaansche Bond zoo veel ergernis zou geven in den lande, neem ik dadeljjk op uw gezag voor een oogenblik aan. Mjj, die nagenoeg van de oprichting van den Bond. dat is dus nu al meer dan 14 jaar er toe behoorde, is van die overgroote ergernis nooit iets anders gebleken dan dat staats lieden in de volksvertegenwoordiging zich uit een godsdienstig oogpunt heftig tegen de N.-M. leer uitlieten, waarbjj het gezond verstand van den econoom m. i. verre was te zoeken. En verder Elk jaar wordt het ledental, dat nn onge veer 700 bedraagt, grooter. De minister van binnenlandsche zaken is een onzer eere-leden. Een lid van de Tweede kamer der Stateh- generaal is onze voorzitter, en niet te vergeten de oprichter van den Bond, wiens naam in toekomst met eere en zegening zal worden genoemd de heer C. V. Gerritsen heeft mede in dat Staatslichaam zitting. De minis ter van waterstaat is lid van onzen Algemee nen raad; drie professoren, nog een kamerlid en mr. in de rechten, vier doctoren, een juriBt en aanzienljjke burgers, ambtenaren, een hoofd officier en een gepensioneerd officier van het leger, ingenieurs, enz. zgn medeleden. De Bond mag op de geheel belanglooze hulp rekenen van vjjf artsen 1 De bekende geïncri mineerde brochure»de middelen ter voor koming van groote gezinnen" is bg duizenden door het land verspreid verleden maand ging het 157e duizendtal ter perse dank zjj Uwe oppositie tegen de ons verleende koninkljjke goedkeuring op de statuten, heeft de Bond bespeurd dat bg veel medestanders telt, ook in de groote pers 1 Kon het ook eigenlgk wel anders aan het einde der verlichte negentiende eeuw en met zooveel ellende en armoe in ieders onmid- deljjbe nabjjheid? Naar het Dbld. meldt, zal een staatscom missie worden benoemd tot onderzoek van den toestand van den waterweg van Dordrecht naar Brouwershaven, waaromtrent bjj de staatsbe groting voor dit jaar klachten werden geuit. In die commissie zullen o. a. zitting hebben i leden der Tweede kamer Conrad en Van Gjjn. Bjj kon. besluit is bg het agentschap van het ministerie van financiën te Amsterdam bevorderd tot hoofd commies N. W. C. Heufke Kantelaar, thans commies is de detacheering bg het leger hier te lande van den eerste-luit. der inf. van het leger in N.-I. P. A- Mollinger geëindigd op 16 Sept. 1896; zgn, met ingang van dien datnm, voor den tjjd van éen jaar bg het leger hier te land© gedetacheerd de eerBte-luit. der inf. van het leger in N.-I. J. W. Scholten en A. G. Sujj- ders, beiden met verlof in Europa; is de kapitein der artillerie H. Seret, thans op non-activiteit als lid van de Tweede kamer der Staten-generaal, op zijne aanvrage, op pensioen gesteld, en het bedrag van het pen sioen bepaald op f 1560 'ajaars; en dien kapitein, gerekend van den dag waarop zgn pensioen ingaat, de rang verleend van majoor, Bjj kon. beBluit is de aanstelling van rjjks- klerken uitgebreid tot de ontvangkantoren der directe belastingen, invoerrechten en accjjnzen der zes hoogste klassen en bg kantoren der 7e of 8e klasse, waar de werkzaamheden be treffende den in-, uit- of doorvoer van goede ren bjjzonder belangrjjk zgn. De St.-Ct bevat het kon. besluit van den 19den Februari 1896, tot instelling van strafregisters Hierbjj is o. a. bepaald dat strafregisters gehouden worden van alle onherroepelijk ge worden veroordeelingen lo. wegens gemeene en militaire misdrjjven; 2o wegens overtre dingen van de artikelen 432 en 433 van het W. van S. en 3o. tot plaatsing in eene rijks werkinrichting krachtens het 4de lid van artikel 453 van het W. v. S. De strafregisters zgn samengesteld uit straf bladen. Op het Btrafblad wordt vermeld: 1° de naam van den veroordeelde, zgn voornamen en bgnamen of valsche namen, indien hg di© voert2° de namen zgner ouders 8° dag en jaar zgner geboorte; 4° zjjne geboorteplaats; 5° zgn burgerljjke staat (gehuwd, ongehuwd, weduwnaar of weduwe)6o. zgn beroep 7o. de rechter, die het onherroepelijk gewor-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1896 | | pagina 1