MIDDELRIRGSCHE COURANT.
N°. 62.
139" Jaargang.
1896.
Vrijdag
13 Maart.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p,p., f 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer.
Middelburg 12 Maart 8 u, vm. 42 gr., m. 12 u.
50 gr., av. 4 u. 49 gr. F. Yerw. N. W. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór éém
uur aan het bureau bezorgd zjjn.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats die zjj innemen.
Advertentiën bjj abonnement op.voord'eelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
agente ii.
Te Terneuzen: M. de Joxge; te Rotterdam
Nijgh vak ditïiab.
Middelburg 12 Maart.
0e Marl nes luis- en liaven Ie Vlis-
giogen lm de Tweede kamer.
V.
(Slot.)
"Too Wrvölg'de "<lö" Mbël uir"IlT
I»h. de Hanter Vrjjdag zjjne rede
werd te recht door den heer Lucasse her
innerd dat, toen gevraagd werd de beschik
king over het terrein achter de sluis en wel
voor een dok, door het Ministerie van Water
staat werd geantwoord, dat het moest worden
gereserveerd voor eene reservesluisen nu ge
vraagd wordt om die reservesluis te onderhouden,
voor het doel waarvoor zjj indertijd gemaakt
is, antwoordt het Departementdat kost te
veel geld; indertjjd hebben wjj wel voor het
doel, dat wjj nu signaleeren als een totaal
overbodig weeldeartikel, 13 ton uitgegeven,
maar nu wg erkennen moeten, dat de zaak
mislukt is, hebben wg er geen geld meer
voor over.
Verwerpt de Kamer nu punt c der conclu
sie, dan houdt die onzekerheid op, en zal aan
het Ministerie van Waterstaat de pas afgesne
den zjjn, om, wanneer over dat terrein om an
dere redenen beschikking gevraagd wordt, te
antwoorden dat het moet big ven als reserve
sluis, waarvoor het evenwel nimmer dienst
heeft kunnen doen.
Wat punt b betreft, ik meen dat daarover
ook de opinie der Kamer wel zal vaststaan,
omdat, al heeft de heer Conrad tegen dat punt
ernstige oppositie gevoerd, de Minister zelf
verklaard heeft daartegen geen bezwaar te
hebben. De oorzaak van die oppositie was,
zooals de geachte afgevaardigde uit Goes de
zen morgen te recht zeide, hierin gelegen,
dat de heer Conrad de conclusie niet in haar
geheel had gelezen, althans haar slechts ge
deeltelik aan de Kamer had voorgehouden
en daardoor uit haar verband had gerukt.
Hg vergat het slot, en wel de uitdrukking
>op andere afdoende wjjze in dat belang te
voorzien". Door die woorden heeft de com
missie duideljjk als hare bedoeling vooropge
steld dat zjj zich niet uitsluitend op de in
deze geldende rechtsgronden, dat zg zich dus
ook niet uitsluitend op de contractueele ver
plichtingen wilde beroepen.
Heeft zg dnt niet willen doen, dan staat
het ook vast dat men hier de Kamer niet wil
betrekkej in eene zuiver juridische kwestie,
die, naar het oordeel van sommigen en ook
van den Minister, door den burgerlgken rech
ter moet worden beslist. Er is voldoende
recht gedaan door den geachten afgevaardigde
uit Goes over de zonderlinge opvatting, die in
de Nota van inlichtingen wordt gehuldigd, dat
door het in deze door Vlissingen uitgebrachte
exploit van sommatie de zaak reeds zoude
gebracht zgn voor den burgerlg ken rechter.
Daarover behoeft dus niet verder te wordeD
gesproken. De Minister heeft trouwens er
kend, dat het hem speet zich hier verkeerd
te hebben uitgedrukt. Doch nu spjjt het mg
dat desalniettemin de geachte afgevaardigde
uit Utrecht tracht, ook nu nog, de zaak op
dat verkeerde terrein over te brengendat
komt vermoedeljjk, omdat er een advies schjjnt
te zgn van den landsadvokaat, waarin betoogd
wordtDoe maar nietslaat Vlissingen maar op
komen en indien deze gemeente nu reeds zoo
brutaal wordt sommatie te doen, laat zg nu
maar verder gaan en den Staat dagvaarden,
allicht zullen er in de bewoordingen van het
contract, in verband met de dagvaarding, dan
wel exceptiën te vinden zgn, zoodat wg trach
ten zullen door de mazen heen te glippen.
Mjj dunkt, al volgt menig particulier met
succes dergeljjke tactiek, de Regeering heeft
zich op een geheel ander standpunt te plaatsen,
waar eene gemeente te goeder trouw met den
Staat gecontracteerd heeftzg moet niet allerlei
juridische spitsvondigheden zoeken, om aan
zulk een contract te ontkomen, maar vragen
wat is de bedoeling geweest van het contract,
toen de Regeering dit aanging, en hoe voldoe
ik daaraan op de eerljjkste wgze?
Daarop antwoordt de geachte spreker uit
Utrecht, dat het een contract van 1857 is,
waaraan ruimschoots voldaan is door de werken
die in 1876 zgn gemaakt. Wanneer dit juist
ware, hoe zou dan de gemeente Vlissingen
toe gekomen zgn, bjj artikel 11 van het contract
van 1885 nog weder eens uitdrukkelgk
palingen op te nemen, welke in het vorige con
tract waren opgenomen, en zich al de rechten
daaruit voortvloeiende, opnieuw uitdrukkelgk
te reserveeren En hoe zou het dan mogelgk
zgn, dat de Staat in zoodanig contract toe
stemde
Toen hebben dus beide contractanten nog
eens uitdrukkelgk doen uitkomen, dat men het
standpunt, nu door den heer Van Karnebeek
verdedigd, over en weer niet innam, en de
jitaat. zich gebonden rekende tot datgene, waar
van het Departement van Waterstaat zich nu
tracht los te maken.
De goede trouw eischtdus, dat de Regeering
in deze haar plicht tegenover Vlissingen na-
kome; en nu stelt de Commissie niet voor,
wat de geachte afgevaardigde uit 'sGravenhage
wil doen ingang vinden, dat het uitsluitend
zal meeten geschieden door het uitdiepen van
1 aar Jit'Siïtss ifer-ssafe,-
als het anders niet zoude kunnen.
Weet de Minister een ander afdoend mid
del voor de gemeente Vlissingen, dan zal deze
het onderste uit de kan niet eischenmits
zg afdoende geholpen worde. De geachte
afgevaardigde uit Middelburg herinnerde het
gisteren en zeide; Vlissingen wil niets liever
dan het geBchil langs minnel jjken weg beëin
digen.
Er zgn eenige manieren om te helpen op
genoemd. De geachte spreker uit Utrecht-
wees als een geschikt middel daartoe aan dat
bg voorbeeld de schippers, die de beer gaan
afhalen en nu sluisgeld moeten betalen om in
de Marinesluis te komen, zouden vrggesteld
worden van het betalen van sluis- en kanaal-
geld. De Minister heeft in dit aas, dat hem
door den geachten spreker is voorgehouden,
gebetenmaar ik hoop, dat hg niet zoo ver
gaan om te zeggen, dat Vlissingen dan
afdoende geholpen is. Immers, de Minister
beweerde reeds, dat de toestand zou verbeterd
zgn, omdat men nu kan laden binnen de slui
zen waar het stil is, in plaats van in de bui
tenhaven, waar het water woeliger isdoch
daarmede is de quaestie voor Vlissingen
niet opgelost. Vlissingen Ijjdt groot na
deel omdat de faecaliën baar zooveel minder
opbrengen dan vroegeren dat komt niet, zooala
de heer van Karnebeek beweert, door andere
omstandigheden, buiten verband met de kwes
tie die ons bezighoudt, maar door het feit dat
de beer niet meer uit de kokers regelrecht
in de schuiten kan worden overgebracht, die
baar afhalen zg komt nu eerst in eene daar
steeds -liggende verzamel schuit en moet daar-
de afhaalschuiten worden overgeladen.
Dat is bjj deze niet welriekende Btof oen groot
bezwaar, waardoor de waarde zeer vermindert
daarom een groot nadeel voor de financiën
van Vlissingen. Daarom zou ik den Minister
willen vragen zich tegen de redactie van deze
conclusie niet verder te verzetten, maar vol
ledig recht te doen immers heeft het woord
afdoende" eene duidelgke beteekenis; de
Minister kan zich niet van deze zaak afmaken
door te verklaren, dat bg met zgn ambtge
noot van Financiën in overleg zal treden of
teruggave van het sluisgeld mogelgk zal zgn,
maar hg onderzoeke of door den nu bestaan-
den toestand geen nadeel aan de gemeente
Vlissingen wordt toegebracht, en nems die
weg door afdoende maatregelenwant ik
herhaal nogmaals met het oog op de goede
trouw zal het noodig zgn dat, indien er na
deel is toegebracht, dit door de Regeering
geheel en volkomen worde vergoed.
De heer Conrad zeide daarop het volgende
Mgnheer de Voorzitter I Ik wensch het woord
te voeren naar aanleiding van de rede, gisteren
door den heer Lucasse gehouden. Die geachte
spreker heeft gezegd, dat tot eisch werd gesteld
dat de haven en de sluis ten allen tjjde en
onder alle omstandigheden voor öe scheep
vaart bruikbaar moeten zgn, en hg heeft tot
Btaving van de juistheid van dien eisch
gehaald eenige volzinnen uit het rapport van
den provincialen hoofdingenieur, ik heb dat
rapport opgeslagen en den daarop betrekking
hebbenden volzin heel spoedig gevonden. Die
luidtg als volgt»Zooals die haven nu ligt,
open voor den zuideljjken tot zuidwestelgken
atorm, is deze in den gewonen zin onbruik
baar, èn ten gevolge van de korte lengti
daarvan, èn ten gevolge van de deining die
zich voor de buitensluisdeuren moet doen
gevoelen.
Toch had dje haven met hare schutsluis in
dien weinig volkomen staat nog een redmiddel
kunnen zgn, voor het geval de groote sluis
aan de spoorwegbuitenhaven defect en buiten
dienst geraakte.
»Bg kalm weer en bg kenteren van hoog
water, zouden dan toch in elk geval nog wel
zeeschepen van uit zee op het banaal te bren
gen zgn geweest of omgekeerd."
Men ziet, dat is juist hetzelfde als hetgeen
ik gisteren heb aangevoerd. Ik stem toe dat,
als het heel kalm weder is en er geen stroom
gaat, men de haven wel kan binnenstoomen,
maar dat is bjjna nooit het gevaldaar is
altjjd een sterke stroom en meestal een zoo
danige wind dat door den vorm van de haven
eene zoo sterke deining ontstaat dat men de
sluisdeuren niet durft open te stellen.
Voorts is herhaalde malen gewezen op het
nut van de Marinesluis als reservesluis. Maar
het is zooeven reeds door den Minister gezegd)
en ik beaam het volkomen, dat nergens in
ons land eene reservesluis is, zelfs niet aan
het Noordzeebanaal, waai' wel eene tweede
grootere sluis gemaakt is. Toen men aan het
Nieuwediep eene grootere sluis gemaakt heeft,
is de oude Koopvaarderslnis eenvoudig afge
broken, en die niet herbouwd als reservesluis.
Ook aan het Merwedebanaai zjjn geen reserve-
slnizen in éen woord op geen onzer kanalen
is dat het geval. Maar b_ c-ndien, al werd
MartóêSJsla--0£?£jgp.sf-dan. nog zou zg
niet zgn eene reservesluis vod^e spoorwegslais,
die aan de buitenhaven ligt, want
sluis is korter, smaller en ondieper dan de
sluis aan de buitenhaven, bet verschil is zelfs
aanzienljjk, vooral de slagdorpeldieptedie
van de buitenhaven is 6,30 M. onder A. P. en
die van het binnenhoofd dér Marinesluis 5,40
M. onder A. P.
Er is aangevoerd men kan den waterstand
van het dok opzetten. Ja, dat zou men kun
nen doen, maar dan moet het water gekeerd
worden door de defecte sluisdat zal men
dus nooit doen.
De minister heeft-, medegedeeld hoe, wanneer
er een taats breekt-, deze kan hersteld worden,
zonder dat het noodig is de sluis tjjdeljjk on
bruikbaar te maken men heeft reservedeureo
duwpersen, in éen woord reservestukken van
alle breekbare onderdeelen van eehe sluis
maar aan de eigenlgke sluis, het metselwerk,
de slagdorpels, die van bardsteen of graniet
zgn, kan eigenlgk geen gebrek ontstaanhet
eenige, wat aan eene sluis kan breken, zgn
de taatsen en deuren, die stuk gevaren kan
nen worden.
Om al deze redenen is er nergens behoefte
aan eene reservesluis.
Gisteren is twjjfel geopperd of mjjne op
gaaf van de kosten tot het onder alle omstan
digheden, zooveel mogelgk, bruikbaar maken
der Marinesluis, wel juist zou zgn.
Daaromtrent kan ik mededeelen dat ver
schillende plannen gemaakt zjjn om te trach
ten van de buitenhaven der Marinesluis iets
bruikbaars te maken, bg voorbeeld door het
van een dam om den mond te ver
nauwen tot 60 meter dat ontwerp was ge
raamd op f 200.000; üsn ander ontwerp, om
eene nieuwe buitenhaven te maken in ooste
lijke richting, is geraamd op f 950.000. Maar
door uitvoering van een dezer plannen zou
echter, ondanks de hooge kosten, niet verkre
gen worden wat men verlangt. Om de Bluis
bruikbaar te maken, zal men, zooals ik giste
ren zeide, een havendam in zee moeten leg
gen in diepten van 20 a 30 meters, waarvan
de kosten niet te berekenen zgn, maar welk
werk ongetwijfeld vele tonnen gouds zou
bosten. Ook moet men, gesteld dat die bui
tenhaven in dien zin wordt gewjjzigd, niet
licht over de onderhoudskosten van dergeljjk
werk denken.
Gaat men de geschiedenis van de opalibbing
van de buitenhavens te Vlissingen na, dan zal
zien dat, kort na dö uitbaggering, de
haven weer opgeslibd is. De heer Lucasse
heeft ons een photographié getoond der Marine
haven, die eenige jaren geleden was
baggerd tot 6,50—A.P., en nu zoodanig opge
slibd is, dat men bg laag water niets anders
dan zand ziet. De kosten van de verbetering
het onderhouden der sluis en der buiten
haven zouden dus zoo groot zgn, dat ik er
niet gaarne onze tonnen gouds aan zou zien
besteden.
Naar aanleiding van de opmerking van den
heer Lobman kan het zgn nat hebben hier te
herinneren, dat er geenerlei overeenkomst
bestaat tusschen de sluis te Nigtevecht en die
te Vlissingen. Het groote verschil tusschen
die twee sluizen is, dat door de sluis te Vlis
singen niet eenig schip gevaren is, terwjjl
door de sluis te Nigtevecht, volgens dezelfde
statistiek, die de Minister heeft aangehaald,
in 1894 zgn gevaren 2202' schepen op en 1948
af, dat is dus ruim 4000 'sjaars. Wanneer die
Bluis er niet was, zou het in aanmerking
komen haar te makenzjj geeft toegang vat
de Vechtstreek tot het Merwedebanaalde
vergelijking is dus niet juist.
Wanneer men de conclusie b wil uitleggen
in den geest van den heer De Kanter, die
zegtnu ja, het is niet zoozeer te doen om
het eerste gedeelte dezer conclusie, slechts op
het Blot daarvan bomt het aan, het op eene of
andere afdoende wgze voorzien in het belang
van den beerafvoer, dan zou ik tegen de aan
neming geen overwegend bezwaar hebben.
Als men den eisch die daaraan voorafgaat, de
verplichting der Regeering om de
Marinehaven op behoorljjbe diepte te houden,
over boord werpt en de conclusie in deze be
teekenis door den Minister ban aanvaard wor
den, dan zouden er termen zgn om mjjn
zwaar uit dien hoofde niet langer te handhaven
te brengen. Blijkens hetgeen door een van de
leden van de Commissie van onderzoek is ge
zegd, is punt c van de voorgestelde conoluBie
eigenlgk door haar losgelaten, en wat punt b
betreft, wordt de verbetering van de Marine
haven ook prijsgegeven, en de nadruk gelegd
op de woorden: »ofop andere afdoende wgze
in dat belang (namelijk het inladen van de
beer) te voorzien."
In kan mg echter nog niet
b vereenigen, en wêröm ~cTe~ volgende
Het is wel mogelgk dat uit het contract
van 1857, zooalB het is gewjjzigd in 1885, iets
voortvloeit van eene verplichting van den
kant van den Staat tegenover de gemeente
Vlissingen wat aangaat die kwestie van het
lossen van de beer. Indien ik in mgne vorige
rede erop gewezen heb dat aan het contract
van 1857 zgn grond ontvallen is, dan was
dit in verband met punt c, maar niet met
punt b. Ik acht het dus wel mogelgk dat
contractueel eenige verplichting van den Staat
met opzicht tot den afvoer van de beer be
staat. #Ik heb zelf in verband daarmede reeds
gewezen op de kwestie van het slnisgeld het
is ook mogelgk dat de noodzakelijkheid van
overlading van de beer van een schip in een
ander van zoodanig gewicht is, dat in dit
opzicht het een of ander te doen ware van de
der Regeering om te gemoet te komen
aan de schade, die Vlissingen beweert te Igden
maar daaruit volgt nog niet, dnnkt mg, dat
Tweede kamer der Staten-Generaal
dezen uitspraak zou hebben te doen, zooals
door de Commissie wordt voorgesteld. Vooreerst
wordt door de Commissie voorgesteld dat wjj
zouden verklaren dat door de Regeering op
afdoende wgze moet voorzien worden in het
loBsen van de beer, en dit gaat veel verder
dan eenige tegemoetkoming in schade, welke
Vlissingen mogelgk geleden kan hebben, maar
ten andere heb ik er in het algemeen bezwaar
tegen dat van de Tweede kamer hoe langer
zoo meer een college voor eene soort
administratieve rechtspraak worde gemaakt.
Ea dat gebenrt ook hier weder. Wg ontvangen
adressen, er wordt bg ons gereclameerd tegen
Regeering en nu wil men dat wjj in kwes-
tien als deze, die misschien nog meer eene
rechtskwestie in engeren zin, dan eene admi-
nistratief-rechterljjke bweBtie is, uitspraak gaan
doen. Ik acht dit verkeerd. De Tweede kamer
is daartoe niet geroepen en ook leent zich hare
samenstelling voor eeh dergeljjke taak niet.
Ik kan mg derhalve ook na de gewjjzigde
oeteekenis, die aan de conclusie gegeven is,
daarmede niet vereenigen.
Zie, H.Ed.G.Heer, hetgeen ik noemde is U
on uwen medeleden in de Eerste Kamer wel
licht niet bekend, maar m. i. getuigt dat vol
strekt niet van algemeene of zeer groote
ergernis in Nederland, waarvan ge met zoo
veel afgrjjzen gewag makkte.
En ik zeg dit alles niet nit dwaze verheffing,
maar alleen om de feiten te c o n b t a-
rei.
Wiea geeft dfa-zr ,^^- .-rgeroi-^_Pe a godsdien-
stige. den Roomsch-Katholieken 'i
Maar ik leg de vraag aan elk warm en over
tuigd belgder van welken godsdienst ook voor
of hg een beter, practiseher, tevens huma
ner (want de N.-M. Bond voorkomt voor dui
zenden een ellendig leven) middel weet, geen
iphrasen" natuurljjk, om den te grooten aan-
as der bevolking een ramp voor elke
laatschappjj, omdat zg, bljjkena de ervaring,
armoede, ellende en werkloosheid veroor
zaakt tegen te gaan
Dat hg spreke, onomwonden I En de Nieuw-
Malthusianen zullen onmiddelgk de vlag, die
zg thans door den algemeenen nood bewogen
en gedwongen hoog houden, strjjken voor dat
beter middel
Maar geen redeneeringen, geen breede chris
telijke vertoogen slechts, om de algemeene
maatschappelijke ellende tegen te houden wjj
moeten een middel hebben, dat, evenals het
het vooruitzicht opent op werkeljjke
verbetering in bestaande slechte toestanden 1
En ergernis geven? Ja, welke goeds zaak
gaf in den beginne geen ergernis Is U.H.Ed.G.
éene bekend die dat niet deed Of werd
Christus aan het kruis genageld, werden
avonarola en Hubs verbrand, omdat zjj
zoo algemeene voldoening en vreugde
verschaften
Werd Galileï niet gegrepen en veroor
deeld door eenige onkundige kardinalen en
een zich dom houdenden paus, omdat hg een
waarheid verkondigde, die nu niemand meer
tegen spreekt
Dat er misbruik gemaakt kan worden en
ook gemaakt wordt van het Neo-Malthusia-
nistne, niemand zal dat ontkennen. Maar
U.H.Ed.G. ook wellicht eenig menscheljjke
instelling of wet bekend, waarvan dat niet
gedaan kan worden Of is er geen kwaad
waar niet iets goeds ook is
Zie, deze dingen zgn inherent aan alle
menschelgke handelingen. Het volmaakte te
dóen is ons menschen niet gegeven."
De heer Tan Karnebeek besloot het
debat met de volgende rede
Naar aanleiding van het gevoerde debat
wensch ik nog een enkel woord in het midden
De Kienw-HIalfhnsiaangche Bond.
In een >Open brief aan den heer J. E. N.
baron Schimmelpenninck van der Oye, lid van
de Eerste kamer der Staten-Generaal", weer
legt de heer E. Kempe te Den Haag, in het
Vad. het door dit kamerlid gesprokene over
boven genoemden Bond.
Na voor het goede doel van dezen Bond een
pleidooi geleverd te hebben, sohrgft de heer
Kempe
Dat de Nieuw-Malthusiaansche Bond zoo
veel ergernis zou geven in den lande, neem
ik dadeljjk op uw gezag voor een oogenblik
aan. Mjj, die nagenoeg van de oprichting van
den Bond. dat is dus nu al meer dan 14 jaar
er toe behoorde, is van die overgroote ergernis
nooit iets anders gebleken dan dat staats
lieden in de volksvertegenwoordiging zich
uit een godsdienstig oogpunt heftig
tegen de N.-M. leer uitlieten, waarbjj het
gezond verstand van den econoom m. i. verre
was te zoeken. En verder
Elk jaar wordt het ledental, dat nn onge
veer 700 bedraagt, grooter. De minister van
binnenlandsche zaken is een onzer eere-leden.
Een lid van de Tweede kamer der Stateh-
generaal is onze voorzitter, en niet te vergeten
de oprichter van den Bond, wiens naam in
toekomst met eere en zegening zal worden
genoemd de heer C. V. Gerritsen heeft
mede in dat Staatslichaam zitting. De minis
ter van waterstaat is lid van onzen Algemee
nen raad; drie professoren, nog een kamerlid
en mr. in de rechten, vier doctoren, een juriBt
en aanzienljjke burgers, ambtenaren, een hoofd
officier en een gepensioneerd officier van het
leger, ingenieurs, enz. zgn medeleden. De
Bond mag op de geheel belanglooze hulp
rekenen van vjjf artsen 1 De bekende geïncri
mineerde brochure»de middelen ter voor
koming van groote gezinnen" is bg duizenden
door het land verspreid verleden maand
ging het 157e duizendtal ter perse
dank zjj Uwe oppositie tegen de ons verleende
koninkljjke goedkeuring op de statuten, heeft
de Bond bespeurd dat bg veel medestanders
telt, ook in de groote pers 1
Kon het ook eigenlgk wel anders aan het
einde der verlichte negentiende eeuw en
met zooveel ellende en armoe in ieders onmid-
deljjbe nabjjheid?
Naar het Dbld. meldt, zal een staatscom
missie worden benoemd tot onderzoek van den
toestand van den waterweg van Dordrecht naar
Brouwershaven, waaromtrent bjj de staatsbe
groting voor dit jaar klachten werden geuit.
In die commissie zullen o. a. zitting hebben
i leden der Tweede kamer Conrad en Van Gjjn.
Bjj kon. besluit
is bg het agentschap van het ministerie van
financiën te Amsterdam bevorderd tot hoofd
commies N. W. C. Heufke Kantelaar, thans
commies
is de detacheering bg het leger hier te lande
van den eerste-luit. der inf. van het leger in
N.-I. P. A- Mollinger geëindigd op 16 Sept. 1896;
zgn, met ingang van dien datnm, voor den
tjjd van éen jaar bg het leger hier te land©
gedetacheerd de eerBte-luit. der inf. van het
leger in N.-I. J. W. Scholten en A. G. Sujj-
ders, beiden met verlof in Europa;
is de kapitein der artillerie H. Seret, thans
op non-activiteit als lid van de Tweede kamer
der Staten-generaal, op zijne aanvrage, op
pensioen gesteld, en het bedrag van het pen
sioen bepaald op f 1560 'ajaars; en dien
kapitein, gerekend van den dag waarop zgn
pensioen ingaat, de rang verleend van majoor,
Bjj kon. beBluit is de aanstelling van rjjks-
klerken uitgebreid tot de ontvangkantoren der
directe belastingen, invoerrechten en accjjnzen
der zes hoogste klassen en bg kantoren der
7e of 8e klasse, waar de werkzaamheden be
treffende den in-, uit- of doorvoer van goede
ren bjjzonder belangrjjk zgn.
De St.-Ct bevat het kon. besluit van den 19den
Februari 1896, tot instelling van strafregisters
Hierbjj is o. a. bepaald dat strafregisters
gehouden worden van alle onherroepelijk ge
worden veroordeelingen lo. wegens gemeene
en militaire misdrjjven; 2o wegens overtre
dingen van de artikelen 432 en 433 van het
W. van S. en 3o. tot plaatsing in eene rijks
werkinrichting krachtens het 4de lid van
artikel 453 van het W. v. S.
De strafregisters zgn samengesteld uit straf
bladen. Op het Btrafblad wordt vermeld: 1°
de naam van den veroordeelde, zgn voornamen
en bgnamen of valsche namen, indien hg di©
voert2° de namen zgner ouders 8° dag en
jaar zgner geboorte; 4° zjjne geboorteplaats;
5° zgn burgerljjke staat (gehuwd, ongehuwd,
weduwnaar of weduwe)6o. zgn beroep
7o. de rechter, die het onherroepelijk gewor-