MIDDELRURGSGHE COURANT.
N°. 60.
139® Jaargang.
Woensdag
11 Maart.
1896.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg ais voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
fhenBometer.
Middelburg 10 Maart 8 u. vm. 42 gr., m. 12 u.
49 gr., av. 4 u. 48 gr. F. Verw. N. O. wind.
Advertenties voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór &ém
nor aan het bureau bezorgd zjjn.
Advertentiè'n20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
igeoien.
Te TerneuzenM. de Jonge te Rotterdam
nljgh van Ditmak.
De groote bijval, dien de door ons onlangs
gegeven plaat heeft ondervonden, deed ons
besluiten onzen geabonneerden weer derge
lijke aan te bieden, en wel, zoo daartoe aan
leiding bestaat, een tiental per jaar.
Die platen zullen alleen betrekking heb
ben op de stoffelijke belangen der verschil
lende deel en van Zeeland en steeds zoo
veel mogelijk van actueel belang zijn.
Evenals de vorige, zullen zij door een be
kwame hand worden geteekend.
Niettegenstaande de groote onkosten, die
dergelijke platen met zich brengen, zullen
onze geabonneerden ze kosteloos ontvangen.
De steeds toenemende belangstelling, die
ons blad na de prijsverlaging in 1887 en de
vergrootiDg van formaat in 1889 in de
gansche 'provincie heeft ondervonden, stelt
ons in staat, trots den geringen abonnements-
prijs van slechts twee gulden per kwartaal,
deze premies onzen abonnés aan te bieden.
Mocht wellicht een onzer lezers eenig
ontwerp voor dergelgke plaat met onder
schrift willen inzenden, ook zonder vermel
ding van zijn naam, dan znllen wij gaarne
beoordeelen of de opneming daarvan, met
of zonder eenige wijziging, ons gewenscht
voorkomt.
Middelburg 10 Maart.
De Marlneslnlg. en liaven te Vlls-
gingen Jn de Tweede kamer.
III.
Het slot den rede van den heer Van Har-
nelieek, in de zitting van Vrjjdag 6 Maart,
waarvan wjj in het vorig nommer het begin
gaven, luidde als volgt
De conclusie der Commissie strekt om »als
het gevoelen der Earner uit te spreken dat,
wat ook moge voortvloeien uit de bestaande
contracten tusscben het Rjjk en de gemeente
Vlissingen gesloten, in elk geval het belang
van de scheepvaart medebrengt, dat de Marine-
sluis en de daarvoor liggende haven te Vlie-
singen door het Rjjk in bruikbaren toestand
worden gebracht."
Deze uitspraak zou, dunkt mg, wel eenigs-
ains prmjudicieeren op het eventueel oordeel
van den rechter, maar zich toch hoofdzakelijk
gronden op bet belang der scheepvaart, afge
scheiden van het contract van 1857.
Ik heb dus na te gaan, in hoeverre het be
lang van de scheepvaart medebrengt dat de
Marinesluis en de daarvoor liggende haven
in bruikbaren toestand worden gebracht.
Indien dat waar was, zoa het mgns inziens
nog veel meer waar zjjn dat er in iedere an
dere onzer havens, waar zich sluizen bevinden,
die toegang verleenen tot dokken en aanleg
plaatsen, xeservesluizen aanwezig zouden moe
ten zgn.
En dat is, zoever ik weet, nergens het geval.
Of is misschien de scheepvaart te Vlissingen
van dien omvang, dat daarvoor belangrjjke,
kostbare werken behooren gemaakt te worden,
die men in onze andere havens niet noodig
heeft geacht Wjj weten dat, helaasde
kostbare werken, die indertjjd te Vlissingen
aangelegd zgn, tot nog toe volstrekt niet die
echeepvaartbeweging tot zich hebben getrok
ken, die men er aan toewenschen zou en die
zou aanmanen tot het creëerea van werken
die bg andere havens niet noodig geacht worden
Wat nu het werk zelf aangaat dat men aan
de Marinehaven wil laten maken, mag ik, die
vroeger met al die zaken te doen heb gehad,
die ze zelfs wel te onderzoeken heb gehad,
op grond van eigen aanschouwing, verstrekt
door advies van deskundigen, ronduit verklaren
dat het een onbegonnen werk zou zgn. Er is
op die plaats geen geschikten toegang voor de
groote scheepvaart te maken. Men zou niet
slechts de voorhaven in den vroegeren ti
moeten herstellen, wat voor 4 ton misschien
wel kan, maar men zou eene voor groote zee
schepen bruikbare voorhaven tot aan diepwatei
moeten uitbouwen, verdedigen en onderhouden.
Nu zal ieder, die van waterstaatszaken in
Zeeland iets weet, begrgpen hoe ontzaglgk
veel dat op die plaats zou kosten.
En indien men nog twjjfelt aan de juist
heid mgner meening, die ik echter gerust durf
uit te spreken, omdat gisteren reeds een des
kundige zich in denzelfden geest er over uit
gelaten heeft, dan wil ik nog wjjzen op het
volgend feit.
Toen indertgd besloten werd de groote haven
en kanaalwerken op Walcheren te maken, was
de Marinehaven, behalve de kleine stadshaven,
de eenige toegang „voor de scheepvaart naar
Vlissingen.
Wat zou nu meer voor de hand gelegen
hebben dan om van die Marinehaven, vlak bg
de stad gelegen, gebruik te maken voo? de
groote haven die men destijds projecteerde, in
aansluiting met het kanaal door Walcheren,
als inderdaad die plaats daarvoor zoo geschikt
ware geweest? Hebben zjj, die destjjds de wer
ken hebben ontworpen en uitgevoerd, het be
lang van die zjjde der zaak dan geheel en al
voorbjj gezien Zou men niet verwacht mogen
hebben dat, als die plaats geschikt was voor
het maken van eene haven ten behoeve der
groote vaart, men dan juist daar, waar men
van een reeds bestaanden aanleg vlak bjj de
stad gebruik kon maken, de nieuwe sluis- en
havenwerken zouden zgn ontworpen
Men heeft dit echter niet gedaan en ik
twjjfel er niet aan, of eene van de redenen,
zoo niet de hoofdredes, zal wel geweest zgn,
dat uit een waterstaatkundig oogpunt de plaats
er zich volstrekt niet toe eigent.
De belangen van de scheepvaart maken het
werk, dat men verlangt, noodzakelijk, dat is
het standpunt waarop de Oom missie wenseht
dat wjj ons, afgescheiden van de rechtsvraag
zullen plaatsen. Ik heb reeds eene vergelijking
gemaakt met hetgeen in onze andere groote
havens in het belang der scheepvaart nood
zakelijk wordt geacht. Nu wil ik nog aantoo-
nen, hoe men daar eigenljjk te Vlissingen over
denkt.
Er is gisteren aan herinnerd, en het bljjkt
ook uit de stukken ik voor mg wist dit
trouwens, 'want ik heb er mg mede te bemoeien
gehad dat jaren geleden te Vlissingen zelf
het plan is gerezen om van het zoogenaamde
Marinedok, waarop de Marinehaven uitloopt,
en waarin de thans gesloten sluis ligt, die men
als reservesluis weer geopend wil hebben, te
maken een droog dok. Dit plan heeft, voor
zoover ik weet, van den kant van de gemeente
Vlissingen niet anders dan instemming en
nooit afkeuring ondervonden. Nu zal ieder
toch tot de conclusie moeten komen, dat,
indien inderdaad het .hebben van die reserve-
eens hopfdzaak, eene Wens^aag was
voor de scheepvaart van VliBsingen, het dan
onbegrjjpeljjk zou zgn dat de gemeente Vlis
singen indertgd mede is gegaan en goedge
keurd heeft het plan om dat Marinedok aan
emming van reservesluis te onttrekken
en er een droog dok van te maken.
Ik gun van gansch6r harte aan de gemeente
Vlissingen, wat hare scheepvaart betreft, alles
maar indien Vlissingen meent dat van
den kant van het Rjjk voor dit belang nieuwe,
aanzienlijke sommen moeten besteed worden,
dan wil het mg voorbomen, dat die gelden
oneindig beter zouden besteed worden voor
den aanleg van een droog dok, dan voor de
herstelling van eene op den duur onmogeljjk
stand te houden reservesluis en reserve ha-
Ik kan mg in dit opzicht de opvatting
van de belangr der gemeenteVlissingen door
hen, die voor dxe belangen in de bres zgn ge
sprongen, niet goed begrjjpen. Ik zou in het
.belang van Vlissingen willen vragenwat
hebt gjj toch aan die reservesluis? Zou het
niet veel beter zgn dat gevolg werd gegeven
het vroegere denkbeeld, om een droog dok
te maken. Nu zal men misschien zeggen: er
bestaat reeds een droog dok te Middelburg,
en wellicht is de omstandigheid dat de Maat
schappij de Schelde eigenares van dit droog
dok geworden is, eene reden voor haar ge
weest om af te zien van haren wenseh van
een droog dok te Vlissingen te hebben. Ik
hoor daar echter zeggen, dat die wensch door
die maatschappij nog niet is opgegeven. In
«lb geval, het droog dok te Middelburg is eene
inrichting van zeer bescheiden aard. De toe
gang daartoe te Middelburg en de opvaart
van Vlissingen daarheen door het kanaal zgn
lang niet gemakbeljjb en zonder bezwaar.
Ik geloof dus dat het in het belang van de
scheepyaart inderdaad wel degeljjb wensche-
ljjk zou zgn in Vlissingen zelf een goed droog
.dok voor groote schepen te hebben. Zoo
ichjjnt men het indertgd dan ook te Vlissin
gen te hebben ingezien men zag toen geen
levensvraag in het hebben van eene reserve
sluis.
Om al die redenen omdat ik hetgeen ver
langd w5rdt onuitvoerbaar acht zonder boven
matige kosten; omdat de belangen van de
acheepvaart deze groote uitgaat niet verei-
schen; omdat, wanneer men gelden wil beste
den ten behoeve van de scheepvaart te Vlis
singen, dit veel beter op andere wjjze zou
kunnen gedaan worden omdat ik voor mg
niet geloof, dat de gemaakte contracten ik
spreek mg daarover noode uit, maar moet het
doen tegenover hetgeen de vorige geachte
spreker in het midden heeft gebracht in
derdaad voor de gemeente een vaststaand
recht in deze zouden hebben geschapen, kan
ik mg niet vereenigen met de conclusiën,
die ons door de commissie zgn voorgelegd.
Ik gun aan Vlissingen voor zjjne scheepvaart
en andere belangen alles goeds, maar het werk,
dat hier wordt verlangd, zou, indien het on
dernomen werd, naar mjjne overtuiging een
onbegonnen werk zgn.
In dezelfde zitting werd door den heer
Van der Sleyden» Minister van Water
staat enz., het volgend^-w>zqad
Mjjnheer de Voorzitter 1 In het Verslag der
Commissie worden twee punten besproken, die
ik geheel afzonderlijk wensch te behandelen.
Ten aanzien van het eene punt heeft de Com
missi e haar gevoelen nedergelegd in de con
clusie sub dit geldt wat men zou kannen
noemen de kleinere kwestie, en de meerder
heid der Commissie heeft aanleiding gevonden
om daaraan nog toe te voegen eene conclusie
c,welke betrekking heeft op de grootere kwestie.
De gemeente Vlissingen wenseht dat de
Marinesluis, die sedert eenige jaren is afge
sloten, worde heropend. Ter beoordeeling
van den aard en de beteekenis van dit ver
langen, zjj het mg vergund een korte beschrij
ving te geven van de plaatseljjke gesteldheid,
die het hier geldt. Sedert de opening van
het kanaal door Walcheren is er eene uitste
kende buitenhaven aan de Schelde tot stand
gekomen. Er is eene nieuwe schutsluis gelegd
dieper en wjj der dan de destjjds reeds be
staande keersluis van de marine en deze nieuwe
buitenhaven en nieuwe sluis, in den regel de
groote sluis genoemd, geven niet alleen toe
gang tot het kanaal, maar ook tot de nieuw
aangelegde binnenhavens en tot de oude bin
nenhaven genaamd het Marinedok.
Welke was de toestand vóór de opening
van het kanaal door Walcheren, zooals die
bestond ten gevolge van de overeenkomst
van 1857
Destjjds was er aan het einde van de voor
haven van de marine eene gewone keersluis
gelegen, waardoor dus alleen kon gevaren
worden met geljjk water en welke keersluis
dit zg in het voorbijgaan gezegd in de
overeenkomst van 1857 volstrekt niet is ge
noemd. Deze keersluis is bjj den aanleg va»
bet kanaal door Walcheren in eene schut
sluis, door het bjjbouwen van .een tweede
sluishoofd, veranderd. Destjjds had men
groote verwachting van het verkeer, dat zich
deze richting zou ontwikkelen, dat het
wenscheljjk werd geacht het kanaal en de
binnenhavens met de Schelde te verbinden,
niet alleen door middel van de groote schut
sluis en daarnaast liggende kleine schutsluis
aan de nieuwe buitenhaven, als den eigenljjke»
mond van het kanaal, maar men nam tevens
de gelegenheid te baat om de aanwezige Ma
rinekeersluis te veranderen in eene schutsluis.
Niettegenstaande het verkeer zich niet ont
wikkeld heeft als verwacht werd, dringt de
gemeente desniettemin aan op de heropening
van de Marinesluis, die in de laatste jaren
tengevolge van de bekende omstandigheden is
afgesloten.
Indien de Marinesluis werkelijk weder ge
opend werd, dan zou zjj toch slechts dienst
behoeven te doen als reservesluis, geenszins
om te hulp te komen in tjjden dat het door-
voervermogen van de groote schutsluis ontoe
reikend mocht zgn, ik kom zoo aanstonds
hierop terug maar eenig en alleen om de
gemeenschap met de Schelde te onderhouden,
wanneer de groote schutsluis defect mocht zgn.
Nu is het aanleggen en instandhouden van
reservesluizen, die alleen dienst moeten doen,
wanneer de eigenljjke sluis defect is en her-
Bteld moet worden, wanneer deze dus voor
korten tjjd niet bruikbaar is, eene weelde,
welke, zoover mjj bekend, noch in ons land,
noch daarbuiten tot op heden toepassing heeft
en. Het aantal dagen dat eene sluis
onbruikbaar is voor het verkeer is betrekkeljjk
zoo gering, de kosten van aanleg en ook van
onderhoud van tene tweede sluis zgn zoo
groot, dat het maken van eene zuivere reserve
sluis met het uitsluitende doel om te dienen,
wanneer de eigenljjke sluis onbruikbaar is,
niet te rechtvaardigen is.
Geeft het drukke verkeer nu aanleiding om
hier ter plaatse eene tweede sluis te bouwen
Raadplegen wg daartoe de opgaven, voorko
mende in de Statistiek der scheepvaartbewe
ging over 1894. Men ziet daaruit dat de sluis
te Vlissingen in 1894 heeft doorgelaten 1420
schepen, welk aantal niet onbelangrijk is;
doch uit eene bijgevoegde noot bljjkt, dat van
de 1420 schepen 1185 Rjjks stoom- t
vaartuigen benevens loodsvaartuigen waren.
Voor de eigenlijke zeeschepen big ft dus over
een getal van 235 met een inhoud van 722.000
ton. Wanneer men dus alleen op deze schepen
let, dan heeft er ongeveer door die sluis eene
beweging plaats van 2 schepen in de 3 dagen,
nog niet 1 schip per dag.
Ter vergelijking wensch ik bjjv. te wjjzen
op de sluis te IJmuiden.
Door deze sluis zgn in 1894 geschut 3960
schepen met een inhoud van bjjnall millioen
ton. Bg dit getal zgn niet geteld 5633 vis-
«chers- en andere vaartuigen welke buitendien
geschut zgn. En desniettegenstaande heeft
die sluis sedert 1876 eenig en alleen dienst
,an zonder reservesluis, terwjjl het verkeer
het 12- 15voud is van dat te Vlissingen-
Het mag dus onbetwistbaar worden genoemd
dat uit een oogpunt van verkeer, aan eene
tweede sluis te Vlissingen allerminst behoefte
bestaat.
En wil men nog meer gedetailleerde cijfers,
dan heb ik nog eenige opgaven over 1895 te
tnjjner beschikking.
Daaruit bljjkt tevens, dat de scheepvaart in
dit jaar afnemende was. Ik vind bier opge-
teekend dat het totaal getal vaartuigen
s- en binnenschepen, doch zonder loodskot-
ters en dergelgke Rgksvaartuigen dat in
1895 van de groote sluis gebruik heeft gemaakt
en waarvan de afmeting toeliet, dat zg ook
door de Marines!uit» hadden kunnen geschut
worden, bsdroeg 190. Ten overvloede zg hier
aan toegevoegd dat de booten der Maatschappij
Zeeland, benevens vaartuigen van meer dan
62 dM. diepgang niet door de Marinesluis
zouden kunnen passeeren tenzjj het kanaal
werd opgezet, waar bjj een ernstig ongeval
aan de groote sluis wel niet zal mogen worde»
overgegaan.
Het getal dier 190 schepen was verdeeld als
olgt: 60 stoombooten van den provincialen
dienst op de Westerschelde, 34 Rjjksschepen,
zooals het wachtschip, lichtschepen, enz. 96
handelsschepen.
De stoombooten voor den provincialen dienst
j de Rjjksschepen zouden nu allen den weg
langs Veere hebben kunnen kiezen en van de
handelsschepen zoude dit voor verreweg
het grootste, gedeelte almede het geval zgn.
Indien dus het ongeluk mocht gebeuren, dat
de groote sluis eens tjjdeljjk voor de scheep
vaart gestremd ware, dan zouden er in een
geheel jaar slechts enkele schepen zgn, die
werkeljjk behoefte hebben aan en gebaat
zouden worden door de Marinesluis, die thans
is afgesloten. Dat die enkele schepen eene
reden zouden kunnen opleveren om de Marine
s'nis weder te openen, kan niet worden ton
gegeven
Het slot van die rede geven wg in een vol
gend nommer.
meermalen uitdrukkelijk of stilzwjjgend heeft
erkend de rechtsgeldigheid van bepalingen in
plaatseljjke verordeningen, waarin aan B. en W.
de bevoegdheid wordt toegekend om in bij
zondere gevallen dispensatie te verleenen van
het verbod om een tapperjj of koffiehuis na een
in de verordening bepaald uur open te houden
on dus sluiting eerst op een later uur
vergunning te geven.
Bg kon. besluit:
is benoemd tot rechter in de arr. rechtbank
te Amsterdam mr R. L. Scholten, thans rech-
ter-plaatsvervanger in gemelde rechtbank,
advocaat en procureur te Amsterdam
zgn opnieuw benoemd: tot schoolopziener
het arr. Veendam mr H. Heese, te Win
schoten en tot schoolopziener in het arr. Haar-
ra, dr E. van der Ven, te Haarlem
is den ontvanger der loodsgelden te Amster
dam D. Turfboer eervol ontslag als zoodanig
verleendis de commissaris der loodsen te
Amsterdam, W. Horst Pzn., tevens benoemd
tot ontvanger der loodsgelden te dier stand
plaats en is benoemd tot adjunct-commissaris
der loodsen te' Amsterdam, de Btuurroan-majoor
bg de marine, K. Raap.
e audiënties van de ministers van marine
en oorlog zullen deze week niet plaats hebben.
In de St. Ct. van heden maakt de minister
van oorlog bekend dat het examen van hen,
die wenschen te worden toegelaten tot de ver
bintenis als vrijwilliger voor het reservekader,
dit jaar zal plaats hebben op 21 Juli a. s. en
zoo noodig op een of 'meer volgende dagen.
Voor nadere bijzonderheden verwgzen wg
naar de St. Ct.
Sluitingsuur van koffiehuizen»
Het Weekblad voor de burgerlijke Admi
nistratie, altjjd de aandacht trekkende door
zekere hoogheid van toon en dik wjj ls door zgne
eigenaardige administratief-rechteljjke logica,
bevat in zgn nummer van 5 dezer een
hoofdartikel, waarin het veelbesproken arrest
van den Hoogen Raad over het sluitingsuur
van tappergen wordt behandeld. Dat hoofd
artikel zal aan de plattelandsburgemeesters
en plattelandsambtenaren eens doen zien, hoe
dwaas ons hoogste rechterlijke college rede
neeren kan, en moet tot de conclusie leider
dat eigenljjk alle kennis van administratief
recht nog maar alleen een schuilplaats vindt
de bureau's van het Weekblad voor de bur
gerlijke Administratie. Een goed Nederlandscb
jurist zoo leeraart het Weekblad o. a.
•legt de wet nooit uit zooals zg luidt, maar
kjjkt altjjd of er niet in de Memorie van toe
lichting iets staat, dat den tekst te niet doet.'
Zulke uitingen al zgn het ook boutades
doen ons wel eens vragen wat er van onze
samenleving zou terecht komen als de toepas
sing onzer toch al zoo slecht geredigeerde
administratieve wetten nóg meer aan het ad
ministratief gezag met zgne »niet-goed-juridi-
sche" logica werd overgelaten.
In de jongste, Zaterdag te Njjmegen gehou
den raadszitting is, naar aanleiding van ge
noemd arrest, de politieverordening gewjjzigd
n het artikel betreffende het sluitingsuur
aatgesteld als volgt:
>Het is houders van koffiehuizen, tappergen,
kroegen en dergelgke inrichtingen verbode»
hunne buizen en lokalen tusschen des nachts
twaalf en des morgens vjjf uur voor het
publiek geopend of toegankelijk te hebben.
Het is aan ieder, die niet is huisgenoot vaD
den houder van inrichtingen, als in alinea 1
van dit artikel genoemd, daar geen nachtver-
bigt heelt als logeergast, of wiens tegenwoor
digheid daar niet vereiecht wordt, verboden
zich gedurende voormelden tjjd in die huizen
en lokalen te bevinden.
j-DiBpensatie van de verbodsbepalingen in
dit artikel kan door burgemeester en wet
houders worden verleend."
Het voorstel tot deze opdracht aan B. en
W. werd gedaan door den heer mr Walter,
kantonrechter te Ngmegen. De raadscom
missie voor de strafverordeningen had voor
gesteld de beslissing over eventueele aan
vragen om verlof tot het langer openhouden
van deze inrichtingen, voortaan op te dragen
aan den gemeenteraad.
Dit besluit is geheel in den geest van het
Weekbl. v. h. Recht, volgens hetwelk de H, Rv
Het Maandag van den gouverneur-generaal
van Nederlandsch-Indië, in ons vorig nommer
in hoofdzaak onder Laatste berichten opgeno
men, bericht dat den 7en dezer eene patrouille
van 3 officieren en 70 mindere militairen uit
onze versterking An&galoeng, op haren terug
weg derwaarts, door talrjjke benden Atjehers
is aangevallen, luidt in zgn geheel als volgt
De linie-commandant, drie officieren en veertig
minderen van de nabjjgelegen posten Senelop,
Lamsoet en Lambarih kwamen tot versterking.
Bjj dit gevecht sneuvelden onzerzgds 8 Eu-
•opeesche militairen beneden den rang van
officier, terwjjl éan officier, éen Europeesch
twee inlandsche mindere militairen zwaar
4 officieren en 21 mindere militairen licht
werden gewond.
Voorts wordt een inlandsch fuselier vermist.
Aan de zjjde der aanvallers sneuvelden 6
panglima's, terwjjl 37 man sneuvelden of zwaar
gewond werden.
De namen der op 7 dezer in Afjeh gesneu
velde en gewonde militairen zgn gesneuveld
sergeant A. van Ooster, korporaal H. G. Wil-
3 en fuselierB M. J. Monden, G. Lourens,
G. Roosjen, K. H. van de Groenekan en E.Voegeli;
zwaar gewond le-luit. der infanterie K. S.
Westendorp, en fuselier A. Debats;
licht gewondkapitein der infanterie H. F.
T. van Bloklandle-luits der infanterie J. van
Hasselt en C. J. F. Stakman, en officier vaa
gezondheid 2e klasse C. van der Meer.
VolgenB telegram uit Batavia aan het N.
d. D. is de bekende Rus Maligan ontvlucht.
Hjj werd, zooals bekend, beschuldigd van in
voer van wapens in het gebied van Karang
Asem op Bali (waar Djilantik zetelt) en later
op Lombok, ea stond met zgn handlangers
Prince en Paige, voor den Raad van Justitie
te Soerabaja terecht en werd toen bjj vonnis
ontslagen van rechtsvervolging. Het openbaar
ministerie ging daarna in hooger beroep,
waarop het hooggerechtshof Maligan veroor
deelde tot een boete van f 1000.
Maligan nu zou volgens het laatste bericht
te Soerabaja in het hospitaal worden verpleegd.
Wellicht is hg nu van daar ontsnapt.
UIT STAD EN PROVINCIE
Te Middelburg aldus meldt men
ons is door den majoor jhr W. G. van der
Wjjck een onderzoek ingesteld naar de vor
deringen der militairen in het zingen der
aatioaale liederen.
Aan iedere compagnie werd ter belooning
van den jjver en toewjjding bg dit onderwgs
een prachtige harmonica uitgereikt, om in het
vervolg bg den zang te gebruiken.
Het doel, om deze liederen in de plaats te
doen treden van de onzedeljjke liedjes die
op marsch werden gezongen, is bereikt, doch
de lust tot zingen bjj de oefeningen ontbreekt
onzen Zeeuwschen jongens maar al te zeer.
Naar wjj vernemen zal Dinsdag 11 Aug,
en volgende dagen te Middelburg de
vergadering plaats hebben van de Generale*
synode der Gereformeerde kerken.
Maandagavond, tusschen half negen en
negen uur, ontstond in een koffie- teven»