MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 59.
1398 Jaargang.
1896.
Dinsdag
10 Maart.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Tbermometer.
Middelburg 9 Maart 8 u. vm. 38 gr., m. 12 u.
46 gr., av. 4 n. 46 gr. F. Verw. W. wind.
IAdvertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór éém
uur aan liet bureau bezorgd zjjn.
Advertentiè'n20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten et
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te TernsuzenM. de Jonge te Rotterdam
Nijgh van Ditmar.
De groote bijval, dien de door ods onlangs
gegeven plaat heeft ondervonden, deed ons
besluiten onzen geabonneerden meer derge
lijke aan te bieden, en wel, zoo daartoe aan
leiding bestaat, een tiental per jaar.
Die platen znllen alleen betrekking heb
ben op de stoftpl'y.s belangen der verschil
lende deelen van Zeeland en steeds zoo
veel mogelijk van actneel belang zijn.
Evenals de vorige, zullen zij door een be
kwame hand worden geteekend.
Niettegenstaande de groote onkosten, die
dergelijke platen met zich breDgen, zullen
onze geabonneerden ze kosteloos ontvangen.
De steeds toenemende belangstelling, die
ons blad na de prijsverlaging in 1887 en de
vergrooting van formaat in 1889 in de
gansche provincie heeft ondervonden, stelt
ons in staat, trots den genu gen abonnements
prijs van slechts twee gulden per kwartaal,
deze premies onzen abonnés aan te bieden.
Mocht wellicht een onzer lezers eenig
ontwerp voor dergelijke plaat met onder
schrift willen inzenden, ook zonder vermel
ding van zijn naam, dan zullen wij gaarne
beoordeelen of de opneming daarvan, met
of zonder eenige wijziging, ons gewenscht
voorkomt.
Middelburg 9 Maart.
De MTarlnesluig- en haven te Vlis
singen in de Tweede kamer.
II.
In de Vrjjdag 6 Maart gehouden zittiDg van
de Tweede kamer werd, bjj de voortzetting der
beraadslaging over de conclusie van het ver
slag der commissie omtrent bovengenoemde
kwestie, het eerst het woord gevoerd door den
heer De Savornin Lohman.
Na eerst instemming betuigd te hebben met
de hulde aan wjjlen den heer Van der Schrieck
gebracht zeide deze spreker
Ik zal mjj wel wachten in deze Kamer een
advies te geven over de technische zjjde dei-
kwestie over de vraag of de Marinehaven te
Vlissingen op behoorlijke wjjze kan en moet.
worden hersteld en wat dit den lande kosten
zal.
Maar er is in deze zaak niet alleen een
technische kwestie, maar ook eene kwestie van
recht en billijkheid, waarop reeds gisteren op
uitvoerige wjjze is gewezen door den grachten
afgevaardigde uit Middelburg, den heer Lucasse.
Het zjj mjj veroorloofd nog een enkel woord
daaraan toe te voegen, ook ter wille van die
leden, die gisteren namiddag de vergadering
reeds hadden verlaten. Ik kan hierbjj zeer
kort zjjn, want de kwestie waarover het loopt
is van zeer eenvoudigen aard.
De kwestie althans, waarover ik wensch te
spreken, is zeer eenvoudig. Zooals de heeren, die
de stukken hebben gelezenweten, is er in Vlissin
gen eene Marinehaven van oudsher geweest, die
aan de gemeente toebehoorde in eigendom. Eeni-
gen tjjd voordat de nieuwe haven in Vlissingen is
aangelegd heeft de Staat eene overeenkomst
aangegaan met de gemeente Vlissingen.
De Regeering hseft daarbjj twee bedingen
gemaakt, die, dunkt mjj, niet voor tweeledige
opvatting vatbaar zjjn. Hat eene komt hierop
neer het uitdrukkelijk voorbehoud is gemaakt
van het recht, dat die haven zou openblijven
voor handel en scheepvaart, zoodat zoowel zeil-
als stoomschepen die haven zouden kunnen
naderen, daarin zouden kunnen binnenloopen
en daarin laden en lossen. In de tweede plaats
een beding, waarbjj wel een zeer eigenaardig,
maar toch niettemin gewichtig belang van de
gemeente was betrokken. Er was bedongen
aangezien ten behoeve van een aan de ge
meente toebehoorend terrein een heerschend
servituut werd verleend ten laste van de in
eigendom aan den Staat afgestane voorhaven,
om de beer van een op dat terrein te maken
beerput uit te loozen door een koker in de
voorhaven tot afvoer in vaartuigen.
Toen later de nieuwe haven is aangelegd
heeft men de oude haven bedorven. Men heeft,
naar het schynt, als ik de inlichtingen naga,
die ons zjjn overgelegd, groote blunders ge
maakt vanwege de ambtenaren, belast met den
aanleg van die haven. Men heeft mjj verze
kerd, dat die blunders niet zyn te wy ten aan
waterstaatmaar dit neemt niet weg het feit,
dat toen men meende, geljjk aanvankelijk ook
het plan der Regeering was, dat de oude Mari
nehaven zou kunnen dienen als reserve, per
slot van rekening deze totaal onbruikbaar is
geworden.
Men heeft langen tjjd geaarzeld dat feit
openlpk en ronduit aan de Kamer mede te
deelen. Wanneer men de stukken nagaat, kan
men zien, dat er heel veel geld in het water is
gegooid om dat te verhelpen, maar het einde
van de geschiedenis is geweest, dat de bIuis
onbruikbaar geworden is, en nu hebben wjj in
ons land twee onbruikbare sluizen, eene bjj
Nigtevec-ht, ligt op het land, *n eau:,
waarvoor een dam is gelegd.
Mjjnheer de Voorzitter I Ieder mensch kan
dwalen, dat begrjjp ik zeer goed; dat kan ook
gebeurd zjjn met de menschen, 3ie deze haven
hebben aangelegd, maar de gemeente Vlissingen
is daarmede niet geholpen. De schepen van
Vlissingen kunnen niet, zooals bedongen was,
vrjj in en uit de Marinehaven varen dat is
duideljjk, en ook is duideljjk, dat de buiten
haven verzandt, zoodat men er ook niet meer
behoorljjk kan liggen met schepen, die dienen
voor de uitlosing van de beer. Het geldt voor
die gemeente een groot belang. Men zou denken,
dat nu het Departement van Waterstaat de
schuld heeft het verwjjt geldt zeker niet
dezen minister, want het is een oud zeer
het Departement van Waterstaat ook faciei
zou geweest zjjn om de gemeente Vlissingen
te helpen. Het is eene kleine gemeente en iü
den regel is het gevaarlijk met groote heeren
kersen te eten, maar daarom was het nog
niet noodig dat het Departement van Wa
terstaat, nu het zelf een blunder begaan heeft
de kleine gemeente Vlissingen op de meest
kleinachtende wjjze behandelde. En toch
komt het mjj voor dat dit niet te sterk gezegd
is, want er is niets gedaan om aan die ge
meente te hulp te komen. Men heeft in
dien ik althans goed ben ingelicht, en is dit
niet het geval dan zal de Minister mjj wel
corrigeeven om aan die beerquaestie te ge-
moet te komen niets anders gedaan dan aan
de gemeente een stukje grond af te staan of
aan de gemeente in gebruik gegeven om daarop
eene mestvaalt aan te leggen. Het merkwaar
digste daarbjj is, dat het Rjjk daarvoor als
huur heeft bedongen wat het vroeger van dien
grond sIb gras ver pachting ontving. Wel een
bewjjs dat er zuinig beheerd wordt door het
Departement van Financiën, maar ook een be
wjjs van weinig gevoel van billijkheid bjj het
Departement van Waterstaat tegenover eene
gemeente, die men heeft verongelijkt.
Nu dunkt mjj dat do Regeering zich op eene
zeer gemakkeljjke manier van de zaak afmaakt.
De inlichtingen, daaromtrent aan de Kamer
verstrekt, zjjn merkwaardig kort; zjj beslaan
nog geen geheele bladzjjde. Wanneer de Mi
nister aan de rechtsquaestie komt voor deze
Kamer de hoofdzaak zegt hjj dat de ge
meente Vlissingen bjj deurwaardersexploot den
Staat heeft gesommeerd aan zjjne verplichtin
gen te voldoen, en dat zjj door de ingestelde
vordering het gebied van het recht heeft be
treden, zoodat eene beslissing te dier zake
eventueel bjj den burgerlijken rechter behoort.
Het verheugt mjj aitjjd als ook niet-juristen
exceptiën maken.wat den juristen,vooral den ad
vocaten ik zelf was het slechts korten tjjd
steeds verweten wordt. Ik bewonder de niet-
juristen om hunne vaardigheid op dit punt
maar ik twjjfel, of die exceptiën wel aitjjd
zeer gegrond zjjn.
Uit het gezegde van den Minister »dat de
gemeente het gebied van het recht heeft be
treden", zou men opmaken dat naar 's Minis
ters oordeel de gemeente in hare onderhan
delingen met het Departement tot nu toe zich
op het gebied van het onrecht heeft bewogen,
Feiteljjk moge dat zoo zjjn, maar dit zal toch
wel de bedoeling dier woorden niet zjjn. De
Minister schjjut bovendien te vergeten dat wjj
in deze Kamer evenzeer op het gebied van
het recht zjjn. Hjj bedoelde waarschjjnljjk dat
de gemeente gegaan is naar den burgerleken
rechter. Dat is iets anders; het gebied van
het recht strekt zich verder uit dan dat van
den burgerleken rechter. Maar ik wensch te
vragen -. sinds wanneer eene sommatie eeuw
rechtsvordering geworden is Wanneer iemand
door een deurwaarder een exploot laat" doen,
waarbjj hjj eenvoudig alB belanghebbend
partjj zyn recht voorbehoudt, dan brengt bi
daardoor de zaak niet bjj den burgerljjken
rechter, maar zegt slechts tot dengene dien
het aangaat»Ik behoud mjj een of ander
recht voor", opdat dit uit een officieel stuk
kunne bljjken, indien men zich te eeniger tjjd
hetzjj tot den burgerljjken hetzjj tot eenigen
anderen rechter wendt.
Op deze zeer gemakkeljjke exceptie heeft
zich gisteren ook de heer Conrad beroepen.
Men zegt als het warewjj zyn er af j want
gjj hebt u veroorloofd een deurwaarder te
gebruiken. Dit schynt in de oogen van Wa
terstaat precies hetzellde te zyn als een ge
zegeld papier in de oogen van den kleinen
burgerman, die zegtwanneer het papier
gezegeld is, dan is het bewjjs in orde.
Zoo spreekt ook Waterstaatals er eene
sommatie is, onverschillig wat die inhoudt,
dan ben ik er van af en dan gaat de zaak
paar den burgerljjken rechter, al is die nog
in 't geheel niet ingeroepen. Maar dat gaat
toch niet.
De gemeente Vlissingen, geen gehoor krjj-
gende bjj den waterstaat, heeft alleen de
vrjjheid genomen om aan den Staat officieel
te zeggen ik laat -ij»- rechten niet los; gjj
egt volkomen ïu stryd met uwe eigen over
eenkomst een damik zeg u van te voren,
wanneer gjj dat doet, reserveer ik mjjne rechten.
Wjj zyn dus volkomen bevoegd om over
deze zaak te oordeelen zonder in te grypen in
de behandeling van eene reeds hangende zaak
en deze exceptie gaat, dunkt mjj, in geenen
deele op. De vraag nu is voor ons niet, of de
gemeente Vlissingen krachtens het contract
eene actie zou hebben, die zy voor den bur
gerljjken rechter kan doen gelden, maar of
de goede trouw en billjjbheid niet meebrengen,
overeenkomstig de bedoeling van het contract
de gemeente schadeloos te stellen. Dit klemt
te meer, nu wjj de administratieve rechtspraak
nog missen. Wjj weten dat wjj in de meeste
gevallen, ook al hebben wy bet recht volkomen
aan onze zjjde, tegenover den Staat toch niet
bevoegd zyn eene actie in te stellen en den
Staat te dwingen recht te doen. En hebben
wjj hier niet te doen met twee publiekrech
telijke lichamen en ligt het niet op den wpg
van de Kamer een oordeel uit te spreken, daar
zjj toch eventueel ook geroepen is hare toe
stemming te geven tot betaling der kosten,
ingeval tot herstel van schade werd besloten
Ik zeide in den aanvang, dat ik mjj niet
zal uitlaten over de technische zjjde der
kwestie. Deze is evenwel van het grootste
belang.
Wjj kunnen niet in eene zaak als deze een
voudig zeggener iB een contract, waaraan
men zich, wat het ook koste, moet houden
wy moeten hier natuurljjk ook rekening hou
den met de mogeljjbbeid van herstel van
nadeel en met hetgeen de herstellingskosten
zullen bedragen. Wanneer, naar de recente
beslissing van het hof te Amsterdam, zelfs in
eene zaak tusschen eece gemeente en een
particulier, met de mogelijkheid van het her
stel in den vorigen toestand rekening mag
worden gehouden, dan geloof ik, dat ook deze
Kamer wel rekening kan en mag houden met
de mogeljjkheid en de gevolgen van eene
eventueele beslissing.
Aangezien ik daarover niet kan oordeelen
en de nadere bespreking van dit punt zal
afwachten, zal ik over het slotgedeelte der
conclusie zwjjgen. Dit luidt: »als het ge
voelen der Kamer uit te spreken dat, wat
ook moge voortvloeien uit de bestaande con
tracten tusschen het Rjjk en de gemeente
Vlissingen gesloten, in elk geval het belang
van de scheepvaart medebrengt, dat de
Marinesluis en de daarvoor liggende haven
te Vlissingen door het Rjjk in bruikbaren
toestand worden gebracht." Kan dat of kan
dat niet? Dit weet ik niet.
Aan het tweede gedeelte der conclusie kan
echter zeer goed worden voldaan. Dit luidt
»als het gevoelen der Kamer uit te spreken,
dat van Rjjkswege de Marinehaven te Vlissin
gen op behoorljjke diepte behoort gehouden
te worden, ten einde, zooals vroeger plaats
had, aan de schepen voor het inladen der beer
bestemd, gelegenheid te geven bjj laag water
ouder de kokers aan te leggen, of op andere
afdoende wjjze in dat belang te voorzien.1'
Dit laatste alternatief is toch zeer zeker
mogeljjlr, en de geechte afgevaardigde uit
den Haag, de heer Conrad, beeft, dunkt mjj
dit gedeelte der conclusie over het hoofd
gezien- Maar wanneer dat mogeljjk is, is het
dan niet de plicht der Regeering zulks ook te
doen en mag zy eenvoudig zeggen ik heb met
u een contract gesloten, maar gjj kunt mjj
niets maken, want als gjj eene actie bjj den
burgerljjken rechter instelt, zult gjj om allerlei
redenen niet ontvankelijk worden verklaard,
en de rechter kan toch geen vonnis wyzen, dat
voor uitvoering vatbaar is. Is dat billjjk?
My dunkt van neen, en het Ministerie van
waterstaat schjjnt mjj verplicht om, in rede-
ljjken zin, voor zooveel mogeljjk, de schade
te vergoeden, welke door verkeerde uitvoering
van het werk is ondervonden.
Ten Blotte nog eene vraag.
Hoeveel zal het kosten, indien men het ge
heele werk zou willen herstellen In de
stukken hoort men voortdurend, dat het 3a4
ton zoude kosten, maar gisteren hebben wy
gehoord van den heer Conrad, dat de bosten
onberekenbaar waren, en vele tonnen zoude
kosten. Is daarvan aan het Departement van
Waterstaat niets bekend De heer Conrad
zal toch zeker wel op de hoogte zyn van de
adviezen door waterstaat gegeven. Zyn nu te
dezer zake de adviezen van waterstaat niet aan
het Departement medegedeeld? Zoo neen,
hoe komt dat? Zoo ja, hoe komt het, dat in
de stukken tot dusverre uitsluitend van 3 k 4
ton gesproken iB? Moet dat nu zyn 13 a 14
ton Maar dan had de Kamer het recht
gehad, dit vroeger te vernemen dan eerst gis
teren uit den mond van den heer Conrad.
Misschien zal de minister van waterstaat
ons hieromtrent nader kunnen inlichten.
Hierna verkreeg de heer "Van Harne-
beek het woord.
Hjj zeide het volges-de My a heer de voor
zitter l Indien ik mjj veroorloofd heb het
woord te vragen, dan is het omdat ik gedacht
heb dat het misschien voor de Kamer eenig
belang kan hebben de meening te vernemen
van iemand, die, zy het ook van het standpunt
van den leek, met deze zaak uit praktjjk en
aanschouwing eenigszins bekend is. Ik voeg
er dadeljjk bjj dat diezelfde omstandigheid
eene reden is, waarom ik voor mjj, juist door
myne vroegere betrekking, bezield ben met
een geest van welwillendheid in alles wat in
rechtmatigheid zou bunnen verlangd worden
door de stad Ylissingen. Niettegenstaande dit
bjj my bestaande gevoel ban ik mjj niet ver
eenigen met de conclusiën, die de commissie
in deze zaak heeft voorgesteld. De redenen
waarom zal ik korteljjk uiteenzetten.
Ik ben het met den heer de Savornin Loh
man absoluut niet eens dat het goed is voor
de Kamer in deze zaak op eene eventueele
beslissing van den rechter vooruit te loopen,
De geachte spreker, zeker meer ervaren dan
ik in de praktjjk der rechtszaken, houde het
mjj ten goede, maar ik meon dat in deze een
leekengevoelen kan bestaan, dat juister is dan
dat der technici. En toch zou, indien wy de
conclusiën van de Commissie aannamen, een
stap gedaan worden in die richting, althans
zeer stellig wat betreft de conclusie voorge
steld onder b en eenigermate wat betreft die
voorgesteld onder c. Ik ben echter na al het
geen, vooral door den heer Lohman, zooeven
is in het midden gebracht, wel genoodzaakt
om ook iets te zeggen over die kwestie van
het beweerde recht van de gemeente Ylissin
gen. Dit is zooeven zeer sterk geadstrueerd
door den vorigen geachten spreker, hjj heeft
daar zelfs de spil van gemaakt van z
redeneering, maar ik moet daar tegenover doen
opmerken, dat dit beweerde recht-, de geheele
redeneering dus van den geachten spreker,
gebaseerd ia op een contract van 1857 aan
gaande het in bruikbaren staat houden van de
vroegere Marinehaven voor de scheepvaart,
maar dat dat contract met de groote werken,
die in 1875/76 zyn uitgevoerd, en ten ge
volge waarvan de Marinehaven gekomen is
in den toestand, waarin zy nu is, absoluut niets
te maken heeft. In dat contract van 1857 was,
misschien zeer terecht, door de gemeente Vlis
singen eene bepaling opgenomen, waaruit zou
voortvloeien de verplichting voor den Staat om
te zorgen dat er steeds gelegenheid zou zyn
voor de scheepvaart om Vlissingen door een
behoorljjke haven binnen te komen. Maar in
die verplichting is in veel betere mate voor
zien door de groote werken, die van Rjjkswege
in 1876 te Vlissingen zyn aangelegd. Ik kan
begrjjpen dat, toen vroeger, behalve de kleine
stadshaven, alleen de Marinehaven bestond,
men er waarde aan hechtte dat die Marine
haven openbleef voor de scheepvaart, maar toen
de groote sluis met hare haven en al de nieuwe
groote werken op Rykskosten waren gemaakt,
is, dunkt mjj, vanzelf het belang van de Mari
nehaven voor de scheepvaart, en daarmede de
reden van bestaan der bepaling van 1857 ver
vallen. Ook in het opzicht der billy kbeid
het woord is door den vorigen geachten spre
ker gebruikt heeft de gemeente Vlissingen
dus van den Staat op dit punt niets te vor
deren.
Ik zal thans ook een woord zeggen over de
beerkokers, omdat myns inziens de conclusif
sub b ook niet behoort aangenomen te worden.
Vroeger werd die beer, zooals reeds in het
licht gesteld is, in schepen geladen door kokers,
die aan de buitenhaven uitkwamen, terwy
thans die schepen aan den binnenkant der
sluis, in het vroeger Marine-dok, die beer dooi
kokers opvangen.
Men zal toegeven dat deze laadplaats in een
besloten en stil water, op zich zelve, veel ge
schikter en gemakkei jjker is dan de vroegere
maar nu heeft de heer Lucasse gisteren mei
aanhaling van cjjfers betoogd, dat de beer zeer
aanzienljjk in prjjs achteruitgegaan is, tenge
volge van de nieuwe wjjze van laden.
Dat do pry s achteruitgegaan is, Bpreek i>
niet tegen, maar het gaat te ver daaruit te
concludeeren, dat dit het gevolg is van de
nieuwe wjjze van laden. Andere factoren kun
nen tot de daling van dien prjjs medegewerkt
hebben, gedruktheid van den landbouw, ver
mindering der gelegenheden tot afzet enz.
Hierbjj kan evenwel in aanmerking komen
dat bjj de nieuwe wjjze van laden de schepen
die de beer inladen, eene sluis te passeeren
hebben bjj komen of gaan, hetgeen vroeger
natuurljjk niet noodig was. In dit geval zou
dus de billjjkheid kunnen medebrengen, dat
het sluis- en kanaalgeld vergoed werd en in
geval het eene Rykssluisis, vrjjdom van sluis-
geld verleend werd.
Wat nu aangaat het in bruikbaren toestand
herstellen van het vroegere Marinedok met da
sluis aan de'vroegere Marinehaven, doe ik
opmerken, dat de Commissie zich in deze niet
geheel plaa'st op het standpunt van den vori
gen geachten spreker betreffende het beroep
op een contractueelen rechtsgrond ten bate
der gemeente Vlissingen tegenover den Staat.
In een volgend nommer deelen wjj het slot
van de rede van den heer Van Kamebeek
mede en komen wy op de verder gevoerde
discussiën terug.
Nu vermelden wjj nog dat gestemd hebben
voor conclusie B, conclusie A, dankzegging
aan den minister, werd natuurljjk zonder
hoofdeljjke stemming goedgekeurd, de hee
ren E. Smidt, Michiels van Verduynen, Van
Gjjn, Bonman, Staalman, Willinge, Kerdjjk,
Van Bylandt (Apeldoorn), 't Hooft, De Beau
fort (Wjjk by Duurstede), Gerritsen, d'Ansem-
bourg, Van Dedem, Heemskerk, Smits van
Ojjen, Rojjaards van den Ham, Tydemau, Van
Limburg Stirum, Kuyper, Schepel, Tak van
Poortvliet, JE. Mackay, Vermeulen, Lieftinck.
Seret, Hesselink van Suchtelen, Mutsaers, T.
Mackay, Dobbelmann, Zjjp, Smeenge, Van
Bylandt (Gouda), Van Borssele, Schaafsma,
Rink, Knyff, Goeman Borgesius, Zjjlma, Hen-
nequin, Goekoop, Veegens, Van Deinse, A.
Smit, Borret, Heldt, Van Alphen, Lucasse,
Van Kerkwijk, Baatert, Douner, Ferf, Druoker,
De Savornin Lohman, Pjjnappel, De Boer,
De Kanter, Bool en Roessingh.
Tegen de heeren Rutgers van Rozen
burg, Van Basten Batenburg, Van Delden,
De Ram, Lely, Guyot, Schimmelpenninck,
Harte, Lambrechts, Bahlmann, Vos de Wael,
Van dor Kun, Pjjnacker Hordjjk, Van Kame
beek, Trujjen, Schaepman, Haffmans, Meesters,
Dn Beaufort (Amsterdam), Conrad, Meens, Plate,
Travaglino, Hintzen, Van Vlymen, Pyttersen,
Viruly Verbrugge, Van Gennep en de Voor
zitter.
Tegen de conclusie C, die met 61 tegen
27 Btemmen werd verworpen, Btemden de
heeren Borret, Pyttersen, Viruly Verbrugge,
Bastert, Ferf, Drucker, Van Gennep, De Sa
vornin Lohman, Pjjnappel, De Boer, Bool,
Roessingh, Everts, Rutgers van Rozenburg, E.
Smidt, Van Gjjn, Van Delden, Willinge, Ker-
tjjk, De Ram, Bahlmann, Van Bylandt (Apel
doorn), Lely, Guyot, Schimmelpenninck, De
Beaufort (Wjjk bjj Duurstede), Harte, Lam-
brechts, Kolkman, Vos de Wael, Van Dedem,
Royaards van den Ham, Tydeman, Van Lim
burg Stirum, Ven der Kun, Pjjnacker Hordjjk,
Tak van Poortvliet, A3. Mackay, Lieftinck,
Hesselink van Suchtelen, Van Kamebeek, Har-
togh,Trujjen, Schaepman, T. Mackay, Haffmans,
Zjjp, Meesters, Van Bylandt (Gouda), De Be
aufort (Amsterdam), Rink, Conrad, Mees, Plate,
Travaglino, Hintzen, Goeman Borgesiuss, Van
Vlymen, Zjjlma, Goekoop en de Voorzitter.
Voor de heeren: Veegens, Van Deinse, A.
Smit, Heldt, Van Alphen, Lucasse, Van Kerk
wijk, Donner, De Kanter, Michiels van Ver
duynen, Boaman, Staalman,'t Hooft, Gerritsen,
Heemskerk, De Ras, Kuyper, Schepel, Vermeu
len, Seret, Mutsaers, Dobbelmann, Smeenge,
Van Borssele, Schaafsma, Knyff en Hennequin,
Door het Hdbl. werd Zondag ochtend van
zyn correspondent te Batavia het volgend
telegram ontvangen
»Een patrouille uit Anagaloeng (Atjeh),
sterk 74 bajonetten, is bjj Glieng onverhoeds
overvallen. Licht gewond werden kapitein
Blokland, de luitenants Stakman, Van Hasselt
en Van der Meer en 23 minderenernstig
gewond is luitenant Westendorp. Zeven min
deren zyn gesneuveld. Vermist worden de
wapens van één sergeant en drie minderen".
Bjj kon. besluit:
is een pensioen van f 907 verleend aan H.
M. van Maaren, laatstelyk ontvanger der
lirecte belastingen en accjjnzen
zjjn benoemd bjj het pars, der mil. adm.,
bjj de kwartierm., tot maj.-kwartierm., contro
leur van de inwendige adm. der korpsen, de
kap.-kwartierm. J. P. Veldhoven, van het reg.
gren. en jagerstot kap.-kwartierm. by het
3de reg. veld-art. de eerste-luit.-kwartierm,
C. J. H. J. Schuak, van het korps pont.; de
eerste-luit.-kwartierm. bjj het 1ste teg. inf.
de tweede-luif.-kwartierm. J. H. Buach Geert-
aema, van het korpsis op non-activiteit ge
steld de maj.-kwartierm. A. M. Brandenburg,
controleur van de inwendige adm. der korp
sen; is in zynen rang overgeplaatst bjj het
gren. en jagerB de kap.-kwartierm. A.
Feddes, toegevoegd aan den controleur van
de inwendige adm. der korpsen (2de bureau)
is aan den gepens. kapitein-kwartierm. E. H.
J. Jansen den rang verleend van majoor is
benoemd bjj het personeel van den genees
kundigen dienst der landmacht, tot mil. apo
theker 2de kl. de apoth. G. R. ten Burg.