Melius* Conraut BIJVOEÖSEL VAX Dl Maandag 9 Maart 1896, no. 58. Middelburg 7 Maart. De Narlneglulg- en fiaven te Vila- gingen in de Tweede kamer. I. Volgens de heden ontvangen Handelingen der Staten-Generaal zeide de heer Conrad, die Donderdag 5 Maart de beraadslaging over de bekende conclusie omtrent bovengenoemde belangrjjke kwestie opende het volgende Mjjnheer de Voorzitter Ik heb ernBtig be zwaar tegen de conclusie der Commissie, voor zoover litt. b en c betreft. Beide oonclusiën houden verband met het adres van den ge meenteraad van Vli8singen van 1 Februari 1895 aan de Tweede Kamer, welk adres ein digt met hec verzoek, het «daar heen te wil len leiden dat de rechten der gemeente gehandhaafd worden en de Marinesluis en -haven zoo spoedig mogeljjk in bruikbaren staat worden gebraoht en voor het scheep vaartverkeer opengesteld." Ik vestig de aandacht der Vergadering op hetgeen op bladz. 11 van genoemd adres voor komt, waarin de gemeenteraad zegt Adressant heeft vermeend ter verzekering der rechten van de gemeente tot den Staat der Nederlanden de in den aanhef dezes ge noemde sommatie te moeten richten, en ver trouwt dat door uwe Vergadering te dezer zake moge medegewerkt worden. De gemeenteraad verwjjst naar eene sommatie in haar geheel voorkomende in het deurwaar. ders-exploot van 15 December 1893, gevoegd als bjjlage 1 bjj het adres, dat den. 21 Decem ber 1893 aan de Kamer is ingediend. Het exploot eindigt met aan den Staat den eisch te stellen «om de voormalige Marinehaven binnen den kortst mogelijken termjjn, minstens uiterlijk binnen een jaar na heden, in zoo- danigen toestand te herstellen, dat het meer gemelde servituut, zoewel als het recht voor handel en soheepvaart, om zoowel met zeil- als stoomschepen de haven te kunnen naderen, daar binnen te loopen en daarin te laden en te lossen, ongehinderd kunne worden uitge oefend, ingevolge de bepalingen der hiervoor aangehaalde contracten, en onder protest van kosten, schaden en interessen reeds geleden of nog te ljjden." De Minister deelt ons in de Nota van inlich tingen omtrent dit adres mede, dat in over eenstemming met de adviezen van den lands advocaat, door zjjne ambtsvoorgangers over de vordering van de gemeente Vlissingen geraad pleegd, Zjjne Excellentie van oordeel is dat de door het gemeentebestuur van Vlissingen be weerde verplichting niet op den Staat rust. Nu acht ik het onraadzaam dat de Kamer treedt in de bevoegdheid van den rechteraan wienB oordeel de kwestie is onderworpen, en dat de Kamer eene beslissing neemt omtrent de verplichting van den Staat, die volgens de adviezen van den landsadvocaat niet op den Staat rust. Zoolang die verplichting niet op den Staat is gelegd, mag naar mijne meening niet besloten worden tot de uitvoering van de omvangrjjke werken om te voldoen aan de tweede conclusie van de Commissie onder lit. c, die eene niet vooraf te berekenen uitgaaf zouden vorderen en nog niet de zekerheid zouden geven, dat aan den eisch, die in de conclusie sub lit. c is omschreven, zou worden voldaan. Want wat is het geval, Mjjnheer de Voorzitter Men wenscht dat de Marinehaven van Vlissingen weder zal worden uitgediept en dat de Marinesluis worde ingericht om de groote zeeschepen te kunnen doorschutten te dienen als reservesluis van de groote schutsluis, die ligt aan de spoorweghaven, Om te voldoen aan die verplichting zou den, zooals ik reeds gezegd heb, ontzaglijk groote sommen worden gevorderd, want de buitenhaven der Marinesluis heeft twee groote gebreken, in de eerste plaats is de haven te kort; zjj heeft maar eene lengte van 280 M. en er gaat op de Schelde vóór de haven, zooals men dat noemt, een vliegende stroom. Om die haven binnen te loopen moet een stoomschip met de grootst mogeljjke kracht en snelheid varen en zoodra het binnen is moet het, om geen averjj te bekomen of de kunstwerken te beschadigen, de vaart stoppen en ten anker komen of aan palen gemeerd worden. Doch om deze manoeuvre te verrichten is die havenlengte van 280 M. veel te kort. Het tweede gebrek is, dat de ha vendammen juist in omgekeerde riohting loopen als voor het stillen der golven vereischt wordt. De mond van de haven heeft eene wjjdte van 140 M. en een treohtervorm binnenwaarts met eene breedte van 70 M. bjj de sluis. De havenmond ligt bovendien op het zuid westen, zoodat er in die haven bjj eenige windverheffing veel deining en eene aanzien lijke golfverheffing ontstaat. Het gevolg daarvan is dan ook geweest dat men reeds spoedig, nadat de Marinesluis voltooid was, de deuren onderling door middel van dekkingen heeft moeten bevestigen om het klapperen te voorkomen, zoodat de sluis nooit is gebruikt, en dat men eenigen tjjd daarna een dam in de sluis heeft moeten leggen, omdat men vreesde dat de sluisdeuren, die verouderd wa ren, zouden breken. Wanneer de haven ia bruikbaren staat moest gebracht worden, zou men de haven- dammen moeten verlengen en dan zou men tevens moeten geven eene richting naar elkander buigende, in den geest als die te IJmuiden, zoodat de golven daartusschen stild werden. Dan alleen zou mogelijkheid bestaan om de buitenhaven en de Marinesluis zoodanig in te richten dat schepen ten allen tjjde veilig konden doorgeschut worden. Maar om dat plan uit te voeren worden aanzienlijke sommen vereischt, want voor de haven van Vlissingen staan diepten van 20 tot 40 M. toe, zoodat wanneer men de havendammen tot de vereischte lengte in de richting, die noodzakeljjk is, zou verlengen, dit eene uit gaaf zoude vorderen van 1 millioen plus eenige niet vooraf te berekenen tonnen gouds. Ik kan mg ook niet vereenigen met de conclusie sub. lit. omdat daarin aan de Regeering de verplichting wordt opgelegd om heele Marinehaven tot eene diepte uit te baggeren. Nu weet ik, dat de Staat der Nederlanden in het jaar 1885 in het belang der schepen, die de beer uit de haven haalden, een ge deelte van de Marinehaven gebracht heeit op eene diepte, zoodanig dat die schepen konden liggen onder de uitlooppjjp van de beerput en dus dat de Staat eigenlijk de verplichting op zich had genomen, om dat laden mogeljjk te makenmaar dit baggerwerk betrof slechts deelte van de haven en zooals de con clusie onder b luidt zou den Staat de ver plichting opgelegd worden om de geheele Marinehaven uit te baggeren en op behoorlijke diepte te onderhouden. Het is om deze reden, dat ik, in verband met hetgeen ik in den aanvang mjjner rede zeide, ook tegen deze conclusie ben. Na den heer Conrad verkreeg het woord de heer mr C. Iiacasse, afgevaardigde voor Middelburg, die jammer genoeg moeiljjk, op de tribune zelfs in 't geheel niet, verstaanbaar en waarnaar, volgens de N. RCrt, de Kamer verstrooid luisterde. Hg zeide het volgende: Mjjnheer de Voor zitter! De conclusiën der Commissie omtrent de adressen van Vlissingen over de Marine haven en -sluis zjju drieledig den Minister dank te zeggen voor de gegeven inlichtingen b. als het gevoelen der Kamer uit te spre ken, dat van Rjjkswege de Marinehaven te Vlis singen op behoorljjke diepte behoort gehouden te worden, ten einde, zooals vroeger plaats had, aan de schepen voor het inladen der beer bestemd, gelegenheid te geven bjj laag water onder de bestaande kokers aan te leggen, of op andere afdoende wjjze in dat belang te voorzien. De meerderheid der Commissie stelt voor aan bovenstaande conclusiën nog toe te als het gevoelen der Kamer uit te spre ken dat, wat ook moge voortvloeien uit de bestaande contracten tussohen het jRjjk gemeente Vlissingen gesloten, in elk geval het belang van de scheep vaar Fmedebrengt, dat Marinesluis en de daarvoor liggende haven te Vlissingen door het Rjjk in bruikbaren toestand worden gebraoht. Bekentenissen van een dame die wielert. Naar het Engélsch. Ik gaf niet veel om wielrjjden. Eigenlijk vond ik het gek van menschen om er zoo over in extase te komen. Als ik naar de wielrg- Rende dames keek, wat ik gaarne deed, kon ik er maar niet overheen komen dat het er toch niet heel netjes uitzag, om niet te zeggen vulgair. Maar dat was in den beginne, toen men er nog niet aan gewoon was, en bloosde, zonder te weten waarom, als een vrouw op haar wiel in de straat kwam aanrjjden. De ware reden, waarom ik ten slotte, niet zoo lang geleden, beBloot om te leeren wiel rjjden, was dat ik de keuze had tusschen iso lement of een «fiets." Iedereen reed. Zoodra was het ontbgt niet afgeloopen, of er werd beraadslaagd, waarheen de familie gezamenlijk zou rjjden wien zjj onder weg zouden^oppik ken" en wat een pret ze op die en die plaats zouden hebben. Ik stond alleen. Wandelen? Paard rgden? Een toertje maken? Wat ter wereld wilde ik toch met mjjn grootmoe ders-genoegens Dat alles was «saai", daar ging het troepje heenbroeders, zusters, vriendinnen, -- zg geleken allen gek, en ik bleef achter, denkend hoe afschuwelijk leeljjk de meisjes van achteren gezien er uitzagen, De conclusiën sub a en b drukken het een parig gevoelen van de Commissie uit, terwjjl de conclusie sub c met de grootst mogelgke meerderheid van de leden der Commissie aan de Kamer wordt voorgesteld. Uit deze voorgestelde conclusiën big kt, dat de Commissie zich niet heelt kunnen vereeni gen met de inlichtingen, die door de Regee- ring aan de Kamers zjjn verstrekt, naar aan leiding van de aan de Kamer geriohte adressen van de gemeente Vlissingen en de Kamer van koophandel en fabrieken aldaar. De Minister heeft in zjjne Nota van 'inlich tingen gezegd, dat bjj, met het oog op de groote kosten en ook met het oog op het niet uitgebreide scheepvaartverkeer te Vlissingen, het niet noodzakeljjk en wenschelgk acht, dat de Marinesluis en -haven in bruikbaren toe stand worden gebracht en dat hg het ook nu nog niet noodig acht, omdat hg meent eene procedure van de zjjde der gemeente tegen den Staat deswege te voeren, te moeten af wachten. Omtrent de klacht van de gemeente wat betreft de belemmering van de beerinlading in 4e voorhaven heeft de Minister in de door hem gegeven inlichtingen aan de Kamer niets medegedeeldwellicht wacht de Minister ook omtrent dat punt de beslissing van den rech ter af. Na wil ik al dadeljjk beginnen met te zeggen, dat de gemeente Vlissingen wel bjj exploot van 15 December 1893 den Staat heeft gesommeerd om de Marinehaven en sluis binnen eenen zekeren tgd in bruikbaren toe stand te brengen en ook te zorgen, dat de beerinlading evenals vroeger ongehinderd in de voorhaven zou kunnen plaats hebben, maar met dit exploot van sommatie heeft de gemeente Vlissingen volstrekt niet bedoeld om ook het Rjjk in rechten te betrekben en om eene rechtsvordering tegen het Rjjk des wege in te stellen. Dat big kt ook daaruit, dat de gemeente kort na het exploot van 15 December 1893, nameljjk den 21en December 1893, dus eenige dagen later, aan de Kamer een adres heeft gericht om haar invloed bjj de Regeering aan te wenden, opdat de ge meente datgene zou verkrjjgen, waarop zg meent recht te hebben. Dat request van 21 December 1893 is later ten gevolge van de Kamerontbinding vervallen, maar op nieuw heeft de gemeente een dergel jjk request in gediend op 1 Februari 1895. Neen, Mjjnheer de Voorzitter, het is vol strekt niet de bedoeling van de gemeente Vlis singen om op andere wjjze dan langs minne- weg tot oplossing van de geschillen met het Rjjk te bomen, hetgeen ook bljjben kan uit de correspondentie, die tusschen de Re geering en de gemeente Vlissingen van 1888 tot 1892 is gevoerd, om omtrent deze zaak tot eene minneljjke regeling te kunnen komen. De Regeering bleek echter ongenegen te zjjn om op minnelijke wjjze aan de gemeente Vlissingen te gemoet te komen, want in het laatst van 1893 heeft het Rjjk eenen dam voor de buitensluisdeuren "»ai,en leggen, waar uit de gemeente moeBt opmaken, dat geering volstrekt niet van plan was om de Marinesluis en haven in bruikbaren toestand brengen. Toen der gemeente duideljjb bleek dat het jjk niet wilde te gemoet komen tengevolge van het leggen van den dam en het uitbreken der sluisdeuren, heeft de gemeente, ter hand having van haar goed recht, een exploot van sommatie aan het Rjjk gericht om daartegen te protesteeren. Geljjk ik zeide heeft daarop aan de Kamer een adres gericht-, met het verzoek in deze bjj de Regeering haar invloed aan te wenden, teneinde te verkrjjgen datgene waarop zg meende recht te hebben en wat zou kunnen strekken in het belang der scheepvaart aldaar, ja van het geheele land, omdat ook het belang des lands er mede gemoeid is, dat de havenwerken te Vlissingen ten allen tjjde en onder alle omstandigheden bruikbaar zjjn voor het scheepvaartverkeer, opdat wjj daar niet ten achteren zjjn door belemmering, vooral ook met het oog op hetgeen België voor de scheepvaartbelangen van Antwerpen en Gent doet. Dit heeft de regeering ook vroeger zoo be grepen, want alhoewel het scheepvaartverkeer dat destjjds evenmin vorderde, heeft zjj van 1876 tot 1880 door verbreeding en verlegging der voormalige Marinehaven en het inrichten van de sluis tot schutsluis f 1,392,092,43® uit- De Regeering wilde destjjds eene als zjj op haar velocipedes het hek uitreden. •Jjj zot, jjj gans, zei mjjn zestienjarige broer, waarom leer je niet fietsen, en rjj met uit Je bent gek, dat ben je I" Ik hield dit een tjjdlang uit, maar ik had even goed op een onbewoond eiland kunnen leven, terwjjl het daglicht was. Mjjn geheele familie was altjjd weg, 's morgens inde Row, na den lunch in Battersea Park, en als ze maar een oogenblik tgd hadden naar buiten. Het eten smaakte mg slecht, want aan tafel werd over niets anders gesproken dan over fietsen. (Ik noemde derjj- wielen toenmaals nog niet »fietsen," want het woord veronderstelt een bekendheid en gene genheid, welke ik in dien tgd nog niet ge voelde). Maar toen zjj van een andere plaats nabjj Dorkin een bos bloemen medebrachten vertölden van een lunch in een boerenherberg, waar alles even primitief was als in de dagen van koningin Anna, en vooral toen zjj begonnen te vertellen welke vélocipède-tochten zg verder aden doen, kon ik het niet langer uithouden meende dat ik in ieder geval wel een paar ssen kon nemen zoo in alle stilte. Er was in onze huurt een erg aanmoedigend onderwjjzer in wielrjjden, die reeds roemde uw flinke houding voordat ge nog in het zadel zat; hg legde de grootste bewondering aan den dag over de wjjze, waarop gjj de trapper» gebruiktet op hetzelfde oogenblik dat ge alle vergeefsche moeite deedt om die dingen te vinden. Voor geen schatten ter wereld zou bjj het woord beenen hebben gebruikt hjj noemde ze «ledematen," zoo netjes is bjj hoewel ge weet dat alles wat hjj zegt flous- jee zjjn, voelt ge u toch gevleid en aange; digd, als hg zegt: «Wel, juffrouw, u rjjdt in minder dan geen tgd zoo flink als de beste Intusschen zjjn de drie eerste lessen, van alle afschuweljjkste dingen dezer wereld, de afschu welijkste. De spanning, de angst alleen dat iemand je kan zien zoo zwoegende, met den hoed achter op het hoofd,het haar los, de geheele klee ding opgesjord, en een dwazen wilden angst over den geheelen persoon, om nog niet spreken van de pjjn later na de eerste lessen niet alleen in de a-ledematen,maar in de armen en overal dagen achtereen. Om te leeren schaatsenrijden en te zwemmen is al erg ge noeg, maar het is kinderwerk in vergelijking met hetgeen men op de «fiets" uitstaat. Edoch, ik wilde het leeren, en na zob sen op het sintelpad nam ik een huur-velocipède mede naar huis om met hulp van een vriendin, die in het geheim was, het te probeeren in den tuinl Nieuwe gruwelen De tuin was zeer onvrjj, en tal van dienst meisjes en deftige huisknechts waren de toe schouwers bjj mjjn wanhopende pogingen. Maar dat was niets bjj hetgeen volgde. Daar reservesluis hebben, niet voor eene te ver wachten uitbreiding van de scheepvaartbewe- ging, wanneer de groote sluis te eeniger tgd het alleen niet af zou kunnen, maar voor het geval dat de groote sluis aan de buitenhaven te eeniger tgd defect mocht geraken. irs in 1878 bjj de behandeling van art. 11 van hoofstuk IX der Staatsbe- grooting gaf de Regeering te kennen, dat binnen weinige weken de voormalige Mari nehaven in bruikbaren staat ware te bren gen voor het geval er eens gebrek aan de groote schutsluis ontstond. En in 1882 deelde de toenmalige Minister in zjjn Antwoord op hoofdstuk IX der Staatsbegrooting mede, dat afwjjzend was beschikt op eene aanvrage der Maatschappjj »fi0 Schelde" om de Marinesluis tot droogdok te mogen inriohten, op grond, dat gewichtige bezwaren van technischen aard en de belangen der scheepvaart het behoud der sluis als reserve vorderde. Uit een en ander volgt, dat niet het scheep vaartverkeer, dat toen evenals nu, niet groot was, de reservesluis noodig maakte, maar wel scheepvaartbelangen te Vlissingen, voor het geval te eeniger tgd een defect aan de groote sluis mocht ontstaan. In 1876 achtte men de inrichting der Marinehaven en -sluis tot reservesluis noodig, ofschoon toen nog te Veere voor zeeschepen gelegenheidwas het kanaal bin nen te komen en uit te gaan. Ondanks dit meen- men dat de Marinesluis in bruikbaren staat moet worden gebracht voor het geval dat aan de groote sluis een defect ontstond. En nu wil men de Marinehaven en -sluis niet in bruikbaren toestand brengen, hoewel daarvoor nu nog meer reden bestaat, omdat thans te Veere groote zeeschepen het kanaal door Walcheren noch kunnen binnenkomen, noch verlaten. Hoe dit te rgmen is begrjjp ik niet. Maar nu dat werk tegengevallen is, heeft men het eenvoudig er bg laten zitten en haven al sedert jaren laten verzanden, zoodat bg laag water alleen zand te zien is, geljjk uit eene mij toegezonden photographic van de Marinesluis aan de Kamer kan bljjken. Er is nu voor en in de plaats van de buitensluis deuren een zware aarden dam gelegd. De ambtsvoorganger van den Minister heeft op 8 December 1893 op eene interpellatie be treffende deze zaak in de Eerste Kamer gezegd dat het herstellen en bruikbaar maken van de Marinehaven en -sluis te Vlissingen een jaar zou duren en 37s ton zou kosten. Ook deze Minister heeft dien post op 37a ton geschat zjjn Antwoord op het Voorloopig Verslag van hoofdstuk IX der Staatsbegrooting voor 1895. Nu hebben wjj van den geachten afgevaar digde uit's Gravenhage, den heer Conrad, zoo- gehoord, dat het nog wel een millioen verscheidene tonnen zal kosten om de Marinehaven in bruikbaren staat te brengen. Ik kan echter niet begrjjpen dat de Regee ring zich aldus in de som zou hebben vergist, daar zjj toch zeker alles door hare ambtena ren heeft doen onderzoeken. Derhalve ik de meeste waarde te mogen hechten aa*t het onderzoek der Regeering en aan de som, welke zjj voor het werk geschat heeft. Zulk een som mag ons toch niet afschrikken, niet om een nieuwmaar een reeds aangeno men werk, waaraan meer dan een millioen is besteed, te voltooien. Wanneer het e< der grootste handelssteden van ons land gold zou men dan om zulk eene som ooit een derge lgk werk in den steek laten Ik geloof het niet. Het geldt hier een der uitstekendste havens der wereld, waarop wjj trotsch zjjn. Maar laat er dan ook niets aan ont breken. Indien de Marinehaven niet in orde wordt gebracht dan ontbreekt aan de haven werken van Vlissingen een waarborg dat zg ten allen tjjde bruikbaar zullen zjjn. Immers wanneer aan de groote sluis aan de buitenhaven, zooals nog onlangs het geval was, een defect ontstaat, dan kan geen enkel groot schip de binnenhaven en het Kanaal van Wal cheren uit- of inkomen. Mocht daardoor te eeniger tgd stremming van het scheepvaartverkeer ontstaan, welke schade zou dat niet kunnen berokkenen aan de Maatschappg- De Schelde met hare belangrgke werf, aan het droogdok te Mid delburg en den petroleumhandel te Vlis singen. Men zal dan van de zjjde van hen, die Vlissingen hare prachtige havens beng den, er dadeljjk bg zjjn om het overal ruchtbaar te doen worden, dat Vlissingen geen volkomen bruikbare havens voor het scheepvaartverkeer hoorde ik een schelle stem, en mjjn jongste broer, dien ik veilig en wel op school dacht, kwam de trappen afgestormd en schreeuwde tot hg heescher dan ooit was en buiten a «Goeden hemel, Bet, waar ga jjj naar toe Loop, Pegasus, en wees niet onvriendelijk jegens haar! Gjj weet, zg meent het goed. Ga door, trappen, flink zoo, flink!" Eindeljjk mocht ik den weg opik moest beproeven er gewoon aan te geraken. De weg was zoolang hg geljjk, recht en leeg was, beter dan de tuin of het sintelpad maar als een fruitwagen, of een mensch of zelfs maar een poes ergens in de verte ver scheen, was ik in een vreeseljjken toestand en ik was veel meer van mjjn machine (en veel vlugger) af dan er op. »Hoe gaat het, juffrouw Betzy", hoorde ik een Btem achter mg, toen ik weer naast mjjn machine stond, op een goede gelegenheid, dat niemand mg zag, wachtend om op te stappen. Ik was toen in het Btadium van wielrjjden, dat het wanhopende moeite kost om op te stappen en in beweging te komen. Nu was »r niemand ter wereld aan wien ik meer een hekel had dan aan dien man. Wat kon ik doen toen hg zeide«Laat mg nu eens zien, hoe u rjjdt". 2Ik wandel naar huis, gaf ik ten antwoord. Ik heb er van daag genoeg van". En dat was waar. >0, dat treft uitstekend, heeft. En mocht in een strengen winter, zoo als meermalen gebeurde, eens de haven van Vlissingen vol liggen met buitenland9oiie groote schepen, wat zou het dan voor Vlissin gen een bjjna niet te herstellen schade aan brengen als de groote schutsluis onbruikbaar werd en de schepen, als het weder daartoe gesohikt was, de haven niet uit konden Zou men dan ooit weder van die haven gebruik aken En nu beweert de Minister dat, wanneer dit eens mocht gebeuren, er dan altjjd nog voor groote schepen, die in het kanaal van Walcheren waren, gelegenheid zou bestaan langs Veere dat kanaal te verlaten en dat in elk geval, al waren de Marinesluis en -ha- ven in orde gebracht, die sluis toch geen ge legenheid zou geven voor groote zeeschepen om daarlangs het kanaal te verlaten. Maar wat daarvan te denken is, daarvoor zal ik de vrjjheid nemen even voor te lezen wat daaromtrent de hoofdingenieur van den provincialen waterstaat in Zeeland in zjjn brief van 19 September 1895 aan Gedeputeerde Staten van Zeeland sohrjjft, naar aanleiding van een door dat college ook omtrent de Ma rinesluis ontvangen bericht van den Minister. »De bewering dat het Veergat en de Zand- kreek bjj hun kronkelende en nauwe vaar geulen en zeer veranderlgke ondiepten, zelfs 'jj hoogwater, werkeljjk voor groote zeesche pen een veiligen vaarweg zou aanbieden, be vreemdt mg echter zeer. Hieromtrent meen ik het volgende te moeten aanstippen. Volgens de nota, gevoegd bjj 's Ministers sohrjjven, is het ondiepste punt in het vaar water bjj den stroomsovergang nabjj den Bas- tiaan de Langepolder 34 d.M. beneden laag- water; daarbjj voegende het gemiddeld ver schil tusschen hoog- en laagwater ad 28,4 d.M. verkrjjgt men eene besohikbare diepte van "1,4 d.M. bjj hoogwater. Geljjk echter werd opgemerkt in mjjn rap port van 4 October 1894 n° 2391 wordt de 04 buitenhaven te Veere sleohts onderhouden tot 45 d.M. -f- A.P., zoodat aldaar met hoog water slechts beschikbaar is 45,0 -f-14,3 59,3 diepte. Werd de Marinesluis te Vlissingen weder geopend, dan kwam weer beschikbaar de diepte van 54,0 d.M. A.P., wat overeenkomt met 64.0 d.M. beneden kanaalpeil, terwjjl nog door opzetting van dit kanaalgedeelte tot hoogwater de beschikbare diepte kan vermeerderd worden tot 64.0 7,9 71,9 d.M. Vergeleken met Veere, zou bjj heropende Marinesluis te Vlissingen daardoor 71,9 59,3 12,6 d.M. meer diepte besohikbaar zjjn. Het is intusschen duideljjk, dat niet alleen de beschikbare diepte bg hoogwater bepaalt de meerdere of mindere bevaarbaarheid van een water, doch dat bjj de lange zeestoom schepen het al of niet sterk bochtige en de meerdere of mindere breedte van de vaargeul gewichtige factoren zjjn, die wegen moeten bjj de beoordeeling of een vaarwater al dan niet bruilbaar is. Het bevaren bjj hoogwater met groote zee schepen van nauwe, bochtige en ondiepe vaar waters in Zeeland, moet naar mjjn gevoelen, bg het groote verschil tusschen hoog- en laag water, als gevaarljjk worden beschouwd. Een feit ie het dat noch Veergat noch Zand- kreek meer door groote zeeschepen gebruikt worden. De mailbooten van de Maatschappg «Zee land", die vroeger altjjd buitenom het Veergat binnen en zóó door de haven en sluis te Veere op het kanaal kwamen, om te Middelburg te dokken, doen dit al sedert jaren niet meer, en loopen thans liever de kans van sohadeva- ring op het kanaal (door de bruggen) dan zich in het Veergat te wagen. Intusschen kan, naar ik meen, alleen uit eene officieele verklaring van de bevoegde autoriteit (het Loodswezen) bljjken van de be vaarbaarheid van Veergat en Zandkreek bg hoogwater voor groote zeeschepen. Voorts is de Minister van meening, dat met heropening van de Marinesluis te Vlissin gen noodzakelijk de voltooiing moet gepaard gaan van de buitenhaven, dat de daaraan ver bonden aanzienljjke kosten niet gerechtvaar digd zouden zjjn, met het oog op de betrek kelijk geringe handelsweging, doch dat bjj veranderde omstandigheden en gebleken nood zakelijkheid van het weder in gebruik nemen van de Marinesluis, de zaak nader in overwe ging zal zjjn te nemen. dan kunnen wjj samen opwandelen". Ik kookte inwendig maar ging toch mede. Hoe zal ik den eersten dag beschrjjven dat ik met de anderen naar buiten reed. Ze had den mjj geplaagd en veel goeden raad gegeven. Ik daoht dat ik heel vast in het zadel zat, maar de hemel, de aarde, de hoornen, de weg alles ging als in wervelwind aan mg voorbjj, toen ik tusschen de andere menschen reed. Hoe beujjdde ik de eenden, aan den water kant zittend, kalm hun veeren gladstrijkend, en wat had ik hen lief, want zg schenen de eenige schepselen, op wier gelaat ik geen spottenden trek zag. Hg was vreeselgk, die eerste rit buiten. Maar ook over deze kwelling kwam ik heen. ThanB begin ik steeds vaster en zekerder te rgden, vind niet dat iemand mg nog uitlacht en begin al te doenals andere wielrjjdsters, die zich groot houden, doe alsof mjjn haar in wanorde zit of dat mjjn hoed is verschoven. Alleen mjjn jongste broeder beweert nog, dat ik een «parodie op het wiel" ben en dat alle paarden en honden naar mg fcjjken als ik voorbjj rjjd. Ik gun hem thans het genoegen zich vrooljjk te maken over mjjn persoon en mjjn fiets.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1896 | | pagina 5