MIDDELBURGSCHE COURANT. N°. 5. 139s Jaargang. 1896. Dinsdag 7 Januari. Een ministerie Tan Mtaw. o Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in [Nederland franco p.p., 2.—. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer. g Advertentiën voor het eerstvolgend Middelburg 6 Jan. 8 u. vm. 33 gr., m. 12 u. Jj nummer moeten des middags vóór ééa 35 gr., av. 4 u. 34 gr. F.Verw. verand. wind. I uur aan het bureau bezorgd zgn. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bjj abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te TerneuzenM. de Jonge te Rotterdam NlJGH VAN DlTMAH. Middelburg 6 Januari. IL Slot. In ons vorig nommer haalden wjj het een en ander aan uit het opstel van den heer G. Zylma in het Januari-nommer der des tijds waarin de wenscheljjkheid betoogd wordt dat de regeering een bijzondere af dee ling instelt voor landbouwzaken bg een der departementen van algemeen bestuur. Wjj ontleenen aan bedoeld opstel nog het volgende Een der motieven waarom men een minis terie zou willen is dat men meent dan alle landbouwzaken onder bestuur van éen hoofd te zullen krggen. Hiervoor is zeker veel te zeggen. Thans ressorteeren die aangelegen beden onder verschillende departementen. Landbouwonderwijs, proefstations en veeartse- njjkundige politie behooren tot binnenlsndsche zaken, landbouwcomité en subsidies ten be hoeve van den landbouw tot waterstaat, domeinen tot financiën, subsidiën voor paar denfokkergen zelfs gedeeld bjj binnenlandsche zaken en oorlog. Inderdaad, het schjjnt vreemd, 'tls alsof men, om se kwjjt te worden, het eene deel hier, het andere deel daar heeft ondergebracht. Doch 't is ook niets meer dan Bchjjn. Die verdeeling toch is niet willekeurig en vindt haren grond, zoowel in eene doelmatige schei ding van bestuurszaken, als in den aangewezen werkkring van het departement. Dit zat de heer Zylma in den breede uiteen. Verder herinnert hg eraan dat waar zich de wensch naar een afzonderlgk ministerie lucht geeft veelal gewezen wordt op het buitenland. Nederland, heet het, komt als altoos achteraan en de oude vergelijking met de Ghineazen doet dan weer dienst. Het is waar dat onder de ministeriën van sommige rgken er een voor landbouw wordt aangetroffen maar alleen in de grootere rgken. Voor zoover de beer Zylma kon nagaan, be staat een ministerie voor landbouw in geen der kleinere Europeesche staten. Men noemt wel eens België, maar dat is niet juist. Land bouw is daar vereenigd met industrie en open bare werken. Welk verschil dit maakt met onzen titularis van waterstaat is den heer Zylma niet daideljjk; alleen heeft men daar voor spoorwegen, postergen en telegraphie een afzonderlgk departement. Hg stelt zich voor, dat, wgl landbouw in dien titel vooropgaat, de minister ter bekorting van den titel ge woonlijk slechts met die enkele kwalificatie zal worden aangeduid, evenals wg dit hier zien plaats vinden bg waterstaat. Dat niette genstaande die vooropstelling »de openbare werken," hoewel 't laatst genoemd, aan den Belgischen minister en zjjn departement wel het meeste werk zullen geven, toont de be grooting. Afgescheiden van dit alles staat de vraag, of bier van staatswege genoeg wordt gedaan voor den landbouw. En dan toont een blik op de cijfers der staatsbegrootingen van nabu rige rgken, dat Nederland in dat opzicht zeer ten achteren isdat die allerbelangrijkste tak van volksbestaan hier op verre na niet dien steun geniet, welke daar wordt verleend. De heer Zylma geeft verbolgens een over zicht van wat in verschillende staten voor het steunen van den landbouw wordt uitgetrokken. In Denemarken bedraagt dat '/to< *n Fran krjjk Vm. België Visi» in Pruisen y163 6n in Nederland l/M5 der geheele staatsbegrooting. Er bestaat dus een enorm verschil. Het is echter geheel iets anders daaruit tot de instelling van een afzonderlgk ministerie te willen besluiten, want zekerheid, dat alles dan zooveel zou verbeteren, bestaat er vol strekt niet, evenmin als men kan aantoonen dat ge wensch te maatregelen achterwege bleven, omdat zulk een ministerie wordt gemist. De macht om zoodanige te kunnen nemen behoort niet tot de attributen van dat ministerie, maar -blijft berusten bg de gebeele regeering en de wetgevende macht. Met onze staatsinstellingen is zonder samenwerking geen resultaat te verwachten. Immers wat moet een ministerie van land bouw doen In zjjn administratieven werkkring zal wel niet het groote belang worden gezien. Deze zou zich gemakkeljjk laten vaststellen. Doch verder Gewoonljjk gljjdt men over dit punt wel wat losjes heen. Soms laat men het geheel rusten, een ander maal maakt men er zich met wat algemeenheden af. Men zegt dan wat een zoodanig minister te doen beeft, moet hjj zelf weten. Indien hjj bekwaam en jjverig l», zal het hem aan werk wel niet ontbreken. Dat is wel heel aardig gezegd, maar zoo gemakkeljjfc bomt men van die vraag niet af, want de wenscheljjkheid is er niet mee aan getoond. Niet te ontkennen is dan ook dat eene omschrijving, zelfs zonder tot bijzonder heden af te dalen, uiterst moeiljjk is. Om iets te noemen, de landbouw zou in vele streken zeer worden gebaat door verbe terden afvoer van het boezemwater, soms ook wel door doelmatige bevloeiingswerken. Zoo iets zou dan zeer gevoegeljjb kunnen uitgaan van den minister van landbouw. Doch niet zonder overleg met en steun van provin ciale en waterschapsbesturen. Deze dienen eigenigk het initiatief te nemen waar dit niet het geval was, zon de regeering allicht iets opdringen wat niet werd verlangd of min der doelmatig was. Zonder dat zou de minister slecht verantwoord zjjn en weinig kans hebben zjjne plannen verwezenlijkt te zien. En wat de uitvoering van zulke werken betreft, zou men ambtenaren van den waterstaat moeten ge bruiken en bleef het ministerie van waterstaat het aangewezen departement. Of wel, dat men evenals in België een deel van laatstgenoemd departement onder den naam van openbare werken aan dat van landbouw toevoegde. Doch dan stond het te vreezen, dat de land bouwbelangen aan dit nieuwe departement niet meer worden vooropgesteld. Wat zulk een minister voor den landbouw ook zou willen doen, in alle belangrjjke zaken zou bljjken, dat de medewerking van andere departementen en hunne hoofden niet kon worden gemist. Eene opheffing b.v. van alle rijksweg- en watertollen (reeds lang in uit zicht gesteld) is ondoenljjk zonder den fiscus te benadeelen, en dus onuitvoerbaar zonder dat de minister van financiën een equivalent weet aan te brengen of op andere hoofdstuk ken der staatsbegrooting dit bedrag kan worden bezuinigd. Het zoo lang verwaarloozen der landbouw belangen enkel plichtsverzuim der regeering te willen noemen is onbillgk. Men vergeet dat dit voor een nog grooter deel was te wjjten aan de onkunde, bekrompenheid en onverschilligheid van den landbouw zeiven, die zjjne eigene be langen niet inzag en nog veel minder daar voor wist op te komen. Waar dit echter eens bg uitzondering en nadrukkelijk gebeurde, werden ook toen wel eens die klachten ver hoord, adres onder anderen aan de in 1835 ingevoerde schaalrechten. Bovendien veel wat er tot stand kwam heeft eerst in den jongsten tjjd kunnen geschieden. Hoe had men land bouwscholen of proefstations kunnen oprichten n een tjjd, toen nog schier elke wetenschap pelijke voorlichting ontbrak Als er van plichtsverzuim sprake is, treft dit niet in de eerste plaats landbouw en regeering, maar de wetenschap, die reeds lang op elk gebied baar licht liet scbjjnen en toch den akkerman nog altoos in het duister liet zitten. Boer en minister wisten niet beter. Die tjjden zjjn thans gelukkig voorbjj. De vroegere berusting en onverschilligheid hebben langzamerhand plaats gemaakt voor opgewekte belangstelling, voor betere begrippen van wat den bloei van het landbouwbedrijf kan ver- hoogen. Doch tevens openbaarde zich wat die belangen betrof, telkens grooter verschil van inzichten in eigen kring. De verschei denheid van den landbouw, wellicht nergens zoo uiteenloopende als hier te lande, draagt daartoe ten zeerste bg. Bouwerg op zand en veengrond, weideland en koornbouw, ieder voor zich, stelt bijzondere eischen, die niet zelden strijdig zjjn met de belangen van de andere. Bg eenstemmigheid in het zingen klaagliederen, heerscht er in toongevende landbouwkringen gewoonljjk de grootste ver deeldheid waar het middelen betreft ter ver betering. Wat is er dan van een ministerie te verwachten 1 Zou het den vaderlandscben landbouw met een inkomend recht op granen trachten te beschermen, als het grootste deel van den landbouw verklaart, dit voor hunbe- drjjf nadeelig te achten Zou het er toe ko men eene staatBbypotheekbank te willen op richten, progressieve grondbelasting in te voe ren, door wettelijke maatregelen het pacht stelsel tegen te gaan, het grondbezit van eigenerfden te bevorderen, zoolang dit alles bg den Nederlandschen landbouwerBtand naar 'tjjscbgnt meer tegenkanting dan sympathie ontmoet? En zoo het dit toch deed, zou er dan eenig uitzicht bestaan, dat znlks onder die omstandigheden door de wetgevende macht zou worden goedgekeurd? Zeker niet. Dat een ministerie van landbouw bjj machte zal zgn de Duitsche en Belgische grenzen voor ons vee geopend te krggen of het bimetal- lisme in te voeren, daarmede vleit zich wel niemand. Wat zou het dan baten vraagt de heer Zylma; en bg verklaart zich niet te kunnen voorstellen, dat een ministerie eenige verbe tering van beteekenis zou kunnen aanbrengen die anders moest uitbljjven. Landbouwbelang ia vereenzelvigd met plat- telandabelang. Wordt dit ingezien, dan ver tegenwoordigt het eene macht, groot genoeg om voor bilijjke wensoben bg elke regeering gehoor te verkrggen. Waar men dit miskent komt de landbouw niet tot zgn recht, onver schillig of al dan niet een minister aan zgn hoofd is geplaatst. De oprichting van •'J. afzonderlijk mini sterie zou onvermjjdeijjü belaugijjke kosten vereischen. Aannemende dat op eene staats begrooting van 130 millioen dit bedrag minder overwegend zal zgn, staat toch bjj den heer Zylma vast, dat men met die som op andere wjjze den landbouw meer en beter kon helpen, Het landbouwbelang bg de gedurige verwis seling onzer kabinetten tot politieken speel bal te maken, is bovendien aan ernstige be denking onderhevig. Men wjjte niet aan regeering en wetgevende macht wat in hoofdzaak op rekening moet worden gesteld van de tijdsomstandigheden. Al moet worden erkend, dat bet rgksbestuur vroeger in zjjne zorgen voor den landbouw nalatig is gebleven, en dat er ook thans meer zou kunnen geschieden, toch mag dit er niet toe leiden voorbjj te zien wat in den jong sten tjjd werd verkregen. Onze vertegen woordiging in dit opzioht van belangeloosheid onwilligheid te beschuldigen, is onrecht matig. Geen enkele post, in de laatste jaren ten behoeve van den landbouw op de staats begrooting gebracht, werd verworpen, integen deel meest alle, zoowel oude als nieuwe, zon der verzet goedgekeurd. Wat bljjft er dan over om met eenigen schjjn van grond de instelling van dit mini sterie te vragen Of zoekt men misschien den landbouw te paaien, zjjne aandacht af te trekken van iets dat inderdaad van beteeke nis is om hulp aan te brengen De heer Zylma weet het niet en heeft ook juist geen reden zoo iets te denken. Maar dit staat bjj hem vast, dat een afzonderlgk departement den algemeenen toestand niet zal verbeteren en dat het voor den landbouw sou zgn zich er bigden met een doode musch. De staatsschulden. In de Economist van December komt een opstel voor van den heer G. M. Boissevain over De aanwas der Staatsschulden. De cjjfers, die de schrgver daarin noemt, zgn ontleend aan het boek van R. R. Nash Fenns compendium of the English and Foreign Funds. Het doel van het artikel is de aandacht te -estigen op het groote gevaar der toeneming der staatsschulden. Deze toeneming heeft zulke verhoudingen aangenomen, dat, wanneer de aanwas gelgk bljjft aan die der voorgaande jaren, in 1900 de staatsschuld van alle landen 84 duizend millioen gulden zal bedragen, dat is ruim viermaal zooveel als het goud en zilver, dat berekend wordt over de geheele aarde in omloop te zgn. De heer Boissevain acht den stand van zaken zeer ernstig. De staatsschulden eischen voortdurend meer van de staten. Van ons land kan men niet zeg gen dat het onder zgn schuldenlast gebukt gaat, maar wat de laBt beteekenfc bljjkt hieruit, dat, wanneer er geen rentepost op de begrooting voorkwam, de personeele-, de be- drjjt8- en de vermogensbelasting en de accjjns op suiker geheel zouden bunnen vervallen. De heer Boissevain keurt 't aangaan van leeningen, ook van de ter bestrgding van financieel niet productieve uitgaven, niet on voorwaardelijk at, maar hg acht het nood zakelijk, dat een staat, die voor zgn financien zorgen wil, en die wenscht te voorbomen dat op een gegeven oogenblik de druk der staats schuld overmachtig en ondrageljjk wordt, met nooit rustende angstvalligheid moet waken voor aanhoudende delging der schuld. Hieronder vindt men een opgave van eenige cjjfers betreffende de staataBchulden der voor- mste landen. In de eerste kolom vindt men het nominaal bedrag der staatsschulden in posden sterling uitgedrukt, terwjjl daar naast het bedrag per hoofd van de bevolking ia guldens is opgenomen. Uit deze ogfers ech ter reeds een conclusie te trekken over den druk, dien de staten ondervinden van hun schuld, zou natuurlgk tot geheel verkeerde uitkomsten leiden. Daarop zgn verschillende zaken van invloedo. a. het verschil in rente, waartoe de schuld is aangegaan, en het feit of de schuld al of niet is ontstaan door finan cieel productieve uitgaven, waarvan is aan t< nemen dat zjj tegenover den rentelast ook een speciale vermeerdering der staatsontvangsten veroorzaakt hebben. Wanneer men het nomi naal bedrag der schuld herleidt tot de kapi- taalswaarde naar den maatstaf van 5 pet. rente en hiervan aftrekt de schuld die gedekt wordt door financieel productieve aanwending, dan zullen de lasten van het overblijvende bestre den moeten worden uit de algemeene belas tingen. Het cjjter in de derde kolom geeft nu aan het bedrag van den daaruit voort vloeiende rentelast per hoofd der bevolking, uitgedrukt in guldens. Maar uit dat cjjfer bljjkt natuurlgk ook nog niet welken invloed deze rentelast op de welvaart van het betrok ken land heeftmen behoeft daarvoor slechts de cjjfers 14.42 voor Frankrjjk en 0.93 voor Tarkjje te vergelijken. Daarbjj moeten andere factoren in rekening worden gebracht en al lereerst: de rjjkdom van het land. Argentinië (incl.prov.S.) Australische koloniën Uruguay (Gecons. S.) Frankrjjk Portugal Nederland Brittanië. Italië Kaapland Spanje België. Hongarije Griekenland Honduras Oostenrjjk Canada Pruis8en Chili Brazilië Turkjje Rusland Vereenigde Staten Noorwegen Zweden Japan. Britsch-Ind. Nominaal bedrag der schuld in pd. 8t. Per hoofd Rentelast der bev. j per hoofd in J der bev. guldons. .in guldens. 165,117,000 189,188,000 23,244,000 1.150,445,000 146,475,000 92.204.000 677,679.000 119,873 000 498.164,000 24 850,000 269,224,000 91.397,000 234.000,000 29,065,000 5,428,000 283,300,000 54.654,000 330,000,000 23,173,000 106,115,000 136.000,000 960.000,000 218,469,000 6,409,000 14,417,000 59,102,000 218,416,000 521.40 28.42 480 a 839 7.90 a 21.60 379.20 360.10 351.55 24320 213.70 208.20 198 15 195.20 18410 178.35 160.90 159.30 150.75 142.20 135.50 132.— 100.50 90.90 73.60 59.75 40 20 39 36.- 17.70 11.90 13.92 14.42 12.30 644 5 88 5.87 7.81 1.52 7.35 127 6.38 7.36 12.24 6.75 4.16 3.46 4.27 0.93 2.44 0.84 0.28 0.40 0.97 0.21 (Zw. Crt.) Het concept-piogram der Liberale Unie gaf enkelen bladen reeds aanleiding tot eene be schouwing. Eene daarvan verdient vooral de aandacht, nl. die van het Centrum. Op de redactie van dit blad heeft het bewuste stuk den indruk gemaakt van relatieve gematigdheid. De bestuurderen der Unie hebben wel is waar veel hooi op hun vork genomen dit kon moeiljjk anders, waar men zoo verschei dene onderwerpen van politieken, socialen en economiBchen aard te bepreken bad maar tevens wisten zjj eenige zelfbeperking te be trachten wat de geavanceerdheid hunner denk beelden betreft, zoodat het concept op ver schillende punten algemeene instemming kan vinden. Wie heeft zoo (vraagt genoemde redactie, bjjr. nog eenige bedenking tegen de instelling van Arbeidskamers; een betere regeling van het arbeidscontract, de verzekering van een webelgbschen rustdag (het concept verzuimt hier den Zondag te noemen), een hervorming ran het administratieve recht, maatregelen ter behartiging van de belangen der volksgezond heid, het bouwen van gezonde woningen, de bestrgding van het drankmisbruik enz. Dit alles is gemeen goed voor alle partgen, waartegen schier niemand zich meer durft verzetten, althans niet openljjk. En wanneer het der Liberale Unie met deze zaken ernst i», kan zjj erop rekenen in den strjjd daarvoor niet alleen te staan. Nu zgn er ook minder aantrekkelijke eischen in het ontwerp-program, maar de waarheid gebiedt te erkennen, dat hun aantal niet groot is en dat, gelgk wg reeds deden opmer ken, de radicaal-getinte stellers hun radica lisme hebben weten te temperen. Bljjkbaar is het hun doel geweest een libe raal vereenigingsprogram te maken en de deur der Unie ook voor de minder geavanceerde liberalen open te zetten. Of dit lukken zal Het antwoord hierop kan eerst gegeven worden, wanneer het concept definitief is vast gesteld en big kt... dat de personen-kwesties niet zwaarder wegen dan de politieke en sociale overtuiging. Wg ontvingen weêr een eigenaardig boekje, door het Leger des heils verspreid, getiteld De tweede sport van deMaatschappelyke ladder. De eerste sport is de stadskolonie, de tweede de landkolonie. Die beide vormen als 't ware een geheel, en wel de Maatschappelijke af- deeling van het werk, door het Leger te Amsterdam ondernomen. De daar opgerichte Toevluchten en hiermede verbonden werk plaatsen, waarin 5 i 600 man arbeiden, be druipen zichzelf, maar voor de landkolonie, die f 30.000 bosten zal, is nog veertienduizend galden noodig. Wat reeds gedaan is vertelt kolonel Oli- phant in dat boekje. Nabjj Lanteren is een landgoed aangekooht van circa 80 hectaren een boerengezin zal de leiding der bebouwing op zicb nemen. Dertig kolonisten, mannen die door de Toevluchten heen gegaan zgn en die een nieuw leven willen beginnen, werken er reedszjj worden gehuisvest in een tjjdeljjk gebouw. Maar er is Teel meer noodig. Een hypotheek van f 16.000 heeft de voorbereidende maatre gelen en de openingskoBten bestreden, maar er moeten «cv/ gebouwd wordeneen huis voor den boer en zgn gezin stading voor W kesvon een modelwoning voor 100 kolonistenstallen voor varkens en paarden; er moet vee ge kocht worden, een hoenderpark aangelegd, een boomgaard geplant worden; de grond moet een behoorljjke bewerking ondergaan en aan verschillende takken van nijverheid moet worden begonnen, opdat de kolonie in de toe komst zich zelf kunne bedruipen. Binnen een paar weken zal de Landkolonie met alle overige onroerende goederen van het Leger des Heils in Nederland op advies van eenige rechtsgeleerden in een in Nederland gevestigde stichting worden gebracht. Na vraagt het Leger geldeljjken steun aan allen, die voor zulk een goed werk wat willen en kunnen missen. En zgn bede wordt ge steund door de volgende Amsterdamsche heeren: A. C. Wertheim, J. H. van Eeghten, P. W. Janssen, A. F. Insinger, Jan Boissevain, A. G. C. van Duyl en mr M. G. L, van Loghem. Door den minister van financiën is bekend gemaakt dat de formulieren voor aflossing, bedoeld bg het bon. beBluit van 2 Januari 1896 (Stbl. n°. 1) zoomede afdrukken van de voorwaarden tot verwisseling der S1/» tegen 3 pet. staatsschuld, vastgesteld bg zgn resolutie van 2 Januari, van den 7den Januari af koste loos verkrijgbaar zgn bg de betaalmeesters in de hoofdplaatsen der provinciën. Voor verdere inlichtingen verwjjzen wg naar de St. Ct. van 4 dezer. Nederlandsch vee in België. De Patrie van Brugge had gezegd, dat nauwelijks de grenzen geopend zgn, of er moet reeds ziek vee ia beslag worden geno men, in het slachthuis van Brugge. Het Handelsblad van Antwerpen zegt in antwoord daarop het volgende: Dit doet in sommige kringen een zonder ling vermoeden ontstaan. »Men zegt: »Hoe komt het, dat er, tjjdens sluiting der grenzen, van geene ziekte gesproken wordt, ondanks de duizenden stuks vee, die gesmokkeld en ongecontroleerd binnen komen, terwjjl de eerste dag na de opening het gecontroleerd vee ziek in de slachthuizen aankomt »Een brief gaf ons daarop verleden week een antwoord, dat men in deze drie woorden kan samenvatten >Trncs van smokkelaars." >Dit gezegde is wel een onderzoek waard, dunkt ons." Kunst en Letteren. »Baas Hoevels een zestiger, rimpelig en verweerd door gestadigen harden arbeid aan het smidsvunr met zgn beenig, laag voorhoofd, waarover het spaarzame grauwe haar Blordig neerhing, den stroeven trek om den mond en de koude, doffe, diepliggende oogen, was wel het type van den godsdien- itigen jjveraar, die ieder naar zjjne inzichten zou willen buigen. »Zjjne vrouw, een ziekelgke stumper, vóór den tjjd oud en versleten door stil verdriet en huiselgbe zorgen. »Hun dochter, Anna, gedrukt en landerig door de atmosfeer van verveling, die zwaar in de kamer hing". In zulk een gezin, waar een Statenbijbel en Vader Cats de alpha en omega zgn van alle jjsheid en voorlichting, worden wg binnen geleid door A. van Veen, in haar of zjjuoor- pronkeljjken roman Een leven. De dochter kan het daar niet langer uit. houden bg een vader, voor wien zjj altgd bang is en die hangt aan de letter van het »woord Gods", waarvan hg den geest niet begrjjpt, en bg een ziekelgke moeder. Die vader weet niet zgn kind tot zgn ver trouwde te makenhjj houdt het van de we reld af, totdat het zelf, zgn bekrompen geest en tirannie moede, het huis ontvlucht en de wereld ingaat die zjj niet kent. Wat haar overkomt begrjjpt ieder; zjj stelt in haar on schuld en onwetendheid vertrouwen in men- schenzjj kent de toestanden niet en Haar leven wordt een leven van ljjdenwaarin al hare illusies teloor gaan. Zoo zgn er verhalen van tal van meisjes te schrjjven, wier geschiedenis even treurig, even eenvoudig is als die van Anna, en een even krachtig protest tegen een opvoedingssysteem van z. g. godsdienstige maar in hun hart ijs koude menschen, die zich voor het uitverko ren volk van God houden en zioh met domme

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1896 | | pagina 1