MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 5.
139s Jaargang.
1896.
Dinsdag
7 Januari.
Een ministerie Tan Mtaw.
o
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k smet uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in [Nederland franco p.p., 2.—.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer. g Advertentiën voor het eerstvolgend
Middelburg 6 Jan. 8 u. vm. 33 gr., m. 12 u. Jj nummer moeten des middags vóór ééa
35 gr., av. 4 u. 34 gr. F.Verw. verand. wind. I uur aan het bureau bezorgd zgn.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent, Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bjj abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te TerneuzenM. de Jonge te Rotterdam
NlJGH VAN DlTMAH.
Middelburg 6 Januari.
IL
Slot.
In ons vorig nommer haalden wjj het een
en ander aan uit het opstel van den heer
G. Zylma in het Januari-nommer der
des tijds waarin de wenscheljjkheid betoogd
wordt dat de regeering een bijzondere af dee
ling instelt voor landbouwzaken bg een der
departementen van algemeen bestuur.
Wjj ontleenen aan bedoeld opstel nog het
volgende
Een der motieven waarom men een minis
terie zou willen is dat men meent dan alle
landbouwzaken onder bestuur van éen hoofd
te zullen krggen. Hiervoor is zeker veel te
zeggen. Thans ressorteeren die aangelegen
beden onder verschillende departementen.
Landbouwonderwijs, proefstations en veeartse-
njjkundige politie behooren tot binnenlsndsche
zaken, landbouwcomité en subsidies ten be
hoeve van den landbouw tot waterstaat,
domeinen tot financiën, subsidiën voor paar
denfokkergen zelfs gedeeld bjj binnenlandsche
zaken en oorlog.
Inderdaad, het schjjnt vreemd, 'tls alsof
men, om se kwjjt te worden, het eene deel
hier, het andere deel daar heeft ondergebracht.
Doch 't is ook niets meer dan Bchjjn. Die
verdeeling toch is niet willekeurig en vindt
haren grond, zoowel in eene doelmatige schei
ding van bestuurszaken, als in den aangewezen
werkkring van het departement.
Dit zat de heer Zylma in den breede uiteen.
Verder herinnert hg eraan dat waar zich de
wensch naar een afzonderlgk ministerie lucht
geeft veelal gewezen wordt op het buitenland.
Nederland, heet het, komt als altoos achteraan
en de oude vergelijking met de Ghineazen
doet dan weer dienst.
Het is waar dat onder de ministeriën van
sommige rgken er een voor landbouw wordt
aangetroffen maar alleen in de grootere rgken.
Voor zoover de beer Zylma kon nagaan, be
staat een ministerie voor landbouw in geen
der kleinere Europeesche staten. Men noemt
wel eens België, maar dat is niet juist. Land
bouw is daar vereenigd met industrie en open
bare werken. Welk verschil dit maakt met
onzen titularis van waterstaat is den heer
Zylma niet daideljjk; alleen heeft men daar
voor spoorwegen, postergen en telegraphie een
afzonderlgk departement. Hg stelt zich voor,
dat, wgl landbouw in dien titel vooropgaat,
de minister ter bekorting van den titel ge
woonlijk slechts met die enkele kwalificatie
zal worden aangeduid, evenals wg dit hier
zien plaats vinden bg waterstaat. Dat niette
genstaande die vooropstelling »de openbare
werken," hoewel 't laatst genoemd, aan den
Belgischen minister en zjjn departement wel
het meeste werk zullen geven, toont de be
grooting.
Afgescheiden van dit alles staat de vraag, of
bier van staatswege genoeg wordt gedaan
voor den landbouw. En dan toont een blik
op de cijfers der staatsbegrootingen van nabu
rige rgken, dat Nederland in dat opzicht zeer
ten achteren isdat die allerbelangrijkste tak
van volksbestaan hier op verre na niet dien
steun geniet, welke daar wordt verleend.
De heer Zylma geeft verbolgens een over
zicht van wat in verschillende staten voor het
steunen van den landbouw wordt uitgetrokken.
In Denemarken bedraagt dat '/to< *n Fran
krjjk Vm. België Visi» in Pruisen y163 6n in
Nederland l/M5 der geheele staatsbegrooting.
Er bestaat dus een enorm verschil.
Het is echter geheel iets anders daaruit tot
de instelling van een afzonderlgk ministerie
te willen besluiten, want zekerheid, dat alles
dan zooveel zou verbeteren, bestaat er vol
strekt niet, evenmin als men kan aantoonen
dat ge wensch te maatregelen achterwege bleven,
omdat zulk een ministerie wordt gemist. De
macht om zoodanige te kunnen nemen behoort
niet tot de attributen van dat ministerie, maar
-blijft berusten bg de gebeele regeering en de
wetgevende macht. Met onze staatsinstellingen
is zonder samenwerking geen resultaat te
verwachten.
Immers wat moet een ministerie van land
bouw doen In zjjn administratieven werkkring
zal wel niet het groote belang worden gezien.
Deze zou zich gemakkeljjk laten vaststellen.
Doch verder
Gewoonljjk gljjdt men over dit punt wel
wat losjes heen. Soms laat men het geheel
rusten, een ander maal maakt men er zich
met wat algemeenheden af. Men zegt dan
wat een zoodanig minister te doen beeft, moet
hjj zelf weten. Indien hjj bekwaam en jjverig
l», zal het hem aan werk wel niet ontbreken.
Dat is wel heel aardig gezegd, maar zoo
gemakkeljjfc bomt men van die vraag niet af,
want de wenscheljjkheid is er niet mee aan
getoond. Niet te ontkennen is dan ook dat
eene omschrijving, zelfs zonder tot bijzonder
heden af te dalen, uiterst moeiljjk is.
Om iets te noemen, de landbouw zou in
vele streken zeer worden gebaat door verbe
terden afvoer van het boezemwater, soms ook
wel door doelmatige bevloeiingswerken.
Zoo iets zou dan zeer gevoegeljjb kunnen
uitgaan van den minister van landbouw. Doch
niet zonder overleg met en steun van provin
ciale en waterschapsbesturen. Deze dienen
eigenigk het initiatief te nemen waar dit
niet het geval was, zon de regeering allicht
iets opdringen wat niet werd verlangd of min
der doelmatig was. Zonder dat zou de minister
slecht verantwoord zjjn en weinig kans hebben
zjjne plannen verwezenlijkt te zien. En wat
de uitvoering van zulke werken betreft, zou
men ambtenaren van den waterstaat moeten ge
bruiken en bleef het ministerie van waterstaat
het aangewezen departement. Of wel, dat men
evenals in België een deel van laatstgenoemd
departement onder den naam van openbare
werken aan dat van landbouw toevoegde.
Doch dan stond het te vreezen, dat de land
bouwbelangen aan dit nieuwe departement
niet meer worden vooropgesteld.
Wat zulk een minister voor den landbouw
ook zou willen doen, in alle belangrjjke zaken
zou bljjken, dat de medewerking van andere
departementen en hunne hoofden niet kon
worden gemist. Eene opheffing b.v. van alle
rijksweg- en watertollen (reeds lang in uit
zicht gesteld) is ondoenljjk zonder den fiscus
te benadeelen, en dus onuitvoerbaar zonder
dat de minister van financiën een equivalent
weet aan te brengen of op andere hoofdstuk
ken der staatsbegrooting dit bedrag kan worden
bezuinigd.
Het zoo lang verwaarloozen der landbouw
belangen enkel plichtsverzuim der regeering te
willen noemen is onbillgk. Men vergeet dat dit
voor een nog grooter deel was te wjjten aan de
onkunde, bekrompenheid en onverschilligheid
van den landbouw zeiven, die zjjne eigene be
langen niet inzag en nog veel minder daar
voor wist op te komen. Waar dit echter eens
bg uitzondering en nadrukkelijk gebeurde,
werden ook toen wel eens die klachten ver
hoord, adres onder anderen aan de in 1835
ingevoerde schaalrechten. Bovendien veel wat
er tot stand kwam heeft eerst in den jongsten
tjjd kunnen geschieden. Hoe had men land
bouwscholen of proefstations kunnen oprichten
n een tjjd, toen nog schier elke wetenschap
pelijke voorlichting ontbrak Als er van
plichtsverzuim sprake is, treft dit niet in de
eerste plaats landbouw en regeering, maar de
wetenschap, die reeds lang op elk gebied baar
licht liet scbjjnen en toch den akkerman nog
altoos in het duister liet zitten. Boer en
minister wisten niet beter.
Die tjjden zjjn thans gelukkig voorbjj. De
vroegere berusting en onverschilligheid hebben
langzamerhand plaats gemaakt voor opgewekte
belangstelling, voor betere begrippen van wat
den bloei van het landbouwbedrijf kan ver-
hoogen. Doch tevens openbaarde zich wat
die belangen betrof, telkens grooter verschil
van inzichten in eigen kring. De verschei
denheid van den landbouw, wellicht nergens
zoo uiteenloopende als hier te lande, draagt
daartoe ten zeerste bg. Bouwerg op zand en
veengrond, weideland en koornbouw, ieder
voor zich, stelt bijzondere eischen, die niet
zelden strijdig zjjn met de belangen van de
andere. Bg eenstemmigheid in het zingen
klaagliederen, heerscht er in toongevende
landbouwkringen gewoonljjk de grootste ver
deeldheid waar het middelen betreft ter ver
betering. Wat is er dan van een ministerie
te verwachten 1 Zou het den vaderlandscben
landbouw met een inkomend recht op granen
trachten te beschermen, als het grootste deel
van den landbouw verklaart, dit voor hunbe-
drjjf nadeelig te achten Zou het er toe ko
men eene staatBbypotheekbank te willen op
richten, progressieve grondbelasting in te voe
ren, door wettelijke maatregelen het pacht
stelsel tegen te gaan, het grondbezit van
eigenerfden te bevorderen, zoolang dit alles
bg den Nederlandschen landbouwerBtand naar
'tjjscbgnt meer tegenkanting dan sympathie
ontmoet? En zoo het dit toch deed, zou er
dan eenig uitzicht bestaan, dat znlks onder
die omstandigheden door de wetgevende macht
zou worden goedgekeurd? Zeker niet. Dat
een ministerie van landbouw bjj machte zal
zgn de Duitsche en Belgische grenzen voor
ons vee geopend te krggen of het bimetal-
lisme in te voeren, daarmede vleit zich wel
niemand.
Wat zou het dan baten vraagt de heer
Zylma; en bg verklaart zich niet te kunnen
voorstellen, dat een ministerie eenige verbe
tering van beteekenis zou kunnen aanbrengen
die anders moest uitbljjven.
Landbouwbelang ia vereenzelvigd met plat-
telandabelang. Wordt dit ingezien, dan ver
tegenwoordigt het eene macht, groot genoeg
om voor bilijjke wensoben bg elke regeering
gehoor te verkrggen. Waar men dit miskent
komt de landbouw niet tot zgn recht, onver
schillig of al dan niet een minister aan zgn
hoofd is geplaatst.
De oprichting van •'J. afzonderlijk mini
sterie zou onvermjjdeijjü belaugijjke kosten
vereischen. Aannemende dat op eene staats
begrooting van 130 millioen dit bedrag minder
overwegend zal zgn, staat toch bjj den heer
Zylma vast, dat men met die som op andere
wjjze den landbouw meer en beter kon helpen,
Het landbouwbelang bg de gedurige verwis
seling onzer kabinetten tot politieken speel
bal te maken, is bovendien aan ernstige be
denking onderhevig.
Men wjjte niet aan regeering en wetgevende
macht wat in hoofdzaak op rekening moet
worden gesteld van de tijdsomstandigheden.
Al moet worden erkend, dat bet rgksbestuur
vroeger in zjjne zorgen voor den landbouw
nalatig is gebleven, en dat er ook thans meer
zou kunnen geschieden, toch mag dit er niet
toe leiden voorbjj te zien wat in den jong
sten tjjd werd verkregen. Onze vertegen
woordiging in dit opzioht van belangeloosheid
onwilligheid te beschuldigen, is onrecht
matig. Geen enkele post, in de laatste jaren
ten behoeve van den landbouw op de staats
begrooting gebracht, werd verworpen, integen
deel meest alle, zoowel oude als nieuwe, zon
der verzet goedgekeurd.
Wat bljjft er dan over om met eenigen
schjjn van grond de instelling van dit mini
sterie te vragen Of zoekt men misschien
den landbouw te paaien, zjjne aandacht af te
trekken van iets dat inderdaad van beteeke
nis is om hulp aan te brengen De heer
Zylma weet het niet en heeft ook juist geen
reden zoo iets te denken. Maar dit staat bjj
hem vast, dat een afzonderlgk departement
den algemeenen toestand niet zal verbeteren
en dat het voor den landbouw sou zgn zich
er bigden met een doode musch.
De staatsschulden.
In de Economist van December komt een
opstel voor van den heer G. M. Boissevain
over De aanwas der Staatsschulden. De
cjjfers, die de schrgver daarin noemt, zgn
ontleend aan het boek van R. R. Nash Fenns
compendium of the English and Foreign Funds.
Het doel van het artikel is de aandacht te
-estigen op het groote gevaar der toeneming
der staatsschulden. Deze toeneming heeft
zulke verhoudingen aangenomen, dat, wanneer
de aanwas gelgk bljjft aan die der voorgaande
jaren, in 1900 de staatsschuld van alle landen
84 duizend millioen gulden zal bedragen, dat
is ruim viermaal zooveel als het goud en
zilver, dat berekend wordt over de geheele
aarde in omloop te zgn. De heer Boissevain
acht den stand van zaken zeer ernstig. De
staatsschulden eischen voortdurend meer van
de staten. Van ons land kan men niet zeg
gen dat het onder zgn schuldenlast gebukt
gaat, maar wat de laBt beteekenfc bljjkt
hieruit, dat, wanneer er geen rentepost op de
begrooting voorkwam, de personeele-, de be-
drjjt8- en de vermogensbelasting en de accjjns
op suiker geheel zouden bunnen vervallen.
De heer Boissevain keurt 't aangaan van
leeningen, ook van de ter bestrgding van
financieel niet productieve uitgaven, niet on
voorwaardelijk at, maar hg acht het nood
zakelijk, dat een staat, die voor zgn financien
zorgen wil, en die wenscht te voorbomen dat
op een gegeven oogenblik de druk der staats
schuld overmachtig en ondrageljjk wordt, met
nooit rustende angstvalligheid moet waken
voor aanhoudende delging der schuld.
Hieronder vindt men een opgave van eenige
cjjfers betreffende de staataBchulden der voor-
mste landen. In de eerste kolom vindt
men het nominaal bedrag der staatsschulden
in posden sterling uitgedrukt, terwjjl daar
naast het bedrag per hoofd van de bevolking
ia guldens is opgenomen. Uit deze ogfers ech
ter reeds een conclusie te trekken over den
druk, dien de staten ondervinden van hun
schuld, zou natuurlgk tot geheel verkeerde
uitkomsten leiden. Daarop zgn verschillende
zaken van invloedo. a. het verschil in rente,
waartoe de schuld is aangegaan, en het feit
of de schuld al of niet is ontstaan door finan
cieel productieve uitgaven, waarvan is aan t<
nemen dat zjj tegenover den rentelast ook een
speciale vermeerdering der staatsontvangsten
veroorzaakt hebben. Wanneer men het nomi
naal bedrag der schuld herleidt tot de kapi-
taalswaarde naar den maatstaf van 5 pet. rente
en hiervan aftrekt de schuld die gedekt wordt
door financieel productieve aanwending, dan
zullen de lasten van het overblijvende bestre
den moeten worden uit de algemeene belas
tingen. Het cjjter in de derde kolom geeft
nu aan het bedrag van den daaruit voort
vloeiende rentelast per hoofd der bevolking,
uitgedrukt in guldens. Maar uit dat cjjfer
bljjkt natuurlgk ook nog niet welken invloed
deze rentelast op de welvaart van het betrok
ken land heeftmen behoeft daarvoor slechts
de cjjfers 14.42 voor Frankrjjk en 0.93 voor
Tarkjje te vergelijken. Daarbjj moeten andere
factoren in rekening worden gebracht en al
lereerst: de rjjkdom van het land.
Argentinië
(incl.prov.S.)
Australische
koloniën
Uruguay
(Gecons. S.)
Frankrjjk
Portugal
Nederland
Brittanië.
Italië
Kaapland
Spanje
België.
Hongarije
Griekenland
Honduras
Oostenrjjk
Canada
Pruis8en
Chili
Brazilië
Turkjje
Rusland
Vereenigde
Staten
Noorwegen
Zweden
Japan.
Britsch-Ind.
Nominaal
bedrag der
schuld
in pd. 8t.
Per hoofd Rentelast
der bev. j per hoofd
in J der bev.
guldons. .in guldens.
165,117,000
189,188,000
23,244,000
1.150,445,000
146,475,000
92.204.000
677,679.000
119,873 000
498.164,000
24 850,000
269,224,000
91.397,000
234.000,000
29,065,000
5,428,000
283,300,000
54.654,000
330,000,000
23,173,000
106,115,000
136.000,000
960.000,000
218,469,000
6,409,000
14,417,000
59,102,000
218,416,000
521.40 28.42
480 a 839 7.90 a 21.60
379.20
360.10
351.55
24320
213.70
208.20
198 15
195.20
18410
178.35
160.90
159.30
150.75
142.20
135.50
132.—
100.50
90.90
73.60
59.75
40 20
39
36.-
17.70
11.90
13.92
14.42
12.30
644
5 88
5.87
7.81
1.52
7.35
127
6.38
7.36
12.24
6.75
4.16
3.46
4.27
0.93
2.44
0.84
0.28
0.40
0.97
0.21
(Zw. Crt.)
Het concept-piogram der Liberale Unie gaf
enkelen bladen reeds aanleiding tot eene be
schouwing.
Eene daarvan verdient vooral de aandacht,
nl. die van het Centrum. Op de redactie van
dit blad heeft het bewuste stuk den indruk
gemaakt van relatieve gematigdheid.
De bestuurderen der Unie hebben wel is
waar veel hooi op hun vork genomen dit
kon moeiljjk anders, waar men zoo verschei
dene onderwerpen van politieken, socialen en
economiBchen aard te bepreken bad maar
tevens wisten zjj eenige zelfbeperking te be
trachten wat de geavanceerdheid hunner denk
beelden betreft, zoodat het concept op ver
schillende punten algemeene instemming kan
vinden.
Wie heeft zoo (vraagt genoemde redactie,
bjjr. nog eenige bedenking tegen de instelling
van Arbeidskamers; een betere regeling van
het arbeidscontract, de verzekering van een
webelgbschen rustdag (het concept verzuimt
hier den Zondag te noemen), een hervorming
ran het administratieve recht, maatregelen ter
behartiging van de belangen der volksgezond
heid, het bouwen van gezonde woningen, de
bestrgding van het drankmisbruik enz.
Dit alles is gemeen goed voor alle partgen,
waartegen schier niemand zich meer durft
verzetten, althans niet openljjk. En wanneer
het der Liberale Unie met deze zaken ernst
i», kan zjj erop rekenen in den strjjd daarvoor
niet alleen te staan.
Nu zgn er ook minder aantrekkelijke eischen
in het ontwerp-program, maar de waarheid
gebiedt te erkennen, dat hun aantal niet
groot is en dat, gelgk wg reeds deden opmer
ken, de radicaal-getinte stellers hun radica
lisme hebben weten te temperen.
Bljjkbaar is het hun doel geweest een libe
raal vereenigingsprogram te maken en de deur
der Unie ook voor de minder geavanceerde
liberalen open te zetten.
Of dit lukken zal
Het antwoord hierop kan eerst gegeven
worden, wanneer het concept definitief is vast
gesteld en big kt... dat de personen-kwesties
niet zwaarder wegen dan de politieke en
sociale overtuiging.
Wg ontvingen weêr een eigenaardig boekje,
door het Leger des heils verspreid, getiteld
De tweede sport van deMaatschappelyke ladder.
De eerste sport is de stadskolonie, de tweede
de landkolonie. Die beide vormen als 't ware
een geheel, en wel de Maatschappelijke af-
deeling van het werk, door het Leger te
Amsterdam ondernomen. De daar opgerichte
Toevluchten en hiermede verbonden werk
plaatsen, waarin 5 i 600 man arbeiden, be
druipen zichzelf, maar voor de landkolonie,
die f 30.000 bosten zal, is nog veertienduizend
galden noodig.
Wat reeds gedaan is vertelt kolonel Oli-
phant in dat boekje. Nabjj Lanteren is een
landgoed aangekooht van circa 80 hectaren
een boerengezin zal de leiding der bebouwing
op zicb nemen. Dertig kolonisten, mannen
die door de Toevluchten heen gegaan zgn en
die een nieuw leven willen beginnen, werken
er reedszjj worden gehuisvest in een tjjdeljjk
gebouw.
Maar er is Teel meer noodig. Een hypotheek
van f 16.000 heeft de voorbereidende maatre
gelen en de openingskoBten bestreden, maar er
moeten «cv/ gebouwd wordeneen huis voor den
boer en zgn gezin stading voor W kesvon
een modelwoning voor 100 kolonistenstallen
voor varkens en paarden; er moet vee ge
kocht worden, een hoenderpark aangelegd,
een boomgaard geplant worden; de grond moet
een behoorljjke bewerking ondergaan en aan
verschillende takken van nijverheid moet
worden begonnen, opdat de kolonie in de toe
komst zich zelf kunne bedruipen.
Binnen een paar weken zal de Landkolonie
met alle overige onroerende goederen van het
Leger des Heils in Nederland op advies van
eenige rechtsgeleerden in een in Nederland
gevestigde stichting worden gebracht.
Na vraagt het Leger geldeljjken steun aan
allen, die voor zulk een goed werk wat willen
en kunnen missen. En zgn bede wordt ge
steund door de volgende Amsterdamsche heeren:
A. C. Wertheim, J. H. van Eeghten, P. W.
Janssen, A. F. Insinger, Jan Boissevain, A. G.
C. van Duyl en mr M. G. L, van Loghem.
Door den minister van financiën is bekend
gemaakt dat de formulieren voor aflossing,
bedoeld bg het bon. beBluit van 2 Januari
1896 (Stbl. n°. 1) zoomede afdrukken van de
voorwaarden tot verwisseling der S1/» tegen
3 pet. staatsschuld, vastgesteld bg zgn resolutie
van 2 Januari, van den 7den Januari af koste
loos verkrijgbaar zgn bg de betaalmeesters in
de hoofdplaatsen der provinciën.
Voor verdere inlichtingen verwjjzen wg
naar de St. Ct. van 4 dezer.
Nederlandsch vee in België.
De Patrie van Brugge had gezegd, dat
nauwelijks de grenzen geopend zgn, of er
moet reeds ziek vee ia beslag worden geno
men, in het slachthuis van Brugge.
Het Handelsblad van Antwerpen zegt in
antwoord daarop het volgende:
Dit doet in sommige kringen een zonder
ling vermoeden ontstaan.
»Men zegt: »Hoe komt het, dat er, tjjdens
sluiting der grenzen, van geene ziekte
gesproken wordt, ondanks de duizenden stuks
vee, die gesmokkeld en ongecontroleerd binnen
komen, terwjjl de eerste dag na de opening
het gecontroleerd vee ziek in de slachthuizen
aankomt
»Een brief gaf ons daarop verleden week
een antwoord, dat men in deze drie woorden
kan samenvatten >Trncs van smokkelaars."
>Dit gezegde is wel een onderzoek waard,
dunkt ons."
Kunst en Letteren.
»Baas Hoevels een zestiger, rimpelig
en verweerd door gestadigen harden arbeid
aan het smidsvunr met zgn beenig, laag
voorhoofd, waarover het spaarzame grauwe
haar Blordig neerhing, den stroeven trek om
den mond en de koude, doffe, diepliggende
oogen, was wel het type van den godsdien-
itigen jjveraar, die ieder naar zjjne inzichten
zou willen buigen.
»Zjjne vrouw, een ziekelgke stumper, vóór
den tjjd oud en versleten door stil verdriet
en huiselgbe zorgen.
»Hun dochter, Anna, gedrukt en landerig
door de atmosfeer van verveling, die zwaar in
de kamer hing".
In zulk een gezin, waar een Statenbijbel en
Vader Cats de alpha en omega zgn van alle
jjsheid en voorlichting, worden wg binnen
geleid door A. van Veen, in haar of zjjuoor-
pronkeljjken roman Een leven.
De dochter kan het daar niet langer uit.
houden bg een vader, voor wien zjj altgd bang
is en die hangt aan de letter van het »woord
Gods", waarvan hg den geest niet begrjjpt, en
bg een ziekelgke moeder.
Die vader weet niet zgn kind tot zgn ver
trouwde te makenhjj houdt het van de we
reld af, totdat het zelf, zgn bekrompen geest
en tirannie moede, het huis ontvlucht en de
wereld ingaat die zjj niet kent. Wat haar
overkomt begrjjpt ieder; zjj stelt in haar on
schuld en onwetendheid vertrouwen in men-
schenzjj kent de toestanden niet en
Haar leven wordt een leven van ljjdenwaarin
al hare illusies teloor gaan.
Zoo zgn er verhalen van tal van meisjes te
schrjjven, wier geschiedenis even treurig, even
eenvoudig is als die van Anna, en een even
krachtig protest tegen een opvoedingssysteem
van z. g. godsdienstige maar in hun hart ijs
koude menschen, die zich voor het uitverko
ren volk van God houden en zioh met domme