36 ZITTING VAN VBIJDAG 8 NOVEMBER 1895. De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde Staten in dit verslag geen aanleiding vinden om hun voorstel zoodanig te wijzigen, dat de aanvang van littera b wordt gelezen als volgt „dat het bestek door Gedeputeerde Staten worde goed gekeurd en dat ten genoege van Gedeputeerde Staten" enz. De heer Heijse. Ik wil de vraag doen, mijnheer de voorzitter, of na de zoo even gevallen beslissing dit voorstel wel in behandeling kan genomen worden, daar uit den considerans blijkt, dat bet gedaan werd in de vooronderstelling, dat liet nu aangehouden punt tot beslissing zou zijn gebracht. De voorzitter. Ik zie geen bezwaar tot dadelijke behandeling over te gaan. Er is geen enkel verbod om een dergelijk besluit te nemen. De heer Heijse. Het uitstel der beslissing over de rentelooze voorschotten voor secundaire wegen maakt de behandeling van dit voorstel m. i. onmoge lijk, en dat geldt ook voor het voorstel omtrent den Margaretha-polder. De voorzitter. Er is geen voorschrift dat dit verbieden zou. Op de volgende vergadering zal nader omtrent het beginsel worden beslist. De heer Hombach. Ik zou willen vragen of Gedeputeerden geneigd zijn het voorstel staande de ver gadering in behandeling te brengen en de drie eerste regels uit hun voorstel er buiten te laten. Er is nu geen tijd te verliezen. Men weet hoe bezwaarlijk het is van gemeenten en polders snbsidiën voor dergelijke doeleinden te krijgen. Zoo wil de gemeente IJzen dijke wel f 600 geven mits binnen het jaar met de werk zaamheden aan de wegsverbetering begonnen wordt. Wordt met de subsidie der provincie tot den zomer gewacht, dan is de kans misschien verkeken. De heer Pompe van Jleerdeivoort. Ik kan mij volkomen aansluiten bij hetgeen door den heer Heijse is in het midden gebracht. De aanvraag is daarbij eerst zeer laat iDgekomen. Zelfs is bet bestek nog niet goedgekeurd en ik twijfel niet of de gemeente IJzendijke zal wel het volgend jaar ook bereid be vonden worden baar woord gestand te doen. Temeer omdat een gedeelte der wegen, die men voorstelt te verbinden, eigenlijk wegen zijn, voor welke voigensde gemeentewet de gemeente IJzendijke zelt moet zorgen. De heer Van Lynden. Ik geloof dat in dezen stand van zaken van de zijde van Gedeputeerde Staten geen bezwaar bestaat om met het denkbeeld van den heer Heijse mede te gaan. Beide voorstellen zijn ge baseerd op het besluit, dat is uitgesteld geworden tot eene volgende vergadering. Bij het Gedeputeerd college bestaat daarom ook bier geen bezwaar tegen uitstel. De voorzitter* De heer Heljss stelt dus voor de beide punten aan te houden? De heer Heijse. Ja, mynheer de voorzitter. Het voorstel van den heer Heijse wordt in stem ming gebracht en met 16 tegen 12 stemmen aange nomen. Tegen stemden de heeren Snijders, Den Boer, Van der Meer, Hombach, Kakebeeke, Van Rompu, Henne- quin, Van Buren, M. Bolle, Erasmus, Maas en Fruijtier. De heer Henneqnin. Ik wil met een enkel woord wijzen op de gevolgen der aanneming van het voorstel. Op zijn vroegst kunnen Gedeputeerde Staten ia de zomervergadering opnieuw voorstellen doen om trent de te geven subsidiën aan wegen van secundair belang. Het is zelfs mogeljjk dat het voorstel nog eens wordt uitgesteld en dat dan eerst in November een beslissing kan genomen worden omtrent de hoofd kwestie. De toepassing op de betrekkelijke aanvragen dient natuurlijk achter te staan bij de behandeling van het voorstel rakende de regeling van het beginsel. De heer Pompe van Meerdervoort heeft gezegd dat de aanvragers wel wat geduld konden hebben. Maar dit bewijst dat hij nimmer persoonlijk in dergelijke zaken werkzaam was waarbij het hoogst moeilijk is om by personen en lichamen, met allerlei middelen tot samenwerking in het algemeen belang gebracht gedurende eenigen tijd vasthoudendheid aan gedane toezeggingen te bewerken. fa. betreffende het verzoek van den Hargare- tliapolder, om een renteloos voorschot voor wegs verbetering. Het voorstel lnidt Het bestuur van den Margarethapolder herhaalt in het hieraehter afgedrukt adres van 29 October jl. zijn, bij uw besluit van 12 Juli 1895 no. 18 afgewezen verzoek, om renteloos voorschot uit de Provinciale fondsen voor de verbetering van het onbegrinde ge deelte van den Paardendijk, ter lengte van 1548 M., welke met eeuige andere wegen toegaDg geeft naar de gemeentelijke los- en laadplaats aan de nol bij den Kleine Huissenspolder. Wordt dat verzoek ingewilligd, dan zal de polder uit eigen middelen begrinden 1°. een gedeelte van den weg over den binnenberm van den dijk tusschen den Margaretha- en den Nieuw- Othenepolder, lang 540 M.; 2°. een gedeelte van de Verkorting, lang 245 M. 3°. den Knapzakweg, lang 890 M. 4°. het laatste gedeelte van de Verkorting, lang 720 M.; en dus te zamen eene lengte van 2395 M. Wij meenen dat, wordt door u overeenkomstig ons voorstel van 19/26 October jl. no 5429/3 besloten tot het verleenen van rentelooze voorschotten voor wegen van secundair belang, thaua op het verzoek eene gun stige beslissing zou kunnen worden genomen. Het bestuur verklaart zich bereid tot het uitvoeren der begrinding volgens door ons te geven voorschrif ten wordt nu aan uw besluit de voorwaarde verbonden, dat het plan, bedoeld in het adres van het polderbe stuur van 1 April 1895, wordt uitgevoerd, dan zal eene begrinding van wegen tot stand komen ter ge zamenlijke lengte van 3943 M. By de toekenning van een renteloos voorschot voor de begrinding van 1548 M. lengte weg, zal de polder nog de uitgaaf te dragen hebben voor eene begrinding van 2395 M. lengte, of ongeveer 60% van het totaal. Uit een financieel oogpunt bestaat, tegen het toe kennen van het voorschot voor de Provincie geenerlei bezwaar. Wij stellen u dus voor het besluit te nemen, waar voor een ontwerp hieronder volgt. Het ontwerp-besluit is van den volgenden inhoud de Staten der provincie Zeeland, gelet op hun besluit van tot het ver leenen van rentelooze voorschotten voor de verbete ring van wegen van zoogenaamd secundair belang; besluiten; in te wiliigen de aanvraag van bet bestuur van den Margarethapolder, om een renteloos voorschot van ten hoogste f 3380, voor de begrinding van een gedeelte van den Paardendijk (no. 10 van den ligger der wegen en voetpaden in de gemeente Zaamalag)onder bepaling adat de voorwaarden, vervat in het Provinciaal blad no. 117 van 1882, van toepassing zijn, behoudens deze wijziging van de daar vermelde punten 1 en 2, dat de eerste jaarlijkscbe teruggaat plaats hebbe vóór 31 December van het burgerlijk jaar, volgende op dat waarin het reuteloos voorschot is verstrekt, en van het 2e lid van punt 11 dat, ingeval het werk voor

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 39