ZITTING VAN VRIJDAG 8 NOVEMBER 1895. 15 van alle geoorloofde yisscherij, en dat concessie voor het aanleggen en exploiteeren van schelpdierbanken (meer bijzonder mosselbanken), door het uitzaaien van broed en het later opkorren der volwassen schelpdieren, alleen voor zoodanige plaatsen zoude behooren ver leend te worden, als dit naar oordeel van het loods wezen (departement van marine) en van den water staat, zonder bezwaar voor het vaarwater, het behoud der oevers en mede voor de uitwatering der polders kan worden toegelaten. Wat hier gezegd is voor het Veergat en de Zandkreek, geldt evenzeer voor de andere Zeeuwsche stroomeD. Het groot belang, dat Zeeland heeft bij het zoo lang mogelijk behoud van bruikbare vaarwaters, de finan- tieele bezwaren, waarop afstuiten de plannen voor stroomleidende werken tot verbetering van een bedor ven vaarwater in de Zeeuwsche stroomen, alsmede de groote offers, jaarlijks voor behoud der oevers noodig, maken het mijns inziens tot een dringenden eisch, dat al die handelingen worden tegengegaan, die nadeelig voor een vaarwater, en bezwarend voor het oeverbe- houd moeten of kunnen zijn, en tot zoodanige hande lingen meen ik te moeten rekenen de verpachting van geheeie Zeeuwsche stroouien als Veergat en Zandkreek en van de reeds sterk aangevallen oevergedeelten als noord en oostkust van Noord-Beveland, een deel van de oostkust van Zuid-Beveland, enz., met het doel, overal waar mogelijk, mosselen te teelen en op te korren. Met het vorenstaande vermeen ik al de beschouwin gen te hebben medegedeeld, waartoe de mij in handen gestelde bescheiden thans aanleidiog geven, en ver trouw ik, daarmede aan de mij door uw college gedane opdracht te hebben voldaan. Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Snijders. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel genomen 35 leden, waaronder 6 leden van Gedepu teerde Staten. In éene afdeeling werd algemeen het gevoelen van den hoofdingenieur gedeeld, in het rapport uitgedrukt dat de toegang van het kanaal te Veere in gewone omstandigheden niet van dien aard is dat het voor groote zeeschepen toegankelijk is, waardoor de opening van de marine-sluis te VlissiDgen zeer gewenscht is. De beide andere afdeelingen vereenigden zich zonder nadere bepaling met het voorstel, onder a. genoemd. Ten aanzien van punt b. vereenigden zich alle afdee lingen met het voorstel van Gedeputeerde Staten. Overigens werden de volgende opmerkingen in het midden gebracht: In éene afdeeling werd de wensch uitgesproken dat, wat beide punten betreft, de minister van water staat, handel en nijverheid in overleg zoude treden met zijn ambtgenoot van marine. In éene andere afdeeling wenschten de leden Gede puteerde Staten te verzoekenafdrukken van de aan de Provinciale Staten betreffende deze zaak toegezon den stukken toe te zenden aan de leden van de Tweede kamer der Staten-Generaal. In nog éene afdeeling betuigde een lid zijn leedwe zen, dat deze zaak, van zóo ingrijpend belang, in Den Haag zóo flauw behandeld wordt als bijvoorbeeld: dat op bladzijde 7 het beweren van den inspecteur van het loodswezen te Vlissingen bij schrijven van 28 September 1894 onvolledig en daardoor niet gehtel juist wordt genoemd, zonder dat daaromtrent bij be doelden inspecteur nadere toelichting van diens beweren Zie klacht Koainginnenpolder, renvooi van uw college 8 Augustus 1S95 No. 3563, 2e afdeeling, en mijn brieven van 9 Augustus en 3 September jl. Nos 2359 en 2591 A. schijnt ingewonnen te zijn, waarvan in de nota van den minister althans niets te vinden is. Een ander lid dier afdeeling betreurt het, dat de regeering, die den achteruitgang van het vaarwater erkent doch geheel toeschrijft aan natuurlijke oorzaken waarvan de opheffing te groote kosten vereischen zou, niet alleen niets doet, maar zelfs den toestand verer gert door de hand te reiken aan de belemmeringen. Eindelijk wordt in dezelfde afdeeling door onder scheidene leden de wensch uitgesprokendat door her Gedeputeerd college een onderzoek worde inge steld naar de nadeeleD, die de binnenvaart in toene mende mate ondervindt te dezer zake. De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde Staten aanleiding hebben gevonden, om in hun voorstel littera b. zoodanig te wijzigen, dat in plaats van „in te winnen" gelezen wordt „te doen inwinnen." Nog deelt de voorzitter mede dat aan den uitge sproken wensch om afdrukken van de aan de Provin ciale Staten betreffende deze zaak toegezonden stukken toe te zenden aan de leden van de Tweede kamer der Staten-Generaal, zoo spoedig mogelijk zal worden gevolg gegeven. Aangezien geen der leden algemeene beraadslagingen wenscht te voeren, niemand over de onderdeelen het woord verlangt en geen der leden hoofdelijke stem ming begeert, wordt zonder deze conform het voorstel van Gedeputeerde Staten besloten. b. Tot het verleenen aan de gemeente Yer seke van een subsidie uit de Provinciale fondsen voor verbetering der ba ven. Het voorstel is van den volgenden inhoud Burgemeester en wethouders van Yerseke hebben, in den hierachter afgedrukten brief van 22 November 1894 B no. 448, tot on3 college het verzoek gericht aan u voor te stellen, om aan die gemeente een sub sidie uit de provinciale fondsen te willen verleenen tot Va gedeelte van het bedrag der kosten van eene ver grooting der haven. Die kosten worden op ongeveer 35,000 geraamd. Zij hebben zich tevens tot den minister van water staat, handel en nijverheid gewend, om een rijkssub sidie voor het overige der kosten. De haven van Yerseke is inderdaad te klein voor het groot aantal vaartuigen, welke in gebruik bij de oestercultuur zijn en daarin eene ligplaats wenschen. Zij heeft thans ruimte voor slechts 95 vaartuigen, terwijl er 187 vaartuigen in de gemeente te huis be hooren en ligplaats noodig hebben. Door de ontwor pen vergrootiog zon aan 190 vaartuigen plaats worden geboden. Het behoeft geen betoog, dat de financieele toestand der gemeente Yerseke niet toelaat het werk op kos ten der gemeente uit te voeren. Ook de minister van waterstaat, handel en nijver- verheid is overtuigd, dat hulp in deze gewettigd is en heeft zich bereid verklaard, een rijkssubsidie te bevorderen ten bedrage van de helft der geraamdo kosteD, wanneer de provincie en de gemeente gezamenlijk de andere helft voor hare rekening nemen. Voor het bevorderen van een rijkssubsidie ten bedrage van twee derden der kosten vond zijne Excellentie geene termen. Daar ook de gemeenteraad genegen is een vierde der kosten voor rekeniDg der gemeente te nemen, zoo als blijkt uit het mede hierachter afgedrukte raads besluit vau 10 dezer no. 3, hebben wij de eer u voor te stellen aan de gemeente Yerseke een subsidie te verleenen voor de vergrooting der haven tot een be drag van een vierde der kosten of ten hoogste van f 8750 en daartoe het besluit te nemeu, waarvoor een ontwerp hieronder volgt.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 18