ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895. 45
de uitbetaÜDg bij het eerste kwartaal subsidie over
1895 tot een bedrag van honderd vijftig gulden.
De beer Hoerdijk. Ik dank het lid van Gedepu
teerde Staten wel zeer voor de gegeven inlichtingen,
waaruit blijkt dat op den dienst het noodige toezicht
wordt uitgeoefend.
Bij art. VIII art. 27 subsidie aan de Maatschappij
tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland,
voor de bevordering en aanmoediging der paardenfok
kerij in die provincie, zegt de heer "Wan "IVaes-
lierglie Janssen» dat door een lid in de afdeelin-
gen de wenschelijkkeid werd uitgesprokendat de
uitbetaling der bekroningen uit het provinciaal subsidie
in overeenstemming mocht worden gebracht met die
van het rijk.
Zooals de vergadering weet wordt voor de bevordering,
en aanmoediging der paardenfokkerij, behalve door de
provincie, ook door het rijk een subsidie uitgekeerd
aan de Maatschappij tot bevordering van landbouw en
veeteelt in Zeeland. Bet subsidie van het rijk wordt
steeds in tweeën in den loop van het jaar, waarvoor
het is gegeven, uitgekeerd. In April van dit jaar word
bijv. door het departement van binnenlandsche zaken
3/4 uitgekeerd van de voor 1895 toegekende 4250,
1/4 wordt later door het departement van oorlog be
taalbaar gesteld.
Het provinciaal subsidie, tot een maximum van f 2350,
wordt stoeds in eens uitbetaald in Januari over het dan
afgeloopen jaar. Dan krijgt het Gedeputeerd College
opgaaf van de Landbouwmaatschappij door de inzen
ding der rekening, waaruit dan blijkt hoeveel noodig
is. De betaalbaarstelling van wege de provincie in
het volgende jaar geschiedt, omdat het niet vaststaat
hoeveel de provincie zal moeten bijdragenzulks blijkt
eerst uit de rekening, in te dienen door de Mij van
landbouw. Zoo is in 1395 het subsidie der provincie
over 1894 betaalbaar gesteld met 1936.62.
Er schijnt echter geen bezwaar tegen te bestaan om
reeds in den loop van het jaar een zeker gedeelte van
het subsidie uit te betalen, indien bijv. het hoofdbe
stuur der Mij tot bevordering van landbouw er om
vraagtdit toch kan weten hoeveel zij heeft uitbetaald
of uit te betalen heeft, en hoe groot het provinciaal
subsidie zal zijn.
De heer Hennequin. Ik dank het geachte lid
Van Gedepnteerde Staten wel zeer voor de gegeven
inlichting. Toch was het niet mijne bedoeling te
spreken over de betaling der subsidie. Ik had het
oog op de premiën, welke worden toegestaan over twee
jaren. De eerste uitbetaling levert nooit moeilijkheden
op, maar de tweede wel. Een dier kan sterven of
onbruikbaar worden tusschen de eerste en tweede uit
betaling en dan ontstaat er tweeërlei toepassing omdat
de reglementen voor het rijks- en het provinciaal
subsidie niet op dezelfde wijze geregeld zijn. Het
tweede deel wordt bij de subsidie vanwege den staat in
zulk een geval wel, bij het provinciaal subsidie niet
uitgekeerd. Ik bedoelde dan ook heeren Gedeputeerden
Staten in overweging te geven te trachten eenheid te
verkrijgen in de wijze van uitbetaling der premiën van
wege het rijk en de provincie.
De heer "Van IVaeslterglie Janssens. Ik ben
overtuigd te spreken in den geest van het Gedeputeerd
College wanneer ik verklaar dat in beginsel er geen
bezwaar bestaat om de nitbetaling zoo te regelen als
het der landbouwmaatschappij het ge^kkelijkst valt.
Ik geef den jachten spreker daarom in overweging
Gedeputeerde^staten schriftelijk te willen mededeelen
hoe hij de regeling verlangt.
De heer Henneqnin. Ik zal zeer gaarne vaD de
mij geboden gelegenheid gebruik maken en bij Gede
puteerde Staten de zaak schriftelijk aanbrengen.
ThanB komen in behandeling de inkomsten, die zon
der discussie worden goedgekeurd.
Nadat ook de post voor onvoorziene uitgaven is
goedgekeurd, z£ds die is uitgetrokken, wordt de be
grooting in haar geheel in stemming gebracht en met
algejaeene stemmen aangenomen.
Bij deze stemming zijn afwezig de heeren Van
Woelderen en Huvers.
Het voorstel betreffende de opcenten wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Op de vraag van den voorzitter, of, nu de agenda
is afgeloopen, de vergadering, ingevolge art. 65 der
Provinciale Wet, nog langer weuscht bijeen te blijven,
blijkt dit niet geval.
De voorzitter zegt daarop hij, alvorens de
vergadering te sluiten, nog een enkel woord wil spre
ken. Bij den aanvang der zitting heeft hij erop ge
wezen, dat Gedeputeerde Staten drie l£ta hadden
verloren. In de zitting van Woensdag is echter ge
bleken dat het college nog een vierde verlies zal
ondergaan. De heer Heijse, ofschoon hij in die vorige
zitting werd herkozen als lid van Gedeputeerde Saten,
heeft gemeend voor die benoeming in de gegeven
omstandigheden te moeten bedanken. De voorzitter
wenscht dit oogenblik waar te nemen om te verkla
ren dat het heengaan van den heer Heijse hem met
groot leedwezen vervult.
Hij wil den heer Heijse in zijne tegenwoordigheid
niet prijzen, en dat is hier ook niet noodig, want ieder,
die met den heer Heijse in een college heeft gezeten,
kent zijne groote werkkracht en zijn talent. Zijn ver
lies zal in het College zeer gevoeld wordenhet heeft
veel verplichting aan hem, zoowel als de provincie in
wier belang hij zeer veel heeft gedaan. (Applaus).
Niet alleen persoonlijk maar ook in zijne betrekking
betreurt de voorzitter het besluit van den heer Heijse.
Hij eindigt met dezen dank te zeggen voor al hetgeen
hij voor de provincie, in het Gedeputeerd College
heeft gedaan. (Applaus).
Op voorstel van den voorzitter wordt de goedkeuring
der notulen en de resumtie der genomen besluiten op.
gedragen aan Gedeputeerde Staten.
De voorzitter sluit de vergadering in naam der
Koningin.
Bljvergsrl van ile Mlddelbiirgsclie Courant van Dinsdag Jft .Inli 18M, 12