44 ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895. De Staten der provincie Zeeland, in aanmerking nemende, dat, tot dekking der voor het dienstjaar 1896 geraamde uitgaven van enkel provincialen en huishoudelijken aard, de heffing vereiacht wordt van opcenten op de grond- en de personeele belastingen, tot een bedrag van ruim f 257.000; beslui ten aan de Koningin Weduwe, Regentes, voor te dragen: de heffing van respectievelijk acht en twintig entwee en dertig opcenten op de hoofdsommen der belasting op de gebou^e en op de ongebouwde eigendommen over het jaar 1896, en van achttien opcenten op de hoofdsom der personeele belasting, dienst 189®/97, tot dekking der geraamde uitgaven en behoeften van enkel provincialen en huishoudelijken aard voor het dienst jaar 1896; en Hare Majesteit te verzoeken, de heffing der bedoelde opcenten de bekrachtiging der wet ts doen erlaDgen. Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Snijders. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel genomen 37 leden, waaronder 4 leden van Gedepu teerde Staten. In geene der afdeelingen werden naar aanleiding der begrooting algemeene beschouwingen gevoerd; in twee afdeelingen slechts werden enkele opmerkingen in het midden gebracht. In éene van deze werd, ingevolge hoofdstuk VIII artikel 18 der uitgaven „Kosten van instandhouding van den stoombootdienst op de Wester-Schelde", de opmerking gemaakt door een liddat zijns inziens de kosten van collecteloonen te hoog waren van den commissaris te Breskens, waarop hem ter opheldering werd medegedeeld dat, na het overlijden van den com missaris, het collecteloon aldaar tot de helft is terug gebracht. In de andere afdeeling gaven mede alleen „de Uit gaven" aanleiding tot bespreking als volgt Hoofdstuk IV afdeeling I artikel 1. Door een lid werd gevraagdof de Provincie gebonden is aan be palingen omtrent rente en conversie dezer leening en der volgende? Een lid van het Gedeputeerd College antwoordde daaropdat Gedeputeerde Stalen niet aan bepalingen dienaangaande gebonden zijn, doch zich, in verband met de aanstaande conversie der Rijksleening, genoopt gevoelen, die conversie af te wachten. Een lid der vergadering voegde daaiaan toe: dat, wanneer tegen 3% a pari te leenen was, geen bezwaar zou be staan om daartoe reeds vroeger over te gaan. Hoofdstuk V artikel 2. In verband met de in het algemeen wenschelijke Zondagrust werden door een lid de belangen ter sprake gebracht van de werklieden ter Provinciale drukkerij. Ofschoon de aangevoerde argumenten door de leden met belangstelling werden aangehoord en niet zonder instemming werden beant woord, ontbrak het toch niet aan meer dan ééne stem ter waarschuwing, om in dezen voorzichtig te zijn bij het maken van bepalingen, waardoor het doel zoo licht zou kunnen worden voorbijgestreefd, en werd ten slotte de wenschelijkheid uitgesprokendat een onderzoek zal worden ingesteld, of de drukkerij is in gericht om zonder Zondags-arbeid aan de behoeften der Provincie aan drukwerk te voldoen. Hoofstuk VIII artikel 27. Door een lid werd de wenschelijkheid uitgesprokendat de uitbetaling der bekroningen uit het provinciaal subsidie in overeen stemming mochtworden gebracht met die van het rijk. Overigens werd de begrooting in de genoemde af deelingen met algemeene stemmen goedgekeurd en vervolgens eveneens het voorstel tot heffing van op centen op de grond- en de personeele belasting ten behoeve der provincie. Blijkens mededeeling van den voorzitter vinden Gedeputeerde Staten in dit verslag geene aanleiding om wijziging te brengen in hun voorstel. De voorzitter opent de algemeene beraadslagingen. Wijl geen der leden daaraan verlangt deel te ne men, wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behande ling, aanvangende met de uitgaven. Bij hoofdst. V art. 2, kosten van drukwerken ten dienste van de zuiver provinciale administratie, en van de volgens de provinciale wet verplichte en ver der noodig geachte mededeelingen in de openbare dagbladen, wordt door den heer Van Waesberglte Janssens gezegd dat, naar aanleiding van de wen schelijkheid van een onderzoek of de provinciale druk kerij is ingericht om zonder Zondagsarbeid aan de behoeften der provincie aan drukwerk voldoen kan, dat onderzoek is gedaan. Gebleken is dat de drukkerij zoodanig is ingericht dat geregeld het werk kan wor den afgeleverd zonder dat hec noodig is dat des Zon dags wordt gearbeid, natuurlijk exceptioneeele geval len daargelaten. Uit het onderzoek is overigens gebleken dat werke lijk een Zondag den geheelen dag en twee Zondagen een hal ven dag is gewerkt. De drukker echter verlangt dat nietbovendien levert hem bet werk op Zondag geen voordeel op, omdat hij verplicht is zijne werklieden een hooger loon te betalen, waarmede het tar^ van drukloon geen rekening houdt. Het Gedeputeerd College hoopt zooveel mogelijk te zorgen dat des Zondags niet behoeft gearbeid te wor den, maar wanneer voorstellen Gedeputeerde Staten zoo laat bereiken dat er nauwelijks tijd is om die voor te bereiden en de Staten toch de gedrukte stukken, ingevolge art. 17 der instructie voor Gedeputeerde Staten, 14 dagen vóór de vergadering moeten ontvan gen, is het voor Gedeputeerde Staten moeiljjk om zich aan den regel steeds te houden. Zonder nu te zeggen dat het Zondagswerk daarvan bepaald het gevolg is geweest, moet ik toch verklaren dat de 8'ukken omtrent den weg voor het waterschap Oranje-Dierentijd en die betreffende het hoefbeslag buitengewoon laat bij het college van Gedeputeerde Staten zijn ingekomen. Ik twijfel niet of naar aanleiding van deze opmer king zullen Gedeputeerde Staten en zal ook de werk gever al doen wat zij kunnen om het Zondag3werk te voorkomen, maar dan zullen de leden zich ook moeten getroosten soms enkele stukken iets later te ontvan gen dan anders ware mogelijk geweest. Bij hootdec. VIII art 19. Subsidie voor een stoom bootdienst tusschen Walzoorden en Vlake en een wagen- dienst tusschen Walzoorden en Hulst, zegt de heer moerdijk. Mijnheer de voorzitter. Tot mijne teleur stelling ben ik niet tegenwoordig geweest in de af deeling, waar ik toe behoorde, toen de begrooting werd behandeld, anders had ik daar de inlichtingen gevraagd die ik zoo vrij ben thans te vragen. Ik bedoel dat bij de beperking van het vervoer bij dooiweder de wagendienst tusschen Walzoorden en Hulst aanleiding tot klachten gegeven heeft. Gaarne zou ik zien dat, waar de passagiers geen gelegenheid hadden tot ver voer, Gedeputeerde Staten de richtige uitvoering van dien dienBt eens in overweging namen. De heer Van Waesberghe Janssens. Mijn heer de voorzitter, ik moet beamen dat gedurende den tijd dat het vervoer op de wegen beperkt was, de uitvoering van den dienst eenigszins te wenschen heeft overgelaten. Dit is echter niet onopgemerkt gebleven, de ondernemers zijn daarvoor beboet door inhouding bij

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 31