40 ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895. Inderdaad het belang, hier besproken, eischt in ons midden dringend voorzieningen diende dit nog nader te worden aangetoond, men zoude kunnen volstaan met te verwijzen naar het oordeel van de commissie van deskundigen, laatstelijk belast met de keuring van de paarden in onze provincie van wege het departe ment van oorlog, welke eenparig en op bijna alle keuiingsplaatsen te wijzen had op het slechte hoefbe slag en op de zeer zichtbare ongunstige gevolgen daar van bij vele paarden. Waar nu juist de waarde van de paarden in de meeste deelen onzer provincie te midden van de velerlei ongunstige verschijnselen voor landbouwer en veefokker nog vrij hoog kan worden genoemd, meent het hoofdbestunr, dat er alle redenen bestaan om in het verwaarloosde belang, hier bedoeld, met kracht verbetering aan te brengen, opdat een der hoofdfac toren voor de marktwaarde van het paard in den best mogelijken staat worde gebracht en gehouden. Het hoofdbestuur durft dan ook met alle vrij moedigheid een beroep te doen op de zeer gewaar deerde oudersteuning uwer vergadering van zijn ver zoek, wanneer het in de vergadering der Provinciale Staten zal worden ter tafel gebracht. Een nader voorstel luidt Ten vervolge op ons voorstel van 7 Juni jl. co. 2S6390, aangaande het verzoek van het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering van landbouw en vee teelt in Zeeland om een provinciaal subsidie in de kosten voor een ambulanten cursus in het hoefbeslag, hebben wij de eer u hieronder mededeeling te doen van een nader schrijven van het hoofdbestuur. Deze brief geeft ons geeue aanleiding om wijziging te Oengen in ons voorstel, daar wij van oordeel zijn. dat er geene termen besten, om af ^wijken van den tot nu toe bij dergelijke aanvragen steeds gevol^^n regel, dat het subsidie van het rijk en v^de pro vincie even groot behoort te zijn. Het schrijven van het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland is van den vWgenden inhoud Ten vervolge op ons schryven van 1 Junijl.no 200 rakende het in den rand dezes aangeduide onderwerp, hebben wij de eer u alsnog mede te deelen dat ons nader gebleken is dat de minister van binnenlandsche zaken bereid is om onze pogingen te steunen in den zin als door ons als w®uchelijk werd aangegeven in het adres, gericht aan de Provinciale staten, onder da|Ü) teekening van 1 dezer, nader toegelicht in onzen bovenaangehaalden brief. De aan de subsidie door den minister aanvankelijk verbondene en door ons bestredene voorwaarden zijn thans losgelaten en het vooruitzicht is tevens geopend op cene gelijke bijdrage van 270 uit de staatsbe- grooting voor 1896. Al is daarmede nu ook nog ni^ de beschikking over t geheele van den minister ver langde bijdrage van 700 ons verzekerd toch meenen wij dat, zij het dan ook met eenige meerdere opofferingen van wege de Maatschappij en de afdee- lingen het verschil tusschen de verlangde en nu nog slechts toegezegde bijdrage eventueel door deze zoude kunnen worden gedragen. Waar het belang, waarvan hier sprake is, in de eerste plaats provinciaal mag heeten, behoeft er vanzelf geene gelijkheid te worden betracht tusschen de bijdrage van rijk en provincie, wat eenigszins als onze meeuing zoude kunnen worden beschouwd, bij het nagaan der verdee ling van de kosten in het adres, aan de Provinciale staten gericht. Wij vertrouwen intusschen dat deze opvatting ook de uwe wel niet zal zijn en dat, als bij eene gunstige beschikking op onze aanvrage om eene subsidie van 700 uit de provinciale kas, daaraan de voorwaarde werd verbonden dat de ontbrekende f 1100 moesten gevonden worden uit de bijdrage, door den minister te veileenen, en uit de kas der Maatschappij en der af- deelingen, de zaak even voldoende zoude zijn geregeld. Aan de welwillendheid uwer vergadering durven wij het betrokken belang nogmaals aanbevelen. Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Fruytier. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deelge nomen 38 leden, waaronder 4 leden van Gedeputeerde Staten. In twee der afdeelingen vond het denkbeeld om pogingen aan te wenden tot verbetering van het hoef beslag algemeene instemming. In een andere afdeeling verklaarden zich eenige leden tegen de algemeene strekking van het voorstel, als mede tegen de grootte der uitgaven in verhouding tot het belang der zaak. Overigons vereenigden zich al de leden in de ver schillende afdeelingen met de meening, dat het niet wenBchelijk is om de sub 1° gestelde voorwaarde „dat een subsidie van ten minste 700 vanwege het rijk worde verstrekt", te handhaven. De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde Sta ten in dit verlag aanleiding vinden om hun voorstel in dien zin te wijzigen, dat de eerste voorwaarde wordt gelezen als volgt dat een subsidie van ten minste 700 van wege het rijk of anderen worde verstrekt. Geen der leden wcnscht over dit voorstel het woord te voeren. De onderdeelen worden goedgekeurd. Het geheele voorstel wordt aangenomen met algemeene stemmen, behalve die van de heeren Maas, Hollestelle en Van Buren. Afwezig is bij deze stemming de heer Huvers. Aan de orde is het algemeen verslag der afdeelin gen over het voorstel van Gedeputeerde staten, tot wijziging der begroeting- van de enkel pro vinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven over 1895. Dit voorstel luidt: Wij hebben de eer, hierbij aan te bieden een ontwerp-besluit tot wijziging der begrooting van de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uit gaven voor het dienstjaar 1895. Tot toelichting van dit ontwerp dient bet volgende Ad A, B, E, F., G en H. De geraamde posten zijn in de begrooting gebracht, om gevolg te geven aan uw besluit van 9 November jl. tot vaststelling en regeling van de pensionneering van weduwen en weezen van ambtenaren, in dienst bij den provincialen waterstaat. Ad C en I. Naar aanleiding van het door ons aan u ingediend voorstel tot verkoop en herplanting van boomen op den weg wederzijds Sluis en op een gedeelte van den weg van Schoondyke naar IJzendijke zijn de in dat voorstel aangegeven sommen voorloopig in dit ontwerp opgenomen. Ad D. De geraamde som, waarbij op een subsidie voor 10 doofstommen is gerekend, is een gevolg van het iu uwe vergadering van 9 November jl. genomen besluit. Het ontwerp-besluit luidt De Staten van de provincie Zeeland besluiten: de bij Koninklijk besluit van 3 September 1894 no. 56 goedgekeurde en bij Koninklijk besluit van 7 De cember 1894 no. 29 gewijzigde begrooting van de enkel provinciale huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor den dienst 1895 nader te wijzigen als volgt:

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 27