ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895.
29
Het artikel luidt thans als volgt
Art. 1.
De polders Willem, Geersdijk, Wissenkerke, Thoorn,
•Sophia en Maria, gelegen in het eiland Noord-Beveland,
vormen, voor zoover hunne gemeenschappelijke uit
watering betreft, een waterschap.
De nota der door de besturen medegedeelde beden
kingen tegen het voorstel tot wijziging van het bij
zonder reglement voor het bestuur en beheer der
waterkeering van den calamiteuzen Anna Frisopolder
luidt
Het bevreemdt den dijkraad en het bestuur der
waterkeering, benevens de vergaderingen van ingelan
den en de besturen der polders Anna Friso, Rip en
Maria, dat de dijkraad wordt uitgebreid, nu het wa
terschap kleiner is geworden. Zij zouden het getal
vertegenwoordigers van deD Anna Frisopolder willen
houden op vier en aan de polders Rip en Maria te
zamen éen vertegenwoordiger willen geven.
Daardoor zou het evenwicht, dat art. 15 van het
reglement voor de calamiteuze polders of waterschap
pen verlangt, behouden big ven, daar dan de Anna
Frisopolder vaa het getal vertegenwoordigers, 4
van de 6, zou afvaardigen.
De besturen van de polders Rip en Maria wijzen
verder op de kosten, welke de uitbreiding van den
dijkraad met zich zou brengeD, en op de moeilijkheid
om zes vertegenwoordigers voor den Anna Frisopolder
te vinden.
Hef goed recht om aan den Jacobapolder een eigen
vertegenwoordiger te geven, terwijl de polders Rip
en Maria te zamen éen vertegenwoordiger be
noemen, wordt gestaafd met verwijzing naar de uit-
eenloopende grootte van die drie polders, doch men
verliest daarbij uit het oog, dat de bijdrage van de
polders Rip en Maria elk voor zich veel grooter is
dan die van den Jacobapolder. Het zou daarom vreemd
zijn, dat een polder met eene bijdrage van oDgeveer
116 een eigen vertegenwoordiger heeft en twee polders,
die samen ƒ495 bijdragen, te zamen slechts éen ver
tegenwoordiger kunnen zenden.
Daar Gedeputeerde staten zulks minder in overeen
stemming achten met den geest van het reglement
voor de calamiteuze polders of waterschappen, meenen
zg onveranderde aanneming van hun voorstel te moe
ten aanbevelen.
Het algemeen verslag der afdeelingen
wordt uitgebracht door den heer Woovdijfee.
Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel
genomen 39 leden, waaronder 4 leden van Gedepu
teerde Staten.
In alle afdeelingen vereenigde men zich algemeen
met de voorstellen van Gedeputeerde Staten.
In éene der afdeelingen echter gaf een der leden
den wensch te kennen, dat aan het bezwaar der ver
polders Willem c. a. in Noord-Beveland, vastgesteld
bij hun besluit van 11 Juli 1874, goedgekeurd bij
koninklijk besluit van 10 Augustus 1874 no. 17 (Pro
vinciaal blad no. 88 van 1874) te wijzigen als volgt:
in art. 1 vervalt het woordSophia.
De kaart, bedoeld in art. 3 van het voorschreven
reglement wordt, zoodra mogelijk na afkondiging van
dit besluit, in overeenstemming gebracht met het ge
wijzigde art. 1, onder inachtneming der voorschriften
in gemeld art. 3 vervat.
gadering van ingelanden werd te gemoet gekomen en
het getal vertegenwoordigers van den Anna Friso
polder op vier werd behouden.
De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde Staten
in dit verslag geen aanleiding vinden om wijziging te
brengen in hun voorstel.
Beraadslagingen worden niet gevoerd.
Eerst worden de onderdeelen en daarna wordt het
geheele voorstel zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De vergadering wordt alsnu door den voorzitter
voor een half uur geschorst.
Na heropening der vergadering stelt de voorzitter
aan de orde het algemeen verslag der afdeelingen over
het voorstel van Gedeputeerde Staten tot staking-
van de door den stoombootdienst op de Wes-
ter-Scltelde beproefde vaart op Hoofdplaat
en het nader ingekomen adres van den ge
meenteraad van Hoofdplaat.
Het voorstel tot opheffing van de vaart op Hoofd
plaat.
Dit voorstel luidt:
In^^olge het in uwe vergadering van 9 November
1894 genomen besluit is proefvaart op Hoofdplaat
met de provinciale stoombooten van den Wester-
Schelüedienst, welke sedert 1 Augustus van dat jaar
plaats had, voortgezet. De daaraan ^Jbonden voor
waarde, dat het afhalen van- en het brengen op de
boot van passagiers en goederen voor rekening van
die gemeente komt, is ook verder door den Raad aan
genomen.
Met Decemt£ 1894 is de dienst, mede bij wijze van
proef, met eene vaart des Donderdags uitgebreid, aan
welke proefvaart genoemde voorwaarde ook ver
bonden werd.
Eene opgave van het aantal vervoerde personen,
van de opbrengst van het personen- en goederenver
voer, phrnede van de kosten der exploitatie gedu
rende een tijdvak van 10 maanden (Augustus 1894
tot en met Mei 1895) is hierachter opgenomen.
Zooals daaruit blijkt, is het vervoer onbeduidend
en zijn de kosten voor de provincie niet onaanzienlijk,
zonder dat, naar het ons voorkomt, de uitgaaf door
het belang der zaak gewettigd wordt.
Wij vinden derhalve geene vrijheid, om u in over
weging te geven den dienst op de gemeente Hoofd
plaat te bestendigen en hebben de eer u voor te stel
len dezen met 1 Augustus a. s. op te heffen.
«Ijvoegsel van de Middelburgsene Courant van uonderdag 25 Juli 1895.