16
ZITTING VAN VUIJDAG 12 JULI 1895.
Het ontwerp besluit luidt
De Staten der provincie Zeeland,
besluiten:
Artikel 1.
1. Ten behoeve de®jrovinciale wegen worden in
vasten dienst der provincie aangesteld
voor den weg van Zierikzee naar Zijpe 2 arbeiders
langs Wolfaartsdijk1 arbeider
van Goes naar 's Gravenpolder 1
wederzijds Sluis1
vau Breskens naar Nieuwvliet 1
SchoondijkenaarIJzendijke 1
Oostburg naar Zuidzande 1
Terneuzeu naar Axel. 2 arbeiders
Walzoorden en Hulst. 2
2. De woonplaatsen van die arbeiders worden
door den hoofd-ingenieur van den provincialen water
staat aangewezen.
Artikel 2. De arbeiders worden benoemd en ont
slagen door Gedeputeerde staten. SchorsiDg kan worden
opgelegd door den hoofd-ingenieur en heeft verlies van
tractement gedurende den tijd der schorsingen gevolge.
Artikel 3. Om tot arbeider te kunnen worden be
noemd, moet men zijn Nederlander, meerderjarig en
niet ouder dan 40 jaar.
Artikel 4. Bij ziekte of afwezigheid van een der
arbeiders wordt, op kosten der provincie, zoo noodig
in zijn dienst voorzien.
Artikel 5. De instructie voor de arbeiders wordt
vastgesteld door den hoofd-ingenieur, onder goedkeuring
van Gedeputeerde staten.
Artikel 6. De arbeiders genieten eene jaarlijksche
bezoldiging van f 420, benevens pensioen ten laste der
provincie naar de volgende regelen
a. wanneer zij den le^ijd vsd 70 jaar hebben be
reikt en ten minste SC^Iren onafgebroken in dienst
der provincie zijn geweest;
b. wanneer zij na tienjarigen dienst als zoodanig,
uithoofde van ziels- of licbaamsg^peken, ongeschikt
zijn voor de uitoefening van hun werk, mits de oor-
zaak der ongeschiktheid bewezen worde door eene j
behooilijk omschreven verklaring van twee door Gede
puteerde staten aan te wijzen personen
c. wanneer zij in of door de uitoefening hunner
werkzaamheden of ter zake van die uitoefening wonden
of getaken bekomen, welke hen, blijkens eene ver- j
klaring als onder b is genoemd, ongeschikt maken om
hun werk te verrichten.
Art. 7. Pensioen wordt niet verleend ingeval van I
ontslag tengevolge van plichtverzuim, wangedrag of j
gebleken ongeschiktheid.
Art. 8. Het pensioen bedraagt voor de gevallen, j
genoemd in®t. 6a en b, voor elk dienstjaar 'Ik se-
deelte der jaarlijksche bezoldiging en voor het geval,
bedoeld in art. 6c, de helft van genoemde bezoldiging,
Het pensioen bedraagt nimmer meer dan de helft
der jaarlijksche bezoldiging.
Art. 9. Wanneer na tienjarigen dienst een arbeider
tengevolge van vermindering van het benoodigd aan
tal arbeiders eervol wordt ontslagen, heeft hij aan
spraak op een wachtgeld, berekend naar den maatstaf,
aangegeven in art. 8 voor de berekening van bet
pensioen in de gevallen, bedoeld in art. 6a en 5.
Art. 10. Op kosten der provincie worden de vaste
arbeiders voorzien van de noodige onderscheidings
teekenen voorts van pet, stroohoed, linnen kiel met
lederen riem, oliejas en waterlaarzen, alsmede van de
verei8chte gereedschappen.
Overgangsbepaling.
Art. 11. Bij bet in werking treden van dit besluit
kan, ten behoeve der personen, thans als vaste arbei
ders werkzaam aan de provinciale wegen, worden afge
weken van de bepalingen van art. 3.
Voor de toepassing van de artt. 6 en 9 kunnen,
indien Gedeputeerde staten daarvoor termen vinden,in
aanmerking genomen wordeB de jaren, waarin zij bij
de provinciale wegen werkzaam zijn geweest
Daar de heer Van Voorst Vader afwezig is, brengt
de heer Fruytier het algemeen verslag der
afdeelingen uit.
Aau het onderzoek in de afdeelingen hebben deel
genomen 40 leden, waaronder 4 leden van Gedepu
teerde Staten.
Terwijl in de drie afdeelingen het voorstel met be
langstelling en instemming werd ontvangen, gaf het
ontwerp besluit aanleiding tot de volge nde opmerkingen
In ééne afdeeling achtten al de leden en in eene
andere afdeeling de groote meerderheid der leden het
gewenscht, dat in artikel 3 de leeftijd om tot arbeiders
te kunnen worden benoemd, werd gesteld op niet hoo-
ger dan 30 in plaats van 40 jaar.
In ééne afdeeling wenschten eenige ledeD, dat de
bezoldiging der arbeiders werd bepaald op acht gulden
per week, omdat het hun beter voorkwam dat het loon
werd uitbetaald per week dan over eenen langeren
termijnde meerderheid echter van de leden dier af
deeling vereenigde zich met het voorstel van Gedepu
teerde Staten om vast te stellen eene jaarlijksche be
zoldiging van 420-, de arbeiders zouden dan wel
eene kleine vermeerdering van loon genieten dan zij
zouden ontvangen wanneer het loon op acht gulden
per week werd bepaald, maar daartegenover staat dat
eeue bezoldiging per jaar de rekening van het pensioen
gemakkelijker maakt en niet uitsluit dat het loon per
week worde uitbetaald eu aan bet einde van het jaar
de bezoldiging geheel worde afbetaald.
Ten aanzien van artikel 9 van bet ontwerp-besluit
werd in éene afdeeling de wenschelijkheid uitgespro
ken, dat eene bepaling werd gemaakt, dat van den in
artikel 3 gestelden ouderdom kan worden afgeweken
ten opzichte van arbeiders, die op wachtgeld zijn
gesteld, wanneer zich voor hen later de gelegenheid
mocht voordoen weder in dienst der Provincie te wor
den genomenin een andere afdeeling waren de leden
algemeen van gevoelen, dat de duur van bet wacht
geld nader geregeld mocht worden.
De voorzitter deelt mede, dat Gedeputeerde
Staten in dit verslag aanleiding vinden, om de vol
gende wijzigingen te brengen in hun voorstel:
in art. 3 wordt, in plaats van „40 jaar", gelezen
„30 jaar"
in art. 9 wordt,® plaats van „eervol wordt ontsla
gen, heeft hij aanspraak op een wachtgeld", gelezen
„buiten dienst wordt gesteld, heeft hij, zoolang de
buitendienststelling duurt, aanspraak op een wachtgeld."
Tot onmiddelijke behandeling wordt besloten.
Algemeene beraadslagingen worden nist gevoerd.
Bij de artikelagewijze behandeling worden de arti
kelen 1 tot 8 zonder beraadslaging goedgekeurd.
Bij art. 9 zegt de heer Van Deïnse. Naar aan
leiding van de wijziging, door Gedeputeerde Staten
in bun ^^rstel gebracht, zij het mij vergund enkele
opmerkingen te maken. Tengevolge van een opmerking
in het verslag worden de woorden „eervol wordt ont
slagen, heeft bij aanspraak op een wachtgeld," vervan
gen door„buiten dienst wordt gesteld heeft hij, zoo
lang de buitendienststelling dunrt, aanspraak op een
wachtgeld."
Bij vermindering vau bet aantal arbeiders, die
aanspraak kunnen maken op wachtgeld, wordt de ge
legenheid geopend om ze niet buiten dienst te stellen
maar ze eervol te ontslaan. Dan is uit art. 9 geen
motief te putten om wachtgeld of pensioen te verleenen.