ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895 13 worden om dit denkbeeld te overwegen, vertrouw ik dat die overweging leiden zal tot het doen van bepaalde voorstellen in gunstigen zin. Het is niet onmogelijk, ja, zelfs zeer waarschijnlijk, dat in de najaarsvergadering voorstellen in dien zin zullen inkomen en daarom zou ik het niet gewenscht achten, dat over het voorstel van Gedeputeerde Staten, om het verzoek van het bestuur van het waterschap Oranje-Dierentijd af te wijzen, nu werd beslist. Omdat het ook mij voorkomt, dat het verzoek, zooals het daar ligt, niet voor inwilliging vatbaar is, zou ik in overweging willen geven de beslissing aan te houden tot de najaarsvergadering. Het geldt hier niet alleen den weg. door het bestuur van den Oranje-Dierentijd gewenscht, maar in deze zitting komen nog twee verzoeken van denzelfden aard in behandeling, nl. dat om een verbindingsweg tusschen Schouwen en Duiveland te maken en de weg in den Margarethapolder. Wat betreft de eerste aanvraag wordt toegegeven dat er een verbinding bestaat, hoezeer eene niet gemakkelijke. Men verlangt daarom een twee den weg, waarvoor men niet het geheele bedrag der kosten, maar slechts de helft der te doene uitgaven vraagt. Ik ben daar niet tegen en ben bereid met Ge deputeerde Staten, die het verzoek willen inwilligen, mede te gaan, maar in dezen stand der zaak komt het toy niet wenschelyk voor een beslissing te nemen. Het betreft hier evenwel mede eenen weg, die niet meer valt onder de rubriek, waarvoor vroeger rentelooze voor schotten werden verleend, en dit geldt ook dien in den Margarethapolder. De maatstaf, waar men thans mede rekent, is willekeurig en eerst wanneer er een voorstel is met vaste regelen, kan iedere aanvrage behoorlijk daaraan getoetst en dan er over heslist worden. Ik acht het dus niet gewenscht nu eene beslissing te nemen en stel daarom voor het voorstel betrekke lijk deze aanvraag aan te houden tot de najaarsver gadering. Zooals het nu staat, zoude ik ook tegen de aanvrage van Schouwen moeteu stemmen, die ik op zichzelf overigens gaarne steunen zoude. De voorzitter vraagt of dit amendement voldoende ondersteund wordt en brengt, waar dit het geval blij kt, het in beraadslaging. De beer Van Woel «leren. Mynheer de voor zitter. Ik zou met dit voorstel zeer goed kunnen mede gaan, indien ik de zekerheid had dat de nieuwe rege- liug in de aanstaande najaarszitting zal inkomen. Is dit niet het geval, dan heeft m. i. uitstel geen reden van bestaan. De beer Van Deinse. Hoewel het denkbeeld van den heer Henncquin iets aanlokkelijks heeft, kan ik er mij bij nader indenken niet geheel mede vereenigen. Hij stelt op den voorgrond dat bij Gedeputeerde Staten het denkbeeld bestaat de zaak der secundaire wegen te regelen. De uitslag der overwegingen van het Ge deputeerd college zal waarschijnlijk ten gevolge heb ben dat voorstellen deze vergadering zullen bereiken om op eenigszins andere wijze voorschotten voor wegs verbetering te verleeuen. Alle wegen hebben niet op gelijke belangstelling en gelijke voorschotten recht secundaire wegen staan niet gelijk met hoofdwegen. Voor de laatste is dikwijls een renteloos voorschot ge geven voor het geheele bedrag der verbetering. Wan neer dat denkbeeld tot uitvoering komt, dan zal het verzoek van het bestuur van het waterschap Oranje- Dierentijd, zooals het nu luidt, wel geen instemming vinden. Het waterschap vraagt een voorschot van f 32.000, juist op gelijken voet «als aan wegen der le klasse is toegestaan. Wanneer de zaak wordt uitge steld tot de najaarsvergadering en dan als regel wordt aangenomen dat er voor secundaire wegen een voor schot ten bedrage van s/« of Va der kosten kan ver is ij veegsel van de Mlddelborgsche cenrant van vrijdag leend worden, daD zou het verzoek, zoo als het hier ligt, moeten afgewezen worden. Daarom was het mijns inziens het best thans het verzoek af te wijzen; dan is het bestuur van het waterschap in de gelegenheid om, als er eenmaal vaste regelen zijn gesteld, bij een nader adres tijdig voor zijn belang op te komen. De heer Hammaclier. Wanneer ik voor het amendement van den heer Hennequin stemmen zal, is dat met het oog op de mogelijkheid dat Gedeputeerde Staten in de najaarsvergadering niet zouden gereed zijn met een voorstel. Aannemende dat het college samengesteld is uit jeugdige krachten en gelegenheid zal hebben om de nu volgende vier maanden het werk ter hand te nemen en in gereedheid te brengen, geloof ik wel dat er regelen kunnen gemaakt worden. De mogelijkheid doet zich echter voor dat zich bezwaren voordoen en Gedeputeerde ®aten niet gereed kunnen zijD, en dan zal er geen gelegenheid zijn om op de zaak van het waterschap Oranje-Dierentijd terug te komen. Op de principale kwestie ingaande, meen ik dat de weg, die gevraagd wordt, niet is van secundair belang en van denzelfden aard als die in de watering £dzand; voor beide gelden dezelfde argumenten en wanneer de zaak nu ten principale werd behandeld, zou ik er voor zijn het verzoek van het bestuur van het waterschap Oranje-Dierentijd toe te staan. Nu acht ik het gevaarlijk h® voorstel van den heer Hennequin niet aan te nemen, omdat, wordt het aan genomen, men in de najaarsvergadering onderzoeken kan of de regelen, door Gedeputeerde Staten te stellen, aanleiding geven het verzoek toe te staan, dan wel of het verzoek ook buitendien voor inwilliging vatbaar is. De heer Hennequin. Ik kan den heer Van Woel- deren natuurlijk de zekerheid niet geven dat in de najaarsvergadering^ nieuwe regeling zal worden over gelegd, maar met het oog op de nieuwe krachten in het Gedeputeerd college en den tijd van vier maanden, die nog beschikbaar is, geloof ik wel dat Gedeputeerde Staten in staat zullen zijn die regelen te ontv£pen. Den heer Van Deinse wenBch ik erop te wijzen dat in den geleidebrief van Gedeputeerde Staten gezegd wordt „een blik op de kaart dojt zien, dat die wegs- verbetering in het algemeen belang niet wordt vereischt." Welnu, wanneer Aj medegaan met Gedeputeerde Staten en verklaren dat die wegsverbetering niet door het algemeen belang wordt geëischt, dan vellen wij nu reeds bet doodvonnis over de aanvrage van den Oranje-Dierentijdpolder, terwijl bij aanneming van mijn voorstel geenerlei uitspraak in dien zin wordt gedaan door de vergadering van Provinciale Staten. Het voorbeeld, door den heer Hammacher aaDgtl_dald, is niet volkomen juist Voor de wegsverbetering in de watering Cad- zand ia door dat waterschap 1/3 deel in de kosten ge dragen, zoodat hier reeds bet denkbeeld van het zelf dragen van een deel der kosten en het verkrijgen van een ander deel uit de provinciale fondsen wordt in toepassing gebracht. Bovendien heeft de watering Cadzand het geheele onderhoud voor hare rekening. Wat mjjn voorstel nog aanbevelenswaardiger maakt is dat Gedeputeerden vier maanden tijd zullen hebben om vaste regelen te ontwerpen. Die regelen worden niet geheim gehouden, komen in handen der Staten en in die van andere lichamen. Wanneer dan blijkt dat er mogelijkheid bestaat, dat, mits uit eigen middelen meer worde bijgedragen, de provinciale kas ook voor een deel wil bijspringen, dan kan men pogingen aanwenden om bet benoodigde deel in eigen midden te vinden. Wegsverbetering zoo van primaire als van secundaire wegen is toch altijd van groot belang en daarom kan ik niet medegaan met de uitspraak van Gedeputeerde 19 Juli 1895. 4

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 16