ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895. 11 klerken bij den Provincialen Waterstaat bun college hebben verzocht aan de Staten bun dank te betuigen voor de regeling van de pensioneering van weduwen en weezen van ambtenaren bij den Provincialen Wa terstaat. Ook deze mededeeling wordt voor kennisgeving aan genomen. De voorzitter stelt aan de orde het rapport der commissie, in wier handen is gesteld het adres van de weduwe P. de Kunder te Borsseie om onderstand. Het adres luidt: Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen Maatje Ruster, weduwe van Pieter de Kunder, wonende te Borsseie, dat haar echtgenoot, van af de oprichting van het veer der Provinciale stoombootdienst op de Wester- Schelde te Borsseie, dat veer als veerschipper tot aan zijn dood heeft bediend dat haar echtgenoot den 19en December 1893 te Borsseie is overleden en het aan adressante vergund is geworden de betrekking van haren echtgenoot tot aan de opheffing van bet bedoelde veer te blijven waarnemen; dat adressante door de opheffing van het gezegde veer broodeloos is geworden dat hare woning door het bouwen van den aanleg steiger zoodanig in waarde is verminderd, dat de op brengst daarvan by publieke veiling minder heeft be dragen dan de daarop gevestigde hypotheek dat adressante den ouderdom heeft bereikt van 69 jaren en niet meer in staat is met handenarbeid baar kost te winnen Redenen waarom adressante zich tot uwe vergadering wendt met eerbiedig verzoek haar in haren hulpbe hoevenden toestand een jaarlijksch onderstand te willen verleenen. 't Welk doende enz. Borsseie, 19 Juni 1895. De commissie, in wier banden dit adres was gesteld, bestond uit de heeren Kakebeeke, Moes en VanRompu. De heer Kakebeeke brengt het rapport uit. In handen van de heeren Moes, Van Rompu en mij werd, door de vergadering der Staten van 2 dezer, gesteld het adres van Maatje Priester, weduwe van P. de Kunder, veerschipper te Borsseie, verzoekende haar voortaan een jaarlijksche bijdrage in haar levens onderhoud te willen toekennen. In dat adres wordt door haar medegedeeld dat het bouwen van den provincialen steiger den werkkring van veerman, belast met af- en aanzetten van passagiers aan de provinciale stoombooten, heeft doen vervallen en dat ook tengevolge daarvan de door haar bewoonde herberg geene middelen van bestaan meer oplevert. Ons inlichtingen ten dezen trachtende te verschaffen is ons gebleken dat haar overleden man (December 1893) vroeger het overzetveer naar Zeeuwsch-Ylaanderen be diende, welk veer echter tengevolge van het tot stand komen van den provincialen dienst zoo goed als te niet ging-, hij werd daarna belast met de zorg voor het afhalen en aanzetten van de, door de provinciale booten vervoerde passagiers en werd in die bediening tijde lijk opgevolgd door zijn zoon. Een feit is het dus dat eerstens door het instellen van den provincialen stoom bootdienst en ten tweede door den steigerbouw een minder gunstige toestand voor adressante is ontstaan. Wij meenen dat er daardoor termen zijn ontstaan om baar bij bare hoogen leeftijd eenigszins tegemoet te komen. Wij zijn evenwel van oordeel dat haar overleden echtgenoot niet te beschouwen was als „provinciaal ambtenaar" en er dus van bet verleenen van pensioen aan zijne weduwe geen spraak kan zijn. Deze overwegingen leiden er ons toe aan de verga dering voor te stellen uit de provinciale kas voor één maal aan de weduwe De Kunder eene bijdrage te verleenen en wel tot een bedrag van f 300. Op voorstel van den voorzitter wordt tot onmid- delijke behandeling van het rapport overgegaan. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het advies der commissie besloten. Aan de orde is de behandeling van het voorstel van Gedeputeerde Staten, naar aanleiding- der aan hun college gedane opdraclit omtrent de exploitatie van den stoomkootdienst op de IVester-Sckclde door particulieren* Op voorstel van den voorzitter gaat de openbare vergadering in een geslotene over. Na heropening der besloten vergadering deelt de voorzitter mede, dat besloten is dit voorstel van Gede puteerde Staten te behandelen in de najaarsvergadering in een besloten zitting. Aan de orde is het verslag der afdeelingen, naar aanleiding van het voorstel van Gedeputeerde Staten tot afwijzing van het verzoek van het bestuur van het waterschap Oranje-Dierentijd om rente loos voorschot voor wegaverbetering. Het voorstel luidt: Het bestuur van het waterschap Oranje-Dierentijd, daartoe gemachtigd door de vergadering van ingelanden, vraagt in het hierachter afgedrukt adres, waarvan de bijlagen ter griffie ter inzage liggen, een renteloos voorschot uit de provinciale fondsen tot een bedrag van ten hoogste 32000, voor het aanleggen vaneen grintweg, loopende van de gemeente IJzendijke, over den dijk tnsschen den Maurits-en den Zach ariaspolder, door den Oranjepolder, langs het Molentje en de Klak- baan en door den Hoofdplaatpolder, in aansluiting met den bestaanden grintweg, welke de gemeenten Hoofd plaat, Breskens en Schoondijke met elkander verbindt. Een blik op de kaart doet zien, dat die wegsver- betering in het algemeen belang niet wordt vereischt. Er bestaan thans reeds verharde verbindingen tus- schen IJzendijke en Hoofdplaat en tnsschen IJzendijke en Schoondijke, belangrijk korter dan de thans ont worpen verbinding, welke derhalve van lokaal belang moet worden geacht. Wij hebben derhalve de eer u voor te stellen het verzoek af te wijzen. Het adres luidt: geeft eerbiedig te kennen het bestuur van het wa terschap Oranje Dierentijd te IJzendijke, dat door ingelanden genomen is het navolgend besluit De vergadering van ingelanden van het waterschap Oranje-Dierentijd, vergaderd op den 3en Mei 1895 te IJzendijke in het hotel het Hof van Koophand^verklaart te machtigen het bestunr van voornoemd waterschap bij Provinciale staten aan te vragen een renteloos voorschot tot een maximum van twee en dertig dui zend gulden, benoodigd voor het aanleggen van een grindweg, loopende van de gemeente IJzendijke over den dijk tusschen den Maurits-en den Zacbariaspolder door den Oranjepolder langs het Molentje en deKlak- baan en door den Hoofdplaatpolder in aansluiting met den bestaanden grindweg, die de gemeenten Hoofd plaat, Breskens en Schoondijke met elder verbindt y tevens verklaren zij, dat zij zich zullen gedragen aan de voorwaarden, waarop rentelooze voorschotten wor den gegeven, zooals die lniden in het besluit der Pro vinciale staten van Zeeland van 10 November 1882.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 14