10 ZITTING VAN VRIJDAG 12 JULI 1895. PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND. Zitting van Vrijdag 12 Jali. Mededeeling afwezige ledenresumtie der notulenbeëediging van nieuw gekozen lidmededeeliogen omtrent voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen en omtrent de afdee- lingen van Gedeputeerde Stateningekomen stukken algemeene verslagen der afdeelingen omtrent de voor stellen van Gedeputeerde Staten en behandeling der voorstellen. Tegenwoordig de Commissaris der Koningin, 38 leden en de griffier. De voorzitter deelt mede dat de heeren Van der Have en Van Voorst Vader bericht hebben gezonden deze bijeenkomst niet te kunnen bijwonen. Verder zijn afwezig de heereD Dronkers en Fokker. De notulen van het verhandelde in de zitting van Woensdag 3 Jali worden gelezen en goedgekeurd. De voorzitter stelt aan de orde de beëediging- van den heer Hu vers. De heer Havers wordt door den griffier binnen geleid en legt in handen van den voorzitter de ver- eischte eeden af. De voorzitter wenscht den heer Huvers geluk met zijne benoeming en zijn herstel en noodigt hem uit plaats te nemen te midden der leden. De voorzitter deelt mede dat tot voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen zijn benoemd van de eerste afdeeling: voorzitter de heer jhr mr J. J. Pompe van Meerder voort, ondervoorzitter de heer mr J. G. van r#ae-, tweede afdeelingvoorzitter de heer J. M. Kakebeeke, ondervoorzitter de heer B. G. van der Have van de derde afdeelingvoorzitter de heer H. G. Hammacher, ondervoorzitter de heer P. J. Siegers. Voorts deelt de voorzitter mede dat de afdee lingen van Gedeputeerde Staten aldus zijn samengesteld tot de eerste afdeeling behooren de heeren Van Waesberghe Janssens en Siegers; tot de tweede afdeeling behoort de heer Van Rompu tot de derde afdeeling behooren de heeren Van Lynden en Lucasse. De heer Snijders. Mijnheer de voorzitter, mag ik vragen bij welke afdeeling ik als lid van Gedepu teerde Staten ben ingedeeld? De voorzitter. Die indeeling heeft nog niet plaats gehaddit staat in verband met de volgende mede deeling die ik doen zal. Er bestaat eene kwestie om trent de al of niet-toelating van den heer Snijders tot het College, waarover later zal worden beslist. Op voorstel van den voorzitter worden deze mededeelingen voor kennisgeving aangenomen. De voorzitter deelt mede: a dat van den heer Snijders een brief is ingekomen, bevattende bericht dat bij zijn benoeming tot lid van Gedeputeerde Staten aanneemt. Dit schrijven, gedagteekend 4 Juli, luidt: De ondergeteekende verklaart bij dezen dat hij de op gisteren, 3 Juli 1895, door uwe vergadering op hem uitgebrachte benoeming tot lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland aanneemt dat hij aan Hare Majesteit de Koningin-Regentes om ontslag zal verzoeken als voorzitter van den militieraad voor de lichting van 1895; en dat bij ontslag zal nemen als commissaris in het polderbestuur van Walcheren welke beide betrek kingen niet vereenigbaar zijn met het lidmaatschap, van Gedeputeerde Staten. b. Een brief van den Commissaris der Koningin, houdende kennisgeving dat hij het besluit der Staten, waarbij de heer Snijders als lid vaD het Gedeputeerd college is gekozen, niet ten uitvoer brengt. Dit schrijven, gedateerd 4 Jali, is van den volgenden inhoud Ik heb de eer u mede te deeleo, dat uw besluit van gisteren, waarbij de heer Snijders is benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten, mij voorkomt strijdig te zijn met de wet, weshalve ik dit, overeenkomstig art. 32 der Provinciale wet, aan Hare Majesteit de Konin gin-Weduwe-Regentes ter vernietiging zal voordragen. De heer Snijders. Ik eerbiedig volkomen uwe meening, die echter strijdig is met de mijne. Ik ben benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten en heb die benoeming aangenomen. Ik vraag vergunning om ter rechtvaardiging van die aanneming mijn standpunt even uiteen te zetten. De voorzitter. Ik vraag of dit thans wel noo- dig is, nn aan de Koningin-Regentes in deze kwestie een beslissing is gevraagd. Ik geloof dat het tot niets dient thans in de zaak te treden, te minder wijl de Sta ten toch geen beslissing kunnen nemen. De heer Snijders. Als u dit wenscht, mijnheer de voorzitter, zal ik mij onderwerpen, ofschoon ik gaarne mijn standpunt had toegelicht. De voorzitter. Wanneer u het woord wenscht, mijnheer Snijders, dan is u dat verleend. De heer Snijders, Ik wensch dan met een enkel woord mijn standpunt uiteen te zetten, mijnheer de voorzitter. De le Woensdag in Juli is het door de wet aangewezen tijdstip ter benoeming van leden van Gedeputeerde Staten; al de benoemingen zijn in diezelfde zitting gedaan, zijn alzoo gelijk tijdig geschied, zoodat de vraag rijstwie overeenkomstig de bedoeling der wet benoemd is: de heer Siegers of ik? Werd bet Bysteem gevolgd dat de heer Siegers het eerst is benoemd, dan zou dit aanleiding geven tot een groote absurditeit, die de wet nimmer kan hebben gewild. Wanneer, om een voorbeeld te noemen, de heer Siegers evenzeer in een verboden graad van bloedver wantschap stond tot den heer Heijse, dan zou van dat systeem het gevolg zijn dat de benoeming van den beer Siegers, mAslechts 22 stemmen, verhinderen zou dat een zitting "hebbend, in 1892 voor zes jaren be noemd lid van Gedeputeerde Staten, die zich slechts ter vervulling eener formaliteit aan eene herkiezing moest onderwerpen en die met 35 stemmen gekozen werd, zou kunnen zitting nemen en dus voor het nieuwe lid zou moeten wjjken. Ik geloof dat dit systeem onhoudbaar is. Voor mij zijn hierin onder meer voldoende redenen om de benoeming a; te nemen en met vertrouwen de ^lissing at te wachten van Hare Majesteit de Ko ningin-Regentes. De voorzitter stelt voor de voorgelezen stnkken voor kennisgeving aan te nemen. De vergadering vereenigl zich hiermede zonder verdere beraadslaging. De voorzitter deelt namens Gedeputeerde Staten- mede dat de opzichters., teekenaars-schrijvers en-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 13