Melius* taant Middelburg 30 Maart. FEUILLETON. Se rijke erfgename. der zaak in bet licht gesteld, en betgeen de publieke consciëntie raakte, voor de ministe- rieele tafel gebracht had. Dat hjj veeleer het tegendeel deed, en den man, die door het kwaad getroffen was, zelfs als »zjne Excellentie den korporaal van Naar- denbelachelyk maakte, was stellig niet te verdedigen. De korporaal was schuldig, en zjjn vergrjjp verdiende straf. Daarover bestaat geen verschil van meeDing. Alleen de evenredigheid tusschen Btvaf en vergrjjp is in geding. De vraag was niet te onderdrukken, of zelfs bp zomerdag acht dagen provoost voor wie een schoone conduitelpst had, niet reeds te zwaar was. Maar bovenal, of deze straf niet veel te zwaar werd, nu de snerpende koude dit arrest in de provoost tot een ware foltering maakte. Te dezen opzichte nu deelde de hoogere officier de publieke opinie, en reduceerde de straf op de helft. Z. i. was derhalve niet minder dan de helft te zwaar gestraft. Had nu de pers zich stil gehouden, dan zou de man zjjn acht dagen hebben uitgezeten. Alleen de kreet, die uit het publiek opging, heeft hem drie van de acht dagen gespaard. De minder booge officier had alzoo wel- terdege zwaar gestraft; en dit wettigde alles zins de poging, om de aandacht der regeering op deze min goede behandeling van onze ^landskinderen" te vestigen. Een pointe der zaak, die zich nog toespitste in de tweede vraag, of het aangaat, onze pro voost nog langer in een toestand te laten, die met alle begrippen van menschelijkheid spot, en de cel van de gevangenen, bjj vergeljjking met zulk een provoost, tot een salon maakt. Deze twee punten raken geen bjjzaken. En waar de Volksvertegenwoordiging het recht bezit, om de ^landskinderen" aan de regeering toe te staan of te weigeren, rust welterdege op haar ook de plicht, om tegen min rechtvaardige en min humane behande ling van ^landskinderen" in dienst, ook als ze misgaante waken. De beslissing, door Ged. staten van Noord- Holland in de Forensen-kwestie genomen, wordt door de Gemeentestem niet als principieel beschouwd. Het Weekblad van burgerlijke administratie meent echter dat dit wel het geval is. Immers, het zou al toevallig zjjn als de 7 reclamanten een uitzondering maakten. Het Weekblad heeft den aanslag nooit wettig gevonden, doch het doet het blad leed, dit gevoelen bevestigd te zien, omdat er veel voor de billijkheid van den maatregel is te zeggen. Het Weekblad hoopt dat het der regeering een aansporing zjj tot een sturen naar de herziening van het gemeentelijk belastingstelsel. Eén opmerking wenscht het Weekblad ech ter te makenWaar Ged. Staten van oordeel waren dat de aanslag onwettig was, daar had den zjj dit oordeel eerder behooren uit te spreken door hun goedkeuring aan het kohier te onthouden. Wat beteekent die goedkeuring, wanneer Ged. Staten thans moeten erkennen, dat de redenen,-waarom hun gevraagd werd die aan het kohier te onthouden, volkomen juist waren Daarbjj past zeker de vraag, door het Week blad gedaan »Is op deze wyze niet hot fisancieel beheer te Amsterdam aan een gewaagde proef onder worpen Het kohier werd tot zeker bedrag naarmate van de behoefte opgemaakt met inbegrip van de forensen. En Ged. staten keuren dat kohier goed in plaats van aan den raad te zeggenreken by uwe raming der opbrengst der pi. dir. belast, niet op de aan slagen der forensen, want die keuren wy niet goed. Misschien wy weten het niet is het verschil in het eindbedrag te gering om ernstige ongelegenheid teweeg te brengen, doch is deze het gevolg er van en reeds zou aan den raad ten gevolge der gevallen beslissing voorgesteld zyn, de opcenten op bet personeel te verhoogen dan is zy o. i. te wjjten daaraan, dat Ged. staten niet tijdig hun gevoelen kenbaar maakten." Volgens de N. R. Crt strekken de voor nemens van den minister van financiën tot herziening van de wet op de personeele be lasting zich in hoofdzaak uit tot het aannemen van vyf grondslagen, met geheele afschaffing van de belasting op lucht en licht, d. i. op deuren en vensters. Onderhoud en opvoeding van kinderen, kleinkinderen en pupillen, nog geen 21 jaar oud, zou aanspraak geven op eene remissie voor de grondslagen huurwaarde, haardsteden en meubilair. Niet voor de beide overigen: dienstboden en paarden. Voor huur waarde zou als regel worden aangenomen het bedrag van den jaarlykschen huurprys. Voor huurwaarde, haardsteden en meubilair zouden van belasting vrjj zyn kostscholen, fabrieken, werkplaatsen en winkels. De belasting op het personeel zou zoo zuiver mogelyk eene verteringsbelasting moeten worden, d. i. eene belasting op byzondere verteringen, geljjk de aocynsheffing eene zoodanige is. Het gebrui ken van gebouwen zou als eerste grondslag, de huurwaarde, de basis van de geheele belas ting blyven. Eéne haardstede zou onbelast bljj venelk vertrek, dat eens of meer in het belastingjaar verwarmd wordt, voor ééne haard stede gelden. Een vertrek, waar gelegenheid is tot stoken of waar een warmteleider is, zou beschouwd worden als verwarmd. Voor twee haardsteden zou f 1, voor iedere haardstede meer telkens 3, 4-, 5, G etc gulden meer ver schuldigd zyn. Een gebouw, dat verschillende woningen bevat, zou in den regel in volle belasting moeten vallen. Schatting der huur waarde zou geheel vervallen en by niet ver huurde perceelen geregeld worden door ver gelijking met de huurwaarde van gelyksoor- tige gebouwen, ook wat stand en ligging be treft. Wordt thans van de huurwaarde 6 pet. betaald, de regeering zou dezen maatstaf tot 10 pet. willen opvoeren, in verband met het prysgeven van de deuren en vensters. De waarde van elk meubilair zou moeten geschat wordenniet door een minutieus onderzoek, maar by wyze van klasBificatie met ruime speling en eene progressie in aanslag voor de opklimmende klassen, op de wyze zooals thans by den bestaanden grondslag der dienst boden plaats heeft. Die progressie zou by de haardsteden geringer zyn, althans wat de lagere klassen betreft, zoodat twee haardsteden minder zouden betalen dan tbans het geval is. De progressie by de dienstboden zou iets ster ker worden, doch inzonderheid voor een groo- ter aantal dan zeven. Het minst sterk zou zy behoeven te zyn by de paarden, waar zy zich vóór het derde paard niet noemenswaard zou doen gevoelen. Het belastingjaar zou voortaan tegelyk met het burgerlyk kalender jaar aanvangen en eindigen. Van eenige stellige raming van opbrengst indien deze denkbeelen des ministers ver wezenlijkt worden schynt vooralsnog geen sprake te kunnen zyn. Niet onwaarschynlyk wordt geacht, dat de voovgenomen herziening de opbrengst van bet personeel van heden met anderhalf millioen gulden zal verminderen, en in dat tekort dan op andere wyze zal moeten voorzien worden. Tien opcenten meer dan tbans reeds geheven worden zouden dit deficit kannen dekken doch daarvoor zou ook eene andere verdeeling van den personeelen last, verbetering van de sedert jaren als gebrekkig erkende wet, en vry stelling der winkellokalen verkregen worden. Over het wetsontwerp tot schorsing van het uitvoerrecht op suiker is door de Tweede kamer voorloopig verslag uitgebracht. De meerderheid was er voor; verscheidene leden hadden liever definitieve afschaffing gewenscht. De commissie, in wier handen zyn gesteld de inlichtingen op het adres van mr H. L. Drucker c. s. te LeideD, tot bespoediging van de uitgave der bylagen van het verslag der Handelingen van de Staten-Generaal, heeft met instemming kennis genomen van den door den minister van binneulandsche zaken vermelden maatregel om het zetsel, wat de breedte der regels betreft, voor de stukken der Staten-generaal, de Staatscourant, het Staats blad en de Bijlagen in het vervolg in éen formaat te houden, waardoor aan de gegronde klachten over de late verzending der Bijlagen eenigermate wordt tegemoet gekomen. De commissie heeft overwogen in hoeverre er mogelijkheid zoude bestaan de verzending nagenoeg gelyktydig met de verzending der stukken aan de leden te doen plaats hebben. Het komt haar voor dat daartoe slechts éen afdoend middel bestaat, namelyk afschaffing van de Bijlagen als afzonderlyke uitgave en verzending der stukken, gelijk zy voor de leden gedrukt worden aan de geabonneerden op de Handelingen, met behoud van de be staande gelegenheid om die stukken afzonder lijk te verkrjjgen. Allerminst wordt door de comm. ongunstig gedacht over den jjver en de werkzaamheid van de directie of het per soneel der landsdrukkerij. De commissie stelt aan de Kamer voor den minister van binnenl. zaken dank te zeggen voor de gegeven inlichtingen. By kon. besluit is aan D. van Wageningen, op zjjn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Juni, eer vol ontslag verleend als notaris te Alblasser- dam; is met ingang van 1 Aprilaan de leden van den Raad van State jhr mr I. F. van flu- malda van Eysinga en mr H. A. des Amorie van der Hoeven, op hun verzoek, eervol ont slag verleend als leden van de afdeeling van dien Raad voor de geschillen van bestuur, en zijn benoemd tot leden dier afdeeling mr T. M. C. Asser en mr H. Huber, leden van dien raad is den len-luitenant der infanterie E. A. Prager by vernieuwing een tydelyk pensioen, ten bedrage van f 300 's jaars, toegelegd voor den tjjd van vyf jarenen is, met ingang van 1 April, aan mr F. S. van Nierop te Amsterdam, eervol ontslag ver leend uit zyne betrekking van lid en voor zitter van den raad van toezicht op de Rijks postspaarbank, met dankbetuiging. De minister van justitie verleent Dinsdag a. geen audiëntie. Blyfeens opgaven betreffende de opbrengst van het recht van successie en den overgang over 1894, werd in dat jaar geërfd of verkre gen f 289.378.675. Het passief der nalaten schappen bedroeg f 31.402.659. Het actief was aldus verdeeld onroerende zaken ƒ91.083.566, roerende zaken f 198.295.109. Het bedroeg in de rechte nederdalende linie, en tusschen echtgenooten, kind of kinderen uit hun hu- weljjk verwekt of afstammelingen daarvan na latende, ƒ196.251.111, in de rechte opgaande linie 3.110.196, in alle andere gevallen 93.017.368. Yan successierecht waren ge heel vrijgesteld 13183 nalatenschappen met een zuiver saldo van f 9.767.635. Een per cent werd betaald van 152.029.374 in rechte nederdalende linie, van f 16.226.591 tusschen echtgenooten drie percent van f 2.097.533 vier percent van 11.646.780 tusschen echt genooten en van f 22.247.112 tusschen broe- deis en zusters; zes percent van f 23.621.098 en tien percent van f 25.312.907. Het getal der nalatenschappen, waarvan successie werd betaald, bedroeg 9977, waarvan by 4621 uitsluitend geërfd werd, lietzy in de rechte nederdalende linie, hetzy in die linie en tusschen echtgenooten, kind ot kinderen uit hun huwelgk verwekt of afstammelingen daarvan nalatende. Daarvan waren 496 van f 300 tot f 500, 879 van 500 tot f 1000, 666 van f 1000 tot f 1500, 522 van ƒ1500 tot 2000, 861 van 2000 tot f 3000, 1220 van 3000 tot f 5000, 1090 van 5000 tot 7500, 787 van 7500 tot 10.000. Van 1 tot lVs ton waren er 166, van 1'/» tot 2 ton 84, van 2 tot 3 ton 92, van 3 tot 5 ton 63 en boven de 5 ton 55. Kletteren exi Kun&t. Naar wy kunnen melden zal de heer Willem van Zujjlen ook in Zeeland zyn veer tigjarig jubilé komen vieren. Hjj heeft nl. het plan met een eigen gezel schap,waaronder mevrouw AlbregtEngelman, in een nader op te geven tooneel- of biyspel misschien Vriend Fritz op te treden. Maandag 13 Mei te Goes en Dinsdag 14 Mei te Middelburg. Naar de Amst. Dv. N.) beweert is het thans vry zeker, dat de heer Chvispyn aan zyn tegenwoordig gezelschap verbonden bljjft. Het zon zeker velen verheugen. Het weekblad De Portefeuille heeft zich opgelost in het geïllustreerde weekblad De Kunstwereldde heer Taco H, de Beer is als vast medewerker aan De Kunstwereld overgegaan. De uitvoering van de Mattheus-Passión te Amsterdam zal Zaterdag 6 April plaats hebben door de aldaar gevestigde afdeeling van Toonkunst en gegeven worden ten bate van het Kanstenaarsfonds. Solisten zyn mej, Nathan, mej. P. Manifarges (alt), de heeren C. Diericb, Messchaert, Yan Duinen en J. B. de Pauw (orgel)directeur Jul. Röntgen. BIJVOEGSEL VAM DB VAM Maandag 1 April 1895, no. 77. Wat de regeering met de Vry dag door de Tweede kamer aangenomen motie-Heldt zal uitvoeren, of welken invloed dat besluit der kamer zal hebben voor het vervolg, is ons ook na de gevoerde discussiën niet recht dnidelyk. Wantzegt hét Vad. dit is zeker: men zal zich op het kamervotum niet kunnen be roepen, om te getuigen, dat de kamer zich verklaard heeft voor pensioenregeling van staatswege, voor pensioneering door dwang van den staat, of met steun van den staat. De wenscheljjkheid is een platonische wensche ljjkheid gebleven. Het woord mishaagt ons zeer, niet omdat wy do zaak niet wenschelyk achten, maar omdat wy een wenechelykheids- motie niet wenschelyk achten. Eerst dan is er op bevredigende oplossing kans, als de kamer het wenscheljjkheidsstadium voorbjj is. Welk meer of minder gewicht men moge hechten aan de bedenkingen der heeren Mees, De Beaufort en Hintzen tegen do uitvoerbaarheid van het denk beeld der pensioneering, het ia toch alleszins natuurlijk, dat de vraag naar de uitvoerbaar heid zich op den voorgrond dringt, wanneer de wenscheljjkheid van een of ander denkbeeld wordt uitgesproken. Anders wordt het, wanneer een diepe overtuiging zich heeft gevestigd, dat beginselen van recht of Staatsbelang de verwezenlijking van zeker denkbeeld eischen. Natuurlijk verdient dan ook nog de vraag der uitvoerbaarheid onder de oogen te worden gezien maar dan voelt men zich toch geschraagd door den steun van Piersons geliefd adagium where there is a will, there is a wayomdat het moet. Zoo vraagt de heer Rutgers niet waar haal ik do schatten van daan 1 als hy met zyn toomelooze krijgshaftigheid forten uit den grond stampt, kruisers lanceert, geweren bestelt. Maar op dit sociale gebied moeten de overtuigingen aangaande de eischen van recht en Staatsbelang zich nog vormen en dit lamme wenschelykheidswoord op de vlucht jagen. Onze overtuiging is onverzwakt, dat de motie van den heer Schacpman, die hy offerde op het altaar van het gemeen overleg, veel beter ware geweest. Er moge dan wat minder sym pathie in gezeten hebben, er zat wat meer houvast aan. En nu de regeering Waar de kamer zoo overdroop van welwillendheid, zou de heer llöell een hart van steen gehad moeten hebben, als hy zich niet een weinig had laten vermur wen. En een hart van Bteen heeft de heer Röell niet. Waarom zou de regeering, die niets zal doen, wat zjj zich verplicht achtte na te laten, en niets zal nalaten, wat zij meende te moeten doen het woord verdient historisch te worden, als staaltje van indrukwekkende nietszeggendheid de zaak niet eens verder kunnen onderzoeken Natuurljjk op haar tjjd naar haar inzichten, op haar manier. De heer Heldt werd van vele zjjden geluk- gewenscht met zijn succes. Amen In een ingezonden opstel, dat in de Amh. Crt aan het hoofd der courant is geplaatst wordt »naar aanleiding der gewerenwet," gewezen op de onverantwoordelijkheid van het door de Tweede kamer genomen besluit. Na er aan herinnerd te hebben hoe veel nood zakelijker dan nieuwe geweren de organisatie onzer levende strijdkrachten en invoering van peraoonlykea dienstplicht is, zegtdeschryver; Niet het gehalte der wapenen, dat eenvou dig een geldquaestie is, maar het gehalte van het leger moet verbeterd worden, en dit kan alleen door afschaffing der plaatsvervanging geschieden. Wy wenschen ten slotte nog enkele argu menten te toetsen, die door sommige voorstan ders der gewerenwet werden aangevoerd. Vol gens den heer Rutgers van Rozenburg behoeft men het nieuwe wapen slechts in horizontale Uit het Duitsch. VAM MORITZ VON RE1CHENBACH. »Is het dus waar De gevraagde knikte stilzwijgend met het hoofd. Haar bejaard, bleek gelaat droeg geen sporen van diepe smart, maar wel van matheid. »Van ochtend om zes uur is hy gestor ven.', zei zy zacht. »En daardoor heeft hy my op het laatst nog belet om naar Lotnitz, naar de comedie te gaan, waar ik my zoo op verheugd had 1" Het veertienjarige, lang opgeschoten meisje, dat met deze luid uitgesproken woorden het gefluister der beide dames stoorde, stond by het raam en trommelde ongeduldig op de ruiten. »Wees toch stil, in 's hemels naam, Sefi, hoe kunt gjj zoo iets zeggen!" »Gjj zyt evenmin bedroefd als ik en ik weet niet waarom wy eensklaps zulk een groote droefheid moeten huichelen. Ik voor my doe het nietwant liegen is leeljjk sSpreek dan ten minste niet zoo hard, Sefi; bedenk dat er een doode in huis is 1" richting op te heffen, om gelyktydig eenvier- of vijftal zyner tegenstanders te doorboren. De oefening is dus voortaan overbodig geworden. Wie echter zoo spreekt, heeft bljjkbaar nooit een geweer in handen gehad. Zoo is, om een enkel voorbeeld te noemen, de gesteldheid van het terrein van grooten invloed op de richting van het schot. Het blinde schieten mist niet alleen alle uitwerking, maar kan slechts tot munitie-verspilling en dus tot noodelooze ver kwisting leiden. Zoo meende de heer Cremers dat het onver schillig was, of men met de bewapening of met de legerorganisatie begon, die hy met den raadaelaohtigen oorsprong van de kip of het ei vergeleek. Het moge buiten de grenzen van het menschelyk verstand liggen, den oorsprong der dingen in de schepping na te vorschen, maar in de meer beperkte wereld der menschen kan men zeer goed tot het begin opklimmen. Het is voor iedereen dui- delyk dat de beste wapenen weinig baten, wanneer men geen soldaten heeft die daar mede behoorlyk weten om te gaan. De ge oefendheid in het krygsbedryf is het eerste vereischte om een land weerbaar te maken en niet de meerdere of mindere volkomenheid van het wapen. De verdedigbaarheid van het land zal dGor deze groote uitgave dan ook niet noemens waardig verhoogd worden. Het tweede argument was, dat de uitgave niet zoo groot was of wy konden die wel dra gen. Hjj heeft vermoedelijk aan de kip met de gouden eieren gedacht, die misschien onder de tropen voorkomt, maar onder de inheemsche soorten niet wordt aangetroffen. Indien de lie den uit hun eigen welgevulde zakken de mil- lioenen moesten bekostigen, zouden zy vermoe delijk niet zoo gemakkelijk daartoe overgaan. Het mag veeleer een onverantwoordelijke daad worden genoemd, waar zoowel maat schappelijke ellende moet gelenigd worden, waar zoovele behoeften bevrediging eischen, voor een problematiek doel schatten uit te geven. Wy houden den blik voortdurend op een mogeljjken buitenlandechenvyand gericht, maar vergeten den binnenlandschen vyand, die ons in de gedaante van een toenemend prole tariaat dageljjks meer aangrijnst. Aan een noodlijdende Friesche gemeente werd door den minister van binneulandsche zaken een hoo gere uitkeering geweigerd, omdat de schat kist het niet toeliet. Een poging, door den heer Borgesius beproefd, om voor de lagere ambtenaren by de telegrafie een lots verbetering te verkrjjgen, kon, om dezelfde reden, geen gevolg hebben. Hier wordt dus het penny-wise en pound-foolish op stuitende wyze toegepast en van de lankmoedigheid eener ministerieele meerderheid het uiterste gevergd. Wie had ooit kunnen vermoeden, dat een ministerie, waarvan de heer Van Honten, zoo niet het hoofd dan toch de ziel vormt, zyn voornaamste werkzaamheden zou zoeken in het doen voteeren van millioenen voor leger en vlooten zoo worden de lieden, door eigen zwakheid, tot inconsequentie gedwongen, die zy in anderen niet zouden dulden. De Standaard schryft het volgende zeer juiste woord over de interpellatie, door den heer Staalman in de Tweede kamer gehouden De interpellatie over den Naavdenschen korporaal is mislukt; niet omdat de kwestie waarover ze liep, geen interpellatie waard was, maar omdat de interpellant zich op te glad ijs waagde, en de »oomes", by monde van dr Schaepman, hem dit betaald zett'eu. Een nieuw kamerlid moet niet te vroeg aan het interpelleeren gaan als hy het doet, moet de kwestie juist door hem gesteld zynen, waar men by het bespreken dier kwestie, er personen of autoriteiten inhaalt, is het eiscb van goeden toon, dat men ten aanhoor e van heel de natie, ieders naam en positie respeoteere. Hierin nu schoot de interpellant te kort. Zyn uitval tegen den commandant van Naar- den was op die persoonlijke wyze niet te rechtvaardigen. Of nu daarom dr Schaepman een wjjs werk deed met van dezen misgreep gebruik te maken, om in den interpellant de interpellatie zelve te vermoorden, mag op zyn zachtst ge nomen betwijfeld. Dat hy zich als censor opwierp van een ietwat moedwilligen collega, kon zyn goede zjjde hebbenmits onder éen voorbehoud Onder het voorbehoud namelyk, dat hy zelf, beter dan den heer Staalman dit kan, de pointe »Hy heeft ons bjj zyn leven allemaal geplaagd en op het laatst was het by na niet meer uit te houden, dat hebt gjj gisteren nog gezegd, en gy verlangdet allen naar zyn dood. Hoe kunt gjj dus van daag van my vergen dat ik bedroefd zal zyn, nu hy eindelijk dood ia." »Sefi, Sefi, wat zon uw arme moeder- zeggen als zy u zoo hoorde praten!" »Ja, dat houdt gy my altjjd voor, maar niemand zegt my, wat ik eigenljjk zou moeten zeggen en doen, dat naar den zin van mama was, en dus doe ik wat ik zelf goed vind." Zy ging naar de deur, die in de gang uit kwam en liet die hard dichtvallen. De beide dames sloegen de blikken ten hemel en zagen elkaar vragend aan. *Wat nu »Ik heb aan Herwart getelegrafeerd", zei mevrouw Von Palten, de zuster van den overledene, »En gelooft gy waarljjk dat die univer seel erfgenaam is Ik zou het mjjn broeder van harte gunnenmaar tegenover ulieden, die toch de eigen familie van den overledene zyt, zou het al heel onrechtvaardig zyn want recht is recht en Herwart en ik zyn toch maar zyne stiefkinderen." »Het is lief van u, Alma, dat gjj dit inziet en waarlyk ik heb het genoeg aan hem verdiend«edert den dood uwer goede moeder ben ik zyn trouwe verpleegster geweest, en heb geen moeite ontzien." Zeker, lieve tante, al moet men van den anderen kant ook toegeven dat ik die verpleging best alleen op my had kunnen nemen en dat mjjn arme stiefvader u vol strekt niet om dien liefdedienst gevraagd had." »Nu, Alma lief, dat zou toch te veel voor u geweest zyn, die verpleging, die ons beiden zoo vaak overspannen heeft, en dan nog dat lastige kind, die Sefi op te voeden Maar gy hebt gelyk, ik kan ook niet gelooven dat mjjn broeder zulk een grove onbillijkheid zal begaan hebben, en er is immers zooveel geld »Ja wel maar gjj hebt toch slechts éen dochter en die is goed getrouwd *Dat is nog niet zoo uitgemaakt een majoor met een klein fortuin ia geen schitterende partjjbovendien zyn wy zyn bloedverwanten en gijlieden zyt maar zjjne stiefkinderen Herwart is door zyn stiefvader aange nomen en Sefi draagt niet alleen onzen fami lienaam, zy schryft zich »Von Luchna Sellwitz »Gy zult toch uit een mal aanwendsel van een kind geen rechtmatigen titel willen afleiden. Haar broeder Theo gebruikt dien dubbelen naam nooit!" »Voor my is het nu weer geheel onver schillig, wat die onnoozele Theo doet of laat ik wilde u slechts herinneren aan den grooten invloed, dien mijne, helaas te vroeg gestorven, moeder op den overledene uitoefende en ik hoop dat hjj zyn woord, dat bjj haar onge twijfeld gaf, gehouden heeft!" »Ja, men kan natuurlyk voor niets in staan zuchtte mevrouw Von Putten en veranderde den geraakten toon, waarin zjj onwillekeurig vervallen was, weer in een zacht gefluister. Daarop begaven de beide datnes zich naar de sterfkamer. Sefi was intusschen het plein opgegaan, dat met zyne groote stallen en schuren een ruim vierkant aan de voorzyde van het oude kasteel vormde. Zy liep regelrecht naar den paarden stal, waarvoor twee jongens stonden te fluisteren. Sefi, die een zeer ongedwongen kindsheid op het landgoed van haar grootvader had doorgebracht, kende die twee heel goed, van de gemeenschappelijke woeste spelen in den tuin en op het erf, en behandelde hen nog met een zekere kameraadschappeljjkheid. »Wel Jacob, weet ge 't al vroeg zy den een. Deze nam zyn pet af, krabde zich achter het oor, keek naar zyn klompen en zei s'kWeet 't,freule!" Zyn makker, zich verplicht achtende om de linkschheid van den ander goed te maken, voegde er wysgeerig bjj»Ja, sterven moet iedereen, de rjjke zoowel als de arme!" >Zeker, Frans, en grootvader is ook oud genoog geworden. Hoe gaat het met de paarden Mynheer de koetsier is op stal," zei Frans met een vertrouwelijk knipoogje. Jammerzei Sefi, die, ondanks haar voorliefde voor de paarden, den koetsier, den oudsten bediende van het heele landgoed, niet kon uitstaan. Toch betrad zy den stal, maar bleef terstond staan, daar zy in den tegenover- gestelden hoek Gotlieb op een hoop hooi zag zitten met het witte hoofd in de handen en schreiende als een kind. Er kwam een knorrige trek op haar gelaat en haar stem klonk ruw toen zy riep »Maar Gotlieb, wat beduidt dat Denkt gjj dat gjj voor my comedie moet spelen De oude man richtte zich op, streek met den mouw van zyn stalbuis over zjjne oogen en zag Sefi met ongeveinsde verbazing aan. »De hemel beware ons 1" mompelde hjj en ging naar een der paarden toe, om iets aan diens krib in orde te brengen. Sefi Btond thans naast hem en zag hoe een krampachtig snikken, dat hy te vergeefs trachtte te onder drukken, zyn borst deed op en neer gaan, daarom legde zy de hand op zyn schouder en zei: Gottlieb, vindt gjj het inderdaad zoo naar V (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 5