Melius* taant
Middelburg 30 Maart.
FEUILLETON.
Se rijke erfgename.
der zaak in bet licht gesteld, en betgeen de
publieke consciëntie raakte, voor de ministe-
rieele tafel gebracht had.
Dat hjj veeleer het tegendeel deed, en den
man, die door het kwaad getroffen was, zelfs
als »zjne Excellentie den korporaal van Naar-
denbelachelyk maakte, was stellig niet te
verdedigen.
De korporaal was schuldig, en zjjn vergrjjp
verdiende straf.
Daarover bestaat geen verschil van meeDing.
Alleen de evenredigheid tusschen Btvaf en
vergrjjp is in geding.
De vraag was niet te onderdrukken, of zelfs
bp zomerdag acht dagen provoost voor wie een
schoone conduitelpst had, niet reeds te zwaar was.
Maar bovenal, of deze straf niet veel te
zwaar werd, nu de snerpende koude dit arrest
in de provoost tot een ware foltering maakte.
Te dezen opzichte nu deelde de hoogere
officier de publieke opinie, en reduceerde de
straf op de helft.
Z. i. was derhalve niet minder dan de helft
te zwaar gestraft.
Had nu de pers zich stil gehouden, dan zou
de man zjjn acht dagen hebben uitgezeten.
Alleen de kreet, die uit het publiek opging,
heeft hem drie van de acht dagen gespaard.
De minder booge officier had alzoo wel-
terdege zwaar gestraft; en dit wettigde alles
zins de poging, om de aandacht der regeering
op deze min goede behandeling van onze
^landskinderen" te vestigen.
Een pointe der zaak, die zich nog toespitste
in de tweede vraag, of het aangaat, onze pro
voost nog langer in een toestand te laten, die
met alle begrippen van menschelijkheid spot,
en de cel van de gevangenen, bjj vergeljjking
met zulk een provoost, tot een salon maakt.
Deze twee punten raken geen bjjzaken.
En waar de Volksvertegenwoordiging het
recht bezit, om de ^landskinderen" aan de
regeering toe te staan of te weigeren, rust
welterdege op haar ook de plicht, om tegen
min rechtvaardige en min humane behande
ling van ^landskinderen" in dienst, ook als
ze misgaante waken.
De beslissing, door Ged. staten van Noord-
Holland in de Forensen-kwestie genomen, wordt
door de Gemeentestem niet als principieel
beschouwd.
Het Weekblad van burgerlijke administratie
meent echter dat dit wel het geval is. Immers,
het zou al toevallig zjjn als de 7 reclamanten
een uitzondering maakten. Het Weekblad
heeft den aanslag nooit wettig gevonden, doch
het doet het blad leed, dit gevoelen bevestigd
te zien, omdat er veel voor de billijkheid van
den maatregel is te zeggen. Het Weekblad
hoopt dat het der regeering een aansporing
zjj tot een sturen naar de herziening van het
gemeentelijk belastingstelsel.
Eén opmerking wenscht het Weekblad ech
ter te makenWaar Ged. Staten van oordeel
waren dat de aanslag onwettig was, daar had
den zjj dit oordeel eerder behooren uit te
spreken door hun goedkeuring aan het kohier
te onthouden.
Wat beteekent die goedkeuring, wanneer
Ged. Staten thans moeten erkennen, dat de
redenen,-waarom hun gevraagd werd die aan
het kohier te onthouden, volkomen juist waren
Daarbjj past zeker de vraag, door het Week
blad gedaan
»Is op deze wyze niet hot fisancieel beheer
te Amsterdam aan een gewaagde proef onder
worpen Het kohier werd tot zeker bedrag
naarmate van de behoefte opgemaakt met
inbegrip van de forensen. En Ged. staten
keuren dat kohier goed in plaats van aan den
raad te zeggenreken by uwe raming der
opbrengst der pi. dir. belast, niet op de aan
slagen der forensen, want die keuren wy niet
goed. Misschien wy weten het niet is
het verschil in het eindbedrag te gering om
ernstige ongelegenheid teweeg te brengen,
doch is deze het gevolg er van en reeds
zou aan den raad ten gevolge der gevallen
beslissing voorgesteld zyn, de opcenten op bet
personeel te verhoogen dan is zy o. i. te
wjjten daaraan, dat Ged. staten niet tijdig
hun gevoelen kenbaar maakten."
Volgens de N. R. Crt strekken de voor
nemens van den minister van financiën tot
herziening van de wet op de personeele be
lasting zich in hoofdzaak uit tot het aannemen
van vyf grondslagen, met geheele afschaffing
van de belasting op lucht en licht, d. i. op
deuren en vensters. Onderhoud en opvoeding
van kinderen, kleinkinderen en pupillen, nog
geen 21 jaar oud, zou aanspraak geven op
eene remissie voor de grondslagen huurwaarde,
haardsteden en meubilair. Niet voor de beide
overigen: dienstboden en paarden. Voor huur
waarde zou als regel worden aangenomen het
bedrag van den jaarlykschen huurprys. Voor
huurwaarde, haardsteden en meubilair zouden
van belasting vrjj zyn kostscholen, fabrieken,
werkplaatsen en winkels. De belasting op
het personeel zou zoo zuiver mogelyk eene
verteringsbelasting moeten worden, d. i. eene
belasting op byzondere verteringen, geljjk de
aocynsheffing eene zoodanige is. Het gebrui
ken van gebouwen zou als eerste grondslag,
de huurwaarde, de basis van de geheele belas
ting blyven. Eéne haardstede zou onbelast
bljj venelk vertrek, dat eens of meer in het
belastingjaar verwarmd wordt, voor ééne haard
stede gelden. Een vertrek, waar gelegenheid
is tot stoken of waar een warmteleider is, zou
beschouwd worden als verwarmd. Voor twee
haardsteden zou f 1, voor iedere haardstede
meer telkens 3, 4-, 5, G etc gulden meer ver
schuldigd zyn. Een gebouw, dat verschillende
woningen bevat, zou in den regel in volle
belasting moeten vallen. Schatting der huur
waarde zou geheel vervallen en by niet ver
huurde perceelen geregeld worden door ver
gelijking met de huurwaarde van gelyksoor-
tige gebouwen, ook wat stand en ligging be
treft. Wordt thans van de huurwaarde 6 pet.
betaald, de regeering zou dezen maatstaf tot
10 pet. willen opvoeren, in verband met het
prysgeven van de deuren en vensters. De
waarde van elk meubilair zou moeten geschat
wordenniet door een minutieus onderzoek,
maar by wyze van klasBificatie met ruime
speling en eene progressie in aanslag voor de
opklimmende klassen, op de wyze zooals
thans by den bestaanden grondslag der dienst
boden plaats heeft. Die progressie zou by de
haardsteden geringer zyn, althans wat de
lagere klassen betreft, zoodat twee haardsteden
minder zouden betalen dan tbans het geval is.
De progressie by de dienstboden zou iets ster
ker worden, doch inzonderheid voor een groo-
ter aantal dan zeven. Het minst sterk zou
zy behoeven te zyn by de paarden, waar zy
zich vóór het derde paard niet noemenswaard
zou doen gevoelen. Het belastingjaar zou
voortaan tegelyk met het burgerlyk kalender
jaar aanvangen en eindigen.
Van eenige stellige raming van opbrengst
indien deze denkbeelen des ministers ver
wezenlijkt worden schynt vooralsnog geen
sprake te kunnen zyn. Niet onwaarschynlyk
wordt geacht, dat de voovgenomen herziening
de opbrengst van bet personeel van heden met
anderhalf millioen gulden zal verminderen, en
in dat tekort dan op andere wyze zal moeten
voorzien worden. Tien opcenten meer dan
tbans reeds geheven worden zouden dit deficit
kannen dekken doch daarvoor zou ook eene
andere verdeeling van den personeelen last,
verbetering van de sedert jaren als gebrekkig
erkende wet, en vry stelling der winkellokalen
verkregen worden.
Over het wetsontwerp tot schorsing van het
uitvoerrecht op suiker is door de Tweede
kamer voorloopig verslag uitgebracht. De
meerderheid was er voor; verscheidene leden
hadden liever definitieve afschaffing gewenscht.
De commissie, in wier handen zyn gesteld
de inlichtingen op het adres van mr H. L.
Drucker c. s. te LeideD, tot bespoediging van
de uitgave der bylagen van het verslag der
Handelingen van de Staten-Generaal, heeft
met instemming kennis genomen van den
door den minister van binneulandsche zaken
vermelden maatregel om het zetsel, wat de
breedte der regels betreft, voor de stukken der
Staten-generaal, de Staatscourant, het Staats
blad en de Bijlagen in het vervolg in éen
formaat te houden, waardoor aan de gegronde
klachten over de late verzending der Bijlagen
eenigermate wordt tegemoet gekomen.
De commissie heeft overwogen in hoeverre
er mogelijkheid zoude bestaan de verzending
nagenoeg gelyktydig met de verzending der
stukken aan de leden te doen plaats hebben.
Het komt haar voor dat daartoe slechts éen
afdoend middel bestaat, namelyk afschaffing
van de Bijlagen als afzonderlyke uitgave en
verzending der stukken, gelijk zy voor de
leden gedrukt worden aan de geabonneerden
op de Handelingen, met behoud van de be
staande gelegenheid om die stukken afzonder
lijk te verkrjjgen. Allerminst wordt door de
comm. ongunstig gedacht over den jjver en
de werkzaamheid van de directie of het per
soneel der landsdrukkerij.
De commissie stelt aan de Kamer voor den
minister van binnenl. zaken dank te zeggen
voor de gegeven inlichtingen.
By kon. besluit
is aan D. van Wageningen, op zjjn daartoe
gedaan verzoek, met ingang van 1 Juni, eer
vol ontslag verleend als notaris te Alblasser-
dam;
is met ingang van 1 Aprilaan de leden
van den Raad van State jhr mr I. F. van flu-
malda van Eysinga en mr H. A. des Amorie
van der Hoeven, op hun verzoek, eervol ont
slag verleend als leden van de afdeeling van
dien Raad voor de geschillen van bestuur, en
zijn benoemd tot leden dier afdeeling mr T.
M. C. Asser en mr H. Huber, leden van
dien raad
is den len-luitenant der infanterie E. A.
Prager by vernieuwing een tydelyk pensioen,
ten bedrage van f 300 's jaars, toegelegd voor
den tjjd van vyf jarenen
is, met ingang van 1 April, aan mr F. S.
van Nierop te Amsterdam, eervol ontslag ver
leend uit zyne betrekking van lid en voor
zitter van den raad van toezicht op de Rijks
postspaarbank, met dankbetuiging.
De minister van justitie verleent Dinsdag
a. geen audiëntie.
Blyfeens opgaven betreffende de opbrengst
van het recht van successie en den overgang
over 1894, werd in dat jaar geërfd of verkre
gen f 289.378.675. Het passief der nalaten
schappen bedroeg f 31.402.659. Het actief was
aldus verdeeld onroerende zaken ƒ91.083.566,
roerende zaken f 198.295.109. Het bedroeg
in de rechte nederdalende linie, en tusschen
echtgenooten, kind of kinderen uit hun hu-
weljjk verwekt of afstammelingen daarvan na
latende, ƒ196.251.111, in de rechte opgaande
linie 3.110.196, in alle andere gevallen
93.017.368. Yan successierecht waren ge
heel vrijgesteld 13183 nalatenschappen met
een zuiver saldo van f 9.767.635. Een per
cent werd betaald van 152.029.374 in rechte
nederdalende linie, van f 16.226.591 tusschen
echtgenooten drie percent van f 2.097.533
vier percent van 11.646.780 tusschen echt
genooten en van f 22.247.112 tusschen broe-
deis en zusters; zes percent van f 23.621.098
en tien percent van f 25.312.907.
Het getal der nalatenschappen, waarvan
successie werd betaald, bedroeg 9977, waarvan
by 4621 uitsluitend geërfd werd, lietzy in de
rechte nederdalende linie, hetzy in die linie
en tusschen echtgenooten, kind ot kinderen
uit hun huwelgk verwekt of afstammelingen
daarvan nalatende. Daarvan waren 496 van
f 300 tot f 500, 879 van 500 tot f 1000,
666 van f 1000 tot f 1500, 522 van ƒ1500 tot
2000, 861 van 2000 tot f 3000, 1220 van
3000 tot f 5000, 1090 van 5000 tot 7500,
787 van 7500 tot 10.000. Van 1 tot lVs
ton waren er 166, van 1'/» tot 2 ton 84, van
2 tot 3 ton 92, van 3 tot 5 ton 63 en boven
de 5 ton 55.
Kletteren exi Kun&t.
Naar wy kunnen melden zal de heer
Willem van Zujjlen ook in Zeeland zyn veer
tigjarig jubilé komen vieren.
Hjj heeft nl. het plan met een eigen gezel
schap,waaronder mevrouw AlbregtEngelman,
in een nader op te geven tooneel- of biyspel
misschien Vriend Fritz op te treden.
Maandag 13 Mei te Goes en Dinsdag 14 Mei
te Middelburg.
Naar de Amst. Dv. N.) beweert is het
thans vry zeker, dat de heer Chvispyn aan
zyn tegenwoordig gezelschap verbonden bljjft.
Het zon zeker velen verheugen.
Het weekblad De Portefeuille heeft zich
opgelost in het geïllustreerde weekblad De
Kunstwereldde heer Taco H, de Beer is
als vast medewerker aan De Kunstwereld
overgegaan.
De uitvoering van de Mattheus-Passión
te Amsterdam zal Zaterdag 6 April plaats
hebben door de aldaar gevestigde afdeeling
van Toonkunst en gegeven worden ten bate
van het Kanstenaarsfonds. Solisten zyn mej,
Nathan, mej. P. Manifarges (alt), de heeren
C. Diericb, Messchaert, Yan Duinen en J. B.
de Pauw (orgel)directeur Jul. Röntgen.
BIJVOEGSEL
VAM DB
VAM
Maandag 1 April 1895, no. 77.
Wat de regeering met de Vry dag door de
Tweede kamer aangenomen motie-Heldt zal
uitvoeren, of welken invloed dat besluit der
kamer zal hebben voor het vervolg, is ons
ook na de gevoerde discussiën niet recht
dnidelyk.
Wantzegt hét Vad. dit is zeker: men
zal zich op het kamervotum niet kunnen be
roepen, om te getuigen, dat de kamer zich
verklaard heeft voor pensioenregeling van
staatswege, voor pensioneering door dwang
van den staat, of met steun van den staat. De
wenscheljjkheid is een platonische wensche
ljjkheid gebleven. Het woord mishaagt ons
zeer, niet omdat wy do zaak niet wenschelyk
achten, maar omdat wy een wenechelykheids-
motie niet wenschelyk achten. Eerst dan is er
op bevredigende oplossing kans, als de kamer
het wenscheljjkheidsstadium voorbjj is. Welk
meer of minder gewicht men moge hechten aan
de bedenkingen der heeren Mees, De Beaufort en
Hintzen tegen do uitvoerbaarheid van het denk
beeld der pensioneering, het ia toch alleszins
natuurlijk, dat de vraag naar de uitvoerbaar
heid zich op den voorgrond dringt, wanneer de
wenscheljjkheid van een of ander denkbeeld
wordt uitgesproken. Anders wordt het, wanneer
een diepe overtuiging zich heeft gevestigd,
dat beginselen van recht of Staatsbelang de
verwezenlijking van zeker denkbeeld eischen.
Natuurlijk verdient dan ook nog de vraag der
uitvoerbaarheid onder de oogen te worden gezien
maar dan voelt men zich toch geschraagd door
den steun van Piersons geliefd adagium where
there is a will, there is a wayomdat het
moet. Zoo vraagt de heer Rutgers niet
waar haal ik do schatten van daan 1 als hy
met zyn toomelooze krijgshaftigheid forten uit
den grond stampt, kruisers lanceert, geweren
bestelt. Maar op dit sociale gebied moeten de
overtuigingen aangaande de eischen van recht
en Staatsbelang zich nog vormen en dit lamme
wenschelykheidswoord op de vlucht jagen.
Onze overtuiging is onverzwakt, dat de motie
van den heer Schacpman, die hy offerde op
het altaar van het gemeen overleg, veel beter
ware geweest. Er moge dan wat minder sym
pathie in gezeten hebben, er zat wat meer
houvast aan.
En nu de regeering Waar de kamer zoo
overdroop van welwillendheid, zou de heer
llöell een hart van steen gehad moeten hebben,
als hy zich niet een weinig had laten vermur
wen. En een hart van Bteen heeft de heer
Röell niet. Waarom zou de regeering, die niets
zal doen, wat zjj zich verplicht achtte na te
laten, en niets zal nalaten, wat zij meende te
moeten doen het woord verdient historisch
te worden, als staaltje van indrukwekkende
nietszeggendheid de zaak niet eens verder
kunnen onderzoeken Natuurljjk op haar tjjd
naar haar inzichten, op haar manier.
De heer Heldt werd van vele zjjden geluk-
gewenscht met zijn succes. Amen
In een ingezonden opstel, dat in de Amh.
Crt aan het hoofd der courant is geplaatst
wordt »naar aanleiding der gewerenwet,"
gewezen op de onverantwoordelijkheid van het
door de Tweede kamer genomen besluit.
Na er aan herinnerd te hebben hoe veel nood
zakelijker dan nieuwe geweren de organisatie
onzer levende strijdkrachten en invoering van
peraoonlykea dienstplicht is, zegtdeschryver;
Niet het gehalte der wapenen, dat eenvou
dig een geldquaestie is, maar het gehalte van
het leger moet verbeterd worden, en dit kan
alleen door afschaffing der plaatsvervanging
geschieden.
Wy wenschen ten slotte nog enkele argu
menten te toetsen, die door sommige voorstan
ders der gewerenwet werden aangevoerd. Vol
gens den heer Rutgers van Rozenburg behoeft
men het nieuwe wapen slechts in horizontale
Uit het Duitsch.
VAM
MORITZ VON RE1CHENBACH.
»Is het dus waar
De gevraagde knikte stilzwijgend met het
hoofd. Haar bejaard, bleek gelaat droeg geen
sporen van diepe smart, maar wel van matheid.
»Van ochtend om zes uur is hy gestor
ven.', zei zy zacht.
»En daardoor heeft hy my op het laatst
nog belet om naar Lotnitz, naar de comedie
te gaan, waar ik my zoo op verheugd had 1"
Het veertienjarige, lang opgeschoten meisje,
dat met deze luid uitgesproken woorden het
gefluister der beide dames stoorde, stond by
het raam en trommelde ongeduldig op de
ruiten.
»Wees toch stil, in 's hemels naam, Sefi,
hoe kunt gjj zoo iets zeggen!"
»Gjj zyt evenmin bedroefd als ik en ik
weet niet waarom wy eensklaps zulk een groote
droefheid moeten huichelen. Ik voor my doe
het nietwant liegen is leeljjk
sSpreek dan ten minste niet zoo hard,
Sefi; bedenk dat er een doode in huis is 1"
richting op te heffen, om gelyktydig eenvier-
of vijftal zyner tegenstanders te doorboren. De
oefening is dus voortaan overbodig geworden.
Wie echter zoo spreekt, heeft bljjkbaar nooit
een geweer in handen gehad. Zoo is, om een
enkel voorbeeld te noemen, de gesteldheid van
het terrein van grooten invloed op de richting
van het schot. Het blinde schieten mist niet
alleen alle uitwerking, maar kan slechts tot
munitie-verspilling en dus tot noodelooze ver
kwisting leiden.
Zoo meende de heer Cremers dat het onver
schillig was, of men met de bewapening of
met de legerorganisatie begon, die hy met
den raadaelaohtigen oorsprong van de kip of
het ei vergeleek. Het moge buiten de grenzen
van het menschelyk verstand liggen, den
oorsprong der dingen in de schepping na te
vorschen, maar in de meer beperkte wereld
der menschen kan men zeer goed tot het
begin opklimmen. Het is voor iedereen dui-
delyk dat de beste wapenen weinig baten,
wanneer men geen soldaten heeft die daar
mede behoorlyk weten om te gaan. De ge
oefendheid in het krygsbedryf is het eerste
vereischte om een land weerbaar te maken
en niet de meerdere of mindere volkomenheid
van het wapen.
De verdedigbaarheid van het land zal dGor
deze groote uitgave dan ook niet noemens
waardig verhoogd worden.
Het tweede argument was, dat de uitgave
niet zoo groot was of wy konden die wel dra
gen. Hjj heeft vermoedelijk aan de kip met de
gouden eieren gedacht, die misschien onder
de tropen voorkomt, maar onder de inheemsche
soorten niet wordt aangetroffen. Indien de lie
den uit hun eigen welgevulde zakken de mil-
lioenen moesten bekostigen, zouden zy vermoe
delijk niet zoo gemakkelijk daartoe overgaan.
Het mag veeleer een onverantwoordelijke
daad worden genoemd, waar zoowel maat
schappelijke ellende moet gelenigd worden,
waar zoovele behoeften bevrediging eischen,
voor een problematiek doel schatten uit te
geven. Wy houden den blik voortdurend op
een mogeljjken buitenlandechenvyand gericht,
maar vergeten den binnenlandschen vyand, die
ons in de gedaante van een toenemend prole
tariaat dageljjks meer aangrijnst. Aan een
noodlijdende Friesche gemeente werd door den
minister van binneulandsche zaken een hoo
gere uitkeering geweigerd, omdat de schat
kist het niet toeliet. Een poging, door
den heer Borgesius beproefd, om voor de
lagere ambtenaren by de telegrafie een lots
verbetering te verkrjjgen, kon, om dezelfde
reden, geen gevolg hebben. Hier wordt dus
het penny-wise en pound-foolish op stuitende
wyze toegepast en van de lankmoedigheid
eener ministerieele meerderheid het uiterste
gevergd. Wie had ooit kunnen vermoeden, dat
een ministerie, waarvan de heer Van Honten,
zoo niet het hoofd dan toch de ziel vormt, zyn
voornaamste werkzaamheden zou zoeken in
het doen voteeren van millioenen voor leger
en vlooten zoo worden de lieden, door eigen
zwakheid, tot inconsequentie gedwongen, die
zy in anderen niet zouden dulden.
De Standaard schryft het volgende zeer
juiste woord over de interpellatie, door den
heer Staalman in de Tweede kamer gehouden
De interpellatie over den Naavdenschen
korporaal is mislukt; niet omdat de kwestie
waarover ze liep, geen interpellatie waard
was, maar omdat de interpellant zich op te
glad ijs waagde, en de »oomes", by monde
van dr Schaepman, hem dit betaald zett'eu.
Een nieuw kamerlid moet niet te vroeg aan
het interpelleeren gaan als hy het doet, moet
de kwestie juist door hem gesteld zynen,
waar men by het bespreken dier kwestie, er
personen of autoriteiten inhaalt, is het eiscb
van goeden toon, dat men ten aanhoor e van
heel de natie, ieders naam en positie respeoteere.
Hierin nu schoot de interpellant te kort.
Zyn uitval tegen den commandant van Naar-
den was op die persoonlijke wyze niet te
rechtvaardigen.
Of nu daarom dr Schaepman een wjjs werk
deed met van dezen misgreep gebruik te
maken, om in den interpellant de interpellatie
zelve te vermoorden, mag op zyn zachtst ge
nomen betwijfeld.
Dat hy zich als censor opwierp van een
ietwat moedwilligen collega, kon zyn goede
zjjde hebbenmits onder éen voorbehoud
Onder het voorbehoud namelyk, dat hy zelf,
beter dan den heer Staalman dit kan, de pointe
»Hy heeft ons bjj zyn leven allemaal
geplaagd en op het laatst was het by na niet
meer uit te houden, dat hebt gjj gisteren nog
gezegd, en gy verlangdet allen naar zyn dood.
Hoe kunt gjj dus van daag van my vergen
dat ik bedroefd zal zyn, nu hy eindelijk
dood ia."
»Sefi, Sefi, wat zon uw arme moeder-
zeggen als zy u zoo hoorde praten!"
»Ja, dat houdt gy my altjjd voor, maar
niemand zegt my, wat ik eigenljjk zou moeten
zeggen en doen, dat naar den zin van mama
was, en dus doe ik wat ik zelf goed vind."
Zy ging naar de deur, die in de gang uit
kwam en liet die hard dichtvallen. De beide
dames sloegen de blikken ten hemel en zagen
elkaar vragend aan.
*Wat nu
»Ik heb aan Herwart getelegrafeerd",
zei mevrouw Von Palten, de zuster van den
overledene,
»En gelooft gy waarljjk dat die univer
seel erfgenaam is Ik zou het mjjn broeder
van harte gunnenmaar tegenover ulieden,
die toch de eigen familie van den overledene
zyt, zou het al heel onrechtvaardig zyn
want recht is recht en Herwart en ik zyn
toch maar zyne stiefkinderen."
»Het is lief van u, Alma, dat gjj dit
inziet en waarlyk ik heb het genoeg aan hem
verdiend«edert den dood uwer goede moeder
ben ik zyn trouwe verpleegster geweest, en
heb geen moeite ontzien."
Zeker, lieve tante, al moet men van
den anderen kant ook toegeven dat ik die
verpleging best alleen op my had kunnen
nemen en dat mjjn arme stiefvader u vol
strekt niet om dien liefdedienst gevraagd had."
»Nu, Alma lief, dat zou toch te veel
voor u geweest zyn, die verpleging, die ons
beiden zoo vaak overspannen heeft, en dan
nog dat lastige kind, die Sefi op te voeden
Maar gy hebt gelyk, ik kan ook niet gelooven
dat mjjn broeder zulk een grove onbillijkheid
zal begaan hebben, en er is immers zooveel
geld
»Ja wel maar gjj hebt toch slechts
éen dochter en die is goed getrouwd
*Dat is nog niet zoo uitgemaakt een
majoor met een klein fortuin ia geen schitterende
partjjbovendien zyn wy zyn bloedverwanten
en gijlieden zyt maar zjjne stiefkinderen
Herwart is door zyn stiefvader aange
nomen en Sefi draagt niet alleen onzen fami
lienaam, zy schryft zich »Von Luchna
Sellwitz
»Gy zult toch uit een mal aanwendsel
van een kind geen rechtmatigen titel willen
afleiden. Haar broeder Theo gebruikt dien
dubbelen naam nooit!"
»Voor my is het nu weer geheel onver
schillig, wat die onnoozele Theo doet of laat
ik wilde u slechts herinneren aan den grooten
invloed, dien mijne, helaas te vroeg gestorven,
moeder op den overledene uitoefende en ik
hoop dat hjj zyn woord, dat bjj haar onge
twijfeld gaf, gehouden heeft!"
»Ja, men kan natuurlyk voor niets in
staan zuchtte mevrouw Von Putten en
veranderde den geraakten toon, waarin zjj
onwillekeurig vervallen was, weer in een zacht
gefluister.
Daarop begaven de beide datnes zich naar
de sterfkamer.
Sefi was intusschen het plein opgegaan, dat
met zyne groote stallen en schuren een ruim
vierkant aan de voorzyde van het oude kasteel
vormde. Zy liep regelrecht naar den paarden
stal, waarvoor twee jongens stonden te fluisteren.
Sefi, die een zeer ongedwongen kindsheid
op het landgoed van haar grootvader had
doorgebracht, kende die twee heel goed, van
de gemeenschappelijke woeste spelen in den
tuin en op het erf, en behandelde hen nog
met een zekere kameraadschappeljjkheid.
»Wel Jacob, weet ge 't al vroeg zy
den een. Deze nam zyn pet af, krabde zich
achter het oor, keek naar zyn klompen en zei
s'kWeet 't,freule!"
Zyn makker, zich verplicht achtende om de
linkschheid van den ander goed te maken,
voegde er wysgeerig bjj»Ja, sterven moet
iedereen, de rjjke zoowel als de arme!"
>Zeker, Frans, en grootvader is ook oud
genoog geworden. Hoe gaat het met de
paarden
Mynheer de koetsier is op stal," zei
Frans met een vertrouwelijk knipoogje.
Jammerzei Sefi, die, ondanks haar
voorliefde voor de paarden, den koetsier, den
oudsten bediende van het heele landgoed, niet
kon uitstaan. Toch betrad zy den stal, maar
bleef terstond staan, daar zy in den tegenover-
gestelden hoek Gotlieb op een hoop hooi zag
zitten met het witte hoofd in de handen en
schreiende als een kind.
Er kwam een knorrige trek op haar gelaat
en haar stem klonk ruw toen zy riep »Maar
Gotlieb, wat beduidt dat Denkt gjj dat gjj
voor my comedie moet spelen
De oude man richtte zich op, streek met
den mouw van zyn stalbuis over zjjne oogen
en zag Sefi met ongeveinsde verbazing aan.
»De hemel beware ons 1" mompelde hjj en
ging naar een der paarden toe, om iets aan
diens krib in orde te brengen. Sefi Btond
thans naast hem en zag hoe een krampachtig
snikken, dat hy te vergeefs trachtte te onder
drukken, zyn borst deed op en neer gaan,
daarom legde zy de hand op zyn schouder en
zei: Gottlieb, vindt gjj het inderdaad zoo
naar V
(Wordt vervolgd).