N°. 47. 188° Jaargang. 1895. Maandag 25 Februari. UDDELBllGSCHI ((lïttiM. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen.' Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.- Afzonderlijke nummers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Reclames 40 cent per regel. Th eraometer> Middelburg 23 Febr. 8 tt. vtn. 36 g m. 12 u» 39 gr-, av. 4 o. 38 gr. Verwacht \V. wind. Agenten te VlissingenP. G. db Vet Mestda&h A Zoon, te GoesA. C. Boiurr, firma weduwe A. C. de Jonöe, te KruiningenF. v. d. Peiji, te ZierikzeeA. C. de Mooijt, te Tholen: W. A. va» Nxedwenhdiize» en te Terneusen: M. db Jon&e. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Botterdam, db Gbeb. Beunpante, te 'a Gravenhage, en A. de La Mas Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübb Cie., John F. Jonee, opvolger, Advertentiën moeten deB namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen Bij deze courant behoort een Bijvoegsel- Wenken uit Parijs. Er is nu eene vertaling verschenen van een uitstekend boekje, waarop vroeger reeds dooi ons de aandacht werd gevestigd en waaraan wij toen al een en ander ont leenden. Door die overzetting valt het nu meer onder het bereik van het algemeenen knnnen de goede lessen, door den schrijver uit eigen ervaring getrokken, door meerderen worden begrepen. Wie Louis Paulian is, herinnert zich mis schien deze of gene lezer. Een agent van politie te Parijs noemde hem een heer, van wieu hij in het Petit Journal gezien had dat hij bedelde om zich te amuseeren. Voor zijn plezier zal hij het echter wel niet gedaan hebben, want de ervaringen, die hij opdeed, waren niet altijd van de prettigste. Met dien agent had hij het o. a. te kwaad gekregen, toen h§ den 24 Mei 1691 in het portaal van de kerk van Saint Germain- des-Près, verkleed als een oud man, de rol van bedelaar vervulde tot groote ergernis van vijf vrouwen, die daar eene vaste stand plaats hadden en den concurrent alles behalve vriendelijk bejegenden. Tegen dat bedelen in die portalen kan de politie met den besten wil niets doen} en niet omdat de heer Paulian de band uit stak om een aalmoes, maar alleen omdat hij er zoo verdacht uitzag en zijn kleeding zoo overdreven was, werd bij gearresteerd. De heer Paulian heeft in zijn vrijwillige loopbaan van bedelaar alle rangen doorloo- pen; hij is om de beurt lamme, blinde, lied jeszanger, werkman zonder werk, onderwij zer zonder betrekking, doofstomme geweest; hij heeft alle kwalen gehad en allerlei leu gens aan den man gebracht. De grondtoon van bet boek zijner erva ringen is, niet om den menscben aan te raden hun geld in den zak te houden maar, om hen te bewegen te geven op eene andere manier dan ten huidigen dage van de hon derd keeren wel tachtig maal geschiedt. Verkeerende onder allerlei slag van bede laars, heeft hij lammen 's avonds zien loopen zoo goed als een gewoon mensch doetblin den zien rondkijken met heldere oogen; fcbandakn zien plegen met kleine kinderen, die in koude en regen dagen en avonden op straat moesten doorbrengen om 's avonds een vaste som thuis te brengen, welke telkens en telkens weer door hun beulen al hooger en hooger werd gesteld. De stakkertjes vielen er bijna bij neerin elk geval meer malen op straat in sïaap. En eten kregen zij niet. Paulian beeft de bedelaais zien brassen en zwelgen van de gelden, die medelijdende menschen hun in overvloed gaven. Van al die feiten hebben wij vroeger aaD zijn hand reeds voorbeelden aangehaald. Hij weet ons verder te vertellen van een fakir, die vroeger als knecht bij een juwelier vijf francs per dag verdiende, maar twaalf uur werken moest, met den patroon altijd achter zich. Sedert hij bedelaar maakte hij gemiddeld 110 a 120 francs per maand en hij werkte slechts vijf of zes uren per dag;, terwijl hij, wanneer hei regende, sneeuwde of erg woei, thuis bleef en iets van zijn geliefkoosde schrijvers las; o. a. Socrates of Paul de Koek Paulian vertelt ook van een protégé van den goedhartigen abt Gérard, die altijd door maar geen werk kon vinden. Toen de abi op een goeden dag zijn gunsteling plotseling bezocht om hem een gift te overhandigen, door een dame hem geschonken, werd hij minder aangenaam verrast door den aanblik van de familie en eenige goede kenoissen, op het punt staande zich te vergasten aai een prachtigen kalkoen, die aan een spit Het bedelende Parijs. Echte en valsche nooddruftigen. Het kwaad en het geneesmiddel 4oor Louis Paulian. Utrecht H. Honig. gebraden werd en wien door den werkman de naam was gegeven van den abt zeiven. Welk misbruik er van trouw- en doop- pleehtigheden wordt gemaakthóe men op trams en op straat het medelijden weet op te wekkenhoe er adresboeken voor bede laars zijn, met duidelijke aanwijzing van de afsche en minder gulle Parijzenaars, met al hunne zwakke zijden er bij, dit alles weten wij uit vroegere mededeelingen van den heer Paulian. In Parijs had een vrouw haar kind twaalf beer in de protestantsche en veertien maal in de roomsche kerk laten doopenen elke doop bracht haar twintig stuivers en een nieuwe japon op. Hoe dat mogelijk is, zegt de heer Paniian niet. Toch zou het onbillijk ziju niet te wijzen ook op voorbeelden van hen, die juist door edgeefschheid al dieper en dieper zinken. Eenmaal waren zij huiverig de hand uit te stekenmaar toen zij bemerkten, hoe gulhartig men was en hoe gemakkelijk het bedelen ging, vervielen zij van kwaad tot erger. De z g. goede menschen zeiven waren dus schuld van hun val. En dan, hoe vaak vervalt menigeen, vooral eene weduwe met kinderen, uit nood en uit ellende, omdat niemand te rechtertijd hen terzij stond, tot den bedelstaf. Die allen zouden beter geholpen zijn en staande gebleven, wanneer de menschlieven- n wat practiecher waren to werk gegaan. En niet alleen de goedhartige menschen, die uit eigen beurs hunne giften schenken, maar vooral dienstboden doen mee om het bedelen in de hand te werken. Zij betrach ten de liefdadigheid met het geld en het van hunne meesters. Vraagt eens hoe vele aalmoezen in geld, of in eetwaren uit onnadenkendheid en zonder besef dat men eigenlijk diefstal pleegt worden uitgereikt. Een Engelsche bisschop zeide op zijn sterf bed tot de hem omringenden: „Ik geloof niet, dat ik mij behoef te verwijten ooit een centime aan een bedelaar op straat te heb ben gegeven, maar met het geld, dat ik daardoor gespaard heb, heb ik nuttige wer ken in het leven geroepen, die ik u aan beveel met dezelfde middelen in stand te houden." En wat deed Laroche-Joubert, afgevaar digde van Charante, een groot industrieel, die door zijne werklieden bemind en zijne politieke tegenstanders geacht werd Hij beweerde dat men nooit een aalmoes op straat moet geven, maar tevens dat een man, die midden in den winter bij eene strenge koude, kapotte versleten schoenen droeg, een ongelukkige moest zijn. Hierin vergiste hij zich misschien volgeDs den heer Paulian. Op een avond in de maand November van 1876 kwamen beiden uit de kamer van af gevaardigden. Zij waren juist bezig, hunne overjassen goed dicht te knoopen, want een scherpe noordewind woei hun in 't gezicht, toen een kind van twaalf of vijftien jaar hun naderde en om een aalmoes vroeg. „Ik geef nooit op straat," antwoordde de heer Laroche-Joubert ernstig. „Maar, mijnheer, ik heb honger". De heer Laroche-Joubert beschouwde het kind en bemerkte dat het bijna bloote voeten heeft. „Bij zulk een koude", zegt hij tegen zich zelf, „heeft dit kind schoenen met groote gaten aan. Dat kan niet anders dan een ongelukkige zijn". De heer Laroclie-Jonhert steekt de hand den zak van zijn jas om er een geldstuk uit te nemen, maar hij bedenkt zich. Een aalmoes op straat dat is tegen zijne principes. Wat te doen Hij is een oogen- blik verlegen, doch eensklaps trekt hij zijn mantel uit, vouwt dien in tweeën en hem op de armen van het kind werpende, zegt hij tegen den jongen„Volg mij en breDg mij die overjas naar het station". Deze scèDe was in een oogenblik afgespeeld. Bij het station gekomen, neemt de heer Laroche-Joubert het kind den mantel weer af, neemt twintig stuivers uit zijn zak, geeft die aan den jongen, zeggende - „Ik geef bedelaars UL'oit geld; ik geef u twintig stuivers, omdat gij hebt gewelkt door dien loop voor mij te doen. Daar straks waart gij een bedelaar en ik verachtte u nu zijt gij een werkman en ik drnk u de hand". Het kind was geheel verbluft. Op dat oogenblik begreep ik eerst, zegt Paulian, wat er in bet gemoed van dien rechtschapen man was omgegaan. „Wat u daar hebt gedaan, mijnheer Laroche Jonbert, is zeer edelmoedig", zeide ik tegen hem, „maar weet gij wel, dat gij u zelf aan eene longontstèking hebt bloot- „Dat is wel mogelijk", antwoordde hij mij, „maar ik heb misschien een bedelaar in een werkman veranderd en dat is wel een longontsteking waard 1" Zulke mededeelingen bevatten nuttige wenken, ook voor hen die niet het voorrecht hebben in Parijs of een3 andere groote stad te wonen. De daarbij gemelde daden zijn ge grond op goede principes, die overal toepas sing kunnen vindenzelis in kleinen kring. Bedelen is ook een kunsten nog meer en beter dan in een groote stad weten de bedelaars in kleine plaatsen de goede huizen en de in hun oogen goede mensehen te vinden. Nog een anderen wenk geeft de heer Paulian, die ook elders van nut kan zjjn. Hij betreft de manie om zg. christelijke philanthropic uit te oefenen. Hij kent bede laarsgezinnen, welke op éen dag tien of twaalf visites van liefdadige personen of van afgevaardigden van genootschappen van weldadigheid ontvangen, en die alleD komen met volle handen. Er moest, er kon meer eenheid zijn in het betrachten der liefdadigheider ont breekt te veel eene goede organisatie. Nu heeft men op tal van plaatsen verschillende ereenigingen, die alle op hare wijze perso nen of gezinnen hulp en steun verleenen. Zij doen dit zonder eenigen onderlingen band. Het zou eene practische philanthropie in de hand werken, wanneer allen samenwerkten en elkaar voorlichtten. Eene permanente commissie, bestaande uit afgevaardigden van elk bestuur der verschillende corperaties, die liefdadigheid betrachten, zou stellig veel nut kunDen stichten. En als dan het publiek brak met zijn over dreven, ziekelijke gevoeligheid, waarvan zij het meest profiteeren die zich niet schamen te vragen of de hand uit te steken; wan neer het zijn gaven slechts na onderzoek bij een Kamer van navraag of bij zulk een permanente commissie schonk of liever nog aan zulke lichamen zijn geld gaf, aan hen overlatende dit te besteden, dan zou menig bescheiden behoeftige, die het wezenlijk verdient, er beter aan toe zijn dan thans, gaven vaak eenvoudig voor de bru talen zijn weggelegd en voor hen, die het meest kunnen klagen, het best komedie spelen en meermalen aan eigen schuld, niet het minst aan misbruik van sterken drank, hun trenrigen toestand hebben te wijten. Menige stille arme, die het oneindig meer verdiende, wordt nu de dupe van de vrij postigheid van anderen. Het lezenswaardig boekje van Psmlian laat over dit en tal van andere punten licht schijnen; en al slaan zijne opmerkingen hoofd zakelijk op Parijsche toestanden, ook voor hen, die zich voor armenzorg en verbetering van sociale toestanden interesseeren, is het een nuttige arbeid, dien de Fransche schrijver verrichtte. Waar aan de eene zjjde de maatschappij verplicht is om allen, die lijden, te hulp te komen en hun, die niet tot werken in staat zijn middelen te verschaffen om te kunnen leven, wijl de liefdadigheid niet alleen een christe lijke deugd is maar ook een plicht van ieder burger, daar is aan den anderen kant ook waar wat La Rochefoucauld Liancourt eens opmerkte, dat die plicht niet anders vervuld kan worden dan wanneer de hulp, door de maatschappij toegestaan, tot het al gemeen nat wordt aangewend. Indien hij, die bestaat, het recht heeft tot die maatschappij te zeggenmaak dat ik leven kan, zoo heeft ook de maatschappij het recht om tegen hem te zeggen geef mij uw werkkracht. Van dit beginsel dienen vereenigingen en particulieren uit te gaan. Een streng onder zoek dienen zij in te stellenhet zal den wezenlijk hulpbehoeftigen, den ongelukkigen ten goede komen. Het vraagstuk der armenzorg is een moei lijk vraagstuk, omdat het zoo nauw samen hangt met ta\ van toestanden, die niet ge makkelijk zijn te verbeteren. Hoe menigmaal toch speelt o. a. het lichtvaardig en te vroeg huwen, zonder aan de toekomst te denken, en het gebrek aan vakkennis bij hen, die zich de verantwoordelijkheid niet bewust zijn, welke zij door hun huwelijk op zicb laden, een groote rol in de treurige toe- itanden die bestaan. Daarom dient goed gewikt en gewogen vóór men klakkeloos weggeeft en ondersteunt opdat zij, die zoo zorgeloos leven, telkens en telkens weer herinnerd worden dat onder steuning niet zoo gemakkelijk te verkrijgen isdat zij hoofdzakelijk bestemd is voor hen, die door het noodlot, buiten huD schuld, worden vervolgd. En hiermee meenen wij genoegzaam nog maals dé belangstelling te hebben opgewekt voor een boekje, dat ruimschoots stof ople vert tot nadenken over een belangrijk maat schappelijk vraagstuk. ons uit België geen gevaar voor besmetting de invoer uit dat rjjk naar Nederland is zóo gering, dat de strenge sluiting van de gren zen,door ons veeartsenjj kundig toezicht geè'ischt gehandhaafd, door niets wordt gerechtvaar digd, en slechts aanleiding heeft gegeven tot maatregelen van weerwraak, waarvan wjj zelf de slachtoffers geworden zjjn. De overeenkomst, thans voorbereid, zon ons den genadeslag geven. Hebben de Belgen hier nog geene voorles ten genoeg1 Zjj bezitten in Zeeland voor millioenen achats aan landerijen en betalen geen centime in de vermogensbelasting. De vermindering der grondbelasting is eene bate voor de eigenaren, die de lasten door hunne pachters laten keeren, en dier pacht met deze vermindering hebben verhoogd, Zjj betalen noch boofdeljjken omslag in da gemeenten, waar hun goederen gelegen zjjn, noch opcenten op 't personeel, die ten bate van gemeente en provincie geheven worden. Aan instellingen van weldadigheid en an dere inrichtingen in de gemeenten dragen zjj niets bp. In vele poldervergaderingen hebben zjj een beslissend woord: chez nous, sur nous et sans nous Niets ontbreekt er meer, dan dat men het hun gemakkeljjk make om Belgisch vee op Nederlandschen grond aan te kweeken en hun den weg opene om den invoer van ons vee te beletten Mogen wjj voor die ramp bewaard bljjven* Aardenburg, 23 Febr. '95. G. A. VORSTERMAN VAN OYEN, Secr. van de Zeeuwsche Mjj. van Landbouw, Een dreigend gevaar. Uit de dagbladen verneem ik, dat het plan bestaat, Woensdag e. k. in de afdeelingen der Tweede kamer te doen onderzoeken de over eenkomst met België tot regeling van den in voel- van vee en mest, bp welke overeenkomst gehuldigd wordt bet beginsel »dat het, op grond van veeziekte, in een aangrenzenden uitgevaardigd verbod van invoer van vee en mest uit dien staat zoo weinig moge- ljjk benadeele hen, die nabjj de grenzen in beide staten land exploiteeren." Nederland heeft belang bp den uitvoer van vee naar België. In België is, blpkens de weekbladen van landbouwmaatscbapppen en boerenbonden, een streven om den invoer van vee uit Nederland op alle mogeljjke wjjze te belemmeren, liefst geheel te beletten. De Belgen bezitten uitgestrekte landerjjen Zeeland, voornameljjk langs de grenzen van Zeeuwsch-Vlaanderen Nederlanders in België daarentegen bjjna niets. In verscheidene polders van dit deel van Nederland vormen zjj de meerderheid van de stemuitbrengende ingelanden. Die eigenaars zjjn de woordvoerders in hooger enoemde maatschappijen en boerenbonden en hebben öf aandeel, of grooten invloed op de tegenwoordige regeering. Krjjgen zjj hun zin, dan wordt de invoer van Nederlandscb vee in België voor goed onmogeljjk gemaakt; hun toegeven om van tjjd tot tjjd de Belgische grens voor den in- in Nederlandsch vee open te stellen, is niets anders geweest dan een gevolg van vrees, dat de Nederlandsche regeering door maatre gelen van weerwraak de exploitatie van Bel gische eigendommen door Belgische pachters onmogeljjk zou maken. Komt er dus eene overeenkomst tot stand, die genoemde eigenaars voor dit gevaar vrjj- waart, dan hebben zjj hun doel bereikt. Zon der vrees voor eenigen represaille-maatregel kunnen zjj de grenzen gesloten houden en zullen het doen ook! De schade daarvan zal voor den Nederland schen veehandel onberekenbaar groot zjjn voor Zeeuwsch-Vlaanderen is die sluiting een ramp. Door de aanhangige overeenkomst geeft Nederland het éénige wapen, dat het in hand heeft om eene voortdurende sluiting van België te voorkomen, vrjjwillig af. Met dat rpk mag door Nederland in 't be lang van zjjne veekweekers geene andere over eenkomst gesloten worden dan de zoodanige, welke vrjjen invoer van vee in beide landen waarborgt, behoudena sanitair onderzoek aan de grenzen. Bjj behoorljjk toezicht aan de grenzen, dreigt Middelburg 23 Februari. Bjj kon. besluit: is dr P. Hoekstra, te Breda, benoemd tot schoolopziener in het arrondissement Zeven» zjjn benoemd bjj het wapen der cavalerie i >jj het late regiment huzaren tot eerste-luit. de tweede-luitenant G. J. A. A. baron van Heemstra, van het korps bjj het 2de regiment huzaren tot ritmeester de eerste-luit. A. W. J. Snouck Hurgronje, van het 3de reg. huzaren is de generaal-majoor der infanterie van het ger in N.-I. J. A. Vetter op zjjn verzoek, eervol uit den militairen dienst ontslagen, met behoud van aanspraak op pensioen, onder toekenning van den titulairen rang van lui tenant-generaal en onder dankbetuiging voor de langdurige en gewichtige diensten, door hem aan den lande bewezen. Dit laatste bericht is nog in een deel der oplaag van ons vorig nommer opgenomen. De Vrpdag uit O o s t -1 n d i ontvangen mail is gedateerd 25 Januari. Het verslag omtrent de voornaamste ge beurtenissen in het gouvernement Atjeh en onderhoorigheden loopt van 1 tot en met 14 Januari en bevat weder niet veel belangrjjks. Op Groot-Atjeh werd op onze posten Kroeng-Cloempang, Senelop, Anagaloeng, Biloel en Lamkoenjit, het blokhuis Blang-Tjoet en het door Atjehers bezette wachthuis Toewi-Selim- bing eenige malen geschoten zonder dat daar van nadeel werd ondervonden. Daarentegen kregen wjj één gewonde (Am- boineesch fuselier) bjj de aflossing van Biloel op 2 dezer, en werd bjj de aflossing van Se nelop op den 5en d. a. v. een dwangarbeider doodeljjk getroffen, terwjjl bjj het vivrestrans- port op Senelop op 11 dezer nog een Inland- eche fuselier licht gewond raakte. Overigens hadden het door Atjeh bediend vivrestranpport naar Anagaloeng, zoomede de aflossingen van Anagaloeng en Blang Tjoet en de dekking der terreinopname bij Lam koenjit nog eenigen overlast van het vuur van enkele kwaadwilligen, doch dit bleef zonder uitwerking. De in den nacht van 4 op 5 October a°.p°. gevluchte Imam van Panggo keerde den 13den dezer met zjjn volk en de destjjds medegeno men geweren téhig in zjjne kampong binnen de linie. Op het eiland Weh viel niets bjjzonders voor. De civiel en militair gouverneur maakte van 8 tot 14 dezer eene reis naar Simaloer. In den vroegen morgen van 2 dezer drong een 2 of 3-tal kwaadwilligen binnen het civiel etablissement te Edi„ OoBtkuBt, een mata- mata van den vorst werd vermoord, een ander zwaar gewond, terwjjl een Inlandsch fuselier van de aldaar geposteerde controle-wacht licht gewond werd; het geweer van den vermoor-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 1