liËtargsete Corat
BIJVOEGSEL
Maandag 18 Februari 1895, no. 41.
Middelburg 16 Februari.
Mogeent: de reorganisatie van Het
lager onderwijs te Middelburg.
Wy ontvingen een bundeltje stukken, be-
hoorende tot de Handelingen van onzei
gemeenteraad, met betrekking tot het voorstel
van burgemeester en wethouders tot reorga
nisatie van het onderwys op de scholen D,
E en G.
Wy kunnen al die vellen niet in de courant
overdrukken en moeten ons alleen tot datgene
bepalen, wat in het bjjzonder de aandacht
verdient.
Wg laten daarom buiten bespreking de
adressen van ouders van leerlingen van school
D om behoud van die school, gelijkluidende
adressen van ingezetenen, houdende verzoek
om weder controleerende hoofden voor de
scholen A, B, C, H en J in te voeren en niet
aan te nemen het voorstel van burgemeestei
en wethouders tot reorganisatie van het onder
was op de scholen D, E en G.
Ook belet gebrek aan plaatsruimte ons over te
nemen de geheele correspondentie, die gevoerd
is tusschen burgemeester en wethouders en den
districts-schoolopziener, ten aanzien van eene
combinatie der scholen D, E en G.
De voornaamste inhoud daarvan is trouwens
onzen lezers bekend.
Alleen willen wy enkele brieven overdruk
ken van den heer districts-schoolopziener
daaromtrent.
In de eerste, gedateerd 3 September, zegt
de heer W. Middelveld Vierssen aan burge
meester en wethouders dank voor de mede-
deeling der voorsteller, die dat college aan
den gemeenteraad wenscht te doen omtrent
a. de combinatie der scholen D, E en G;
b. de verhooging van het maximum aantal
leerlingen, dat tegeljjk van éen onderwyzer
on der wye kan ontvangen;
c. de opdracht eener klasse aan de hoofden
der scholen A, B en C.
Verder schryft hy
»Deze voorstellen zyn van zeer ingrypenden
aard en, naar het my voorkomt, hier en daar
voor ernstige bedenking vatbaar. De financi-
eele redenen, die u daartoe geleid hebben,
kan ik niet genoeg beoordeelen; daarvoor is
meer kennis van de gemeente-huishouding
noodig dan waarover ik beschikken kan.
Trouwens, door financieele motieven (al wensch
ik in het onderwys Bteeds eene verstandige
spaarzaamheid betracht te zien) kan ik mij
slechts ten deele laten leiden; voor my gel
den allereerst de voorwaarden, dat het onder
wys goed zy en de belangen van het onder
wijzend personeel naar verdienste worden be
hartigd. Deelde ik dus ten opzichte van het
combinatie-plan uwe meening, dat de belan
gen der schoolgaande jeugd daaronder ljjden,
dan zou ik tot de uitvoering niet kunnen,
noch mogen medewerken. Ik deel die ziens
wijze eehter niet. Uw plan als zoodanig staat
eene uitmuntende regeling van het onderwys
niet in den weg alles hangt van de uitvoe
ring afgeschiedt deze onbekrompen, naar
den eisch des tjjds, en overeenkomstig de be
hoefte der gemeente Middelburg, dan zou de
nieuwe school iets uitstekends kunnen wor
den. Van de 54 -j- 72 leerlingen (getalsterkte
Januari 1894) der scholen D en E is eene goed
geclassificeerde school van 6 leerjaren te ma
ken, waaraan 4 vervolgklassen van 57 vrou
welijke leerlingen zeer goed te verbinden zyn.
ïk herhaal echter nadrukkelijk: van de uit
voering hangt alles af; anders is het beter
den bestaanden toestand te handhaven.
Behoeft er dus geen vrees te bestaa
de schooljeugd eenig nadeel ondervindt door
de uitvoering van uw combinatie-plan, voor
een groot deel van het onderwijzend personeel
kan die uitvoering zeer noodlottig worden.
Ware uw plan langer voorbereid, behoefde
het niet zoo spoedig te worden uitgevoerd,
kon de door u gewenschte bezuiniging gelei
delijk worden verkregen, dan had het
onderwyzend personeel zjjne maatregelen
kunnen nemennu is de vrees voor treurige
gevolgen te hunnen opzichte zeer
vaardigd. Het geldt hier geen stryd tusschen
een persoonlijk en een zakelyk belang, waarbjj
het belang der personen, niet zelden ten on
rechte, voor dat der zaak moet wykenveeleer
is er stryd tusschen de belangen van bezol
digde ambtenaren eenerzyds en die van be
lastingplichtigen anderzyds, waarin de ambte
naren als de zwakkeren het onderspit moeten
delven. Dit kan, dit mag naar myne meening
niet. Immers, de verhouding der gemeente
tot hare ambtenaren is niet bloot administra
tief; toen de onderwyzers zich ter beschikking
van de gemeente stelden, gaven ze meestal
eene andere maatschappelyke positie prjjs; in
de nieuwe aangegane verbintenis lag stilzwij
gend de kweBtie van vertrouwen. Nu hebben
ze naar hun vermogen in den dienst der ge
meente gearbeidhun werk gaf alle reden tot
tevredenheid, en nu sehynt het my toe, dat
aan de verplichting tegenover die ambtenaren
niet wordt voldaan door eene koude toepassing
der wet. Te dien einde acht ik eene regeling
onmisbaar, die in den financieelen toestand
der onderwyzers een geleidelijken overgang
maakt; vooral zou ik dit wenschen ten op-
ziehte van hen, voor wie het zoeken en vinden
van «en passenden werkkring door leeftyd en
positie in niet geringe mate wordt bemoeilykt.
Om nu, ook uit dit oogpunt, den gemeente
raad tot een juist oordeel in staat te stellen,
sehynt het my noodig, dat uw college by het
combinatie-plan een volledig uitgewerkt over
zicht voegt van de financieele maatregelen,
die omtrent het overtollig onderwyzend per
soneel zullen worden genomen. Niet sterk
genoeg kan ik op eene humane regeling daar
van aandringen. Mocht zulk eene regeling niet
vinden zyn, dan sehynt het my beter, dat
alle belastingplichtigen naar de mate hunner
krachten iets by dragen, dan dat enkelen voor
allen boeten.
Ofschoon uwe voorstellen rag slechts werden
medegedeeld en mjjn advieB daarover niet werd
gevraagd, kon ik deze toch niet alleen voor
kennisgeving aannemen en meende ik boven
staande opmerkingen over het onderwys en het
onderwyzend personeel niet achterwege te mo
gen laten. Beider belang is van dat der leerlin
gen niet te scheiden en verdient daarom eene
hoogst ernstige overweging.
Wat nu de eigenlyke vraag betreft, die tot
my gericht is over den aard en den omvang
van' het onderwys aan de nieuwe school, deze
beide worden door het doel der school volko
men bepaald. De 6 eerste leerjaren moeten over
eenstemmen met de tegenwoordige school E,
omdat die leerjaren voorbereidingsklassen bljj-
ven voor de rjjks hoogere burgerschool en het
stedelyk gymnasiumde 4 vervolgklassen voor
meisjes zullen, gelyk in uw schryven ook is
opgemerkt, zooveel mogelyk moeten overeen
stemmen met het onderwys aan school G.
Ten opzichte van de onderwijskrachten ben
ik van meening, dat in abatracto de keuze
van een manneljjk hoofd voor de nieuwe
school het meest verkiesljjk zyn zouonder
de gegeven omstandigheden echter zal met
personen rekening gehouden moeten worden;
in elk geval dient onder het personeel eene
onderwijzeres te worden aangewezen, die moe
ders van leerlingen der vervolgklassen kan te
woord staan, indien deze den soms zeer recht-
matigen wensch te kennen geven, niet met
een man, maar met eene vrouw over de be
langen harer dochters te spreken.
Yoor aanwjjzingen omtrent het overige on
derwyzend personeel beveel ik u zeer het ad
vies van den arrondissements-schoolopziener
aan, waarop ik niet gaarne zou vooruit!oopên,
In betrekking tot de onderwjjsregeling meen
ik my nog enkele opmerkingen te mogen
veroorlooven
1°. De verbinding eener voorbereidende
klasse aan de nieuwe school ia zeer aan te
bevelen,
2° de volledige combinatie der jongens en
meisjes gedurende de 6 eerste leerjaren kan
tot moeilijkheden leiden voor de meisjes en
indirect dus ook voor de jongens, tenzij er
eene doelmatige eenheid gebracht worde in
een niet te hoog opgevoerd toelatingspro
gramma voor ryks hooger burgerschool en
Dit toelatingsprogramma moet,
worden opgemaakt door het
hoofd der nieuwe Bchooi en door dezen worden
onderworpen aan ;het oordeel van den direc
teur der ryks hoogere burgerschool en den
rector van het gymnasium;
3® het onderwys, dat in uw plan met den
naam van herhalings-onderwys wordt bestem
peld, komt op de door u aangegeven wjjze
niet tot zyn recht; na een 10-jarigen cursus
acht ik het ook geheel overbodig, daar het in
dien cursus kan worden opgenomen
4° de regeling van het onderwys in
nastiek dient voor eene school van zooveel
klassen door eene andere te worden vervangen.
Aan het slot van uw schryven deelt uw
college my mede, de vryheid te zullen nemen
-den Raad voor te stellen, het maximum aan
tal leerlingen, dat tegeljjk van éen onderwyzer
onderwys kan ontvangen, van 50 op 60 te
brengen, voor zoover de ruimte der lokalen
zulks gedoogt, en om aan de hoofden der
scholen A, B en C ook eene klasse voor hunne
rekening te geven.'
Gelyk uw college bekend is, bedraagt het
minimum aantal onderwyzers, dat men inge
volge art. 24 der wet moet hebben, voor eene
school van hoogstens:
40 1. 1 ond., dus voor 1 ond. h. 40 1.
Bestrijding daarvan mag overbodig heeten.
Maar zeker is de vraag gerechtvaardigd, komt
er zoo van het onderwijs voor on- en minver
mogenden wel iets terecht? Yoor die on-en
minvermogenden is de gewone lagere school
de eenige inrichting, waar ze kunnen leeren,
wat niemand in het leven missen kanvóór
hunne komst op school kan aan hunne ont
wikkeling niet zooveel zorg besteed worden
als aan kinderen van meer gegoeden gedu
rende hunne sohooljaren ondervinden ze be
lemmering door velerlei huiseljjke en maat
schappelyke toestanden; moet nu de school
zelve ook nog slecht zyn? Ik betreur het
zeer, dat de wet het middel daartoe in de
hand geeft, de maatschappij zal er later wrange
vruchten van plukken.
Het opdragen eener klasse aan de hoofden
der scholen A, B en C acht ik zeer nood
lottig. In myn brief van 21 April jl. gaf
ik niet onduidelijk te kennen dat ik, geplaatst
voor de keuze tusschen twee 6-klassige scholen,
wier hoofden tevens klasse-onderwyzers zyn,
éene 12-klassige school met zoogenaamd
controleerend hoofd, aan laatstgenoemde in
richting de voorkeur gaf, wel een bewjjs, wat
ik noodig acht om de verantwoordelijkheid en
den invloed van het hoofd eener talryke school
tot hun recht te doen komen. De hiervoor
aangevoerde argumenten meen ik nog steeds
te moeten doen gelden.
Zou dit alleen voor my reden genoeg zyn
a u het doen van uw voorstel te ontraden
niet minder word ik daartoe geleid door de
omstandigheid, dat de hoofden der scholen A,
en C jaren lang tot algemeene tevredenheid,
volgens een ander stelsel dan nu door u wordt
voorgestaan, werkzaam waren. Had het ver
leden dier hoofden tot ernstige grieven aan
leiding gegeven, dan zou verandering te recht
vaardigen zyn; nu meen ik, dat ze met het oog
op de onderwjjsbelangen allen grond mist.
De jjver der betrokken hoofden is onverdacht,
hun streven om in hunne sterk bevolkte scholen
door woord en daad de onmisbare eenheid te
brengen, en in onderwys en opvoeding een
goed resultaat te helpen waarborgen, werd
steeds in hooge mate gewaardeerd zou het
verstandig zyn, hen nagenoeg vleugellam
te maken door hen aan eene klasse te binden
Zal hunne ambitie niet geknakt worden, wan
neer ze niet meer kunnen doen, wat ze ten
bate van het geheel tot nogtoe deden en meenen
te moeten doen Is het niet te duchten, dat
ook hierdoor weer een gevoelige slag zal wor
den toegebracht aan het onderwys en de
opvoeding der on- en minvermogenden
sehynt dit niet twijfelachtig.
41 -90
2
1
21-45
91—144
3
1
31-48
145-199
4
1
36-49
200-254
5
1
40- 50
255-309
6
1
43-51
Wanneer het minimum aantal onderwyzers,
waartoe de wet verplicht, voor Middelburg
voldoende wordt geacht, moet men,
wettelijk standpunt oordeelend, zich by een
daartoe strekkend voorstel neerleggen. Ik
betreur dit echter ten zeerste, omdat van een
onderwijskundig standpunt beschouwd, zulk
in voorstel zeer verwerpelijk is.
De wet bevat ook een artikel (art. 33), waar
van de le alinea zegt: Het schoolonderwijs
wordt onder het aanleeren van gepaste en
nuttige kundigheden dienstbaar gemaakt aan
de ontwikkeling van de verstandelijke ver
mogens der kinderen en aan hunne opleiding
tot alle christelijke en maatschappelyke deug
den. Dit wetsartikel moet even goed worden
nageleefd als de overige, en zal dit kunnen,
als één onderwyzer voor zooveel leerlinge:
staat Naar myne meening niet. De indivi
dualiteit van den leerling gaat verloren, de
kracht van den onderwyzer wordt uitgeput.
Het voorstel gaat echter nog een stap verder.
Niet meer dan 60 kinderen zullen van eenen
onderwyzer tegeljjk onderwys kunnen ont
vangen. Ofschoon deze bepaling geheel denk
beeldig is en veilig achterwege ban big ven,
omdat er in de scholen A, B, C, H en Igeen
enkel lokaal is aan te wjjzen, dat met inacht
neming van het koninklyk besluit van 4
1883 Staatsblad no 41) meer dan 60 leerlin
gen kan bevatten, toch is het geval gedacht,
dat éen onderwyzer geplaatst wordt voor een
niet onbelangrjjk hooger aantal leerlingen,
dan het reeds te hooge wettelijke maximum,
Derhalve heb ik de eer u hierby te doen
toekomen
1°. een concept-programma voor een toela-
tings-examen voor de le klasse van gymnasium
en ryks hoogere burgerschool
eene verdeeling van het onderwys voor
eene öklassige gemengde school;
3°. eene verdeeling van het onderwys voor
vervolgklassen van voortgezet onderwys voor
Aangaande het my overgelaten initiatief om
in dezen het gevoelen van den arrondissements-
schoolopziener en de plaatselijke commissie van
toezicht in te winnen, heb ik de eer op te
merken, dat de plaatseljjke commissie van toe
zicht door den gemeenteraad gekozen is voor
zich zeiven en voor burg. en weth. Hare wet
telijke positie zou stellig anders zjjn geregeld,
indien ze in de wet was opgenomen ter wille
van het rjjkstoezicht. De wet kent wel
het rjjkstoezicht het prerogatief toe om voor
elke gemeente in inspectie, district of arron
dissement overleg te plegen met de plaatse-
ljjke commissiën en met de gemeentebesturen
maar laat het aan het rjjkstoezicht zelf over,
het initiatief daartoe te nemen.
Ik neem de vryheid my deze opmerking
veroorloven ter voorkoming van misverstand.
Uw college zou op grond van het aan
overgelaten initiatief kunnen meenen, dat er
van uwe zyde over deze zeer gewichtige
plaatseljjke aangelegenheid geen advies aan
de plaatseljjke commissie van toezicht behoefde
gevraagd te worden deze gevolgtrekking zou
geheel onjuist zyn."
Ter beantwoording van eon hierop ontvan
gen schryven, waarin het gevoelen van den
districtsschoolopziener gevraagd wordt over
doelmatige verdeeling van het onderwjji
aan een nieuwe tienklassige school, bericht
onder dagteekening van 2 Ootober, het
volgende
-ij myn schryven van 3 September meende
ik reeds te moeten opmerken, dat het zeer
noodzakelijk is, eene doelmatige eenheid te
brengen in een niet te hoog opgevoerd toela
tingsprogramma voor het gymnasium en de
ryks hoogere burgerschool, dat dit programma
moest worden opgemaakt door het hoofd der
nieuwe school, en dat het door dezen moet
worden onderworpen aan de goedkeuring van
den rector van het gymnasium en van den
directeur der ryks hoogere burgerschool. De
reden hiervan ia duidelyk.
De lagere school heeft niet te voldoen aan
eiken eisch, dien eene school van voortgezet
onderwys haar steltzy leeft haar eigen leven
en richt dit zoo goed mogelyk naar de
stemming van hare leerlingenals zy bereikt
heeft, wat voor de gemiddelde leerlingen be
reikbaar is, kan zy geacht worden geheel aan
hare verplichtingen te hebben voldaan. De
scholen van voortgezet onderwys hebben zich
op de hoogte daarvan te stellen en haar
onderwys daarnaar te regelen.
Aangezien een toelatingsprogramma uit den
aard der zaak ontbreekt (althans voor zoover
my bekend ie) en toch onmisbaar is voor de
door u gewenschte verdeeling van het onder
wys, heb ik gemeend eerst een concept-pro
gramma te moeten samenstellen, om naar dit
programma te bepalen, hoeveel uren wekeljjks
in elke klasse der gemengde school aan
vak moet worden gewyd ter voldoening aan
de gestelde eischen.
Dit programma voldoet aan de bovenge
noemde voorwaarde der bereikbaarheid;
tuurlyk is het niet bindend en kan het in de
onderdeelen min of meer gewyzigd worden,
maar in hoofdzaak meen ik het juist te mogen
achten, daar ik het verscheidene jaren aan
I- practjjk heb kunnen toetsen.-
Wat ik boven aangaande het programma
opmerkte, geldt eveneens van de verdeeling
van het onderwys in de onderdeelen zyn
allerlei wijzigingen mogelyk, daar de verdee
ling van het onderwys door allerlei factoren
wordt bepaald; de door my aangegeven ver
deeling geeft dus niet den weg by uitnemend
heid aan, maar slechts éen der wjjzen, waarop
het door u gewenschte doel zeer goed kan
worden bereikt".
Hierna volgen deze concept-programma's.
Eindeljjk dienen wy nog op te nemen
achrjjven van dezelfde schoolautoriteit, van 15
December, waarin hy zyn gevoelen kenbaar
maakt over:
lo. de by burg. en weth. ingekomen brie
ven van den directeur der ryks hoogere bur
gerschool en de curatoren van het stededelyk
gymnasium naar aanleiding van een door hem
ingediend ontwerp-toelatingsprogram
eene ontwerp-verordening regelende
het lager onderwys
3o. de voor school J te bestemmen localiteit
4o. de voorziening in het voor school J
vereischte personeel.
Daarin schryft de heer Middelveld Yierssen:
I. Het programma voor de toelating tot
hoogere burgerschool en gymnasium behoort
te zyn een eindexamen-programma der voor
bereidende lagere school. Eene andere op
vatting desorganiseert de lagere school, tenzjj
het hoofd daarvan verstandig genoeg is om
zich bjj de uitvoering van zyn leerplan niet
bekommeren om eenig volgend examen.
Aangezien nu het hoofd der voorbereidende
school alleen kan beoordeelen, aan welke
eischen de leerlingen zjjner school gemiddeld
kunnen voldoen, is hy ook de aangewezen
man voor de samenstelling van dit toelatings-
of eindprogramma. Dit programma kan niet
te uitvoerig worden omschreven of toegelicht:
10. omdat het allen, die met het toelatings
examen belast zyn, volkomen op de hoogte
houdt van den ontwikkelingsgang van een
leerling der lagere school
2o. omdat hoogere burgerschool en gym
nasium hunne leerlingen niet uitsluitend ont
vangen van de voorbereidende school te Mid
delburg hoofden van Bcholen in andere
iten hebben by de opleiding van
leerling behoefte aan zoo'n uitgewerkt pro
gramma; en iB elders de klacht niet ongewoon,
dat het programma zeer onbepaald is
weinig beteekent, er is geen grond om aan
te nemen dat het hier anders wezen zou.
Een der middelen om nauwkeurig in te
lichten is het noemen van een boek, dat ge
acht mag worden algemeen bekend te zyn, of
waarmede ieder gemakkeljjk kennis kan maken.
Wat is bv. (zoo luidt vaak de term in het
toelatingsprogramma) een beknopt overzicht
van de vaderlandsche geschiedenis Er zyn
beknopte overzichten van niet geringen om
vang. Doet men nu niet het verstandigst een
boek te noemen, waaruit blijkt, hoe de vage
uitdrukking moet worden opgevat? Hiermede
is niet bedoeld, dat juist het genoemde hoekje
als leiddraad of richtsnoer moet genomen wor
den tot zulk eene opvatting geeft het ont.
werp ook geen grond. Aan hef hoofd der
school blyft de keuze uit de oneindige v
scheidenheid der boekjes volkomen vry't
er maar om te doen dat zoowel hy als de
examinator eenstemmig denken over den aard
en den omvang der vereischte kennis. Dat
die boekjes verouderen, kan geen ernstig be
zwaar zyn de jaarlyksche herziening van het
programma geeft immers telkens gelegenheid,
zoo noodig, een ander te noemen.
Aangaande de moeilykheid van het door
my ingediende ontwerp-programma kan ik al-
zeggen, dat het indertyd is opgemaakt
in overleg met het hoofd eener voorbereidende
school voor jongens en meisjes, en vele jaren
met goed gevolg is toegepast. Veiliger kon ik
mjjns inziens niet gaan. Vereenvoudigingeon
echter in my een onvoorwaardelijk voorstander
vinden. Mocht het hoofd der voorbereidende
school daaromtrent myn raad vragen, dan zou
ik hem ernstig waarschuwen voor hoog opge
voerde eischen. Bjj dit bezwaar behoef ik dus
niet langer stil te staan.
Het ontwerp-programma heeft een weg door-
loopen, dien ik niet gewenscht haddaardoor
kreeg het een ander karakter en stond het
bloot aan critiek. Deze critiek doet echter
even weinig ter zake als het ontwerp-pro
gramma zelf, omdat het te benoemen hoofd
in verband met zyn leerplan een geheel ander
programma kan opmaken, waaraan ik myne
volle goedkeuring zon kunnen hechten.
11. In het ontwerp der verordening trokken
enkele punten myne aandacht, die ik ter ver-
mjjding van te groote uitvoerigheid slechts
even aanstip.
VERORDENING I.
Art. 1 alinea b. De scholen zyn bestemd
voor jongens en meisjes, met uitzondering
de vervolgklassen aan school J, die uitsluitend
voor meisjes toegaokelyk zyn.
Vier vervolgklassen schynen my boven vyf
de voorkeur te verdienen. Een 5e klasse zal
op weinig bezoek kunnen rekeneneene af
sluiting met de 4e vervolgklasse voorkomt
wellicht het verlaten der school op het einde
van het 3e; bet overzicht der school wordt
vereenvoudigdhet aantal lessen voor som
migen onder het onderwyzend personeel min,
der bezwarend.
Art. 2 alinea 1 en 2. Waarom niet gere
digeerd als volgt:
- Op alle scholen omvat het onderwys de
vakken, genoemd in art. 2 d#r wet onder de
letter» a—k en
Bovendien wordt in de 6 eerste klassen van
school J onderwys gegeven in de vakken 1 en
en in de vervolgklassen voor meiBjes in alle
vakken 1—t, behalve r.
Art. 2, laatste alinea. Behoort deze niet in
verordening 111 tehuis, en kan ze dus niet
vervallen
Art. 3. De opneming van het Fransch onder
de leervakken der herhalingsschool zou eene
groote verbetering zyn; de bezwaren, gelegen
in verordening III art. 4, werden^daardoor
opgeheven.
VERORDENING II.
Art. 1. Kan de volgende kortere redactie
ook de voorkeur genieten? De getalsterkte
van het onderwyzend personeel wordt voor elk
der scholen A, B, C, H en I bepaald overeen
komstig art. 24 der wet.
Art. 1, alinea 2: 60 te vervangen door 50.
Art. 2 a. 1®: Volgens art. 25 der wet wordt
het onderwys in de laagste klassen bjj voor
keur aan onderwijzeressen opgedragen. Kan
het, in verband hiermede, ook overweging
verdienen, eene goede onderwijzeres aan school
te handhaven in plaats van een minder
geschikten onderwyzer aan Bchooi E?
Art. 2 b. 1° hoofdzakelijk, desnoods uitslui
tend, te vervangen dooruitsluitend of hoofd
zakelijk.
Art. 2, b. 3° te lezenéen ot twee onder
wyzers of onderwijzeressen voor het onderwys
in de wiskunde en de kennis der natuur (wordt
wiskunde genoemd, dan behoeft rekenkunde
als onderdeel daarvan niet vermeld te worden.)
Art. 2 b. 4° alinea 3. Vervallen. - In
plaats daarvanBurgemeester en wethouders
kunnen op voorstel van het hoofd der school
aan de onderwyzers en onderwijzeressen het
onderwys opdragen in de vakken, waarover
hunne bevoegdheid zich uitstrekt.
Art. 5 alinea 2. Verdient het ook overwe
ging hieraan toe te voegenop voordracht
van burgemeester en wethouders, den arron
dissements-schoolopziener gehoord
Art. 5 alinea 3. De strekking dezer alinea
is my niet volkomen duidelyk; oppervlakkig
beschouwd werkt ze zeer repressief op de
immigratie der onderwyzers van eldeis en de
emigratie der Middelburgsche. Dit zou ik
niet gelukkig achten.
Art. 5 alinea 6. Weglaten buiten de gewone
schooluren. Het streven moet zjjn, die vakken
binnen de grenzen der gewone schooluren te
door de voorgestelde regeling worden
de belangen der leerlingen opgeofferd aan de
financieele belangen der .onderwyzers. Deze
financieele belangen mogen echter evenmin
geschaad worden en daarom meen ik eene
voor hen, die onderwys geven in de
vakken i en j, zeer bij u te mogen aanbevelen.
Art. 5 alinea 7Vervallen.
Art. 7, laatste alinea Vervallen.
Art. 9: Bjj voegen een onderwyzer in het
Fransch en toelage voor dat onderwys.
Aangaande de door u voorgestelde jaarwed
den heb ik de eer op te merken, dat ze my
het algemeen voldoende schynen. Zeer
wenschelyk ware het echter, dat de 5e alinea
van art. 5 uit dit artikel gelicht en als nieuw
artikel achter art. 7 ingelascht werd, waardoor
de tegenwoordige onderwijzeressen aan school
G voor financieelen achteruitgang werden ge
vrijwaard.
III. Ten opzichte van de localiteit moet
ik mjj het oordeel voorbehouden, totdat de
teekening, bedoeld bjj art. 1 van het konink
lyk besluit van 4 Mei 1833 (/Staatsblad n° 41),
overgelegd en de doelmatigheid van het ter
rein beoordeeld is. In het algemeen schjjnt
my de verdeeling van het te stichten school
gebouw in een benedengedeelte voor de leer
lingen der 6 eerste klassen en een bovengedeelte
voor de vervolgklassen voor meisjes, met af
zonderlijken toegang, zeer goed.
Voor de bepaling van de grootte der school
lokalen zou ik, in plaats van minstens 30,
liever ongeveer 30 leerlingen lezen deze klas
sen moeten om aan het doel te beantwoorden
niet meer dan 30 leerlingen tellen.
Een lokaal van 5x7 voor school J is veel
te klein.
Maar hoe goed overigens de door u aange
geven hoofdljjnen my toeschijnen, het eind
oordeel moet, gelyk ik reeds opmerkte, worden
verschoven.
Evenwel meen ik eene gevolgtrekking te
moeten voorkomen, die omtrent het schoolge
bouw gemaakt zou kunnen worden, indien aan
4 vervolgklassen boven 5 de voorkeur werd
gegeven. Deze gevolgtrekking zou kunnen
zyn, dat de 2e verdieping van het schoolgebouw
in dat geval te veel lokalen bevatten zou.
Dit sehynt my niet het geval te zyn. Voor
eerst is het zeer aan te bevelen by eene 10-klas-
aige school een lokaal in reserve te hebben,
maar bovendien zyn er onderwysvakken, die
bjj voldoende hulpmiddelen minder goed in
de gewone schoollokalen gegeten worden. Dit
is (behalve voor teekenen en gymnastiek, die
altyd over afzonderlijke lokalen beschikken)
bv. bet geval by het onderwys in aardrijks
kunde en natuurkennisdaarvoor zouden de
vrij vallende lokalen tjjdeljjk of voortdurend
uitmuntende diensten kunnen be wjjzen, waar
door tevens het voordeel wordt verkregen van
meer verwisseling en beter luchtverversching.
IV. De plaatsing van den heer M. M.
Blankert aan het hoofd van school J komt
my voor, alle aanbeveling te verdienen. Ten
opzichte van het door hem te geven onderwijs
meen ik, dat hem de keus moet gelaten wor
den tusschen Nederlandsche taal en geschie
denis; in myn oog zou, indien de heer Blan
kert geen bepaalde voorkeur heeft, het eerst
genoemde vak voor het hoofd der school te
verkiezen zyn.
Aangaande het overige onderwyzend pe: o-
neel meen ik het vroeger i»genomen stand
punt te moeten handhaven, daar art. 28 alinea
8 der wet, na ingewonnen bericht van het
hoofd der school, overleg met den arrondisse
ments-schoolopziener voorschrijft en beider
advies aan den gemeenteraad moet worden
overgelegd.