N°. 35.
138® Jaargang.
1895.
Maandag
11 Februari.
Een tendenz-stuk.
Middelburg 9 Februari.
UIT STAD EN PROVINCIE.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco f 2.-
Afzonderlijke nummers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel: Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen, van 17 regels 1.50
iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Reclames 40 cent per regel.
Vheraometev.
Middelburg 9 Febr. 8 u. vm. 24 g
m. 12 u. 31 gr av. 4 u. 29 gr. J
Verwacht verand. wind.
i Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te GoesA. C. Bolüxt, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenF. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Moou,
i te ThelenW. A. van Nieüwenhuuzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiSa
I aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditiiab, te Rotterdam, de Gesb. Bexihtante, te 's Gravenhage, en A. de La Maj& Azb., te Amsf
i Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parys en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube <fe Crs., John F. Jones, opvolger.
Adverteaflëa
moeten des namiddags te één ,uar
aan het bureau bezorgd zpn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen
Bü deze courant behoort een Bijvoegsel-
Het drama speelt in een fabrieksplaats.
Van een fabriek zelve zien wij nietsde
handeling valt voor gedurende vier bedrijven
in eeu tuinkamer en, wat de derde akte
betreft, in een kamer van een koffiehuis.
Het eerste tooneel brengt ons in kennis
met mevrouw Bink, die voor de tweede maal
gehuwd ia en wel met den broer van haar
eersten man. Zij is in gesprek met haar
nicht Emma, waaruit dadelijk reeds blijkt
dat zij het niet bijzonder getroffen heeft
met haar tweeden gemaal, die het niet kaD
vinden met zijn stiefzoon Edgar. Deze toch
staat lijnrecht in ideeën tegenover zijn twee
den vader en zijn stiefbroer Willem.
Mevrouw Bink zegt dit zelf, nadat zij eerst
heeft opgemerkt dat
De feiten van 't verleden
Zjjn als scorpioenen, die meedogenloos
Hun scherpe, giftige angels rustloos boren
In de uitgeziekte longen mijner vreugd.
Die „longen" der „vreugd" zijn zeker als
beeldspraak meer eigenaardig dan mooi
maar dit daargelaten, mevrouw teekent den
toestand in haar gezin verder als volgt:
Mijn tweede huw'ljjk was een dwaze stap.
In denken, willen, handelen, is oom
Geheel de tegenstander van zjjn stiefzoon.
Je weet, dat hjj en Willem 't arme volk
Als honden soms behandelen, niet als menschen.
Met teugeloozen haat verachten ze allen
Die 't prediken in woord en in geschrift,
Dat de arbeid wordt door 't kapitaal vernederd,
Die in hun waan verbroedriDg eischen tusschen
Den werkman en den fabrikanten aan
De spits van al die sociale dwepers,
Die willen dat de werkman wordt onttrokken
Aan 'tdespotiek gezag van slechte meesters,
Staat Edgar, staat mijn jongen, dat getuigt,
't Artikel in dit blad, door hem geschreven,
Dat tuigt zjjn laatBte brief uit Liverpool.
Neen, Emma, 'tis geen opgezweepte vrees,
Wanneer ik sidder voor den dag van morgen.
Op dien dag van morgen wordt Edgar
verwacht; en men kan zich begrijpen dat
de moeder tegen zijn komst in het gezin
opziet, want deze moet het sein geven voor
allerlei gekibbel en moeilijkhedente meer
daar, volgens verklaring van een dokter,
van Edgar
door zjjn studie
Op sociaal gebied, zjjn vreemde ideeën,
Zjjn zenuwen geschokt zjjn en zjjn denkkracht
Soms aan het abnormale grenst. Helaas
Zjjn vader had ook van die oogenblikken.
Zoodra dan de held van 't stuk verschijnt
begint bij te philosopheeren en te redeneeren
honderd uit, op de wijze van Hamlet.
Als zijn moeder hem verwelkomt, ver
schrikt zij van zijn uiterlijk, zoo ernstig en
vervallen als dit is. Edgar geeft haar
daarvan de verklaring in deze woorden
Toen 'k wegging moeder, was ik nog een jongen;
Nu ben 'k een manik heb de menschenwereld
Aanschouwd met al haar woelen, worst'len,
De geeBeling van armoede en ellende;
En als men dan de menachheid lief heeft, moeder.
Dan kwjjnt de zorgelooze glimlach weg
Geljjk de vroege bloesem, die in Maart
Door noordenwind en sneeuwvlaag wordt ge
teisterd.
Die woorden klinken natuurlijk. Een
fijngevoelig hart voelt zich vaak bang en
droef bij 's werelds leedmaar met zuchten
en klagen lost men geen maatschappelijke
vraagstukken op. Men dient flink, practisch
in woord maar vooral in daden te zijn.
En als Edgar verzekert dat zijn „levens
lust toch niet geknakt is" maar „geadeld
door den ernst van 'tleven;" dat hij
staald, met frisschen levensmoed bezield,
„nog juublen, springen kan, zooals vroeger,"
dan zou men denken van hem iets goeds
nog te kunnen verwachten.
Dit blijkt echter spoedig niet het gevai
te zijn.
Nauwelijks vraagt zijne moeder hem toe-
te zijn tegenover zijn vader en zijn
Een socialist van edel bloed. (Didactisch
drama in vjjf bedrjjven) door Tubalkaïn. J. F.
Bikken Amsterdam.
broeder, die andere iedeeën hebben, of
Edgard vliegt op, verklaart geen „stroopop"
te zullen zijn. En zijne opgewondenheid
wordt niet minder, wanneer zijne moeder hem
even opmerkt:
De ideeën, die rondwar'len in je brein,
Zjjn toch, hoe goed door je bedoeld, gevaarljjk.
Na aldus direct zijn eigen moeder, reeds
by het eerste wederzien, hard bejegend te
hebben, ontstaat er eene scherpe woorden
wisseling tusschen hem en zijne aanstaande
schoonmoeder, die hem ook even kwam ver
welkomen.
Prettiger wordt de conversatie er niet op.
En dat ligt voor de hand als men bij een
dergelijke welkomstvisite zulke teedere on
derwerpen bespreekt als de verhouding tus
schen patroon en werkman.
De aanstaande schoonmama is van adel
en kan zich natuurlijk niet vereenigen met
de ideeën van Edgar. Zij merkt hem op:
Zoudt gy dan meenen, dat ik en mjjn dochter
Wjj die behooren tot den adel, ons
Encanailleeren willen met het volk,
Dat aan den drank verslaafd is, in den poel
Van zedeloosheid en gemeenheid rendwaadt.
Zulk een krasse beschuldiging kan de held
van het drama natuurlijk niet zonder protest
laten. Hij is dan ook zoo vrij schamper op
te merken
En de adel en de rjjfeen, 't zjjn toonbeelden
Van de allerstrengste matigheidzjj walgen
Van slemppartijen en van bacchanalen
Modellen zjjn 't van deugd en zeed'ljjkheid
Zjj koopen met hun goud geen vrouweneer,
't Gemeene duit men in hun kringen niet!
Aan dit gesprek zou men niet zeggen dal
twee beschaafde personen, die na eene af
wezigheid elkaar voor 't eerst weer ontmoe
ten, aan het woord zijn. Men zou eerder
meenen eene volksvergadering bij te wonen,
zooals er in Amsterdam gehouden zijn.
Het gesprek, waaraan ten slotte ook de
aanstaande zelve deelneemt, eindigt met een
volslagen breuk tusscheu haar en Edgar,
nadat deze nog eenige oogenblikken zijn
cursus over sociale toestanden heeft voort
gezet en mama haar ergernis over „dat
haat'lijk socialisme" heeft uitgesproken.
Tot slot van het eerste bedrijf houdt Edgar
nog een alleenspraak om zijn meelij met het
meisje, dat vau hem ging, en zijne gevoelens
omtrent hetgene hij van zijn eventueele vrouw
verlangt, te openbaren. Van 't kostschool
meisje, waarmee hij dweepte in zijn jongens
jaren, wil hij niets meer weten„aan eene
vrouw" zoo zegt hij
aan eene vrouw heb ik behoefte,
Wier liefde is met mjjn streven saamgesnoerd;
Een vrouw, die moedig aan mjjne zjjde stand
houdt,
Zelfs als de bitterste ondank en verachting
jj met hun Bcherp gewette dolken priemen.
Wij zullen den held van het stuk niet
op den voet volgenwie belang stelt in
alles wat hij zegt leze het drama zelf. Geen
sterveling komt met hem in aanraking of
hij redeneert er op los en poseert als wereld
hervormer, om langs dien gemakkelijken weg
gepromoveerd te worden tot „Een socialist
van edel bloed".
Nu treft hij het bijzonder dat hij geraakt is
in gezelschap van een paar schurkenzijn
stiefvader is iemand, die, onder het masker
van vroomheid, allerlei ongerechtigheden doet;
en tegenover zijn liefsten zoon Willem, die
de boeken vervalscht, wat zijn vader niet
weet, en een ongeregeld leven leidt, liaisons
heeft, wat dezen wel bekendis zich aldus
uitlaat
Ik handelde niet anders in myn jeugd,
En deed in later jaren soms nog mee.
Maar zorgde dat zoo'n zaakje bleef verborgen.
Als men den naam draagt van geloovig christen,
Als steunpilaar der kerk geëerbiedigd wordt,
Dan moet men zeer voorzichtig zjjn, myn jongen.
Nu, zoo zijn er genoeg in de werelden
er is dus voldoende reden tot ergernis voor
Edgar, die hoe langer zoo meer zich op
windt. Geen wonder dat een dokter hem
waarschuwt met de woorden
Leef je dan eeuwig in extase voort
Zoo'n opgewondenheid vermoordt de geestkracht.
Het wordt zelfs zoo erg, dat die zelfde
dokier hem heel vriendschappelijk vraagt
Flitst dan des waanzins bliksem in je brein
Maar de meer vriendelijke vermaning:
Ik smeek je, breidel je dolzinnig streven
heeft geen vat op den man, die maar altijd
door tegenover ieder, die hem op zijn weg
tegenkomt, redevoeringen houdt.
Een enkel oogenblik zou men denken dat
hij tot inkeer komt. Eens laat hij het ver
standige woord hooren
Er moet met tact en overleg gehandeld.
En de werklieden, die ernstige reden van
klagen hebben, waarschuwt hij met de woor
den, die hij zich zeiven wel mocht voor
houden
Beheerscht u en weest kalm.
Dienzelfden werklieden heeft hij echter
even te voren beloofd te zullen strijden voor
hun belangen, zoo sterk zelfs dat hij durft
verklaren
voor uwe rechten,
Trotseer ik zelfs de vjj andschap mjjns vaders.
Nog liever zie ik de fabriek in puin
Dan dat ik in den stryd voor uw belangen
Een voetstap wyk.
Die woorden, in beeldspraak gebezigd,
worden zijn ongeluk.
De fabriek vliegt in brandvolgens Ed
gar's verklaring stak zijn broer het vuur aan
om de bewijzen van zijD schuld als verval-
scher der boeken en pleger van diefstallen
uit de kas te vernietigen. Edgar wordt
echter op grond van bovenstaande uiting
beschuldigd die daad üedreven te hebben
in verhoor genomen en daarna, wat niemand
verwonderen zal na al zijn geredeneer, zoo
overspannen dat de dokter gelast hem te
vervoeren. Wij vermoeden naar een krank
zinnigen gestichtwant gezegd wordt het
niet.
Tot slot neemt Emma, het nichtje, het
woord. Hoewel dit altijd door op den ach
tergrond bleef, en alleen in een gesprek met
Edgar, die toevallig een nommer van het
blad, waarin hij zijn ideeën blootlegt, vond
in haar sleutelmandje, hare sympathie voor
zijn gevoelens openbaarde, vindt de schrijver
haar de meest geschikte persoon om een
philippica te houden tegen de vijanden
van Edgar.
Laat ons, ter volmaking van ons overzicht
van het stuk, nog meedeelen dat de groote
kwestie loopt over de vraag of Edgar direc
teur der fabriek zal worden.
De werklieden hadden dit gewenschtde
aandeelhouders kiezen echter zijn broer
Willem.
Ware aan ons de keuze geweest, wij
zouden geen van beiden zulk eene betrekking
hebben opgedragen. Laatstgenoemde is een
schelm Edgar is een ziekelijke dweper, een
held van het woord.
En daaraan schrijven wij het dan ook toe
dat wij aan het einde van het stuk geen
sympathie voor hem kunnen gevoelen.
Wij leven in een tijd van phrasen-makerij
op volksvergaderingen, op openbare meetings
wordt men zeeziek van al de groote woorden,
die zg. volksleiders aan den man breDgen.
Als zoodanig is het stuk een kind van
zijn tijd maar wij vroegen ons zeiven bij
het lezen ervan dikwijls af, of het ernst of
kortswijl was van den schrijver om aldus
den held van zijn drama te teekenen en
hem dan nog te betitelen „Een socialist van
edel bloed".
Tubalkaïn noemt zijn stuk waarvan de
taal en de correctie veel te wenschen over
laten een didactisch drama. Een leerdicht,
een leerend, een onderwijzend drama dus.
Wat heeft hij willen leeren
Dat een strijder voor het volk naast een
warm hart ook een helder hoofd moet be
zitten
Dat hij zich wachten moet voor ziekelijke
overdrijving?
Dan deed hij een goed werk.
Heeft hij echter Edgar ons als een held
willen schilderen, voor wien wij eerbied en
bewondering moeten koesteren?
Wij gelooven dat hij dan zijn doel voorbij
is gestreefd.
Wij zijn volstrekt niet verlangend om zulk
een held op de planken te zien. Het pu
bliek zou hij stellig vervelen en de goede
aak, waarvoor hij strijdt, en waarvoor ook
wij sympathie gevoelen, meer benadeelen dan
haar bevorderen.
Heeft de schrijver in het licht willen stel
len het bekende feit dat een strijder
voor waarheid en recht vaak ten onder gaat,
terwijl de slechtheid triomfeert Dan heeft
hij de figuren niet gelukkig gekozen. Tegen
over den berekenenden, schijnheiligen stief
vader en den niets-ontzienden broer had
hij geen Edgar moeten stellen, die niets doet
dan redeneeren, vreeselijk zwaar op de hand
is en alle menschen van zich afstoot; maar
een man die met bezadigdheid weet te han
delen, niet alleen theorieën verkondigt, te
pas of te onpas, maar spreekt waar het
noodig is, tracht te overreden door den ernst
van zijn woord, en vooral door de kracht
van zijn handelen.
Het arbeiders-vraagstuk wordt door too-
neel-producten als Een socialist van edel bloed
geen stap verder gebracht. Integendeel, stel
dat het stuk een opvoering mocht beleven,
dan houden wij ons overtuigd dat de ern
stige socialisten weinig sympathie zullen ge
voelen voor een man die zoo onbekookt te
werk gaat als Edgar.
Zelfs het licht, dat de schrijver op hem
laat vallen door als zyne tegenstanders te
schetsen twee mannen, wier daden hen ver
achtelijk maken, verhoogt stellig den indruk
van het geheel niet bij allen, die hart hebben
voor het sociale vraagstuk.
Het meerendeel van hen, die niet meegaan
met de beweging onzer dagen op maatschap
pelijk gebied, zijn daarom toch nog niet slecht;
aan hunne opvoeding, hunne levenservaring,
is het te wijten dat zij zoo weinig begrijpen
van de eischen des tijds.
Hen afstooten, zooals Edgar allen doet
die het niet met hem eens zijn, is een
dwaasheid. Wij hebben juist in onze dageD
en het pogen is daarop gericht be
hoefte aan meer onderlinge waardeering,
meer bekendheid met elkaar, meer overleg,
meer toenadering.
Het arbeidersvraagstuk eischt samenwer
king, toewijding, hulpvaardigheid van beide
kanten.
Dan alleen kan met vrucht worden tegen
gegaan het onverantwoordelijk dryven en
ophitsen, dat van zekere zijde ook in ons
land geschiedt en waarbij, evenals de held
van het drama, iedeie gelegenheid wordt
aangegrepen om te poseeren, om de meest
dwaze theorieën aan den man te brengen
zonder kennis van zaken, zonder een enkel
bewijs dat men tot verbeteren in staat is,
louter met het kennelijk doel, niet om de
zaak te helpen bevorderen maar, om zich-
zelven op een voetstuk te plaatsen.
Men jaagt naar volksverbeerlijking, meer
dan een vorstelijk persoon, op wien men steeds
afgeeft, weinig zich er om bekommerend hoe
inconsequent men handelt.
Als een koning laat men zich huldigen,
terwijl men geen woorden genoeg weet te
vinden om het volk toch vooral te waar
schuwen gepaste hulde te bewijzen aan hem
of haar, die krachtens de wet het middel
punt vormt, waarom allen, van welke partij
ook, zich scharen.
In plaats van het volk te zeggen dat het
zich vernedert, wanneer het een persoon ver
heerlijkt, laat men het buigen voor zich
zeiven en gebruikt men het als werktuig
voor eigen verheerlijking.
Als martelaar poseert men, terwijl men een
schandekroon verwierf door het lasteren van
respectabele personen, tegen wie men allerlei
onware beschuldigingen inbrengt, waarover
men ten slotte zich door de onmanlijkste
uitvluchten tracht to verontschuldigen, in
plaats vau rondweg zijne meening te hand
haven of ongelijk te bekennen.
Als volksredder stellen zulke personen
zich op den voorgrond, terwijl nog niet een
enkele daad getuigt van hunne o p o f f e
ring voor de volkszaak.
Eenmaal echter zullen wij zijn daarvan
vast overtuigd het volk de oogen opengaan.
In Amsterdam blijkt dit reeds uit de hou
ding der werkloozen in deze dagen. Het
nuchtere verstand zal bij velen zegevieren
en hen verder afhouden van het verrichten
van knechtsdiensten voor zulke personen.
Dan zal hetzelfde volk, dat nu Hosanna
roept, rekenschap vragen aan hen, die zich
zoogenaamd toelegden op het behartigen van
zijne belangen.
Dan zal het begrijpen dat het schetteren,
het bezoedelen van den eerlijken naam van
anderen met het oplossen der sociale kwes
tie, wat het bevorderen van de volksbelan
gen betreft, niets te maken heeft; dat dit
geen mannen- maar kwajongenswerk is,
waaraan de kinderen des volks ten slotte
zeiven blootstaan, zoodra zij zich durven
verzetten tegen die z. g. leiders.
En dan zal er van al dat drijven geen
spoor overblijven dan haat bij hen, die wer
den gebruikt om dien leiders een bestaan
te verschaffen langs den weg van laster en
agitatie.
Aan dergelijke agitatoren heeft Tubalkaïn
weêr stof geleverd, misschien tegen zijne
bedoeling, door een ziekelijke, zenuwachtige
figuur als Edgar tot een held te verheffen
en de sociale beweging te schetsen op een
hoogst eenzijdige, zeer zonderlinge wijze*
Waarlijk onze tijd heeft meer behoeft
aan degelijke menschen, die, evenzeer als
Edgar, geadeld zijn door den ernst van het
leven maar beter toonen te begrijpen wat
de practyk van ons allen vorderten hoe
men moet handelen om de belangen des
volks in den waarachtingen zin te bevor
deren.
De door den heer C. W. Bauer in Ons Huis
ail hi e r gehouden voordrachten over photogra-
phie wekten by hen, die haar by woonden,
eene welverdiende belangstelling. Vooral
Vrydag avond, toen men verschillende proeven
te aanschouwen kreeg en een overzicht werd
gegeven van de groote vlucht, die de photo
graphic heeft genomen, en va» de veelzijdige
toepassing, die zy vindt op het gebied van
wetenschap en kunst, was men vol aandacht.
Een langdurig applaus beloonde den heer
Bauer voor zyne vele moeite, waarvoor ook de
voorzitter, de heer Herman Snyders, hem har-
teljjk dank zegde.
In eene nadere circulaire omtrent de
hier ter stede te houden tentoonstelling
van poppen wordt medegedeeld dat zy zal
plaats hebben in den loop van de maand
April a. s. en gedurende 5 dagen zal geopend
zjjn.
Zy zal bestaan uit: a. poppen en speel
goed, die ten geschenke worden
gegeven; b. poppen voor den wed-
trjjd, die eveneens ten geschenke
worden gegeven; c. retrospec
tieve v e r z a m e 1 i n g v a n p o p p e n e n
peelgoed; d. poppen ^e n andere
peelgoed-artikelen, die ter op
luistering worden ingezonden;
terwyl aan de tentoonstelling wordt verbon
den eene verloting van al de geschonken
voorwerpen.
Zoo mogelyk zullen de poppen in groepen
worden verbonden, voorstellende: 1°. Natio
nale, 2°. Moderne, 3°. Historische,
4°. Fantasie kleederdrachten.
De inzendingen van de voorwerpen sub A
kan van af heden tot 7 April a. s. plaats
hebben by een der dames-bestuursleden, zynde
de dames E. SchorerPlaat, N. GhysenProos,
H. van Woelderen—Lujjken, A, van Deinse
De Bruyne, M. Bourdrez, te Middelburg, en
M. Twiss, geb. Suermondt, te Utrecht.
De wedstryd zal tweeledig zjjn: a. voor
kinderen van 9 tot 14 jaarb. voor kinderen
van boven 14 jaar.
In iederen wedstryd worden uitgeloofd een
le en 2e prjjs en zoo noodig éen of meer eer
volle vermeldingen. De pry zen zullen bestaan
in voorwerpen van kunst en smaak.
Tot jury van beoordeeling zyn door he
comité benoemd de dames E. SchorerPlaat,
H. de Witt Hamer—Overman, M. Bolle—
Mulock Houwer.