IdlIteÉ Cut Brieven uit de Hofstad. BIJVOEGSEL VAir D» VA* Maandag 28 Januari 1895, no. 23. Middelburg 26 Januari. 25 Januari 1895. Er is in den laatsten tgd wel eena beweerd, dat wjj hier in Nederland langzamerhand Atjeh gaan vergeten en alleen denken om Lombok. Al spoedig zgn eenigen opgestaan of, juister uitgedrukt, gaan zitten om die bewering te logenstraftengisteren werd in de residentie een gemeenschappelijke maaltjjd gehouden van officieren en oud-officieren van het Indische leger en de zeemacht ter herdenking van de inneming van den Kraton op Atjeh, juist 21 jaren geleden. Die samenkomsten worden volstrekt niet jaarlijks gehouden, zelfs verleden jaar, toen men een twintigjarig jubileum had kunnen vieren, had er geen plaats. Bljjkbaar moeter dus een bijzondere reden hebben bestaan om nu juist dat wapenfeit in Atjeh te gedenken Op die gastronomische wjjze. Of zjj nu ge legen was in de wenscheljjkheid om een démenti te geven aan hen, die bjj de vele huldebetuigingen voor onze strijders op Lombok te weinig belangstelling in de zaken van Atjeh verweten, dan wel of het doel van bet geheele plan slechts was een gezellig samenzijn, kan in het midden worden gelaten, daar op het plan zelf nog al wat te zeggen valt. Hetzjj om de gedachte aan Atjeh levendig te houden, hetzjj om een kameraadschappeljjken maaltijd aan te richten, behoeft men toch waarljjk niet een feit te baat te nemen als de inneming van den Atjehschen kraton. Daargelaten of die vermeestering op zich zelve zoo gewichtig was er is in den loop der jaren nog al wat op afgedongen zeker is zjj in hare gevolgen niet van dien aard ge weest, dat daarop een feestviering en een ver heerlijking van dat wapenfeit gegrond kan zjjn. Integendeel zou de omstandigheid, dat reeds een en twintig jaar geleden de vreugdekreet >de kraton is ons" werd vernomen en toch op dit oogenblik nog geenerlei uitzicht bestaat op het spoedig weerklinken van de bigde tjj- ding »Atjeh is ons juist die omstandig heid zou hebben moeten afhouden van dit feest vieren op den herinneringsdag van de inne ming van den Kraton en ter eere daarvan. Wilde men een reden zoeken om onder kame raden eens een gezellig diner te hebben, er waren er wel andere te vinden geweest. Nu maakten de heeren zich zelf ietwat belacheljjk in hun opgewonden toosten en wat erger is ook heel ons land on het Indische leger zelf, dat waarljjk zulks niet verdient, want dat het groote rjjk van Atjeh nog niet aan ons is onderworpen na een nog steeds voort- durenden strijd van een kwart eeuw is niet de schuld van die dapperen. Men geve hun alle eere, maar viere geen feest alsof de be machtiging van den Kraton ons de onderwer ping van Atjeh hadde gebracht; alleen indien dit zoo ware of indien althans de strjjd tot een einde ware gekomen, zou er reden bestaan tot de feestviering. Er wordt hier meer feest gevierd op valschen grondslag. Zondag a. zal een diner worden aangeboden aan onzen grooten kunstschilder Joseph Israels, die indien ik mjj niet vergis juistheden zjjn een en zeventigste jaar voleindigt. Niet daarom heeft het diner plaats, maar omdat hjj, verleden jaar den ouderdom van volle zeventig jaren bereikt hebbende, toen door treurige familie-omstandigheden geen openljjk eerbetoon kon aanvaardende voorgenomen feestmaaltijd bleef daarom in 1894 achterwege. Nu is er voor mjj iets onkiesch in om een jaar later het aanbod van die toen onmogelijk geworden hulde te herhalen. Toch niet enkel om den vorm ging het banket verleden jaar niet door, maar wel degeljjk omdat Israels een groot verlies had geleden, een beminde doode betreurde en onder dien droeven indruk natuur lek niet tot feestvieren gestemd was. Ligt nu in de herhaling van het aanbod niet de schjjn, alsof men meent, dat na een jaar dat verlies niet meer wordt gevoeld, die doode niet meer wordt betreurd Indien dergelijke feesten om zulke redenen niet kunnen doorgaan, moesten zjj geheel vervallen, niet slechts eenigen tjjd worden uitgesteld. Wil men den man huldigen, men zoeke naar eene nieuwe aanleiding daartoe of wachte die desnoods af. Nu kan het niet anders of de herinnering, dat het een uitge steld feest is en de reden daarvan moeten aldoor den jubilaris vervullen en de lichtstralen, die van den schitterenden disch uitgaan, voor hem verduisteren. Schitterend zal het feetjjn wezen, ten minste het kan dit zjjn, te oordeelen naar de kosten, die ieder deelnemer heeft te dragen natuur lijk behalve de jubilaris zelf en zjjn naaste familie, die als gasten zullen aanzitten. De deelneming is opengesteld voor ieder ad/17.50 per couvert. Al is de wjjn in den prjjs begrepen, deze is toch hoog genoeg om iets goeds te doen verwachten. Dit is zeker heel aange naam voor rjjke kunstbeschermers en vereer ders van Israels, die niet op een gulden of wat behoeven te zien, maar de kunstbroeders van den schilder worden voor de groote meer derheid van deelneming afgeschrikt door die hooge kosten, en hunne tegenwoordigheid zou toch in de allereerste plaats gewenscht zjjn. De jubilaris zal het ongetwijfeld zeer waar- deeren dat ministers en andere hooggeplaatste personen met hunne dames komen aanzitten, maar ik hond mjj overtuigd dat hjj naast de gefortuneerde heeren Mesdag en Alma Tadema die, naar ik hoor, er voor uit Engeland overkomt noode zoovele jongeren zal mis sen, behoorende tot hetzelfde gild en die al begunstigde de fortuin hen nog niet met ruim betalende koopers toch in de kunst wereld ook mogen medetellen. De hoofdzaak bjj zulk een hulde is niet, dat zjj iederen deel nemer veel geld kost waarvoor hjj zelf trou wens lekker eet en drinkt maar dat zjj alge meen zjj. Dit had zjj kunnen zjjn, indien de cou- vert-prjjs op een vierde gesteld waren, en ieder vrjj bleef om naar verkiezing gewone wjjn of champagne te bestellen voor eigen rekening. Het genootschap Arti te Amsterdam, dat bin nen kort ook door een feestmaaltijd Israels hoopt te huldigen, heeft dat begrepen en meer rekening gehouden met de beurzen van vele artisten. Het systeem van uitsluiting bestaat trouwens niet enkel in de schilderswereld en is niet alleen gegrond op een verschil in geldbezit, maar, ongelukkig genoeg, zelfs op een ver schil van inzicht in de kunst, van kunstrich ting. En dat nu de jongeren wat exclusief zjjn is eerder te verontschuldigen dan dat ouderen dit op hunne beurt zjjnvoor de jongeren pleit, behalve de overmoed van hun jeugd, ook de omstandigheid, dat stilstand ook in de kunst achteruitgang is. De hoogste kunst is natuurljjk nog niet bereikt en zal ook wel niet bereikt worden, maar om die te naderen is toch voor uitgang noodig, en het streven daarnaar is op zichzelf reeds loffeljjk, ook al openbaart het zich in plotselinge afwijkingen van het tot dusverre geziene. Of die afwjjkingen op den goeden weg voeren, zal eerst later bljjken, maar in elk geval hebben de jongeren meer reden om dit aan te nemen dan de ouderen het tegendeel: het zoeken naar een ideaal is in de kunst hooger te stellen dan het zelfge noegzaam volharden bjj het oude. Om die reden is het begrjjpeljjker, dat de vooruit- strevenden niet van de ouderen gediend zjjn dan omgekeerd. Dat omgekeerde zien we intusschen niet enkel in de schilderschool maar ook in de letterkunde, nu laatstelijk nog in de tooneel- letterkunde. Volgens dagbladberichten toch zal de Ko ninklijke Vereeniging het Nederlandsch tooneel een nieuw stuk van Van Maurik in studie ne men, bestaande in eene satire op de moderne letterkunde en hare beoefenaren. Is die moderne letterkunde dan zoo absoluut absurd en verwerpelijk, dat een vereeniging, die toch nog langer hoopt te beltaan dan morgen, gerechtigd is daarop een satire als een stuk van Van Maurik zoo heeten mag voor het voetlicht te brengen, en daardoor te kennen te geven, dat zjj van de moderne let terkunde niets weten wil Het is te vreezen, dat een verwezenlijking van dat denkbeeld der vereeniging niet ten goede zal komen. De jongeren, die pas bespot en beschimpt zjjn in hun werk en misschien wel in hun persoon, zullen haar den rug toekeeren, en dan zal de vereeniging ten laatste met een half dozjjn oude pruiken het publiek moeten trachten kunstgenot te verschaffen, nog wellicht als de moderne letterkunde reeds dat epitethon heeft verloren. Onder het opschrift»De ziel der ne gotie" schreef de Amst. (D. v. N.) in zjjn nommer van Vrjjdag het volgende Dat geld de ziel der negotie is, is een spreekwoord, ons braaf handeldrijvend volk als uit het hart gesneden. Geld maakt zelfs de ziel tot een zaak van negotie. Bjj de ontvangst der Lombokstrjjders op jl. Zaterdag werden Lombokliedjes verspreid, wier refrein op geestdriftige wjjze zong van het goud »dat ze voor 't opbeuren hadden." Onze straatjongens zagen zich daarmee een heerljjk tooneel voor de oogen gemaald, dat in hen den lust zou kunnen ontsteken, om zich voor den dienst naar Indië aan te melden stond er maar weer spoedig een expeditie naar Lombok voor de deur. Reeds Piet Hein wist er van te spreken en kon er over klagen dat geestdrift van dit allooi zich mengde in het gejubel, dat hem als held begroette. Toen hjj de Spaansche Zilvervloot had »over- wonnen", werd hjj met uitbundige geestdrift toegejuicht, een geestdrift, waarvan onze schooljeugd nog leert gewagen, en die van tjjd tot tjjd in onze straten weerklinkt in het welbekende lied. En Piet Hein klaagde er reeds over, dat men thans zulk een ontvangst hem bereidde, terwjjl een jaar vroeger, toen hjj de Span jaarden in de Allerheiligenbaai geslagen had geen enkel woord van welkom, geen van hulde en dank hem was gebracht; toen viel er geen zilver als bnit te behalen. Ons volk bleef dus na twee eeuwen zich zelf gel jjk. En wel ons volk van »hoog" en »laag", want de Lombokliedjes drukten dezelfde hooge gevoelens uit, die de »duiten" der Balische vorsten op Lombok, naar men zegt, tot in onze Tweede kamer, tegeljjk met den bljjden afloop der expeditie hebben wak ker gemaakt. Alleen die gevoelens uitten zich op verschillende wjjze. Op onze straten zingt men er van; daarin is nog iets van poëzie binnenskamers constateeren de mannen van zaken kortweg met zelfvoldoening het feitbinnen zjjn de duiten. Want dat niet alleen »het volk", in tegen stelling van hen die niet »het volk" zjjn, het spreekwoord, dat geld de ziel der negotie is, in eere houdt, het zou de naïveteit zelve zjjn het al» een nieuwe ontdekking te verkondigen. De weerzin om den tienden penning te be talen gaf wjj vergeten niet dat ook andere en edeler motieven daarbjj het hunne deden maar gaf toch ten Blotte het sein tot den tachtig-jarigen oorlog. De weerzin in 't algemeen om belasting te betalen zit nog steeds odb volk in het bloed- 'tZjjn zeldzame individuen, die verklaren, dat zjj belasting met het grootste plezier be talen, omdat ze er zooveel voor hebben, waar van ze dageljjks genieten en anderen te geljjfeertjjd in staat stellen te genieten. De meesten gunnen dat pleizier met groote zelf verloochening gaarne aan anderen, als een treffend bljjk van hun gemeenschapszin. Men behoeft de volksuitingen bjj een gele genheid als de executie-Reens maar te beluis teren, om er van overtuigd te zjjn, dat, moge die beweging door raddraaiers met hun eigen oogmerken zjjn begonnen, zjj bjj een deel des volks, dat overigens met sociaal-democratische betoogingen zich niet inlaat, levendige sym pathie wekt. Dat de overheid ook op dit stuk de uitvoe ring der wet behoort te verzekeren, is buiten kjjf, hoe men overigens oordeele over de voor treffelijkheid van een of ander belastingstelsel. Maar wie met harde woorden de wjjze ver oordeelt, waarop »het volk" het toejuicht dat tegen de betaling van belasting verzet wordt gepleegd, heeft toch te bedenken, dat »het volk" Btrjjdt met de wapens, die het, overeen komstig zjjn kjjk op de maatschappij, onder zjjn bereik waant. Elders pleegt men dat verzet, of voedt men wat er toe leidt, op andere manier. Belasting-ontduiking is voor geen greintje van beter gehalte. Het gejammer, dat de vermogenbelasting deed losbreken, is geen waardiger uiting bjj hen, die daarin te betalen hebben, dan 's volks" verzet is bjj zjjn schatplichtigheid. Wilt voorts zoo goed zjjn in aanmerking te nemen, dat de kleine man, als hjj in zjjn oog te hooge belasting betaalt, geen gelegenheid heeft om zich metterwoon elders te vestigen, waarmede gjj gewoon zjjt te dreigen, of wat gjj van plan zjjt te doen, of alreeds hebt gedaan. De stad, het land, de pers, de hooge en lage machten hadden de aandacht gevestigd op den executorialen verkoop van den inboedel van Reens. Wel wat al te veel eer voor een zaak van betrekkeljjk geringe beteekenis, maar het gold een beginsel. Zo o die verkoop verjjdeld werd, was de grond gelegd voor het machte loos maken van den bjj de wet voorgeschreven verkoop van inboedels dergenen, die weigeren hnnne belasting te betalen. De uitslag is bekendde boedel werd ver kocht met de hulp van een krachtige politie macht, tot wier adsistentie een detachement militairen in reserve was gehouden, terwjjl het terrein was afgezet en er verscheidene onge- bruikeljjke bepalingen waren gemaakt. Force resta a la loi. Maar terecht vraagt men, of bjj een volgenden executorialen verkoop hetzelfde zal moeten geschieden Bjj de be handeling der begrooting deed de regeering het vooruitzicht doorstralen, dat tegen deze praktjjken van de anti-belasting-vereeniging een middel zou worden aangewend. Is dit het middel, dan kan men het niet gelukkig gekozen achten. De halve politiemacht van eene gemeente in dienst te stellen voor de uitvoe ring eener rjjkswet, is toch geen welgekozen middel en op den duur niet vol te houden, terwjjl op die wjjze de agitatie, die toch al groot is, door zulke verkoopingen nog wordt verhoogd. De ministers van financiën en justitie moeten iets beters verzinnen. Zóo gaat het niet; voor een honderd gulden mag men een halve stad niet bjj herhaling in rep en roer brengen. Amh Crt.). In de Vrjjdag gehouden zitting der Tweede Kamer stemden tegen het bekende wets ontwerp inzake Opsterland de heeren Veegens, Drucker, Houwing, Fjjttersen, Staal man, V. Alphen, Thooft, Schaafsma, Heemskerk, Sanders, Hartogh, Rink, Lieftinck, Tak, Hor- djjk, Gerritsen, Borgesius, Heldt, Seret, De Boer, Meesters, Knjjff, Kerdjjk, De Kanter, Lely, A. Smit en Donner. Tegen dat betreffende Weststellingwerf stem den dezelfde heeren, benevens de heer dr A. Kuyper. Bjj kon. besluit is aan mr. J. D. Dibbits, op verzoek eervol ontslag verleend als schoolop ziener in het arrondissement Borger. Naar men meldt is onze regeering met die van Engeland overeengekomen, de Costa-Eica- kwestie aan eene scheidsrechterlijke beslissing te onderwerpen. Bg het departement van binnenlandsche zaken is een wetsontwerp omtrent het subsi dieeren van scholen van middelbaar onderwgs voor meisjes in bewerking. KERKNIEUWS- Op 65jarigen leef tjjd ontsliep jl. Woensdag te Warmenhuizen de zeereerw. heer J. J. Fren- trop. Eerst kapelaan te Middelburg, daarna pastoor te Oud-Vosmeer en Overschie, was de overledene gedurende bjjna 19 jaren belast met de herderjjke zorg der parochie van de H. Ursula te Warmenhuizen. RECHTSZAKEN De rechtbank te Utrecht deed Vrjjdag uitspraak in de strafzaak van Rootjes, secre taris, en Takken, ontvanger der gemeente De Bilt en veroordeelde Takken tot 4 jaren en Roofjes tot 2 jaren gevangenisstraf. Tegen den boerenknecht R. K. uit Empe onder Brammen, die op den jongsten St. Nico- laas-avond een geweerschot op W. Paalman loste, met het gevolg, dat deze daardoor doode- lgk werd getroffen, is door het O. M. bg de arrondissements-rechtbank te Zutphen een ge vangenisstraf van 8 jaren geëischt. Uitspraak [aanstaanden Vrjjdag, Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van Vrjjdag middag te 2 uren. (Slot.) Voorzitter de heer Tutein Nolthenius, bur gemeester. Afwezig de heeren Al ter en Le Sage van Hoeve. De uitvoerige discussie, naar aanleiding van bet voorstel van bnrg. en weth. omtrent het adres van de afdeeling Vlissingen van den Bond van Nedei-landsche onderwijzers, laten wg hier volgen. In de eerste plaats zegt de heer Job. van Raalte het volgende »Mjjnheer de voorzitter. De spoedige behan deling van het adres van de afdeeling Vlis singen van den Bond van Nederlandsche onderwijzers doet mg, na het hooren van het breed uitgewerkt advies van burg. en weth., denken aan een behandeling der zaak onder den eersten indruk, welken het adres met bglagen op uw college heeft gemaakt. »Waa dit meer a tête réposée geschiedt, dan, ik ben er zeker van, zouden vele scherpe kanten zgn afgesneden en daardoor de kritiek wat zachter gestemd geweest zjjn. Ik wenBch hier niet op te treden als verde diger, nog minder als gemachtigde van dien Bond, doch ik kan mg de boosheid van uw college niet verklaren, omdat deonderwg- zers niet persoonlgk, doch de Bond in haar plaats heeft aangezocht zich tot den raad te wenden met haar m. i. billgk verzoek. In een tjjd waarin alles zich vereenigt, waarin men vindt een Bond van burgemeesters en secretarissen, een politie Bond, een Bond van ambtenaren, van leden van leger en vloot en tutti quanti, moet het toch niet zoo won- derlgk schgnen dat onderwgzers zich ook tot een Bond vereenigen en dien Bond dan laten opkomen voor de belangen, niet van een enkel persoon, maar van het geheele onderwijzers personeel. Of die Bond, dan wel de onderwgzers indi vidueel zich hadden moeten wenden tot burg. en weth. of de schoolcommissie, dan wel direct tot den gemeenteraad, doet aan den inhoud van het verzoek niets af, doch zoo ik hen persoonlgk van advies had gediend - hetgeen in dit geval niet heeft plaats gehad dan had ik hen stellig geraden zich direct tot den raad te wenden, die de verordeningen maakt en dus ook de wgzigingen moet vaststellen. De onderwgzers weten bg ondervinding, dat elk adres aan burg. en weth. van dien aard met een non-possumus wordt beantwoord. Het is bovendien ten onrechte, dat burg. en weth. zich in deze gepasseerd achten. Dat de commissie van toezicht op het lager onderwgs alhier zich heeft durven vermeten een brief van adhaesie op bedoeld verzoek aan den gemeenteraad in te zenden, wordt haar vrg onzacht door burg. en weth. verweten. Hiertegen, mgnheer de voorzitter, moet ik met ernst opkomen, omdat dit verwgt onver diend en, naar het mg voorkomt, minder passend is voor het college van burg. en weth. Indien toch een lichaam, dat door den ge meenteraad is benoemd, en men alzoo mag ver onderstellen het vertrouwen van dien raad te bezitten, gevraagd wordt adhaesie te verlee- nen op een verzoekschrift aan den gemeente raad, zullen burg. en weth. het die commissie» althans op geen goede gronden, niet euvel mogen duiden als zg aan dat verzoek voldoet, nadat het haar gebleken is, dat het verzoek die on dersteuning verdient. Het is mjj dan ook een raadsel welke rede nen burg. en weth. er toe geleid hebben om in haar advieB aan den raad ook de school commissie eens flink de leB te lezen. Ik wensch over dit punt dan ook alleen te volstaan met die handeling van burg. en weth. ten sterkste af te keuren en het college te verzoeken zich tegenover die commissie te matigen in het uitdeelen van lessen, wgl die commissie dergeljjke handelingen allerminst verdient en waarschgnlgk op den duur niet zoude wenschen te verdragen. En nu, mgnheer de voorzitter, kom ik op het verzoek zelve terug en wensch ik u mgn gevoelen daaromtrent mede te deelen. Wat betreft het le punt, wgziging der ver ordening van art. 8 en 9 voor zooveel betreft het betalen van 100 Gld. 'sjaars zoowel voor het bezit als voor het verkrijgen der hoofdacte Het komt mg voor dat de billgkheid mede brengt om gunstig op het verzoek te beschikken. Volgens de uitlegging van burg. en weth. is die verhooging in uitzicht gesteld als een prikkel voor den onderwgzer om in zgnvrgen tgd te studeeren. Dit is op zich zelf zeer schoon en niemand zal er iets tegen kunnen hebben, dat de jonge onderwgzers hunne ledige uren doorbrengen met stndie. Die studie echter, vooral waar het geldt het verkrggen der hoofdonderwijzersakte, kost zoo veel tgd dat het gewone onderwgs, d. i. het bestudeeren van het te geven onderricht en het nazien van het huiswerk daaronder ten zeerste moeten lgden en zal het dus in het belang van het onderwgs zgn dat de onder wgzer die hoofdacte reeds bezit, waardoor eene verhooging van jaarwedde alleszins ge wettigd is. Wanneer niet uitsluitend op de financiën wordt gelet en men hart heeft voor het on derwgs der jeugd, zal ieder het nut daarvan moeten erkennen. Het blgft bovendien aan den Raad om bg eventueele vacaturen, wanneer het financieel belang als hoofdschotel wordt beschouwd, vooral zonder noodzakelgkheid, geen onderwgzers te benoemen met hoofdacte, hetgeen echter niet belet, dat de benoemde onderwgzer een maand na zgne benoeming die acte kan halen. Dit is dan slechts een uitstel van executie, daar de Raad door de gunstige bepaling omtrent het verkrggen der acte heeft uitgemaakt, dat het haar wensch is dat alle onderwgzers die acte trachten te behalen. Wat het 2e punt betreft, dat mg ook uit een billjjkheidsoogpunt voor inwilliging vat baar schgnt, wil ik gaarne erkennen, dat de administratie daardoor eenigszins wordt be- moeilgkt, en zal ik daarom niet verder aan dringen op inwilliging van dat gedeelte van het verzoek. Alvorens te eindigen wensch ik den raad nog te wgzen op twee punten in het advies van burg. en weth. De conclusie, die het college trekt uit het verleenen van adhaesie door slechts éen der hoofden van de scholen, is zeer eenzgdig op gevat. Daartegenover kan evengoed worden verondersteld, dat de overige hoofden zich liever niet in deze kwestie willen mengen, hoewel zjj het volkomen met den inhoud eens zgn. Geheel ten onrechte wordt als argument voor de af wg zing van het verzoek aangehaald, dat de verordeningen na rjjp beraad en met advies der schoolcommissie eerst in 1893 zjjn vastgesteld en dus na zulk een kort tgdsver- loop niet kunnen worden gewgzigd. Dit argument sngdt geen hout. De raad kan onmogelgk alles voorzien, en er ligt niets belachelgks en oneervols in, wanneer de raad een besluit wjjzigt of vernietigt, al ware het in de vorige vergadering genomen, indien de practgk eene wgziging of vernieti ging slechts wettigt. Indien de raad zich niet met mgne ziens- wgze mocht vereenigen, hoop ik dat althans de behandeling dezer zaken er toe moge lei den, dat burg. en weth. in den vervolge zul len respecteeren het gevoelen van andere personen of lichamen, ook al zgn zg het daar mede niet eens." De heer Gewin verklaart het geheel en al eens te zgn met den vorigen spreker. Hg ook ziet niet zooveel kwaads in hetgeen gevraagd wordthet is z. i. rationeel. Zeker is het dat het onderwgs er door lgden zal als de onder wgzers zich in hun vrgen tgd met hart en ziel wgdden aan de taak om eene akte te behalen. Dat slaat terug op den gewonen lestgd. Spreker vindt het ook volstrekt niet vreemd dat de Bond zich voor deze zaak spant. Deze is daarvoor het aangewezen lichaam. Spreker betreurt het dat den heer Van Kamer, die een lans brak voor het verzoek van den Bond, daarvoor een afkeuring wordt gegeven. De heer Loois is het eens met de vorige sprekers, alleen zal hg tegen punt 2 van het verzoek stemmen. De heer Van der Beke Callenfels gaat vol komen mede met de denkbeelden van burg. en weth. Het heeft hem bgzonder bevreemd dat de commissie van toezicht met het verzoek van den Bond meeging, eveneens als hg het niet verstandig acht van den heer Van Kamer om aan het verzoek van den Bond adhesie te schenken. De heer Van der Bilt verdedigt het stand- pnnt der commissie van toezicht; deze was, naar zg meent, volkomen bevoegd te doen wat zg deed; zg was z. i. correct. De voorzitter zegt dat op zjjn voorstel in de vergadering van burg. en weth. is besloten een spoedig antwoord te geven op het verzoek van den Bond. Hg stelde het antwoord, dat door de wethouders onveranderd werd goedg gekeurd. Hg schetst wat de Bond is en wat hg ver langt en wgst erop dat de Bond niet is de woordvoerder van de Vlissingsche onderwgzers. Hg constateert verder dat er onder de onder wgzers te Vlissingen zgn, die een toon aan slaan tegen hunne superieuren, die hun niet past. Hg keurt af de houding van den heer Van Kamer, die zgn adhesie geeft aan een verzoek van den Bond, zonder eerst in overleg te treden met zgne collega's, die zeker ook wel om steun zullen gevraagd zgn. Het spgt den voorzitter verder dat ook de commissie van toezicht met het verzoek in stemt, zonder dat zg rekening houdt met den financieelen toestand. Zg heeft bovendien het college van burg. en weth. gepasseerd en is, naar spreker uit de verordening aantoont, haar bevoegdheid te buiten gegaan. De voorzitter wgst er verder op dat de on derwgzers te Vlissingen, wat hunne jaarwedde betreft, geen reden van klagen hebben. De billgkheid wordt steeds betracht; er zgn in den laatsten tgd heel wat onbillgkheden wegge nomen, doch in plaats van daarmede tevreden te zgn wordt van den kant der onderwgzers steeds meer gevergd. De voorzitter erkent dat het door hem aan burg. en weth. gegeven advies wel wat scherp is geweest, maar hg betreurt dat volstrekt niet. Burg. en weth. achten zich gepasseerd en naar spreker meent met reden. Dat college is het aangewezene om voordrachten te doen tot traktements verhooging van ambtenaren men dient zich dus tot hem te wenden maar niet langs een omweg tot den raad. Trouwens, de traktementen te Vlissingen zgn niet laagintegendeel zjj zgn hooger dan in vele andere plaatsen. De heer Van Raalte wgst er op, dat hg, die zich boos maakt, ongeljjk heeft. De voorzitter heeft zich boos gemaakt, spreker niet. Hg acht den Bond, bg koninklgk besluit goedge keurd, gerechtigd namens de onderwgzers op te treden. Het verzoek alleen moet behan deld worden; namens de onderwgzers is het gedaan aan den raad en in afschrift is het gezonden aan de schoolcommissie. Deze heeft het verzoek besproken en heeft gemeend, ofschoon zg niet in te grgpen heeft in de regeling der traktementen, haar advies te mo gen uitbrengen. Zg zond dat adreB aan den raad, omdat aan dit lichaam het verzoek geriobt was, ware dit niet het geval geweest, dan had de commissie zioh zeker tot bnrg. en weth. gewend met haar advies. De voorzitter gaat niet mee met het denk beeld dat wie zich boos maak to ngelgk heeft. Niet ieder heeft visschenbloed. Hjj blgft het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 5