IdlIteÉ Cut
Brieven uit de Hofstad.
BIJVOEGSEL
VAir D»
VA*
Maandag 28 Januari 1895, no. 23.
Middelburg 26 Januari.
25 Januari 1895.
Er is in den laatsten tgd wel eena beweerd,
dat wjj hier in Nederland langzamerhand Atjeh
gaan vergeten en alleen denken om Lombok.
Al spoedig zgn eenigen opgestaan of, juister
uitgedrukt, gaan zitten om die bewering te
logenstraftengisteren werd in de residentie
een gemeenschappelijke maaltjjd gehouden van
officieren en oud-officieren van het Indische
leger en de zeemacht ter herdenking van de
inneming van den Kraton op Atjeh, juist 21
jaren geleden.
Die samenkomsten worden volstrekt niet
jaarlijks gehouden, zelfs verleden jaar, toen
men een twintigjarig jubileum had kunnen
vieren, had er geen plaats. Bljjkbaar moeter
dus een bijzondere reden hebben bestaan om
nu juist dat wapenfeit in Atjeh te gedenken
Op die gastronomische wjjze. Of zjj nu ge
legen was in de wenscheljjkheid om een
démenti te geven aan hen, die bjj de vele
huldebetuigingen voor onze strijders op Lombok
te weinig belangstelling in de zaken van Atjeh
verweten, dan wel of het doel van bet geheele
plan slechts was een gezellig samenzijn, kan
in het midden worden gelaten, daar op het
plan zelf nog al wat te zeggen valt. Hetzjj
om de gedachte aan Atjeh levendig te houden,
hetzjj om een kameraadschappeljjken maaltijd
aan te richten, behoeft men toch waarljjk niet
een feit te baat te nemen als de inneming
van den Atjehschen kraton.
Daargelaten of die vermeestering op zich
zelve zoo gewichtig was er is in den loop
der jaren nog al wat op afgedongen zeker
is zjj in hare gevolgen niet van dien aard ge
weest, dat daarop een feestviering en een ver
heerlijking van dat wapenfeit gegrond kan zjjn.
Integendeel zou de omstandigheid, dat reeds
een en twintig jaar geleden de vreugdekreet
>de kraton is ons" werd vernomen en toch op
dit oogenblik nog geenerlei uitzicht bestaat
op het spoedig weerklinken van de bigde tjj-
ding »Atjeh is ons juist die omstandig
heid zou hebben moeten afhouden van dit feest
vieren op den herinneringsdag van de inne
ming van den Kraton en ter eere daarvan.
Wilde men een reden zoeken om onder kame
raden eens een gezellig diner te hebben, er
waren er wel andere te vinden geweest. Nu
maakten de heeren zich zelf ietwat belacheljjk
in hun opgewonden toosten en wat erger
is ook heel ons land on het Indische leger
zelf, dat waarljjk zulks niet verdient, want
dat het groote rjjk van Atjeh nog niet aan
ons is onderworpen na een nog steeds voort-
durenden strijd van een kwart eeuw is niet
de schuld van die dapperen. Men geve hun
alle eere, maar viere geen feest alsof de be
machtiging van den Kraton ons de onderwer
ping van Atjeh hadde gebracht; alleen indien
dit zoo ware of indien althans de strjjd tot
een einde ware gekomen, zou er reden bestaan
tot de feestviering.
Er wordt hier meer feest gevierd op valschen
grondslag.
Zondag a. zal een diner worden aangeboden
aan onzen grooten kunstschilder Joseph Israels,
die indien ik mjj niet vergis juistheden
zjjn een en zeventigste jaar voleindigt. Niet
daarom heeft het diner plaats, maar omdat
hjj, verleden jaar den ouderdom van volle
zeventig jaren bereikt hebbende, toen door
treurige familie-omstandigheden geen openljjk
eerbetoon kon aanvaardende voorgenomen
feestmaaltijd bleef daarom in 1894 achterwege.
Nu is er voor mjj iets onkiesch in om een jaar
later het aanbod van die toen onmogelijk
geworden hulde te herhalen. Toch niet enkel
om den vorm ging het banket verleden jaar
niet door, maar wel degeljjk omdat Israels een
groot verlies had geleden, een beminde doode
betreurde en onder dien droeven indruk natuur
lek niet tot feestvieren gestemd was. Ligt nu
in de herhaling van het aanbod niet de schjjn,
alsof men meent, dat na een jaar dat verlies niet
meer wordt gevoeld, die doode niet meer wordt
betreurd Indien dergelijke feesten om zulke
redenen niet kunnen doorgaan, moesten zjj
geheel vervallen, niet slechts eenigen tjjd
worden uitgesteld. Wil men den man huldigen,
men zoeke naar eene nieuwe aanleiding daartoe
of wachte die desnoods af. Nu kan het niet
anders of de herinnering, dat het een uitge
steld feest is en de reden daarvan moeten
aldoor den jubilaris vervullen en de lichtstralen,
die van den schitterenden disch uitgaan, voor
hem verduisteren.
Schitterend zal het feetjjn wezen, ten minste
het kan dit zjjn, te oordeelen naar de kosten,
die ieder deelnemer heeft te dragen natuur
lijk behalve de jubilaris zelf en zjjn naaste
familie, die als gasten zullen aanzitten. De
deelneming is opengesteld voor ieder ad/17.50
per couvert. Al is de wjjn in den prjjs begrepen,
deze is toch hoog genoeg om iets goeds te
doen verwachten. Dit is zeker heel aange
naam voor rjjke kunstbeschermers en vereer
ders van Israels, die niet op een gulden of
wat behoeven te zien, maar de kunstbroeders
van den schilder worden voor de groote meer
derheid van deelneming afgeschrikt door die
hooge kosten, en hunne tegenwoordigheid zou
toch in de allereerste plaats gewenscht zjjn.
De jubilaris zal het ongetwijfeld zeer waar-
deeren dat ministers en andere hooggeplaatste
personen met hunne dames komen aanzitten,
maar ik hond mjj overtuigd dat hjj naast de
gefortuneerde heeren Mesdag en Alma Tadema
die, naar ik hoor, er voor uit Engeland
overkomt noode zoovele jongeren zal mis
sen, behoorende tot hetzelfde gild en die
al begunstigde de fortuin hen nog niet met
ruim betalende koopers toch in de kunst
wereld ook mogen medetellen. De hoofdzaak
bjj zulk een hulde is niet, dat zjj iederen deel
nemer veel geld kost waarvoor hjj zelf trou
wens lekker eet en drinkt maar dat zjj alge
meen zjj. Dit had zjj kunnen zjjn, indien de cou-
vert-prjjs op een vierde gesteld waren, en ieder
vrjj bleef om naar verkiezing gewone wjjn of
champagne te bestellen voor eigen rekening.
Het genootschap Arti te Amsterdam, dat bin
nen kort ook door een feestmaaltijd Israels
hoopt te huldigen, heeft dat begrepen en meer
rekening gehouden met de beurzen van vele
artisten.
Het systeem van uitsluiting bestaat trouwens
niet enkel in de schilderswereld en is niet
alleen gegrond op een verschil in geldbezit,
maar, ongelukkig genoeg, zelfs op een ver
schil van inzicht in de kunst, van kunstrich
ting. En dat nu de jongeren wat exclusief zjjn
is eerder te verontschuldigen dan dat ouderen
dit op hunne beurt zjjnvoor de jongeren
pleit, behalve de overmoed van hun jeugd, ook
de omstandigheid, dat stilstand ook in de kunst
achteruitgang is. De hoogste kunst is natuurljjk
nog niet bereikt en zal ook wel niet bereikt
worden, maar om die te naderen is toch voor
uitgang noodig, en het streven daarnaar is op
zichzelf reeds loffeljjk, ook al openbaart het
zich in plotselinge afwijkingen van het tot
dusverre geziene. Of die afwjjkingen op den
goeden weg voeren, zal eerst later bljjken,
maar in elk geval hebben de jongeren meer
reden om dit aan te nemen dan de ouderen
het tegendeel: het zoeken naar een ideaal is
in de kunst hooger te stellen dan het zelfge
noegzaam volharden bjj het oude. Om die
reden is het begrjjpeljjker, dat de vooruit-
strevenden niet van de ouderen gediend zjjn
dan omgekeerd.
Dat omgekeerde zien we intusschen niet
enkel in de schilderschool maar ook in de
letterkunde, nu laatstelijk nog in de tooneel-
letterkunde.
Volgens dagbladberichten toch zal de Ko
ninklijke Vereeniging het Nederlandsch tooneel
een nieuw stuk van Van Maurik in studie ne
men, bestaande in eene satire op de moderne
letterkunde en hare beoefenaren.
Is die moderne letterkunde dan zoo absoluut
absurd en verwerpelijk, dat een vereeniging,
die toch nog langer hoopt te beltaan dan
morgen, gerechtigd is daarop een satire als
een stuk van Van Maurik zoo heeten mag
voor het voetlicht te brengen, en daardoor te
kennen te geven, dat zjj van de moderne let
terkunde niets weten wil Het is te vreezen,
dat een verwezenlijking van dat denkbeeld
der vereeniging niet ten goede zal komen.
De jongeren, die pas bespot en beschimpt zjjn
in hun werk en misschien wel in hun persoon,
zullen haar den rug toekeeren, en dan zal de
vereeniging ten laatste met een half dozjjn
oude pruiken het publiek moeten trachten
kunstgenot te verschaffen, nog wellicht als de
moderne letterkunde reeds dat epitethon
heeft verloren.
Onder het opschrift»De ziel der ne
gotie" schreef de Amst. (D. v. N.) in zjjn
nommer van Vrjjdag het volgende
Dat geld de ziel der negotie is, is een
spreekwoord, ons braaf handeldrijvend volk
als uit het hart gesneden.
Geld maakt zelfs de ziel tot een zaak van
negotie.
Bjj de ontvangst der Lombokstrjjders op jl.
Zaterdag werden Lombokliedjes verspreid, wier
refrein op geestdriftige wjjze zong van het
goud »dat ze voor 't opbeuren hadden." Onze
straatjongens zagen zich daarmee een heerljjk
tooneel voor de oogen gemaald, dat in hen
den lust zou kunnen ontsteken, om zich voor
den dienst naar Indië aan te melden stond
er maar weer spoedig een expeditie naar
Lombok voor de deur.
Reeds Piet Hein wist er van te spreken en
kon er over klagen dat geestdrift van dit
allooi zich mengde in het gejubel, dat hem
als held begroette.
Toen hjj de Spaansche Zilvervloot had »over-
wonnen", werd hjj met uitbundige geestdrift
toegejuicht, een geestdrift, waarvan onze
schooljeugd nog leert gewagen, en die van
tjjd tot tjjd in onze straten weerklinkt in het
welbekende lied.
En Piet Hein klaagde er reeds over, dat
men thans zulk een ontvangst hem bereidde,
terwjjl een jaar vroeger, toen hjj de Span
jaarden in de Allerheiligenbaai geslagen had
geen enkel woord van welkom, geen van
hulde en dank hem was gebracht; toen
viel er geen zilver als bnit te behalen.
Ons volk bleef dus na twee eeuwen zich
zelf gel jjk. En wel ons volk van »hoog"
en »laag", want de Lombokliedjes drukten
dezelfde hooge gevoelens uit, die de »duiten"
der Balische vorsten op Lombok, naar men
zegt, tot in onze Tweede kamer, tegeljjk met
den bljjden afloop der expeditie hebben wak
ker gemaakt. Alleen die gevoelens uitten
zich op verschillende wjjze. Op onze straten
zingt men er van; daarin is nog iets van
poëzie binnenskamers constateeren de mannen
van zaken kortweg met zelfvoldoening het
feitbinnen zjjn de duiten.
Want dat niet alleen »het volk", in tegen
stelling van hen die niet »het volk" zjjn, het
spreekwoord, dat geld de ziel der negotie is,
in eere houdt, het zou de naïveteit zelve zjjn
het al» een nieuwe ontdekking te verkondigen.
De weerzin om den tienden penning te be
talen gaf wjj vergeten niet dat ook andere
en edeler motieven daarbjj het hunne deden
maar gaf toch ten Blotte het sein tot den
tachtig-jarigen oorlog.
De weerzin in 't algemeen om belasting te
betalen zit nog steeds odb volk in het bloed-
'tZjjn zeldzame individuen, die verklaren,
dat zjj belasting met het grootste plezier be
talen, omdat ze er zooveel voor hebben, waar
van ze dageljjks genieten en anderen te
geljjfeertjjd in staat stellen te genieten. De
meesten gunnen dat pleizier met groote zelf
verloochening gaarne aan anderen, als een
treffend bljjk van hun gemeenschapszin.
Men behoeft de volksuitingen bjj een gele
genheid als de executie-Reens maar te beluis
teren, om er van overtuigd te zjjn, dat, moge
die beweging door raddraaiers met hun eigen
oogmerken zjjn begonnen, zjj bjj een deel des
volks, dat overigens met sociaal-democratische
betoogingen zich niet inlaat, levendige sym
pathie wekt.
Dat de overheid ook op dit stuk de uitvoe
ring der wet behoort te verzekeren, is buiten
kjjf, hoe men overigens oordeele over de voor
treffelijkheid van een of ander belastingstelsel.
Maar wie met harde woorden de wjjze ver
oordeelt, waarop »het volk" het toejuicht dat
tegen de betaling van belasting verzet wordt
gepleegd, heeft toch te bedenken, dat »het
volk" Btrjjdt met de wapens, die het, overeen
komstig zjjn kjjk op de maatschappij, onder
zjjn bereik waant.
Elders pleegt men dat verzet, of voedt men
wat er toe leidt, op andere manier.
Belasting-ontduiking is voor geen greintje
van beter gehalte.
Het gejammer, dat de vermogenbelasting
deed losbreken, is geen waardiger uiting bjj
hen, die daarin te betalen hebben, dan 's volks"
verzet is bjj zjjn schatplichtigheid.
Wilt voorts zoo goed zjjn in aanmerking te
nemen, dat de kleine man, als hjj in zjjn oog
te hooge belasting betaalt, geen gelegenheid
heeft om zich metterwoon elders te vestigen,
waarmede gjj gewoon zjjt te dreigen, of wat
gjj van plan zjjt te doen, of alreeds hebt
gedaan.
De stad, het land, de pers, de hooge en lage
machten hadden de aandacht gevestigd op den
executorialen verkoop van den inboedel van
Reens.
Wel wat al te veel eer voor een zaak van
betrekkeljjk geringe beteekenis, maar het
gold een beginsel. Zo o die verkoop verjjdeld
werd, was de grond gelegd voor het machte
loos maken van den bjj de wet voorgeschreven
verkoop van inboedels dergenen, die weigeren
hnnne belasting te betalen.
De uitslag is bekendde boedel werd ver
kocht met de hulp van een krachtige politie
macht, tot wier adsistentie een detachement
militairen in reserve was gehouden, terwjjl het
terrein was afgezet en er verscheidene onge-
bruikeljjke bepalingen waren gemaakt.
Force resta a la loi. Maar terecht vraagt
men, of bjj een volgenden executorialen verkoop
hetzelfde zal moeten geschieden Bjj de be
handeling der begrooting deed de regeering
het vooruitzicht doorstralen, dat tegen deze
praktjjken van de anti-belasting-vereeniging
een middel zou worden aangewend. Is dit het
middel, dan kan men het niet gelukkig gekozen
achten. De halve politiemacht van eene
gemeente in dienst te stellen voor de uitvoe
ring eener rjjkswet, is toch geen welgekozen
middel en op den duur niet vol te houden,
terwjjl op die wjjze de agitatie, die toch al groot
is, door zulke verkoopingen nog wordt verhoogd.
De ministers van financiën en justitie moeten
iets beters verzinnen. Zóo gaat het niet; voor
een honderd gulden mag men een halve stad
niet bjj herhaling in rep en roer brengen.
Amh Crt.).
In de Vrjjdag gehouden zitting der Tweede
Kamer stemden tegen het bekende wets
ontwerp inzake Opsterland de heeren
Veegens, Drucker, Houwing, Fjjttersen, Staal
man, V. Alphen, Thooft, Schaafsma, Heemskerk,
Sanders, Hartogh, Rink, Lieftinck, Tak, Hor-
djjk, Gerritsen, Borgesius, Heldt, Seret, De
Boer, Meesters, Knjjff, Kerdjjk, De Kanter,
Lely, A. Smit en Donner.
Tegen dat betreffende Weststellingwerf stem
den dezelfde heeren, benevens de heer dr A.
Kuyper.
Bjj kon. besluit is aan mr. J. D. Dibbits, op
verzoek eervol ontslag verleend als schoolop
ziener in het arrondissement Borger.
Naar men meldt is onze regeering met die
van Engeland overeengekomen, de Costa-Eica-
kwestie aan eene scheidsrechterlijke beslissing
te onderwerpen.
Bg het departement van binnenlandsche
zaken is een wetsontwerp omtrent het subsi
dieeren van scholen van middelbaar onderwgs
voor meisjes in bewerking.
KERKNIEUWS-
Op 65jarigen leef tjjd ontsliep jl. Woensdag
te Warmenhuizen de zeereerw. heer J. J. Fren-
trop. Eerst kapelaan te Middelburg, daarna
pastoor te Oud-Vosmeer en Overschie, was de
overledene gedurende bjjna 19 jaren belast met
de herderjjke zorg der parochie van de H.
Ursula te Warmenhuizen.
RECHTSZAKEN
De rechtbank te Utrecht deed Vrjjdag
uitspraak in de strafzaak van Rootjes, secre
taris, en Takken, ontvanger der gemeente De
Bilt en veroordeelde Takken tot 4 jaren en
Roofjes tot 2 jaren gevangenisstraf.
Tegen den boerenknecht R. K. uit Empe
onder Brammen, die op den jongsten St. Nico-
laas-avond een geweerschot op W. Paalman
loste, met het gevolg, dat deze daardoor doode-
lgk werd getroffen, is door het O. M. bg de
arrondissements-rechtbank te Zutphen een ge
vangenisstraf van 8 jaren geëischt. Uitspraak
[aanstaanden Vrjjdag,
Gemeenteraad van Vlissingen.
Zitting van Vrjjdag middag te 2 uren.
(Slot.)
Voorzitter de heer Tutein Nolthenius, bur
gemeester.
Afwezig de heeren Al ter en Le Sage van Hoeve.
De uitvoerige discussie, naar aanleiding van
bet voorstel van bnrg. en weth. omtrent het
adres van de afdeeling Vlissingen van den
Bond van Nedei-landsche onderwijzers, laten
wg hier volgen.
In de eerste plaats zegt de heer Job. van
Raalte het volgende
»Mjjnheer de voorzitter. De spoedige behan
deling van het adres van de afdeeling Vlis
singen van den Bond van Nederlandsche
onderwijzers doet mg, na het hooren van het
breed uitgewerkt advies van burg. en weth.,
denken aan een behandeling der zaak onder
den eersten indruk, welken het adres met
bglagen op uw college heeft gemaakt.
»Waa dit meer a tête réposée geschiedt, dan,
ik ben er zeker van, zouden vele scherpe
kanten zgn afgesneden en daardoor de kritiek
wat zachter gestemd geweest zjjn.
Ik wenBch hier niet op te treden als verde
diger, nog minder als gemachtigde van
dien Bond, doch ik kan mg de boosheid van
uw college niet verklaren, omdat deonderwg-
zers niet persoonlgk, doch de Bond in haar
plaats heeft aangezocht zich tot den raad te
wenden met haar m. i. billgk verzoek.
In een tjjd waarin alles zich vereenigt,
waarin men vindt een Bond van burgemeesters
en secretarissen, een politie Bond, een Bond
van ambtenaren, van leden van leger en vloot
en tutti quanti, moet het toch niet zoo won-
derlgk schgnen dat onderwgzers zich ook tot
een Bond vereenigen en dien Bond dan laten
opkomen voor de belangen, niet van een enkel
persoon, maar van het geheele onderwijzers
personeel.
Of die Bond, dan wel de onderwgzers indi
vidueel zich hadden moeten wenden tot burg.
en weth. of de schoolcommissie, dan wel direct
tot den gemeenteraad, doet aan den inhoud
van het verzoek niets af, doch zoo ik hen
persoonlgk van advies had gediend - hetgeen
in dit geval niet heeft plaats gehad dan
had ik hen stellig geraden zich direct tot den
raad te wenden, die de verordeningen maakt
en dus ook de wgzigingen moet vaststellen.
De onderwgzers weten bg ondervinding, dat
elk adres aan burg. en weth. van dien aard
met een non-possumus wordt beantwoord.
Het is bovendien ten onrechte, dat burg.
en weth. zich in deze gepasseerd achten.
Dat de commissie van toezicht op het lager
onderwgs alhier zich heeft durven vermeten
een brief van adhaesie op bedoeld verzoek
aan den gemeenteraad in te zenden, wordt
haar vrg onzacht door burg. en weth. verweten.
Hiertegen, mgnheer de voorzitter, moet ik
met ernst opkomen, omdat dit verwgt onver
diend en, naar het mg voorkomt, minder
passend is voor het college van burg. en weth.
Indien toch een lichaam, dat door den ge
meenteraad is benoemd, en men alzoo mag ver
onderstellen het vertrouwen van dien raad te
bezitten, gevraagd wordt adhaesie te verlee-
nen op een verzoekschrift aan den gemeente
raad, zullen burg. en weth. het die commissie»
althans op geen goede gronden, niet euvel mogen
duiden als zg aan dat verzoek voldoet, nadat
het haar gebleken is, dat het verzoek die on
dersteuning verdient.
Het is mjj dan ook een raadsel welke rede
nen burg. en weth. er toe geleid hebben om
in haar advieB aan den raad ook de school
commissie eens flink de leB te lezen.
Ik wensch over dit punt dan ook alleen te
volstaan met die handeling van burg. en weth.
ten sterkste af te keuren en het college te
verzoeken zich tegenover die commissie te
matigen in het uitdeelen van lessen, wgl die
commissie dergeljjke handelingen allerminst
verdient en waarschgnlgk op den duur niet
zoude wenschen te verdragen.
En nu, mgnheer de voorzitter, kom ik op
het verzoek zelve terug en wensch ik u mgn
gevoelen daaromtrent mede te deelen.
Wat betreft het le punt, wgziging der ver
ordening van art. 8 en 9 voor zooveel betreft
het betalen van 100 Gld. 'sjaars zoowel voor
het bezit als voor het verkrijgen der hoofdacte
Het komt mg voor dat de billgkheid mede
brengt om gunstig op het verzoek te beschikken.
Volgens de uitlegging van burg. en weth.
is die verhooging in uitzicht gesteld als een
prikkel voor den onderwgzer om in zgnvrgen
tgd te studeeren. Dit is op zich zelf zeer
schoon en niemand zal er iets tegen kunnen
hebben, dat de jonge onderwgzers hunne ledige
uren doorbrengen met stndie.
Die studie echter, vooral waar het geldt het
verkrggen der hoofdonderwijzersakte, kost zoo
veel tgd dat het gewone onderwgs, d. i. het
bestudeeren van het te geven onderricht en
het nazien van het huiswerk daaronder ten
zeerste moeten lgden en zal het dus in het
belang van het onderwgs zgn dat de onder
wgzer die hoofdacte reeds bezit, waardoor
eene verhooging van jaarwedde alleszins ge
wettigd is.
Wanneer niet uitsluitend op de financiën
wordt gelet en men hart heeft voor het on
derwgs der jeugd, zal ieder het nut daarvan
moeten erkennen.
Het blgft bovendien aan den Raad om bg
eventueele vacaturen, wanneer het financieel
belang als hoofdschotel wordt beschouwd, vooral
zonder noodzakelgkheid, geen onderwgzers te
benoemen met hoofdacte, hetgeen echter niet
belet, dat de benoemde onderwgzer een maand
na zgne benoeming die acte kan halen. Dit
is dan slechts een uitstel van executie, daar
de Raad door de gunstige bepaling omtrent
het verkrggen der acte heeft uitgemaakt, dat
het haar wensch is dat alle onderwgzers die
acte trachten te behalen.
Wat het 2e punt betreft, dat mg ook uit
een billjjkheidsoogpunt voor inwilliging vat
baar schgnt, wil ik gaarne erkennen, dat de
administratie daardoor eenigszins wordt be-
moeilgkt, en zal ik daarom niet verder aan
dringen op inwilliging van dat gedeelte van
het verzoek.
Alvorens te eindigen wensch ik den raad
nog te wgzen op twee punten in het advies
van burg. en weth.
De conclusie, die het college trekt uit het
verleenen van adhaesie door slechts éen der
hoofden van de scholen, is zeer eenzgdig op
gevat. Daartegenover kan evengoed worden
verondersteld, dat de overige hoofden zich
liever niet in deze kwestie willen mengen,
hoewel zjj het volkomen met den inhoud eens
zgn.
Geheel ten onrechte wordt als argument
voor de af wg zing van het verzoek aangehaald,
dat de verordeningen na rjjp beraad en met
advies der schoolcommissie eerst in 1893 zjjn
vastgesteld en dus na zulk een kort tgdsver-
loop niet kunnen worden gewgzigd.
Dit argument sngdt geen hout.
De raad kan onmogelgk alles voorzien, en er
ligt niets belachelgks en oneervols in, wanneer
de raad een besluit wjjzigt of vernietigt, al
ware het in de vorige vergadering genomen,
indien de practgk eene wgziging of vernieti
ging slechts wettigt.
Indien de raad zich niet met mgne ziens-
wgze mocht vereenigen, hoop ik dat althans
de behandeling dezer zaken er toe moge lei
den, dat burg. en weth. in den vervolge zul
len respecteeren het gevoelen van andere
personen of lichamen, ook al zgn zg het daar
mede niet eens."
De heer Gewin verklaart het geheel en al
eens te zgn met den vorigen spreker. Hg ook
ziet niet zooveel kwaads in hetgeen gevraagd
wordthet is z. i. rationeel. Zeker is het dat
het onderwgs er door lgden zal als de onder
wgzers zich in hun vrgen tgd met hart en
ziel wgdden aan de taak om eene akte te
behalen. Dat slaat terug op den gewonen
lestgd.
Spreker vindt het ook volstrekt niet vreemd
dat de Bond zich voor deze zaak spant. Deze
is daarvoor het aangewezen lichaam.
Spreker betreurt het dat den heer Van
Kamer, die een lans brak voor het verzoek
van den Bond, daarvoor een afkeuring wordt
gegeven.
De heer Loois is het eens met de vorige
sprekers, alleen zal hg tegen punt 2 van het
verzoek stemmen.
De heer Van der Beke Callenfels gaat vol
komen mede met de denkbeelden van burg.
en weth. Het heeft hem bgzonder bevreemd
dat de commissie van toezicht met het verzoek
van den Bond meeging, eveneens als hg het
niet verstandig acht van den heer Van Kamer
om aan het verzoek van den Bond adhesie te
schenken.
De heer Van der Bilt verdedigt het stand-
pnnt der commissie van toezicht; deze was,
naar zg meent, volkomen bevoegd te doen
wat zg deed; zg was z. i. correct.
De voorzitter zegt dat op zjjn voorstel in
de vergadering van burg. en weth. is besloten
een spoedig antwoord te geven op het verzoek
van den Bond. Hg stelde het antwoord, dat
door de wethouders onveranderd werd goedg
gekeurd.
Hg schetst wat de Bond is en wat hg ver
langt en wgst erop dat de Bond niet is de
woordvoerder van de Vlissingsche onderwgzers.
Hg constateert verder dat er onder de onder
wgzers te Vlissingen zgn, die een toon aan
slaan tegen hunne superieuren, die hun niet
past.
Hg keurt af de houding van den heer Van
Kamer, die zgn adhesie geeft aan een verzoek
van den Bond, zonder eerst in overleg te
treden met zgne collega's, die zeker ook wel
om steun zullen gevraagd zgn.
Het spgt den voorzitter verder dat ook de
commissie van toezicht met het verzoek in
stemt, zonder dat zg rekening houdt met den
financieelen toestand. Zg heeft bovendien het
college van burg. en weth. gepasseerd en is,
naar spreker uit de verordening aantoont, haar
bevoegdheid te buiten gegaan.
De voorzitter wgst er verder op dat de on
derwgzers te Vlissingen, wat hunne jaarwedde
betreft, geen reden van klagen hebben. De
billgkheid wordt steeds betracht; er zgn in den
laatsten tgd heel wat onbillgkheden wegge
nomen, doch in plaats van daarmede tevreden
te zgn wordt van den kant der onderwgzers
steeds meer gevergd.
De voorzitter erkent dat het door hem aan
burg. en weth. gegeven advies wel wat scherp
is geweest, maar hg betreurt dat volstrekt niet.
Burg. en weth. achten zich gepasseerd en
naar spreker meent met reden. Dat college
is het aangewezene om voordrachten te doen
tot traktements verhooging van ambtenaren
men dient zich dus tot hem te wenden maar
niet langs een omweg tot den raad.
Trouwens, de traktementen te Vlissingen zgn
niet laagintegendeel zjj zgn hooger dan in
vele andere plaatsen.
De heer Van Raalte wgst er op, dat hg, die
zich boos maakt, ongeljjk heeft. De voorzitter
heeft zich boos gemaakt, spreker niet. Hg
acht den Bond, bg koninklgk besluit goedge
keurd, gerechtigd namens de onderwgzers op
te treden. Het verzoek alleen moet behan
deld worden; namens de onderwgzers is het
gedaan aan den raad en in afschrift is het
gezonden aan de schoolcommissie. Deze heeft
het verzoek besproken en heeft gemeend,
ofschoon zg niet in te grgpen heeft in de
regeling der traktementen, haar advies te mo
gen uitbrengen.
Zg zond dat adreB aan den raad, omdat aan
dit lichaam het verzoek geriobt was, ware dit
niet het geval geweest, dan had de commissie
zioh zeker tot bnrg. en weth. gewend met
haar advies.
De voorzitter gaat niet mee met het denk
beeld dat wie zich boos maak to ngelgk heeft.
Niet ieder heeft visschenbloed. Hjj blgft het