FEUILLETON. De pÉiiaires iae newoiiw Weste£ Steenbergen, schipper P. Wetsema. Het be hoort te Groningen thuis en kwam, na onge veer de halve lading over boord te hebben geworpen, vlot. Het vaartuig had nog al schade geleden en ligt thans in het kanaal door Zuid-Beveland. De lading is verzekerd. Te Coljjnaplaat gaf Woensdagavond in eene vergadering der afdeeling N oord- Beveland van de Maatschappij tot Nut van Algemeen de zangvereeniging Voorait- gang zij ons streven aldaar, onder directie van den heer H. Jansen eene soire'e. Een twaalf tal zangstukjes werden ten gehoore gebracht, afgewisseld door oen duetLiefde in de keu ken en eene voordracht: Twee vrijsters en één man. De heer L. G. Haarman uit "Wisse- kerke droeg een grappig stukje voor, getiteld: Een lastig gebrek. Tot slot werd opgevoerd het bljjapelJochem Peaélwat ben je voor een ezel. Zelden hebben de Nutsleden, die zeer talrjjk waren opgekomen, een zoo genoegeljjken avond doorgebracht. Toen dan ook de voorzitter, de heer mr W. F. J. Wagtho, by het einde der vergadering, der jeugdige vereeniging zjjn dank en dien der aanwezigen bracht, en de hoop uitsprak, dat de vereeniging moge bloeien en in 't bjjzonder, dat de ijverige directeur op den ingeslagen weg moge voortgaan, was een da verend applaus het bewjjs, hoe allen met die woorden instemden. Dehnizen aan de westzjjde van hetkaai- plein te S t. A n n a 1 a n d staan open aan de helling van de waterkeering van den calami- teu8en ^wzanwós-polder. Noodzakelijk is het dus, dat de gevels dier huizen en de daarvoor by koogen waterstand geplaatste vloedplanken sterk en hoog genoeg zjjn om den druk van het water te,weerstaan. Duideljjk is dit geble ken by den hoogen vloed in December, toen met moeite het water, dat een dier huisjes dreigde te doen instorten, werd tegengehouden. Op verzoek van ingelanden van den Sussanna- polder heeft het bestuur van dien polder een deskundige een onderzoek ter plaatse doen instellen. Deze zal later schriftelijk van zyne bevinding aan het bestuur kennis geven. De Breskens id, visacher A. van Houten, werd heden morgen te half negen uur by het verlaten der haven te Breskens door de provinciale boot aangevaren en bekwam een niet onbelangrijk lek. RECHTSZAKEN Arrondissements-rechtbank te Middelburg. Een vyftal zaken werden heden door die rechtbank behandeld, waarvan wy om ver schillende redenen melding dienen te maken. in de eerste plaats een betreffende eene Overtreding van art» 184 van het Wetboek van Strafrecht. J. K., oud 38 jaren, landbouwer te Krabben" dyke, die by vonnis dezer rechtbank van 7 December 1894 tot veertien dagen gevangenis straf werd veroordeeld wegens overtreding van art. 184 van het wetboek van strafrecht, was van dit vonnis in verzet gekomen. De beklaagde gaf ktoe op 25 Juli, toen op den weg, die toegang geeft tot zyne woning, een ziek varken moest worden verbrand wyl dit door den veearts was afgekeurd, de daar mee door den burgemeester belaste ambtena ren te hebben bemoeilijkt. Als eerste getuige, tevens deskundige, werd geboord de heer Van Mervennée, veearts te Goes. Hjj verklaarde op last van den burge meester een varken van zekeren v.B.,dataan vlekziekte lydende was, gekeurd en voor de consumptie ongeschikt verklaard te hebben. Door den burgemeester is daarop order gege ven het dier te verbranden op een door hem aangewezen plaats. De tweede getuige, de veldwachter te Krab bendjjke J. Landman, verklaarde op 25 Juli van den burgemeester last ontvangen te heb ben het bewuste varken te doen verbranden op den overweg, omdat er geen andere, daar voor geschikte plaats was. De beklaagde is daarin niet gekend of ge raadpleegd. Getuige heeft bekl. op het ter rein gezien deze was in min of meer opge wonden toestand en bemoeilijkte den beambte Van Driel, die onder toezicht van getuige met de verbranding belast was, door te dreigen met het paard en den wagen, waarmede hjj reed, over bet terrein te zullen rjjden. Getuige en anderen hebben het paard van bokl. vast gegrepen en hem verhinderd over het terrein te rjjden. De volgende getuige J. Elenbaas, burge meester van Krabbendjjke, tjjdens de zaak waarvan hier sprake is secretaris dier ge meente, verklaarde dat de last voor de ver branding en de aanwyzing van de plaats door den burgemeester ie gegeven. De plaats werd Naar het Zweedsch VAN ALFRED VON HEDENSTJERNA. X. A'og een ongelukkig minnaar. Te midden der weilanden en akkers, die de rood geschilderde hutten omringden, lag een klein boscbje van jeneverbesstruiken en eenige denneboomen tot vlak voor het tuintje. Jenny ging hier door, legde de klink weer in den haak en toen zjj zich omkeerde stond Otto vóór haaf, midden op het smalle voetpad. >0, dat treft mooi. Gaat gy misschien ook naar huis, mynheer de ingenieur dan kunnen wy samen gaan." »Ja, zeer gaarne, wanneer ik u aiet stoor..," - »Msar lieve hemel, gjj ziet immer» dat jk alleen ben en daar ik geen plan heb my, meermalen gebruikt voor het branden van geslachte varkens, waartegen beklaagde, zoo ver getuige bekend is, zich nooit heeft verzet. De beklaagde verklaarde van meening te zyn geweest dat de burgemeester niet bevoegd was om de plaats, waar het dier verbrand werd, daar voor aan te wjjzen en dat hjj bang was voor het overbrengen der besmetting op het vee van zyne hofstede. De getuige Van Mervennée, hierop nogmaals gehoord, deelde mede dat het mogelyk was dat de bekl. beangst was voor zyn vee, maar noemde dien angst ongegrond, wyl by ver branding alle smetstoffen worden vernietigd. De volgende getuige L. van Driel, arbeider te Krabbendjjke, verklaarde belast te zjjn ge weest met de verbranding van het bewuste varken op de hem door den burgemeester aan gewezen plaats. Hy heeft daar een put gegra ven toen hjj daarmede bezig was, kwam bekl. op het terrein en belemmerde hem door woord en daad in zjjn werk. Getuige heeft zich tot den burgemeester gewend, die hem gelastte met zjjn werk voort te gaan. Ten slotte wilde de bekl. met paard en wagen rjjden door den put, waarin hy echter door de politie is ver hinderd. Bekl. heeft getuige gezegd niet te willen dat het varken daar verbrand werd. Deze getuige heeft ook gehoord dat bekl. tegen den burgemeester, die ook op het terrein kwam, over gevaar van besmetting sprak. Getuige J. van den Boomgaard, kleermaker te Krabbendyke, verklaarde de belemmering van het werk door bekl. op het terrein gezien te hebben. De rijksveldwachter J. Bakker te Krabben dyke heeft bekl. op het terrein hooren zeggen dat hy niet wilde hebben dat het varken daar verbrand werd en heeft ook gezien en gehoord dat hy dreigde door den put te rjjden. Ge tuige heeft het paard vastgegrepen en later, met nog een ander, van voor den wagen ge spannen. Bekl. was opgewonden, verklaarde zyn recht op zyn uitgang te willen doen gelden en, ofschoon het niet noodig was dat hjj er doorreed, dit toch te willen doen. A, Alewyn, zetbaas te Krabbendyke, heeft op den bewusten dag op last van bekl. diens paard en wagen naby het terrein gevoerd; daar beeft hjj gehoord dat beklaagde Van Driel gedreigd heeft door den put te rjjden, indien deze niet eindigde met zyn werk. Getuige verklaarde nog, dat de uitweg in den laatsten tjjd niet gebruikt werd. Op eene vraag van den verdediger, den heer mr A. G. A. Jacobse Boude wy use, verklaarde getuige dat aan het eind van den uitweg eene weide ligt van bekl., waarin op den bewusten datum diens vee zich bevond. De volgende getuige J. Butejjn, landbouwer te Krabbendjjke, door de verdediging gedag vaard, gaf eenige inlichtingen omtrent den plaatselyken toestand, evenals A. C. de Smit, landbouwer te Waarde, insgeljjks d décharge opgeroepen. Beide getuigen waren van oordeel dat, waar het terrein, waarop het varken verbrand en begraven is, grenst aan eene sloot, die in verbinding staat met andere waterleidingen in de hofstede, mogelykheid bestaat dat kiemen van besmetting door het water op de hofstede kunnen gebracht worden. De getuige Landman, nogmaals geboord, verklaarde dat bekl., toen met het verbranden een aanvang gemaakt werd, wel klaagde over rook en walm,maar hjj niet over het water sprak. De ambtenaar van het openbaar ministerie achtte het niet noodig de verschillende getui genverklaringen na te gaan, wyl die precies sloten met hetgeen by de eerste behandeling dezer zaak is medegedeeld. Hjj bepaalde daar om zich alleen tot de verklaringen der twee getuigen a décharge en toonde aan dat tegen over hune meening staat die van de deskun digen, welke van oordeel zyn dat na verbran ding van het ziek dier alle gevaar voor be smetting geweken is. De vrees van bekl. is dan ook niet dadelyk in het geding gekomen maar eerst later-. Er is ook geen klacht door hem ingediend tegen wjjlen den burgemeester van Kattendjjke. De ambtenaar stelde daar na nog in het licht dat bekl. behoort tot den meer ontwikkelden stand en zyne houding, waar by zich verzette tegen de bevoegde macht, een slechten indruk maakt op de minder ontwikkelden. In de tjjden5 die wy tegenwoordig beleven, is het noodig dat vooral de meer ontwikkelden het gezag hoog houden en eerbied toonen voor de wet. De ambtenaar besprak daarna de mate der straf en zou het betreuren, indien de rechtbank beklaagde een andere straf oplegde dan by het eerste vonnis en vooral indien die straf, al ware het ook door een hoog bedrag, in geld boete veranderd werd. De ambtenaar eischte daarom bevestiging van het gewezen vonnis, houdende bekFs ver oordeeling tot 14 dagen gevangenisstraf. hier in het boscb met een handwerkje bezig te houden of een interessant boek te gaan lezen, zoo »0, ik bedoelde slechts voor het geval dat iemand anders, wiens gezelschap u aan genamer was »Wat beduidt dat nu weer, mynheer Westberg? Denkt gjj misschien dat ik een afspraak hier in het bosch heb Zy liepen langzaam voort langs het smalle pad. Eensklaps bleef hy staan. Juffrouw Follin, ik zou u gaarne ver giffenis vragen dat ik my zoo vaak en ook nu weder als een lompert tegenover u gedra gen heb; maar het helpt my niets; want in de twee dagen, die wy nog samen zyn, zal ik het zeker weer doen en daarom is het beter dat ik wacht tot by het afscheid. Voor zoo- ver hy hield op. w Voor zoover »Gy niet reeds in myn ziel gelezen hebt wat tot myn verontschuldiging zou kunnen dienen." 2» »Neen, ik ben geen gedachtenleester De verdediger, de heer mr A. C. A. Jacobse Boudewynse, begon met erop te wjjzen dat, toen de zaak voor de eerste maal werd be handeld, hjj zyn cliënt geraden heeft verstek te laten gaan in de hoop dat de rechtbank eene geldboete zon opleggen, die dan betaald zou geworden zyn en waarmede de zaak zou zjjn afgeloopen. Die hoop is niet verwezenlijkt en daarom is bekl. in verzet gekomen en thans iB Bpreker de hoop nog niet ontnomen dat de rechtbank alsnog goed vinden zal de gevan genisstraf in geldboete te veranderen. De verdediger ging daarop de zaak in haar geheel na en trachtte aan te toonen dat de vrees van bekl. voor besmetting van zyn vee, door het water, alleszins gegrond was en de burgemeester niet op wettig terrein was, toen hy gelastte verbranding ter plaatse, waar dit is geschied. Daarom was het verzet van bekl. alleszins te verklaren. De bekl. was te goeder trouw van meening dat de verbranding, waar die geschiedde, niet mocht gebeuren en verzette zich tegen de daarmede belaste ambtenarentoen echter de burgemeester op het terrein kwam, hield dat verzet op. Voor het geval de rechtbank ook thans nog het gevoelen mocht omhelzen dat men vol komen bevoegd was om bet varken op het terrein, waar het is geschied, te verbranden, verzocht de verdediger der rechtbank den beklaagde niet door oplegging van gevange nisstraf ongelukkig te maken, maar zyn verzet met een geldboete te straffen. Hjj concludeerde daarom tot ontslag van rechtsvervolging, subsidiair tot oplegging eener boete. Na re- en dupliek werd den bekl. gevraagd, waarom hjj, nadat de burgemeester met hem gesproken had, onmiddelyk van verder verzet had afgezien. Hy antwoordde dat hjj dit had gedaan, omdat de burgemeester hem dreigde met proces-verbaal. Hierna werd het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden over acht dagen. In de tweede plaats kwam aan de orde eene Dierenmishandeling. Voor deze zaak nam op de bank der be klaagden plaats de twaalfjarige W. B., wonende te Goes, doch gedetineerd te Middelburg, die zich erover te verantwoorden had dat hy den 9en October op den openbaren weg onder Goes een paard, toebehoorende aan jhr H. F. de Jonge, heeft mishandeld door het met een mes een bloedende wond toe te brengen. De bekl. bekende het feit, hem ten laste ge legd, gepleegd te hebben, alleen met het doel om het paard hard te laten loopen, niet den kende dat hec mes zoo diep zou snjjdenen de verschillende getuigenverklaringen van den eigenaar, den veearts Van Mervennée, den arbeider A. Hoogstraten en den agent van poli tie M. Slimmers bevestigden de bekentenis. De laatste verklaarde dat de bekl. zeer on gunstig bekend staat. De ambtenaar van het openbaar ministerie achtte het ten laste gelegde wettig en over tuigend bewezen en meende dat de bekl., al is hy slechts 12 jaar, met oordeel des onder scheids heeft gehandeld en vorderde diens veroordeelfng tot 14 dagen gevangenisstraf en in de kosten van het geding. De verdediger, de heer mr W. Dicke, uit Goes, wees erop dat bjj het lezen der dagvaarding bjj hem de meening opkwam, dat de omschryving van het feit, zooals die in deze is geschied, bjjna iedereen aan een ver volging van dierenmishandeling zou kunnen blootstellen. Z. i. moet om een feit, als hier bedoeld, strafwaardig te doen zjjn, uitdrukke lijk vermeld worden dat de mishandeling op- zetteljjk wreed iB geweest, wat hier niet gebleken is. Pleiter concludeerde daarom tot ontslag van rechtsvervolging, de kosten te dragen door den staat. Na re- en dupliek werd de uitspraak bepaald op heden over acht dagen. Ten derde moest de rechtbank gehoord wor den over een Diefstal. De beklaagde in de vorige zaak bleef ook voor de volgende op zjjn plaats, terwjjl naast hem zitting nam de tienjarige L. J. V., doch een derde bekl. A. L., ook tien jaren oud, niet verschenen was. Alle drie, te Goes woonachtig, waren be- beklaagd op den 14 Nov. jl. op het erf van J. Westdorp uit eene schuur, waarvan zy de dear met een sikkel hadden opengebroken, eenige appels ontvreemd te hebben. In deze zaak waren twee getuigen gedag vaard, waarvan er een wegens ziekte verhin derd was tegenwoordig te zyn. De andere, de surnumerair bjj de politie te Ons dienstmeisje werd juist ziek, toen Cum berland in Stockholm was, zoodat ik niet goed weg kon en later heb ik nooit gelegenheid meer gehad om my daarin te oefenen. Gy wilt dus vertrekken »Ja." Het boschje was spoedig ten einde. Bjj gindschen heuvel begonnen reeds de velden van Westberga en daar werd koren gemaaid. Twee dagen ia een korte tjjd. Hjj zou haar misschien niet meer alleen zien. Nooit weer! O, zij mocht gerust weten wat zy hem aan gedaan had I By keek omDe haag van bet tuintje was al uit het gezicht. Maar waartoe zou die verootmoediging dienen Binnen een minuut waren zjj van uit den tuin niet meer te zienNeen, hg kon niet zwijgen 1 Hy haalde haar met een paar groote stappen in en keerde zich toen zoo plotseling om dat zjj bjjna in zyne armen viel. »Ja, juffrouw Follin, ik vertrek. Over e n maand, misschien nog wel eerder zult gjj moeite hebben om u wjjner te herinneren en over een jaar kunt gjj het heelemaal niet, Goes J. Lakeman, verklaarde de braak in de schuurdeur gezien te hebben. Beide aanwezige beklaagden erkenden te zawen en in vereeniging in de schuur te heb ben ingebroken en daar appels weggenomen te hebben. De rechtbank stelde nu de verdere behan deling dezer zaak voor onbepaald en tyd uit en bepaalde dat de bekl. B., voor wat dit feit aangaat, uit de voorloopige hechtenis zal worden ontslagen. Hierna werd de zitting gedurende eenigen tyd geschorst. Na heropening der terechtzitting werd de vierde zaak behandeld, ook een diefstal be treffende, en wel Een diefstal met braak in de R.-K. te Goes. Dezelfde kwajongen W. B., die zoo pas het bankje der beklaagden verlaten had, nam er nu weder op plaats en had zich te verant woorden dat hy, in vereeniging met L, J. V., die zoo straks tegenwoordig was, maar nu zich had verwjjderd, op den 11 en November 18>4, in den namiddag, te zamen en in veree niging, na met V. te hebben afgesproken om in de Roomsche kerk te Goes de offerbussen open te breken en daaruit het aanwezige geld te stelen, zich met dezen heeft begeven in die kerk en zy aldaar twee offerbussen met geweld hebben opengebroken en daaruit een bedrag van f 0.45, aan die kerk toebehoorende, hebben weggenomen, met het oogmerk van weder- rechtelyke toeëigening. Aan den eersten beklaagde was de heer mr W. Dicke, advocaat te Goes, ambtshalve als verdediger toegevoegd. Tegen den tweeden werd verstek verleend. Iu deze zaak waren 6 getuigen gedagvaard. Onder meer werd, alvorens de getuigen te hooren, voorlezing gedaan van de bekentenis door V. voor den rechter van instructie afgelegd. Daarna werd gehoord de heer C. J. A. Olifiers, kapelaan te Goeshjj verklaarde dat de hem vertoonde offerbussen, beboorlyk ge sloten, in de kerk te Goes hebben gehangen en dat hjj door de schoonmaakster gewaar schuwd was dat deze waren opengebroken. Getuige kon niet nagaan, welk bedrag zich in die bussen bevond. De beklaagde bekende met V in den mid dag van 11 Nov. de kerk, waarin zich toen niemand bevond, binnengegaan te zyn, de offerbussen opengebroken en zich het erin bevindende geld toegeëigend te hebben. Hy heeft gezamenlyk met V. de bussen openge broken en alleen het geld er uitgenomen dat bjj later met V. gedeeld heeftin de bussen bevond zich f 0.45. De tweede getuige, de heer M. van Kalmt- hout te Goes, heeft 's avonds van den 13en kennis gekregen van den gepleegden diefstal en heeft de opengebroken bussen aan den wand der kerk zien hangen. Ook hy kon niet opgeven, hoeveel zich erin kon bevonden hebben. De derde getuige P. J. Leempoel, werkster te Goes, verklaarde by het schoonmaken der kerk bespeurd te hebben, dat de offerbussen .geopend waren en geledigd. In den namid dag van den llden heeft zjj beide jongens rond de kerk zien dwalen en B. nog weggejaagd, P. A. van Acker, koopman en president van het R. K. armbestuur te Goes, verklaarde tweemaal 'sjaars de offerbussen te ledigenhy deed dit 't laatst in Juli, en in den regel bevinden er zich telkens vyf h zes gulden in. Naar 2yne meening had er daarom op 11 Nov. een grooter bedrog dan f 0.45 in moeten zyn. Beklaagde hield vol dat er niet meer ini geweest wasde eene bus was ledig. Dit achtte getuige haast onmogeljjk. Op eene vraag van den verdediger of het het R. K. armbestuur rechtspersoonlijkheid bezit, zeide de getuige dit wel te gelooven maar 'tniet zeker te weten. De agent van politie M. Slimmens te Goes, die een onderzoek naar den diefstal heeft inge steld, deelde mede, dat, behalve aan de geopende, ook aan twee gesloten bussen poging van braak te zien was. De beklaagde deelde, nadat de politieagent verklaard had op hem een Bleutel gevonden te hebben, mee dat dit de sleutel was der deur van den tuin der pastorie en dat hy die had weggenomen om, als hjj en zjjn maat werden opgesloten in de kerk, deze langs dien weg te kunnen verlaten. De getuige verklaarde dat bekl. slecht be kend stond, ofschoon geen ernstige feiten te zynen laste waren. Het was een jongen, die zich aan politieovevtredingen schuldig maakte, de politie uitlachte enz. Hjj verklaarde verder dat de vader van bekl. veel van huis is en de opvoeding rust op de moeder, die den bekl. in het kwade niet ge noeg tegenging. meer. Van lieverlede zullen ook mjjn moeder en mjjne zusters ophouden, zooveel aan my te denken en zoo zoo zal ik niet terug komen om maar dwaasheden te begaan, als moeder weer het geluk heeft eenige jonge dames-pensionnaires te krygen." »Maar gjj komt toch immers terug »Het spjjt my dat ik u dit genoegen niet doen kan, juffrouw. Ik zou u gaarne de vreugde gunnen dat gjj zelf rjjk en gelukkig want natuurijjk wordt gy gelukkig, althans metter tijd den armen ingenieur een almoes mocht geven in den vorm van een paar vriendelyke woorden, misschien zelfs wel van een uituoo- diging voor een diner. Ik zou u gaarne daartoe in de gelegenheid stellen, doch zie my genood zaakt een streep door de rekening te halen." Djt zeggende zag zy haar aan. Myn God! Als met een forschen ruk had zjj den wel- voegelykheidssluier, de onverschillig vriende lyke uitdrukking van haar schoon gelaat ge worpen. Hare oogen schoten vuiir en zagen hem doordringend aan. Donkerrood© vlammen schoten over liare blanke, zachte wangen De laatste getuige, de wed. Van der Straa- ten te Goes, van beroep reizigBter, verklaarde in Nov. met haar vélocipèdetent te Goes ge staan te hebben. Zy wist zich niet te herin neren, of bekl. wel eens in de tent geweest was, al bekende deze meermalen in de tent geweest te zjjn en daar viermalen gereden te hebben. Wel heeft zy van een jongen van postuur van bekl. een gulden ontvangen. De bekl., die deze zaak, even alB de vorige, zeer kalm opvatte, verklaarde zich niet bjjzon- verontrust te hebben over de gevolgen van zyne daadhjj dacht dat het niet uitkomen zou. Zondags had hjj het geld gestolen om Dinsdags met de vélocipède te kunnen rjjden. De ambtenaar van het openbaar ministerie geloofde dat de bekentenis van bekl. als ver zachtende omstandigheid kan beschouwd wor den, wyl dit het bewjjs van het feit gemak kelijker heeft gemaakt. Het bedrag van /"O,45 is aangenomen als ont vreemd, maar vermoedelijk is meer in de bus sen geweest. Uit de bekentenis van den beklaagde en de getuigenverklaringen leidde spreker het wet tig en overtuigend bewys van schuld af, Uit de houding, door bekl. ter terechtzitting aangenomen,meende spreker te mogen opmaken dat hjj met oordeel des onderscheids gehandeld heeft, maar zyn minder goed gedrag kon,bljj- kens door den ambtenaar ingewonnen infor- matien, ook voor een groot deel geweten wor den aan de omgeving, waarin hy verkeert. Spreker achtte een strenge straf, een lang durige wegneming uit zyn omgeving voor be klaagde gewenscht. Hy vorderde voor den eersten beklaagde een jaar en voor den tweedenjdrie maanden gevan genisstraf. De verdediger van den eersten beklaagde, hierboven gemeld, verklaarde met den ambte naar van het O. M. in meening te verschillen; waar deze de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen achtte. Hy oordeelde de dagvaarding niet juist, wat betreft de om schrijving aan welke corporatie: deR. K. kerk of het R. K. armbestuur het geld in de offer- busBen behoorde en vroeg daarom vryspraak van beklaagde en diens onmiddeljjke invry- heidsstelling. Na re- en dupliek werd de uitspraak in deze zaak bepaald op heden over acht dagen. Eindeljjk werd nog een vjjfde zaak berecht, nl. eene vervolging wegens Valsche aanklacht ten laste van J. E. W., oud 40 jaren, land bouwer te Vlake (Schore.) De behandeling dezer zaak werd den 26 October jl., toen wjj daarvan in den breede melding maakten, geschorst, omdat de recht bank nog een nader onderzoek wenBcheljjk achtte. Zooals onze lezerB zich wellicht zullen her inneren, stond de aanklacht in verband met de beschuldiging van meineed tegen beklaagde, waarvan hjj toen is vry gesproken. Hjj had bjj de politiebeambten aangifte gedaan dat de in die zaak gehoorde getuige Quakkelaar hem had beleedigd, wat door haar werd ontkend, terwjjl verschillende getuigen toen verklaarden de bedoelde scheldwoorden niet gehoord te hebben. De eerste getuige, de rijksveldwachter M. J. Straub, deelde mede dat de bekl. hem de plaats heeft aangetoond, waar de getuige Quakkelaar stond, toen zy bekl. zou hebben beleedigd. Hy verklaarde dat een ingesteld onderzoek heeft aan 't licht gebracht dat, indien luid gespro ken werd op de plaats waar Q. stond, bekl., waac hjj zich bevond, dit heeft kunnen verstaan. De tweede getuige, de gemeente-veldwach ter te Schore W. Hemmekam, legde een ge- Ijjke verklaring af. Deze getuige verklaarde nog dat het tegen woordig, voor zoover hem bekend, te Vlake rustiger is dan vroeger en hy in den laatsten tyd geen klachten meer vernomen heeft. De ambtenaar van het O. M. gaf toe dat, naar gebleken is, wanneer er hard geschreeuwd is, bekl. kan hebben gehoord datgene waar over hjj zich heeft beklaagd, maar wees er toch op dat uit de verklaringen der getuigen in de zitting van 26 Oct. tevens gebleken i8 dat de geïncrimineerde scheldwoorden niet ge uit zyn. Ofschoon door Q. geen aanklacht gedaan is en dus niet op haar vordering vervolging kan plaats hebben, is hier een miadrjjf tegen het openbaar gezag gepleegd. Daarom persisteerde de ambtenaar by de door hem op 26 October gedane vordering. De uitspraak in deze zaak is ook bepaald op heden over acht dagen. Door dezelfde rechtbank zyn heden ver oordeeld wegens diefstal: L, V. 17 j., kuiper Koewacht, heen en verdwenen weer. Zjj boog voorover, hare lippen trilden en op hare ronde wangen, op het hooge voorhoofd, in hare tallooze lokjes schenen duizend minnegodjes te fluis teren »Gy dwaasl Ik bemin immers u! O, hoe lief heb ik u!" Het was alsof iemand het hem luid toeriep hy stak haar eyne beide handen toe en fluis terde Jenny(Wordt vervolgd). VergadeilBfca, Couevtea eu, Hiddelbug. Maandag 21 Jan. Verg.afd. Walch.Landb. My. Concertzaal ÏO1/- u. Maandagen 21—28 Januari. Voordrachten Natuur k.-g ezelschap, Woensd. 23 Jan. Soirée Vereenigde Bocie- teiten Schuttershof. Woensd. 23 Jan. Alg. Ned. Typ. Bond. Werkm.-Vereen. 8ys u. Dinsdag 29 Jan. Van Lier. Schouwburg V/9 u. Zaterdag 2 Feb. Cone.Bellringere,Schut* tershof 8 n.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1895 | | pagina 2