FEUILLETON.
De pÉiiaires iae newoiiw Weste£
Steenbergen, schipper P. Wetsema. Het be
hoort te Groningen thuis en kwam, na onge
veer de halve lading over boord te hebben
geworpen, vlot. Het vaartuig had nog al
schade geleden en ligt thans in het kanaal
door Zuid-Beveland.
De lading is verzekerd.
Te Coljjnaplaat gaf Woensdagavond
in eene vergadering der afdeeling N oord-
Beveland van de Maatschappij tot Nut
van Algemeen de zangvereeniging Voorait-
gang zij ons streven aldaar, onder directie van
den heer H. Jansen eene soire'e. Een twaalf
tal zangstukjes werden ten gehoore gebracht,
afgewisseld door oen duetLiefde in de keu
ken en eene voordracht: Twee vrijsters en
één man. De heer L. G. Haarman uit "Wisse-
kerke droeg een grappig stukje voor, getiteld:
Een lastig gebrek. Tot slot werd opgevoerd
het bljjapelJochem Peaélwat ben je voor
een ezel.
Zelden hebben de Nutsleden, die zeer talrjjk
waren opgekomen, een zoo genoegeljjken avond
doorgebracht. Toen dan ook de voorzitter, de
heer mr W. F. J. Wagtho, by het einde der
vergadering, der jeugdige vereeniging zjjn dank
en dien der aanwezigen bracht, en de hoop
uitsprak, dat de vereeniging moge bloeien en in
't bjjzonder, dat de ijverige directeur op den
ingeslagen weg moge voortgaan, was een da
verend applaus het bewjjs, hoe allen met die
woorden instemden.
Dehnizen aan de westzjjde van hetkaai-
plein te S t. A n n a 1 a n d staan open aan de
helling van de waterkeering van den calami-
teu8en ^wzanwós-polder. Noodzakelijk is het
dus, dat de gevels dier huizen en de daarvoor
by koogen waterstand geplaatste vloedplanken
sterk en hoog genoeg zjjn om den druk van
het water te,weerstaan. Duideljjk is dit geble
ken by den hoogen vloed in December, toen
met moeite het water, dat een dier huisjes
dreigde te doen instorten, werd tegengehouden.
Op verzoek van ingelanden van den Sussanna-
polder heeft het bestuur van dien polder een
deskundige een onderzoek ter plaatse doen
instellen. Deze zal later schriftelijk van zyne
bevinding aan het bestuur kennis geven.
De Breskens id, visacher A. van Houten,
werd heden morgen te half negen uur by het
verlaten der haven te Breskens door de
provinciale boot aangevaren en bekwam een
niet onbelangrijk lek.
RECHTSZAKEN
Arrondissements-rechtbank te Middelburg.
Een vyftal zaken werden heden door die
rechtbank behandeld, waarvan wy om ver
schillende redenen melding dienen te maken.
in de eerste plaats een betreffende eene
Overtreding van art» 184 van het
Wetboek van Strafrecht.
J. K., oud 38 jaren, landbouwer te Krabben"
dyke, die by vonnis dezer rechtbank van 7
December 1894 tot veertien dagen gevangenis
straf werd veroordeeld wegens overtreding van
art. 184 van het wetboek van strafrecht, was
van dit vonnis in verzet gekomen.
De beklaagde gaf ktoe op 25 Juli, toen op
den weg, die toegang geeft tot zyne woning,
een ziek varken moest worden verbrand wyl
dit door den veearts was afgekeurd, de daar
mee door den burgemeester belaste ambtena
ren te hebben bemoeilijkt.
Als eerste getuige, tevens deskundige, werd
geboord de heer Van Mervennée, veearts te
Goes. Hjj verklaarde op last van den burge
meester een varken van zekeren v.B.,dataan
vlekziekte lydende was, gekeurd en voor de
consumptie ongeschikt verklaard te hebben.
Door den burgemeester is daarop order gege
ven het dier te verbranden op een door hem
aangewezen plaats.
De tweede getuige, de veldwachter te Krab
bendjjke J. Landman, verklaarde op 25 Juli
van den burgemeester last ontvangen te heb
ben het bewuste varken te doen verbranden
op den overweg, omdat er geen andere, daar
voor geschikte plaats was.
De beklaagde is daarin niet gekend of ge
raadpleegd. Getuige heeft bekl. op het ter
rein gezien deze was in min of meer opge
wonden toestand en bemoeilijkte den beambte
Van Driel, die onder toezicht van getuige met
de verbranding belast was, door te dreigen
met het paard en den wagen, waarmede hjj
reed, over bet terrein te zullen rjjden. Getuige
en anderen hebben het paard van bokl. vast
gegrepen en hem verhinderd over het terrein
te rjjden.
De volgende getuige J. Elenbaas, burge
meester van Krabbendjjke, tjjdens de zaak
waarvan hier sprake is secretaris dier ge
meente, verklaarde dat de last voor de ver
branding en de aanwyzing van de plaats door
den burgemeester ie gegeven. De plaats werd
Naar het Zweedsch
VAN
ALFRED VON HEDENSTJERNA.
X.
A'og een ongelukkig minnaar.
Te midden der weilanden en akkers, die de
rood geschilderde hutten omringden, lag een
klein boscbje van jeneverbesstruiken en eenige
denneboomen tot vlak voor het tuintje.
Jenny ging hier door, legde de klink weer in
den haak en toen zjj zich omkeerde stond
Otto vóór haaf, midden op het smalle voetpad.
>0, dat treft mooi. Gaat gy misschien
ook naar huis, mynheer de ingenieur dan
kunnen wy samen gaan."
»Ja, zeer gaarne, wanneer ik u aiet stoor..,"
- »Msar lieve hemel, gjj ziet immer» dat
jk alleen ben en daar ik geen plan heb my,
meermalen gebruikt voor het branden van
geslachte varkens, waartegen beklaagde, zoo
ver getuige bekend is, zich nooit heeft verzet.
De beklaagde verklaarde van meening te zyn
geweest dat de burgemeester niet bevoegd was
om de plaats, waar het dier verbrand werd, daar
voor aan te wjjzen en dat hjj bang was voor
het overbrengen der besmetting op het vee
van zyne hofstede.
De getuige Van Mervennée, hierop nogmaals
gehoord, deelde mede dat het mogelyk was
dat de bekl. beangst was voor zyn vee, maar
noemde dien angst ongegrond, wyl by ver
branding alle smetstoffen worden vernietigd.
De volgende getuige L. van Driel, arbeider
te Krabbendjjke, verklaarde belast te zjjn ge
weest met de verbranding van het bewuste
varken op de hem door den burgemeester aan
gewezen plaats. Hy heeft daar een put gegra
ven toen hjj daarmede bezig was, kwam bekl.
op het terrein en belemmerde hem door woord
en daad in zjjn werk. Getuige heeft zich tot
den burgemeester gewend, die hem gelastte
met zjjn werk voort te gaan. Ten slotte wilde
de bekl. met paard en wagen rjjden door den
put, waarin hy echter door de politie is ver
hinderd. Bekl. heeft getuige gezegd niet te
willen dat het varken daar verbrand werd.
Deze getuige heeft ook gehoord dat bekl.
tegen den burgemeester, die ook op het terrein
kwam, over gevaar van besmetting sprak.
Getuige J. van den Boomgaard, kleermaker
te Krabbendyke, verklaarde de belemmering
van het werk door bekl. op het terrein gezien
te hebben.
De rijksveldwachter J. Bakker te Krabben
dyke heeft bekl. op het terrein hooren zeggen
dat hy niet wilde hebben dat het varken daar
verbrand werd en heeft ook gezien en gehoord
dat hy dreigde door den put te rjjden. Ge
tuige heeft het paard vastgegrepen en later,
met nog een ander, van voor den wagen ge
spannen. Bekl. was opgewonden, verklaarde
zyn recht op zyn uitgang te willen doen
gelden en, ofschoon het niet noodig was dat
hjj er doorreed, dit toch te willen doen.
A, Alewyn, zetbaas te Krabbendyke, heeft
op den bewusten dag op last van bekl. diens
paard en wagen naby het terrein gevoerd;
daar beeft hjj gehoord dat beklaagde Van
Driel gedreigd heeft door den put te rjjden,
indien deze niet eindigde met zyn werk.
Getuige verklaarde nog, dat de uitweg in
den laatsten tjjd niet gebruikt werd.
Op eene vraag van den verdediger, den heer
mr A. G. A. Jacobse Boude wy use, verklaarde
getuige dat aan het eind van den uitweg eene
weide ligt van bekl., waarin op den bewusten
datum diens vee zich bevond.
De volgende getuige J. Butejjn, landbouwer
te Krabbendjjke, door de verdediging gedag
vaard, gaf eenige inlichtingen omtrent den
plaatselyken toestand, evenals A. C. de Smit,
landbouwer te Waarde, insgeljjks d décharge
opgeroepen. Beide getuigen waren van
oordeel dat, waar het terrein, waarop het
varken verbrand en begraven is, grenst aan
eene sloot, die in verbinding staat met andere
waterleidingen in de hofstede, mogelykheid
bestaat dat kiemen van besmetting door het
water op de hofstede kunnen gebracht worden.
De getuige Landman, nogmaals geboord,
verklaarde dat bekl., toen met het verbranden
een aanvang gemaakt werd, wel klaagde over
rook en walm,maar hjj niet over het water sprak.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
achtte het niet noodig de verschillende getui
genverklaringen na te gaan, wyl die precies
sloten met hetgeen by de eerste behandeling
dezer zaak is medegedeeld. Hjj bepaalde daar
om zich alleen tot de verklaringen der twee
getuigen a décharge en toonde aan dat tegen
over hune meening staat die van de deskun
digen, welke van oordeel zyn dat na verbran
ding van het ziek dier alle gevaar voor be
smetting geweken is.
De vrees van bekl. is dan ook niet dadelyk
in het geding gekomen maar eerst later-. Er
is ook geen klacht door hem ingediend tegen
wjjlen den burgemeester van Kattendjjke.
De ambtenaar stelde daar na nog in het licht
dat bekl. behoort tot den meer ontwikkelden
stand en zyne houding, waar by zich verzette
tegen de bevoegde macht, een slechten indruk
maakt op de minder ontwikkelden. In de tjjden5
die wy tegenwoordig beleven, is het noodig
dat vooral de meer ontwikkelden het gezag
hoog houden en eerbied toonen voor de wet.
De ambtenaar besprak daarna de mate der
straf en zou het betreuren, indien de rechtbank
beklaagde een andere straf oplegde dan by
het eerste vonnis en vooral indien die straf,
al ware het ook door een hoog bedrag, in geld
boete veranderd werd.
De ambtenaar eischte daarom bevestiging
van het gewezen vonnis, houdende bekFs ver
oordeeling tot 14 dagen gevangenisstraf.
hier in het boscb met een handwerkje bezig
te houden of een interessant boek te gaan
lezen, zoo
»0, ik bedoelde slechts voor het geval
dat iemand anders, wiens gezelschap u aan
genamer was
»Wat beduidt dat nu weer, mynheer
Westberg? Denkt gjj misschien dat ik een
afspraak hier in het bosch heb
Zy liepen langzaam voort langs het smalle
pad. Eensklaps bleef hy staan.
Juffrouw Follin, ik zou u gaarne ver
giffenis vragen dat ik my zoo vaak en ook
nu weder als een lompert tegenover u gedra
gen heb; maar het helpt my niets; want in
de twee dagen, die wy nog samen zyn, zal ik
het zeker weer doen en daarom is het beter
dat ik wacht tot by het afscheid. Voor zoo-
ver hy hield op.
w Voor zoover
»Gy niet reeds in myn ziel gelezen hebt
wat tot myn verontschuldiging zou kunnen
dienen."
2» »Neen, ik ben geen gedachtenleester
De verdediger, de heer mr A. C. A. Jacobse
Boudewynse, begon met erop te wjjzen dat,
toen de zaak voor de eerste maal werd be
handeld, hjj zyn cliënt geraden heeft verstek
te laten gaan in de hoop dat de rechtbank
eene geldboete zon opleggen, die dan betaald
zou geworden zyn en waarmede de zaak zou
zjjn afgeloopen. Die hoop is niet verwezenlijkt
en daarom is bekl. in verzet gekomen en thans
iB Bpreker de hoop nog niet ontnomen dat de
rechtbank alsnog goed vinden zal de gevan
genisstraf in geldboete te veranderen.
De verdediger ging daarop de zaak in haar
geheel na en trachtte aan te toonen dat de
vrees van bekl. voor besmetting van zyn vee,
door het water, alleszins gegrond was en de
burgemeester niet op wettig terrein was, toen
hy gelastte verbranding ter plaatse, waar dit
is geschied. Daarom was het verzet van bekl.
alleszins te verklaren.
De bekl. was te goeder trouw van meening
dat de verbranding, waar die geschiedde, niet
mocht gebeuren en verzette zich tegen de
daarmede belaste ambtenarentoen echter de
burgemeester op het terrein kwam, hield dat
verzet op.
Voor het geval de rechtbank ook thans nog
het gevoelen mocht omhelzen dat men vol
komen bevoegd was om bet varken op het
terrein, waar het is geschied, te verbranden,
verzocht de verdediger der rechtbank den
beklaagde niet door oplegging van gevange
nisstraf ongelukkig te maken, maar zyn verzet
met een geldboete te straffen.
Hjj concludeerde daarom tot ontslag van
rechtsvervolging, subsidiair tot oplegging eener
boete.
Na re- en dupliek werd den bekl. gevraagd,
waarom hjj, nadat de burgemeester met hem
gesproken had, onmiddelyk van verder verzet
had afgezien. Hy antwoordde dat hjj dit had
gedaan, omdat de burgemeester hem dreigde
met proces-verbaal.
Hierna werd het onderzoek gesloten en de
uitspraak bepaald op heden over acht dagen.
In de tweede plaats kwam aan de orde eene
Dierenmishandeling.
Voor deze zaak nam op de bank der be
klaagden plaats de twaalfjarige W. B., wonende
te Goes, doch gedetineerd te Middelburg, die
zich erover te verantwoorden had dat hy den
9en October op den openbaren weg onder
Goes een paard, toebehoorende aan jhr H. F.
de Jonge, heeft mishandeld door het met een
mes een bloedende wond toe te brengen.
De bekl. bekende het feit, hem ten laste ge
legd, gepleegd te hebben, alleen met het doel
om het paard hard te laten loopen, niet den
kende dat hec mes zoo diep zou snjjdenen
de verschillende getuigenverklaringen van den
eigenaar, den veearts Van Mervennée, den
arbeider A. Hoogstraten en den agent van poli
tie M. Slimmers bevestigden de bekentenis.
De laatste verklaarde dat de bekl. zeer on
gunstig bekend staat.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
achtte het ten laste gelegde wettig en over
tuigend bewezen en meende dat de bekl., al
is hy slechts 12 jaar, met oordeel des onder
scheids heeft gehandeld en vorderde diens
veroordeelfng tot 14 dagen gevangenisstraf en
in de kosten van het geding.
De verdediger, de heer mr W. Dicke, uit
Goes, wees erop dat bjj het lezen der
dagvaarding bjj hem de meening opkwam, dat
de omschryving van het feit, zooals die in
deze is geschied, bjjna iedereen aan een ver
volging van dierenmishandeling zou kunnen
blootstellen. Z. i. moet om een feit, als hier
bedoeld, strafwaardig te doen zjjn, uitdrukke
lijk vermeld worden dat de mishandeling op-
zetteljjk wreed iB geweest, wat hier niet
gebleken is.
Pleiter concludeerde daarom tot ontslag van
rechtsvervolging, de kosten te dragen door
den staat.
Na re- en dupliek werd de uitspraak bepaald
op heden over acht dagen.
Ten derde moest de rechtbank gehoord wor
den over een
Diefstal.
De beklaagde in de vorige zaak bleef ook
voor de volgende op zjjn plaats, terwjjl naast
hem zitting nam de tienjarige L. J. V., doch
een derde bekl. A. L., ook tien jaren oud,
niet verschenen was.
Alle drie, te Goes woonachtig, waren be-
beklaagd op den 14 Nov. jl. op het erf van
J. Westdorp uit eene schuur, waarvan zy de
dear met een sikkel hadden opengebroken,
eenige appels ontvreemd te hebben.
In deze zaak waren twee getuigen gedag
vaard, waarvan er een wegens ziekte verhin
derd was tegenwoordig te zyn.
De andere, de surnumerair bjj de politie te
Ons dienstmeisje werd juist ziek, toen Cum
berland in Stockholm was, zoodat ik niet goed
weg kon en later heb ik nooit gelegenheid
meer gehad om my daarin te oefenen. Gy
wilt dus vertrekken
»Ja."
Het boschje was spoedig ten einde. Bjj
gindschen heuvel begonnen reeds de velden
van Westberga en daar werd koren gemaaid.
Twee dagen ia een korte tjjd. Hjj zou haar
misschien niet meer alleen zien. Nooit weer!
O, zij mocht gerust weten wat zy hem aan
gedaan had I By keek omDe haag van
bet tuintje was al uit het gezicht. Maar
waartoe zou die verootmoediging dienen
Binnen een minuut waren zjj van uit den tuin
niet meer te zienNeen, hg kon niet
zwijgen 1 Hy haalde haar met een paar groote
stappen in en keerde zich toen zoo plotseling
om dat zjj bjjna in zyne armen viel.
»Ja, juffrouw Follin, ik vertrek. Over
e n maand, misschien nog wel eerder zult gjj
moeite hebben om u wjjner te herinneren en
over een jaar kunt gjj het heelemaal niet,
Goes J. Lakeman, verklaarde de braak in de
schuurdeur gezien te hebben.
Beide aanwezige beklaagden erkenden te
zawen en in vereeniging in de schuur te heb
ben ingebroken en daar appels weggenomen
te hebben.
De rechtbank stelde nu de verdere behan
deling dezer zaak voor onbepaald en tyd uit
en bepaalde dat de bekl. B., voor wat dit feit
aangaat, uit de voorloopige hechtenis zal
worden ontslagen.
Hierna werd de zitting gedurende eenigen
tyd geschorst.
Na heropening der terechtzitting werd de
vierde zaak behandeld, ook een diefstal be
treffende, en wel
Een diefstal met braak in de
R.-K. te Goes.
Dezelfde kwajongen W. B., die zoo pas het
bankje der beklaagden verlaten had, nam
er nu weder op plaats en had zich te verant
woorden dat hy, in vereeniging met L, J. V.,
die zoo straks tegenwoordig was, maar nu
zich had verwjjderd, op den 11 en November
18>4, in den namiddag, te zamen en in veree
niging, na met V. te hebben afgesproken om
in de Roomsche kerk te Goes de offerbussen
open te breken en daaruit het aanwezige
geld te stelen, zich met dezen heeft begeven
in die kerk en zy aldaar twee offerbussen met
geweld hebben opengebroken en daaruit een
bedrag van f 0.45, aan die kerk toebehoorende,
hebben weggenomen, met het oogmerk van
weder- rechtelyke toeëigening.
Aan den eersten beklaagde was de heer mr
W. Dicke, advocaat te Goes, ambtshalve als
verdediger toegevoegd.
Tegen den tweeden werd verstek verleend.
Iu deze zaak waren 6 getuigen gedagvaard.
Onder meer werd, alvorens de getuigen te
hooren, voorlezing gedaan van de bekentenis
door V. voor den rechter van instructie afgelegd.
Daarna werd gehoord de heer C. J. A.
Olifiers, kapelaan te Goeshjj verklaarde dat
de hem vertoonde offerbussen, beboorlyk ge
sloten, in de kerk te Goes hebben gehangen
en dat hjj door de schoonmaakster gewaar
schuwd was dat deze waren opengebroken.
Getuige kon niet nagaan, welk bedrag zich in
die bussen bevond.
De beklaagde bekende met V in den mid
dag van 11 Nov. de kerk, waarin zich toen
niemand bevond, binnengegaan te zyn, de
offerbussen opengebroken en zich het erin
bevindende geld toegeëigend te hebben. Hy
heeft gezamenlyk met V. de bussen openge
broken en alleen het geld er uitgenomen dat
bjj later met V. gedeeld heeftin de bussen
bevond zich f 0.45.
De tweede getuige, de heer M. van Kalmt-
hout te Goes, heeft 's avonds van den 13en
kennis gekregen van den gepleegden diefstal
en heeft de opengebroken bussen aan den
wand der kerk zien hangen. Ook hy kon niet
opgeven, hoeveel zich erin kon bevonden
hebben.
De derde getuige P. J. Leempoel, werkster
te Goes, verklaarde by het schoonmaken der
kerk bespeurd te hebben, dat de offerbussen
.geopend waren en geledigd. In den namid
dag van den llden heeft zjj beide jongens
rond de kerk zien dwalen en B. nog weggejaagd,
P. A. van Acker, koopman en president van
het R. K. armbestuur te Goes, verklaarde
tweemaal 'sjaars de offerbussen te ledigenhy
deed dit 't laatst in Juli, en in den regel
bevinden er zich telkens vyf h zes gulden in.
Naar 2yne meening had er daarom op 11 Nov.
een grooter bedrog dan f 0.45 in moeten zyn.
Beklaagde hield vol dat er niet meer ini
geweest wasde eene bus was ledig.
Dit achtte getuige haast onmogeljjk.
Op eene vraag van den verdediger of het
het R. K. armbestuur rechtspersoonlijkheid
bezit, zeide de getuige dit wel te gelooven
maar 'tniet zeker te weten.
De agent van politie M. Slimmens te Goes,
die een onderzoek naar den diefstal heeft inge
steld, deelde mede, dat, behalve aan de
geopende, ook aan twee gesloten bussen poging
van braak te zien was.
De beklaagde deelde, nadat de politieagent
verklaard had op hem een Bleutel gevonden
te hebben, mee dat dit de sleutel was der deur
van den tuin der pastorie en dat hy die had
weggenomen om, als hjj en zjjn maat werden
opgesloten in de kerk, deze langs dien weg
te kunnen verlaten.
De getuige verklaarde dat bekl. slecht be
kend stond, ofschoon geen ernstige feiten te
zynen laste waren. Het was een jongen, die
zich aan politieovevtredingen schuldig maakte,
de politie uitlachte enz.
Hjj verklaarde verder dat de vader van bekl.
veel van huis is en de opvoeding rust op de
moeder, die den bekl. in het kwade niet ge
noeg tegenging.
meer. Van lieverlede zullen ook mjjn moeder
en mjjne zusters ophouden, zooveel aan my
te denken en zoo zoo zal ik niet terug
komen om maar dwaasheden te begaan, als
moeder weer het geluk heeft eenige jonge
dames-pensionnaires te krygen."
»Maar gjj komt toch immers terug
»Het spjjt my dat ik u dit genoegen niet
doen kan, juffrouw. Ik zou u gaarne de vreugde
gunnen dat gjj zelf rjjk en gelukkig want
natuurijjk wordt gy gelukkig, althans metter
tijd den armen ingenieur een almoes mocht
geven in den vorm van een paar vriendelyke
woorden, misschien zelfs wel van een uituoo-
diging voor een diner. Ik zou u gaarne daartoe
in de gelegenheid stellen, doch zie my genood
zaakt een streep door de rekening te halen."
Djt zeggende zag zy haar aan. Myn God!
Als met een forschen ruk had zjj den wel-
voegelykheidssluier, de onverschillig vriende
lyke uitdrukking van haar schoon gelaat ge
worpen. Hare oogen schoten vuiir en zagen
hem doordringend aan. Donkerrood© vlammen
schoten over liare blanke, zachte wangen
De laatste getuige, de wed. Van der Straa-
ten te Goes, van beroep reizigBter, verklaarde
in Nov. met haar vélocipèdetent te Goes ge
staan te hebben. Zy wist zich niet te herin
neren, of bekl. wel eens in de tent geweest
was, al bekende deze meermalen in de tent
geweest te zjjn en daar viermalen gereden te
hebben. Wel heeft zy van een jongen van
postuur van bekl. een gulden ontvangen.
De bekl., die deze zaak, even alB de vorige,
zeer kalm opvatte, verklaarde zich niet bjjzon-
verontrust te hebben over de gevolgen van
zyne daadhjj dacht dat het niet uitkomen
zou. Zondags had hjj het geld gestolen om
Dinsdags met de vélocipède te kunnen rjjden.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
geloofde dat de bekentenis van bekl. als ver
zachtende omstandigheid kan beschouwd wor
den, wyl dit het bewjjs van het feit gemak
kelijker heeft gemaakt.
Het bedrag van /"O,45 is aangenomen als ont
vreemd, maar vermoedelijk is meer in de bus
sen geweest.
Uit de bekentenis van den beklaagde en de
getuigenverklaringen leidde spreker het wet
tig en overtuigend bewys van schuld af,
Uit de houding, door bekl. ter terechtzitting
aangenomen,meende spreker te mogen opmaken
dat hjj met oordeel des onderscheids gehandeld
heeft, maar zyn minder goed gedrag kon,bljj-
kens door den ambtenaar ingewonnen infor-
matien, ook voor een groot deel geweten wor
den aan de omgeving, waarin hy verkeert.
Spreker achtte een strenge straf, een lang
durige wegneming uit zyn omgeving voor be
klaagde gewenscht.
Hy vorderde voor den eersten beklaagde een
jaar en voor den tweedenjdrie maanden gevan
genisstraf.
De verdediger van den eersten beklaagde,
hierboven gemeld, verklaarde met den ambte
naar van het O. M. in meening te verschillen;
waar deze de ten laste gelegde feiten wettig
en overtuigend bewezen achtte. Hy oordeelde
de dagvaarding niet juist, wat betreft de om
schrijving aan welke corporatie: deR. K. kerk
of het R. K. armbestuur het geld in de offer-
busBen behoorde en vroeg daarom vryspraak
van beklaagde en diens onmiddeljjke invry-
heidsstelling.
Na re- en dupliek werd de uitspraak in deze
zaak bepaald op heden over acht dagen.
Eindeljjk werd nog een vjjfde zaak berecht,
nl. eene vervolging wegens
Valsche aanklacht
ten laste van J. E. W., oud 40 jaren, land
bouwer te Vlake (Schore.)
De behandeling dezer zaak werd den 26
October jl., toen wjj daarvan in den breede
melding maakten, geschorst, omdat de recht
bank nog een nader onderzoek wenBcheljjk
achtte.
Zooals onze lezerB zich wellicht zullen her
inneren, stond de aanklacht in verband met
de beschuldiging van meineed tegen beklaagde,
waarvan hjj toen is vry gesproken. Hjj had bjj
de politiebeambten aangifte gedaan dat de in
die zaak gehoorde getuige Quakkelaar hem
had beleedigd, wat door haar werd ontkend,
terwjjl verschillende getuigen toen verklaarden
de bedoelde scheldwoorden niet gehoord te
hebben.
De eerste getuige, de rijksveldwachter M. J.
Straub, deelde mede dat de bekl. hem de plaats
heeft aangetoond, waar de getuige Quakkelaar
stond, toen zy bekl. zou hebben beleedigd. Hy
verklaarde dat een ingesteld onderzoek heeft
aan 't licht gebracht dat, indien luid gespro
ken werd op de plaats waar Q. stond, bekl.,
waac hjj zich bevond, dit heeft kunnen verstaan.
De tweede getuige, de gemeente-veldwach
ter te Schore W. Hemmekam, legde een ge-
Ijjke verklaring af.
Deze getuige verklaarde nog dat het tegen
woordig, voor zoover hem bekend, te Vlake
rustiger is dan vroeger en hy in den laatsten
tyd geen klachten meer vernomen heeft.
De ambtenaar van het O. M. gaf toe dat,
naar gebleken is, wanneer er hard geschreeuwd
is, bekl. kan hebben gehoord datgene waar
over hjj zich heeft beklaagd, maar wees er
toch op dat uit de verklaringen der getuigen
in de zitting van 26 Oct. tevens gebleken i8
dat de geïncrimineerde scheldwoorden niet ge
uit zyn.
Ofschoon door Q. geen aanklacht gedaan is
en dus niet op haar vordering vervolging kan
plaats hebben, is hier een miadrjjf tegen het
openbaar gezag gepleegd. Daarom persisteerde
de ambtenaar by de door hem op 26 October
gedane vordering.
De uitspraak in deze zaak is ook bepaald
op heden over acht dagen.
Door dezelfde rechtbank zyn heden ver
oordeeld wegens
diefstal: L, V. 17 j., kuiper Koewacht,
heen en verdwenen weer. Zjj boog voorover,
hare lippen trilden en op hare ronde wangen,
op het hooge voorhoofd, in hare tallooze
lokjes schenen duizend minnegodjes te fluis
teren »Gy dwaasl Ik bemin immers u! O,
hoe lief heb ik u!"
Het was alsof iemand het hem luid toeriep
hy stak haar eyne beide handen toe en fluis
terde Jenny(Wordt vervolgd).
VergadeilBfca, Couevtea eu,
Hiddelbug.
Maandag 21 Jan. Verg.afd. Walch.Landb.
My. Concertzaal ÏO1/- u.
Maandagen 21—28 Januari. Voordrachten
Natuur k.-g ezelschap,
Woensd. 23 Jan. Soirée Vereenigde Bocie-
teiten Schuttershof.
Woensd. 23 Jan. Alg. Ned. Typ. Bond.
Werkm.-Vereen. 8ys u.
Dinsdag 29 Jan. Van Lier. Schouwburg
V/9 u.
Zaterdag 2 Feb. Cone.Bellringere,Schut*
tershof 8 n.