N°. 281 137s Jaargang. 1894 W oensdagr 28 November. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nummers, met of zouder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel. üel wetsvo&rsUl-Lobman. Middelburg 27 November. UIT STAD EN PROVINCIE. Vb erraoimeter. Middelburg 27 Nov. 8 u. vm. 38 gr. m. 12 u- 39 gr-, av. 4 u. 39 gr. F. Verwacht N. O wind. Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Boluiï, firma weduwe A. C. de Jonge, te Kruiningen F. v. d. Peul, te ZierikzeeA. O. de Mooij, te Tholen: w. A. van nieu wenhuij zen en te Terneuzen: m. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgs Van Ditmab, te Rotterdam, de Gbbb. Belikïante, te 's Gravenhage, en A. de La Mas Asa., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Lenden, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dattbe Cie., John F. Jones, opvolger- 1 dvertentlën moeten des namiddags te één uur aan het bureau bezorgd zjjn, willen zg des avonds nog worden opgenomen. Het „bescheiden", „eenvoudige" voorstel van den Goeschen afgevaardigde, tot wijzi ging van art. 54bis der wet van 8 December 1889, op het Lager Onderwijs bescheiden en eenvoudig, zooals sommige partijgenooten van den heer De Savornin Lobman dit ge lieven te noemen verdient, dunkt ons> eenige nadere beschouwing vóór men daar mee zelfs zijdelings, zooals van liberale zijde reeds is geschied, zijne instemming betuigt. Wij zijn nu eenmaal gewend, waar het ons volksonderwijs betreft, van de vrienden der z. g. vrije school, pogingen te zien aange wend, die zich hoogst onschuldig voordoen maar die, op de keper beschouwd, hare zeer bedenkelijke zijden hebben. De warme belangstelling voor het volks onderwijs is daar in theorie altijd zeer groot, maar bij de toepassing komt er vaak een adder, onder het gras verborgen, te voorschijn. Wij hebben indertijd behoord tot hen, die gaarne medewerkten om den schoolstrijd tot eene oplossing te brengen; en de poging, door den minister Mackay daartoe in 1889 aangewend, is door ons gesteund. Wij hebben echter ons nooit gevleid dat de zich noemende christelijke schoolmannen daarmee tevreden zouden zijn. Alleen een onbekende met hnn doen en laten kon zich aan zulk eene illusie overgeven. Nadat van de zijde der voorstanders van het openbaar onderwijs de hand ter verzoe ning is gereikt van hun kant grootendeels tot een goede oplossing der kwestie is mee gewerkt, hebben zij na dien tijd, al mogen sommigen ook verflauwd zijn in hun ijver voor de openbare Bchool, voor hare belangen zich, waar noodig, op de bres gesteld, doch tegelijkertijd de bijzondere, de zg. christelijke school in hare waarde gelaten. Niet alzoo vele voorstanders van het bijzonder onderwijs. Alsof er van verzoening nooit sprake is geweest, gaan zij steeds voort met hun pretentieus gehamer op de openbare school. Geen gelegenheid laten zij ongebruikt om deze in de oogen van het publiek in mis- crediet te brengenen de voormannen der partij gaven daarvan nog onlangs in den Amsterdamschen gemeenteraad een droevig bewijs. Waar wij dit drijven aanschouwen ligt het voor de hand dat wij met eenig wan trouwen iedere poging gade slaan, welke van die zijde wordt aangewend om het bijzonder onderwijs te dienen. Steeds is het bedrag der subsidiën, uit 's lands kas aan die bijzondere scholen ver. leend, stijgende. In 1893 werd haar ver leend f 887.984.08 of f 17.984.08 meer dan de oorspronkelijke raming; in dit jaar zal voor dit doel vermoedelijk 928.258.29 moeten worden uitgegeven of 28.258 29 meer dan de raming beliepterwijl voor 1895 935.000 is geraamd. Zoo worden de financiëele offers, die het algemeen voor dat onderwijs zich getroost, steeds grooter en zij zullen voortdurend stijgen Daartegen hebben wij geen bezwaar, mits wij waarborgen hebben dat die gelden goed besteed worden en het gehalte van het onderwijs gelijken tred houde met die stijging. Dit nu is de groote vraag. Wij laten daar het ernstige bezwaar, dat wij in principe hebben tegen al die secte- schooltjes, die de menschen van elkaar ver vreemden. Maar het is reeds gebleken dat de beheerders zeiven onderling elkaar minder gunstig gezind zijn. In onze naaste omge ving is nog niet lang geleden het bewijs geleverd, hoe er tweedracht was «n wan trouwen onder de vrienden van dat bijzonder christelijk onderwijs. Dat kan niet anders dan ten nadeele van het onderwijs zelf zijn. En wanneer dan nog een onvolledige toe passing van art. 54 bis der schoolwet wordt in de hand gewerkt, waardoor er niet vol doend onderwijs gegeven kan worden bij gebrek aan personeel,, dan kan het niet anders of het gehalte van het onderwijs moet zoodanig lijden dat het verleenen van subsidie niet te verdedigen zou zijn. Zoo'n onvoldoende toepassing kan alleen in uen u'uersten nood en dan nog altijd slechts tijdelijk geduld worden. De heer Lohman echter wil haar, zij 'took dat hij dit niet rondweg zegt, zooveel mogelijk als regel decreteeren. Wat toch is het geval? Men weet dat gebrek aan onderwijzend personeel eene volledige toepassing der wet in den weg staat. Reeds een paar malen is de termijn, waarop de wet, wat het onderwijzend personeel betrelt, in volle kracht zou worden toegepast, verdaagd. Er was, beweerde men, force majeure. En op die overweging berust ook het voorstel van den heer De Savornin Lohman. Art. 54bis der wet van 1889 bevat de regelen, geldende voor de bijzondere lagere scholen, willen zij aanspraak kunnen maken op eene bijdrage, volgens denzelfden maat staf als bij art. 45 sub 1° aan de gemeente ten behoeve der openbare school wordt toegekend. Voor die bijdrage nu komen o. a. niet in aanmerking de bijzondere scholen „c wanneer bij vacature in het onderwijzend personeel tusschen het ontstaan daarvan en de aanvaarding zijner betrekking door den benoemde een langere tijd verloopt dan wat het hoofd der school betreft, van zes maanden; wat de overige onderwaters be treft van vier maanden." De heer De Savornin Lohman nu wil dat van die bepaling „dcor Ons vrijstelling kan worden verleend, indien Ons blijkt, dat het bestuur, ondanks het aanbiedep van eene behoorlijke jaarwedde, niet bij machte is geweest de vacature binnen den gestelden termijn te doen vervullen." Met zekere handigheid weet de heer Loh man zijn voorstel te verdedigen. Hij vangt zijne memorie van toelichting met de volgende regelen aan Het is een bekend feit, dat het aantal open bare en bijzondere onderwijzers onvoldoende is om aan de geheele bevolking in Nederland) voor zoover die daartoe in de termen valt, lager onderwijs te geven met inachtneming van de bepalingen betreffende bet aantal onder wijzers. Even bekend is bet, dat in tal, niet enkel van bijzondere, maar ook van openbare scholen het bjj de wet gevorderd aantal on derwijzers niet voorbanden is en niet voor handen kan zjjn, omdat zelfs voor de school gaande bevolking het vereischte aantal ont breekt. En eindeljjk, staat het vast dat ten onzent zoowel voor de openbare als voor de bijzondere onderwijzers eene vrjjheid om zich te verplaatsen bestaat, die door niets anders beperkt wordt dan door de vrjj willige aange gane overeenkomst. Uit dezen toestand ontstaat voor alle scholen groot ongerief, maar voor vele bjjzondere scholen bovendien een groote onbillijkheid. Ontbreekt in eene openbare school bet bp de wet gevorderd aantal onderwijzers, dan ont vangt niettemin bet gemeentebestuur de wet telijke bjjdrage, berekend naar het aantal aan wezige onderwijzers. Maar de bijzondere school verliest in dat geval elke aanspraak op eene wettige bjjdrage. De strekking dezer wettelijke regeling is natuurljjk om de bjjzondere scholen, die niet zooals de openbare onder de macht der overheid staan, toch, voor zoover zjj aan spraak maken op de bjjdrage, te dwingen zich te houden aan de wettelijke eischen. Tegen dat op zich zelf volkomen juist beginsel ver langt de ondergeteekende geenszins in verzet te komen. Maar eene bjjzondere school mag niet het slachtoffer worden van omstandigheden die het buiten hare macht is te veranderen. Toch kan dit plaats hebben. Een harer onderwijzers wordt bjj eene andere school benoemd. Vruchteloos wordt beproefd in de ontstane vacature te voorzien, hetzjj dat daar ter plaatse een onderwjjzer zich zeer ongaarne wil vestigen, hetzjj dat er geen beschikbare krachten meer aanwezig zijn. Gesteld dat door aanbieding van buitengewone jaarwedde het gelukt de vacature aan te vul len, dan zal waarschjjnljjk juist daardoor weer in eene andere school eene leemte ontstaan, waarvan de aanvulling dan op hare beurt onmogeljjk wordt. Misschien is het bestuur geslaagd, doch te elfder ure onttrekt de nieuw benoemde zich of wordt door overmacht verhinderdook in dat geval is tjjdeljjke voorziening feiteljjk meestal onmogeljjk. Ook doet soms het gev^: ach voor dat zich kinderen aanmelden, die ^Lea moeiljjk kan afwjjzen, zoodat eene bestaande school zich plotseling uitbreidt, terwijl het voor die uit breiding noodige personeel noch ontbreekt." Men ziet nit deze aanhaling dat de heer Lohman alle mogelijke gevallen heeft gesteld om aan zijn betoog kracht en klem bij te zetteD. Een groote vraag is echter of niet een machtige factor door hem is vergeten bij de beoordeeling van den huidigen toestand, nl. te schrale belooning, zoowel door gemeente besturen als door besturen van bijzondere scholen. Hoevele jonge vrouwen, die de bevoegdheid bezitten om onderwijs te geven, maken daarvan, met het oog op zulk eene schrale belooning, geen gebraikhoevele jongelui missen den lust tot verandering, die geen verbetering is. Is ook daaraan niet voor een deel toe te schrijven het gebrek aan personeel, waarover men klaagt Men zal overigens moeten erkennen, dat de beer Lohman de kwestie vrij breed heeft uitgemeten. De hoofdzaak is echterheeft hij tevens voldoende zijn voorstel gemotiveerd, waar door de wetgever een groote macht uit handen zou geven om de bijzondere school te dwingen aan den eersten eisch voor goed onderwijs te voldoen? En op die vraag kunnen wij geen bevesti gend antwoord geven. De meeste moeilijkheden, die hij opsomt, worden van zelf opgelost, wanneer er slechts voldoende onderwijzend &srsoneel ia en goede salarissen worden gege.en. En waar het eerste, zelfs naar het oordeel van den heer Lohman, op 1 Januari 1899 vermoedelijk het geval zal zijn, wijl er dan een meer dan voldoend aantal onderwijzers aanwezig zijn zal, zien wij geen enkele reden om niet den nu gevolgden weg te blijven bewandelen en, als dit dringend noodig is, bij koninklijke besluiten uitstel te verleenen om het aantal onderwijzers op het bij de wet gestelde maximum te brengen. Hiervoor kan de regeering zorg dragenterwijl het verleenen van goede salarissen, teneinde goede onderwijzers te verkrijgen, de taak is van besturen van gemeenten en van bijzondere scholen. Met cijfers, aan de onderwijsverslagen ontleend, tracht de heer Lohman verder aan te toonen, dat de verhouding tusschen school bevolking en onderwijzend personeel op de openbare scholen niet zooveel gunstiger is dan die op de bijzondere. Zijn becijfering duukt ous echter niet geheel juist. Hij scheert daarbij alle niet- gesubsidieerde bijzondere scholen over een kam. En, zouden wij willen vragen, zijn ouder die rubriek ook niet begrepen de, in groote steden, vrij talrijke bijzondere scholen, gewoonlijk instituten geheeten, die in den regel een klein getal leerlingen en een be trekkelijk groot getal onderwijzers hebben? Die scholen moeten buiten de berekening blijven; en dan zon blijken dat het getal onderwijzers aan de bijzondere christelijke scholen geen 2.37 pet. van het aantal leer lingen bedraagt, zooals de heer Lohman berekent. Er is dus geen reden om den prikkel weg te nemen dien de wet thans in bet door den heer Lohman aangevallen artikel aanbiedt om de besturen van bijzondere scholen te doen zorgen voor voldoend per soneel. Maar bovendien, hoe zal de kroon, aan wie de heer Lohman de beslissing wil opdragen, in elk bijzonder geval kunnen beslissen ot aan het voorschrift, in zijn wetsvoorstel voorkomend, is voldaan? Van het hooren van het schooltoezicht en van Gedeputeerde staten is in het voorstel ven den Goeschen afgevaardigde geen sprake. Alleen aan de regeer ing de beslissing. Wie weet welken gulden tijd er dan voor de christelijke scholen aanbreekt, wanneer het slechts gelukt weer een ministerie Loh man in het leven te roepen Maar afgescheiden van die kwestiewij hopen dat het voorstel van den heer Lohman geen wet zal worden, want wij voorzien daarin eene voortdurende bron van allerlei moeilijkheden. Wat is eed ben ooriijke» jaarwedde hier en wat ginds Waarmede moet het schoolbestuur bewijzen, dat het niet bij machte was om een onderwijzer te verkrijgen Zijn er, volgens den voorsteller, wil men onbillijkheden voorkomen, onmogelijk vaste regelen te stellen, waaraan in ieder geval de school zal moeten voldoen, wij gelooven dat een regeering gevaar loopt nog grooter onbillijkheden te begaan als wij den weg inslaan, dien hij ons aanwijst. Zelfs de besturen van bijzondere scholen kunnen niet gediend zijn door zulk eene bepaling, welke hen tot speelbal maakt van de opvatting en de willekeur eener regeering die met den besten wil zich niet wachten kan voor onrechtvaardigheden Het hoofddoel, dat de heer Lohman met zijn voorstel beoogt, is te pogen de bijzon dere school wat losser van de wet en wat vrijer in hare bewegingen te maken, maar tegelijkertijd haar uit de staatskas subsidie te doen blijven trekken. Dat vinden wij een gevaarlijk streven en dit is niet geweest een der voorwaarden, waarop de pacificatie op schoolgebied werd gesloten. Wij hopen daarom dat de minister, die, blijkens mededeeling in zijn „Memorie van antwoord" op het voorloopig verslag der Tweede kamer over zijne begrooting, de zaak overweegt, geen te groote concessies doen zal aan de bijzondere scholen. Eene verlenging der dispensatie, die 1 Jan. 1895 eindigt, doch niet langer dan voor een jaar, komi ons hfct weiïsehelij&et voor. Wat als nieuw besproken ensomtjjdsom de nieuwheid bestreden wordt blijkt menig maal alles behalve nieuw te zjjn en het spreekwoord van Salomo »Er is niets nieuws zon" wordt hoe langer zoo meereen R.Pgl Aan eenige Hollandsche bladen wordt heden uit Lombok geseind dat de wettige zoon van den Radja in een gevecht bij Topati is gesneuveld. Wij hadden een doode en vijf gewonden. Volgens verklaring van den minister van binnenlandsche zaken kunnen binnenkort de volledige adviezen van het geneeskundig staats toezicht omtrent de bereiding van heilserum worden tegemoet gezien. In afwachting wenscht de minister zjjn voorstellen omtrent het door de regeering ten deze in te nemen standpunt vooralsnog op te schorten. Aangenaam intus- schen was het hem te ontwaren dat een even tueel voorstel tot toekenning eener rjjksbjjdrage op steun zou mogen rekenen. Een vasten maatstaf aan te geven naar welken in alle gevallen de vergoeding voor opstalling of ophokking van vee wordt be rekend, zal niet mogeljjk bljjken. Men moet zich beperken tot eene tegemoetkoming in de buitengewone kosten van veevoeder, tengevolge der bevolen opstalling of ophokking. Na de stjjging van het mond- en klauwzeer in de week van 16—23 September in Noord- Holland heeft de minister onverwjjld den commissaris der koningin geraadpleegd over intrekking der verschillende aldaar getrokken kringen, uit welke het vervoer van herkau wende dieren en varkens verboden was. Op advies van dien commissaris is onmiddeljjk tot intrekking overgegaan. onder de waar woord.' Zoo is b. v. het denkbeeld om schoolartsen aan te stellen reeds vóór het jaar 1600 in ons land in elementairen vorm belichaamd, door dien er toen eene keuring bestord van den gezondheidstoestand der schoolgaande kinde ren en hunne genezing, zooveel mogeljjk, door daarvoor aangestelde vrouwen. Wjj lezen toch in Eigen Haard dat reeds in 1591 in de rekeningen van Meesteresse Tanneke te Middelburg gewag werd gemaakt van de »scordieke" hooiden. In 1608 werd te Middelburg aan Dyngken Jansd. toegestaan 18 »om de kinders der scholen te strücken van hare schurdicheyt ende cravaeyge, met ooc de bütte kinderen te ge- nesen van hare schurfde hoofden. Noch is besprooken, dat Dyngken Jansd. sal de kinde ren die quade monden hebben ende cackhielen ooc genesen met ooc et geworremte der lusen te verdrjjven." Deze taal der Middelburgsche overheid, die duideljjk genoeg spreekt, zullen wjj liever in al hare eerwaardige naïveteit laten staan. De som van 18 gulden 's jaars, aan Dyngken voor hare goede zorgen betaald, zullen wei nigen haar benjjden. Te Amsterdam geschiedde het opzicht over de kranke jeugd op overeen komstige wjjzede behandeling vond tot het begin dezer eeuw in het Leprozenhuis plaats. In dat gesticht zag men nog een schilder stuk van Bor, waarop een jongen den regen ten van het huis verzocht hem te doen gene zen van zjjne »schurfdicheyt". De jongen, blootshoofds voor de regenten staande, ver toont een sprekend model van favus op het hoofd. Twjjfelaars aan het boven vermelde kunnen zich, als dit bewjjs hun voldoende is, uit het archief van het Leprozenhuis te Avuater- dam nog de kist laten vertoonen, waarin de zalven voor tinea en scabies schurfdicheyt werden bewaard. Bjj kon. besluit zjjn benoemd by het wapen der infanterie, tot eerste-luit.. de tweede-luit. A. O. Couvée, van het wapen, gedetacheerd by de landmacht in West-Indië; bjj het 2de regiment, tot eerste-luitenant, de tweede luitenant A. G. J. Dumans, van het korps bjj het 8ste regiment, tot kapitein, de eerste luitenant J. S. Koolemans-Bejjnen, van het 1ste regiment tot eerste-luitenant de tweede luitenant J. H. Plet, van het korps. Blykens een telegram van den Gouverneur- Generaal van Nederlandsch-Indië van 24 dezer wordt de gouvernements-koffleoogst op Java voor dit jaar thans geraamd op 363.434 pikols- Aan graaf Du Monceau, gepensioneerd luit.- generaal, en baron Sirtema van Grovestins, majoor, is opgedragen H. M. de Koningin- Weduwe-Regentes te vertegenwoordigen bjj de plechtige teraardebestelling van wjjlen Z. K. Hoogheid den Erf-Groothertog van Saksen- f Weimar-Eisenach. Alhier is aangehouden een vreemde ling/in het bezit gevonden van de navolgende voorwerpen twee koperen vrouwen-hoofdspel den, Zuid-Bevelandsche dracht, vier gouden ringen, zilveren horloge no 2022 met gouden ketting, een gouden broche, twee gouden oor bellen. Dewjjl de persoon de herkomst van die voorwerpen niet kan opgeven, zyn ze ver- moedeljjk ontvreemd, en verzoekt de officier van justitie te Middelburg ten spoedigste be richt, zoo iemand die voorwerpen mocht ver missen. Zeker in verband met het bovenstaande wordt ons uit Terneuzen gemeld, dat bjj aaukomst der laatste Vlissingsche stoomboot aldaar Maandagavond een schamel gekleede vreemdeling door de marechaussee werd aange houden, terwjjl een tweede dergeljjk persoon, die in eene daarbij gelegen estaminet was ingegaan, bjj opsporing aldaar reeds dooreen achterdeur bleek gevlucht te zjjn. By den aangehoudene zjju een aantal gouden en zil veren voorwerpen bevonden, waaronder een zilveren datnes cylinderhorloge met gouden ketting en gouden boerinnen krullen en bellen. De aangehoudene gaf aan den wachtmeester der marechaussee op te heeten Pieter Pardaen, wonende te St Nikolaas. Maandag avond werd vanwege de afdee- liug Middelburg van den Algemeenen Ne- derlaridschen Timmerliedenbond in bet lokaal der Werkmans Vereeniging eene openbare, tegen lagen prjjs toegankelijke, vergadering gehouden, waarop de ge zel P. M. Verdorst van Amsterdam als spreker zou optreden met het onderwerp Waarom vereenigd De opkomst was tameljjkwjj schatten dat een vjjftigtal werklieden, meestal tot het tim. mervak behoorende, aanwezig waren. De spreker, wiens voordracht niet door styl en ook niet door nieuwheid uitmuntte, zette op de herhaaldelijk gehoorde wjjze uiteen hoe vereeniging kracht geelt en alleen door aan eensluiting der werklieden een eind zal kun nen gemaakt worden aan de verschillende grieven der arbeiders en aan hun onhoudbaren toestand. Alleen door vereeniging is te verkrjjgen een beter arbeids-contraet, vermindering van werk tijd, vaststelling van een minimum loon, totale opheffing van vrouwen- en kinder-arbeid, ver zekering van den werkman tegen ongelukken en pensioneering op den ouden dag. Alleen door samenwerking zal men ertoe kannen ko-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 1