N°. 269. 137° Jaargang. 1894 W oensdag 14 November. Een antieke opvatting omtrent eene oude kwestie, Middelburg 15 November. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco j 2. Afzonderlijke nummers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentien 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 1S. 1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel UIT STAD EN PROVINCIE. Vhenaogietev. j Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdash Zoon, te GoesA. C. Boixit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenF. v. d. Pei/l, te ZierikzeeA. C. de Mooi/, Middelburg 13 Nov. 8 u. vm. 52 gr. j te Tholen: W. A. van Nieuwenhtozen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiëa m. 12 n, 51 gr-, av. 4 u. 51 gr. F. j Ma, evenals de advertentie-bnrean's van Nijgh Van Ditmab, te Botterdam, de Geeb. Bblinïante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cïe., John F. Jones, opvolger. Verwacht kr. W. wind. Advexteaflëa moeten des namiddags te ééa nul aan het bureau bezorgd zjjn, willes zjj des avonds nog worden opgenomanj Men huiverde voor elke nieuwigheid, en schrikte terug voor het denkbeeld van verandering en hervormingmen stond stil, als of ook de geschiedenis stil zou staan, als of andere tijden geen andere eischen hebben, als of niet het baken verzet moet worden als het tij verloopt. Die woorden werden ruim dertig jaren geleden, den 8sten October 1862, gesproken door den heer mr W. van der Kaay, thans minister van justitie, bij gelegenheid van den gedenkdag van Alkmaars ontzet in 1573. Hij schilderde in die woorden een der fouten, waaraan het te wijten was dat onze eens zoo groote en roemrijke Republiek, die ons land eene eereplaats deed innemen in de rij der volkeren, ten onder ging. En de spreker herinnerde toen tevens aan de woor den van Thorbecke, die tot deze slotsom kwam„Indien gij mij vergunt te zeggen wat ik meen, belijde ik, dat mij de intogt der Franschen schijnt het verval eer bloot gelegd dan teweeg gebragt te hebben. Zij hebben de schim verjaagd eener Republiek, die door eigen krachteloosheid reeds was bezweken. Daarna bleek eerst ten volle, hoezeer onze belangen waren bedorven door de achterlijkheid van voorouders, die elke verandering als een onheil duchtten, en aan hun nageslacht niet eenen Staat, maar eene publieke schuld nalieten." Waarschuwende en leerzame getuigenissen. Vooral in deze tijden, nu wij als 't ware dagen van stilstand op wetgevend gebied belevenen er alle reden is om angstig te vragen: wat zal de naaste toekomst ons breDgenin welke strooming zal men ons sturen j zullen wij den weg van reactie op gaan zijn znlke woorden uit het verleden goud waard. Nu ja, een dood volk is onze natie niet f) maar toch is er nog veel waars in hetgeen in 1861 Matthew Arnold beweerde, dat nl. ons volk niet meer de geestdrift en het ver trouwen der jeugd of van den kracbtigen rijperen leeftijd bezit en slechts voortleeft met den werktuigelijken en veerkrachtloozen Btap van iemand, wiens bloeitijd voorbij is. Vragen wij niet hoe veel maar is er waarheid in de getuigenis des vreemde- lings En dan moet de liefde voor de waarheid ons dringen tot eene openhartige, beschamende erkentenis. De politieke geschiedenis der laatste jaren, of van het laatste jaar alleende gebeur tenissen van den jongsten dag; de ontboe zemingen over de eenvoudigste vraagstukken, die aan de orde komen, zij doen allen, die vrijheid en vooruitgang liefhebben, de handen in elkaar slaan van verbazing en vaak wan hopend vragen, hoe zoo iets mogelijk is in een vrij en vrijheidlievend land als Neder land eeuwen aan eeuwen heette te zijn. Wat voor die allen als van zelt sprak; wat hun uitgemaakt scheen en onaantastbaar waar, wordt omvergeworpen; aan beginselen, die het bolwerk zijn voor een vrij volk, wordt geweld aangedaan. Dat zijn veege teekenen; en te meer om dat zij, op wie men eens alle hoop had gevestigd dat zij voormannen zijn zouden in goede, vooruitstrevende richting, vroeger door hen verkondigden beginselen geweld aandoen. Op dat punt vooral zijn in de laatste jaren de teleurstellingen vele; en nog dezer dagen, werd ons er een bereid, die voor de toe komst weinig goeds belooft. De eedskwestie is een oude, maar daarom nog niet verouderde kwestie. Zij blijft in ons midden voortleven als sprekende getuigenis, hoe vasthoudend wij zijn in ons land, hoe huiverig men is voor een Thorbecke Simon van Slingelandfs toeleg om den Staat te hervormen. f) De toespraak van den heer Y. d. Kaay had tot titel Een dood volk? ruime opvatting op het gebied van over tuiging. het kostbaarste dat een vrij volk bezitals een bewijs hoe zeer ook dit ge slacht elke verandering, vooral op het gebied des geestes, een onheil ducht. Men weet hoe de heer dr P. C. F. Fro- wein, tot lid van den raad te Den Helder gekozen, zijn zetel nog niet kan innemen, omdat bij, naar zijne eerlijke meening, geen eed kan en mag afleggen; en de voorzitter van den raad hem niet veroorlooven wilde zich tot eene belofte te bepalen. En toen hij zich wendde tot den minister van binnenlaudsche zaken met verzoek, om den burgemeester dier gemeente aan te schrijven hem in staat te stellen zijne be trekking als lid van den raad te aanvaar den, na het afleggen van eene belofte, werd geantwoord dat, met het oog op de toepas sing, steeds aan art. 39 der gemeentewet gegeven, bepaaldelijk ook bij het kon. besl. van 19 Maart 1884 (Stbl. no. 38), er voor tusscheokomst der regeering in deze geene termen zijn. De heer Frowein kan dus geen lid van den raad zijn, tenzij hij zijn overtuiging geweld aandoe, een huichelaar zich toone of Doopsgezind worde. Eigenaardige toestand voorzeker en te eigenaardiger, omdat hij een gevolg is van eene beslissing, genomen door den minister Van Houten, die in deze op een lijn zich plaatst met den oud-minister Heemskerk. Toen den 14en December 1883 door den raad van Goes de heer L. G. Kakebeeke met 4 van de 7 stemmen was benoemd tot lid der commissie vanvoorlichting bij bet opmaken der kohieren van den hoofdelijken omslag, werd deze benoeming door den mi nister Heemskerk vernietigd, omdat daarop van invloed konden geweest zijn de stem men van de heeren jhr M. J. de Marees van Swinderen en O. E. Massee, die beiden door den voorzitter van den Goesehen raad als lid waren toegelaten na aflegging van de in art. 39 der gemeentewet bedoelde verklaring en beloften. Dit was volgens genoemden minister in strijd met de wet, omdat aan het woord gezindheid in de, in genoemd artikel voor komende, woorden ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid"geen andere betee- kenis dan van kerkgenootschap kan worden toegekend. Die beslissing was gegrond op verschil lende overwegingen, waaruit moest blijken dat voor eene andere opvatting geen grond bestonddat zelfs Thorbecke verklaard had dat „gezindte, streng opgevat, de eenheid aller gemeenten van een kerkge nootschap is"; dat de wetgever den eed met aanroeping van Gods naam instelde als waarborg voor de waarheid van getuigenis sen en den ernst van beloftenen dat, als men van het afleggen van den eed ieder vrijstelt, die zulks op grond zijner individu- eele meeningen zegt te verlangen, dan elk uitwendig waarneembaar bewijs ontbreekt, dat die weigering niet is een voorwendsel, en dat zoodoende het rechtsinstituut als waarborg voor de waarachtigheid van ge tuigenissen en beloften alle waarde zou verliezen." Ruim tien jaren is net geleden dat zulk een besluit werd genomen en men zou ge dacht hebben, dat die tijd voldoende was om tot de overtuiging te komen dat eene andere opvatting diende gehuldigd te wordendat men niet langer „gezindheid" en „gezindte" moest vereenzelvigen, al deden bekende wetsuitleggers dit ook honderdmaalen dat, waar er plaats was voor eene zeer ruime opvatting, de andere interpretaties moesten wijken. Niet alzoo is het geschied. De waarde van den eed als rechtsinstituut kunnen wij bij deze kwestie laten rusten; al zijn er in den laatsten tijd, bij de vele vervolgingen die er wegens meineed plaats hebben, tal van bewijzen aan te halen, dat die waarde niet is toegenomen. Honderden, die niet anders dan machinaal de formule opdreunen, kunnen in de verste verte niet op éen lijn geplaatst worden met hen, die schroomen hun overtuiging geweld aan to doen. Aan welke zijde de meeste heiligschennis wordt gepleegd valt niet moeilijk te zeggen. Maar al meent men bij rechtszaken, waarbij het peil der getuigen vaak niet hoog staat en de behoefte aan een formule zich nog schijnt te doen gevoelen, aldus te moeten handelen, wat belet eene a-'dere opvatting te volgen bij zaken als in Den Helder er een aan de orde is, waar toch van onwaarheid spreken geen kwestie kan zijn; maar waarbij men uit zich zeiven verklaart de belangen te zullen behartigen, die men geroepen werd te dienen Toen de heer Frowein tot lid van den raad werd gekozen heeft hij voorzeker in de eerste plaats gedacht dat thans het oogen- blik gunstig was voor eene betere, een z. i juister beslissing dan in 1884 is genomen. Een ander minister toch zetelt op het toren tje; een minister wiens verleden getuigt van geheel andere opvattingen dan zijn voor ganger in genoemd jaar koesterdeeen mi nister die jaren lang pleidooien leverde voor vrijheid op het gebied der gedachte, en die eenmaal schreef; „De strijd moet worden gevoerd met de wapenen des geestes, en een ieder moet niet alleen wettelijk, maar ook zedelijk vrij zijn om te gelooven wat hij waar, te verwerpen en te bestrijden wat hij onwaar acht. En niet alleen moet er vrijheid zijn van geloof, maar ook vrijheid van verkon diging en van propaganda. Met de ontwik keling des geestes komt de begeerte om zich eene persoonlijke overtuiging te ver werven omtrent deze hoogste beginselen. Wij meenen dat datóSm door kennisneming van alle denkbeelden en door vrije discussie kan voldaan worden. Wij willen dien lust aanmoedigen en dien niet, gelijk de groote kerkgenootschappen, onderdrukken door for mules van buiten te laten leeren, en reeds den twijfel aan hare waarheid als zondig en verkeerd te leeren beschouwen. Wij trach ten op die wijze de overeenstemming tus- schen de wijsgeerige en zedelijke beginselen en de handelingen te herstellen, en die be ginselen weder werkelijk tot richtsnoer te maken bij de organisatie van staat en maat schappij." De heer Frowein heeft zich gevleid met ijdele hoop. Minister Van Houten heeft zich beslist geschaard aan de zijde van minister Heemskerk. Dit feit zou grappig genoemd kunnen worden als het niet zoo treurig was. Dat de heer Frowein teleurgesteld is, en tal van anderen met hem, is zeker te be jammeren, maar ernstiger is het dat de geest drift wordt gedoofd bij een volk, bij het jonge geslacht, wanneer bet aldus mannen, op wie men als baanbrekers had gerekend, transigeeren ziet met hunne beginselen en op bet outer der vrije gedachte het vuur wordt gebluscht door dezelfde hand, die het eenmaal met zooveel geestdrift ontstak Zou de huidige minister van justitie niet zoo goed willen zijn uit zijn boekenkast eens te halen zijne toespraak, waaruit wij een paar aanhalingen deden, en die ter lezing aan te bieden aan zijn collega van binnenlaudsche zaken Misschien wil bij hem dan er wel op wijzen dat hij door be slissingen, als tegenover dr Frowein geno men, meewerkt om bij ons volk het restje geestdrift en bet vertrouwen der jeugd of van den krachtigen rijperen leeftijd te dooven. Op die wijze moet ons volk wel ten slotte „een dood volk" worden l Inleiding tot de eerste uitgave van Bijdragen tot den strijd over God, Eigendom en Familie, door mr S. van Houten. I zelfs prof. Oort zjjn gevoelen gevraagd over mythologie en mythologisch en over de vraag ot' het onwetenschappelijk is uo voorstellinger van de schepping enz., Joodscbe (lees Israëli sche) en die van den Christus, den eenigge- boren des Vaders, enz. Christeljjke mythologie te noemen. Volgens den hooggeleerde moet die vraag bevestigend worden beantwoord. Het Dagblad (De Koo cs.) steekt braaf den spot met die vragerjj en met het antwoord van den heer Oort. »Zoo ziet men alweder, zegt het, hoe veel helderder zelfs de eenvoudigste zaken ter wereld kunnen worden, als »»de wetenschap'"" zich met haar gelieft in te laten." Er ontbreekt nu nog maar aan, dat men het gevoelen inwint van prof. Kuyper, een der opperrabjjnen, en den aartsbisschop van Utrecht. Men zal dan eens zien hoeveel wjjzer men wordten hoe flink de eenvoudige kwestie of men in een vrjj land als Nederland vrjj voor zjjn gevoelen mag uitkomen wat voor ons een axioma is een stap vooruit, neen wij bedoelen achteruit, is gegaan. De verslagen over Marine en Oorlog zien er alles behalve zoetsappig uit, zegt de Haagsche correspondent der N. Gr. Ct. Toch is 't alge meen gevoelen, dat de regeering ook met de defensie-hoofdstukken wel slagen zal, als zjj maar een beetje voorkomend is tegen de rech- terzjjde en niet uit 't oog verliest, dat de steun, die den doorslag moet geven als 't eens spant, van dien kant moet komen. Van eenzjjde,die gewoonljjk zeer goed is ingelicht, is mjj ver zekerd, dat de marine- en oorlogsbegrootingen eigenijjk beheerscht worden door de houding, die de heer Van Houten zal aannemen. Van katholieke zjjde is men niet geneigd de meis jesburgerscholen te sabsidieeren en zoo de minister niet toegeeft op dit punt en hoofd stuk V door de vereenigde kracht der linker- zjjde met de nieuwe onderwijsuitgaven mocht worden aangenomen, de katholieken wraak zullen nemen op de schepen van den minister van marine en op de ooriogsbegrooting, die, bjj de oppositie, welke daartegen ook van liberalen is te verwachten, dan groot gevaar zullen loopen. De heer Van Houten heeft het dus in handen. Het wordt een ruilhandel. Mocht de minister van binnenlandsche zaken, dat inziende en ter wille van zjjn ambtgenooten, een offer willen brengen, al is dat een be ginsel, dat hem lief is dan nog is de moei lijkheid niet opgelost. Want dan zal men hem van liberale zjjde daarover hard vallen en misschien represailles nemen. Hoe hjj dus doet, brengt de heer Van Houten hout bjj 't vuur. Dat was te voorzien, maar toch zoo spoedig niet. Om te kunnen voldoen aan zjjne toezegging, gegeven in de zitting der Tweede kamer van 18 Dec. 1893, heeft de ambtsvoorganger van den tegenwoordigen minister van financiën opgaven doen verzamelen betreffende het be heer der domeinen in 1893. De minister heeft de daaruit samengestelde statistiek der domeinen over 1893 met toe lichtingen omtrent de domeinen, die van eenig belang zjjn, aan de Tweede kamer doen toekomen als bjjlage vau het wetsontwerp tot vaststelling van hoofdstuk VUB derstaatsbe- grooting voor 1895. De kwestie-Den-Hertog is nu een vrooljjke phaze ingetreden. Men begint thans meer over bjj zaken te praten, o. a. over de uitdruk king mythologische voorstellingen." Men heeft Volgens de Loc. is Goesti Djilantik iemand zóo aan opium verslaafd, dat hjj soms dagen achtereen voor alles onbekwaam is. Eens eenige dagen voor den verraderijjken aanval op onze troepen, kwam majoor Frejjtag van Ampanam te Tjakra om hem te onderzoeken. Dr Frejj tag vond den man geheel bewusteloos en kon niets met hem aanvangen, schreef alleen een recept en droeg de verdere behandeling op aan dr Jansen van het bivak. Kort daarop begon de overval en verdween, zooals men weet, Djilantik naar Telok Komba. De vraag is nu of alles comediespel is geweest, dan wel of Djilantik werkeljjk in ojnumbedwelming verkeerd heeft. Aan het hoofdcomité der Forensen te Am sterdam is, op zjjn verzoek, door den minister van binnenlandsche zaken geantwoord dat er voor tusschenkomst der regeering geen ter men zjjn. Deze beslissing is o. a. gegrond op de overweging dat het recht van een aangesla gene, die beweert, ten onrechte in gemelde belasting te zjjn betrokken, noch door gemeld raadsbesluit van Amsterdam van 11 Juli 1894, noch door de goedkeuring van het kohier door Geduputeerde Staten wordt verkort en de autoriteiten, die eventueel reclames en de daarop te nemen besluiten hebben te beoor- dee'en, volkomen vrjj zjjn in die beoordc-eling. Treurig noemt het L. Weekblad htt feit dat de minister van binnenlandsche zaken goed vond om in de Staatscourant van 6 November de wjjziging van den afgesloten kring bekend te maken, juist toen de grootste vaarzenmarkt in Nederland, te Alkmaar was gehouden cn de landbouwers in N.-Brabant, Zeeland enz. buiten de gelegenheid waren gesteld daar hnn gewone jaarljjksehe inkoopen te doen, mede zeer ten nadeele van de Hollandsche verkoo- pers. Wanneer zullen de belangen van den land bouw eens in het oog worden gehouden vraagt het blad. Zooals het nu gaat kan het niet langer. Bjj kon. besluit: is een pensioen van ƒ1278 'sjaars verleend aan W. F. Ruygrok, gewezen dircteur van het rijksopvoedingsgesticht voor jongens nabjj Doetichem. zjjn benoemd bjj het wapen der infanterie, tot eerste-luit. de tweede-luits. D. Postma, J. Brunsting, M. F. Goldenberg, L. M. Keetell en E. H. baron van Ittersum, allen gedet. bjj het leger in N.-L, alsmede L. M. Leezer, T. B. van Lelyveld, A. H. de Balbian Verster en S. Gal, allen gedet. bjj de landmacht in W.- Indiëbij het lste reg., de tweede-luits. W. J. J. Hasselbach, van het korps bjj het 2de reg., de tweede-luits. G. van Olden en J. H. Bore], van het korps, D. J. van Leer van het korps en gedetacheerd bjj het leger in N.-l. J. O. Maenhoudt, van het korps W. van Son, van het lste reg., en P. C. Mejjer, van het korps; voorts bjj hun tegenwoordig korps, de tweede-luits. L. B. G. van Asperen, H. J. de Klein, J. Kerkhoft en K. L. L. H. van Nistel- rooy, allen van het 3de reg.; C. M. G. van Rjjswjjk de Jong, van het 4de reg.; J. G. de Haas van het 5de reg.H. Ketting, J. H. de Haas, jhr. C. A. J. Mejjer en S. J. Wesselink, allen van het 6de reg.J. R. van der Moer, J. Smelt en H. G. Polvliet, allen van het 7de reg.; A. S. Vorstman en W. Mol, beiden van het 8ste reg.; mitsgaders G. A. de Reede, J. N. Bruyn en A. van Lieshout, allen van het instr. bataljon; is benoemd tot ridder in de orde van Oranje- Nassau de civiel-ingenieur L. E. Asser, alge- meene secretaris van het in Juli 1894 te 's-Gravenhage gehouden VI internationale congres voor binnenlandsche scheepvaart is de gepens. off. van gezondh. lste kl. van het leger in N.-I., J. A. W. Vermey aange steld tot off. van gezondh. bjj het kon. kolo niaal militair invalidenhuis op Bronbeek. Met het oog op de aanstaande opening van Ons Huis, alhier deelen wjj mede dat bg den boekhandel verslagen te bekomen zjjn over de werkzaamheden van het Amsterdam- sche Ons Huis gedurende 1893. Misschien dat de dames en heeren, die hier ter stede weldra aan 't werk gaan, daarin het een en ander vinden dat hunne aandacht wekt. Lezenswaar dig is dat verslag zeker. Een variant op een bekend, menig rede- ryker bezielend, vers leverde heden morgen de ge van gen wagen. Deze toch staakte het »rollen", doordien het er voor gespannen paard in het midden van den Langen Delft alhier het voorste gedeelte stuk sloeg. De passa giers, die van de arr.-nchtbank kwamen, wer den ontladen en onder geleide van den escor teerenden rijksveldwachter naar de gevangenis gevoerd. Door den storm, die heden nacht gewoed heeft en tot even na middernacht in kracht toenam, is hier en daar schade teweeggebracht. Van verschillende gebouwen werden pannen gelicht en schoorsteenen en ramen geducht toegetakeld. Op de Turfkaai alhier zjjn twee dikke boomen ontworteld, die bjj hun val aan de tegenoverstaande huizen schade aan de glas ruiten toebrachten. 'Uit Vlissingen meldt men ons dat het Fransche stoomschip Blanche Amelie, van Ant werpen naar Bayonne, met verlies van anker en kettingen aldaar in de haven gekomen is. De sloep van het Belgische loodswezen kon, na Maandag avond de af komende Har wichboot met den loods bemand te hebben, wegens het stormweder niet meer in de Westeihaven komen, en is met veel moeite en gevaar en half met het overkomende water gevuld in het haventje van den Zuid Kraajjert moeten bin- nenloopen. Van den winkel van Eigen Hulp woei de schoorsteen af en veroorzaakte aan het dak

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 1