N°. 260
137" Jaargang.
1894
Zaterdag
3 November.
te laat?
Middelburg 2 November.
Deze courant verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nummers, met of zouder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen, van 17 regels 1.50;
iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Reclames 40 cent per regel.
IHIDDELBIH (01 HIM.
Y
Vhernometet.
AdverteBttëa
i Agenten, te VliaaingenP. G. de Vïy Mestdaöh Zoon, te GoesA. C. Boloit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenF. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij, I
Middelburg 1 Nov. 8 u. vm. 53 gr. j te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonoe. Verder nemen alle postkantoren en boekbandelaren abonnementen en advertentiën I moeten des namiddags te iém nvt
m. 12 n. 54 gr., av. 4 n. 56 gr. F. j aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Rotterdam, de Gebb. Beukt ante, te 's Gravenbage, en A. de La Mas Azn., te Amsterdam. aan bet bureau bezorgd zijn, willen
tt1.^ 'i Hoofdagenten voor het Buitenlandte Pargs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cns., John F. Jones, opvolger.zg des avonds nog worden opgenomen,
Verwacht Z. wind.
Strak3 vangen de parlementaire werkzaam
heden in ons land wêer aan.
Dan worden in de Kamers de begrootingen
behandeld, natuurlijk alles weêr even laat
als alle jaren; en moet men zich weêr haasten
om niet al te veel ten achteren te zijn.
Stellig zullen er ook weêr algemeene be
schouwingen worden geleverd. Wanneer het
afdeelingsverslag der Tweede kamer de
maatstaf kan heeten van hetgeen op dit
punt in openbare zitting zal gezegd worden,
dan kan men zich veilig de moeite van
spreken sparen. Het zou slechts herhalen
zijn van hetgeen honderd m ral is gezegd
en geschreven van het oogenblik dat den 9en
Maart het amendement-De Meijier op de
kiesrecht-ontwerpen van den gewezen mi
nister Tak werd aangenomen.
Onfrlsch zijn de betuigingen, de verkla
ringen, de opmerkingen, in een der afdee-
lingen over den politieken toestand sinds
dat oogenblik gemaakt.
In de andere afdeelingen is blijkbaar geen
enkel woord daarover gesproken.
Is dit zoo, dan zullen voorzeker de dis-
cuBsiê'n over de kwestie van het optreden
van het hnidige kabinet ook geen breede
vlucht nemen.
Eigenaardige toestand voorzeker.
De triomf wordt op dit oogenblik behaald
door de halfslachtigheid, de gemoedelijkheid,
de gemakzucht, het streven naar rustige rust,
die in ons land al zoovele dingen deden ver
dwijnen in den doofpot.
Juist zij, die in de Tweede kamer had
den moeten spreken, deden dit niet. Zij
lieten den tijd voorbij gaan, toen men voor
het eerst elkaar ontmoette en duidelijk had
moeten zeggen waar het op stonden zij
gunden aan de Eerste kamer de eer om
eenig licht te vragen.
En toen ook daar ophelderingen waren
gegeven, door overlegging van stukken, toen
was het of met die openbaarmaking alles
gedaan was wat er moest geschieden. Nie
mand sprak meer ook niet in de Eerste
kamerzelfs in 't geheel niet in de Tweede.
Nu men daardoor als van zelf alle vuur
doofde, vreezen wij dat er nu nog minder
belangstelling gewekt zal kunnen worden
en verwondert het ons niet dat de tegen
standers van het vorig kabinet hunne triomfen
vieren en spreken van weinig ingenomenheid
in den lande met de vroegere kiesrechtont-
werpen en den draak stéken met de eigen
aardige, in ons land zeldzame ovatie, den
gewezen minister Tak van Poortvliet bereid.
Wie bedenkt hoe weinig warm men zich
in ons land maakt voor politieke vraagstuk
ken hoe zelden men zich opwindt en door
daden toont het goede van een minister te
waardeeren, die zal wel van de hulde, den
ex-minister door de we rklieden gebracht, een
anderen dan een komischer» indruk" ver
kregen hebben. Men is hier niet grif met
zijne huidebeioogingenmen wordt niet licht
opgewonden. Te meer te waardeeren was
het daarom dat uit den boezem der werk
lieden znlk eene betooging plaats had.
In onze oogen was dit juist een bescha
mend voorbeeld voor hen, die in 's lands
vergaderzaal hebben gezwegenin de Eerste
kamer zelfs na de aanvulling van den heer
Van Tienhoven van de overgelegde stukken
en na de verklaring dat men met een poli
tiek debat niet wachten moest tot September
in de Tweede kamer zelfs bij het adres van
antwoord op de troonrede.
Dit is te bejammeren, want
Reeds veel verder waren wij gisteren met
ons opstel gevorderd, toen onze leestafel
werd verrijkt met een nieuwe aflevering van
de Vragen des tijds, waarin het opstel van
den oud-minister Smidt voorkomt, door ons
met enkele woorden aangekondigd. En wij
lazen aan het slot daarvan de juiste woorden,
die als vervolg op het bovenstaande qeter
passen dan hetgeen door ons was geschreven,
Dit schreef het Haagsche Dagblad.
want „wat moet het volk van den ernst en
van de overtuiging zijner vertegenwoordigers
denken, als zij na al wat gebeurd is en na
al dat geroep om licht, bij elkander komende
de zaak doodzwijgen
Dit is de ernstige, de gegronde vraag,
door den heer Fransen van de Putte geuit
en door den oud-minister van justitie aan
het slot van zijn belangrijk opstel nog eens
herhaald.
De heer Smidt geeft daarin een overzicht
van al hetgeen vóór, op en na 9 Maart is
voorgevallen, waarbij hij o. a. opmerkt dat
door het amendement-De Meijier de strek
king en beteekenis der (bekende) voordracht
geheel gewijzigd werd, zoodat het karakter
der door de regeering voorgestelde kiesrecht-
hervorming verloren ging en het doel daarvan
niet meer kon worden verwezenlijkt. Hij wijst
daarin op den zonderlingen indruk, dien het
moest maken dat de Tweede kamer niet
onmiddelijk na hare bijeenkomst het onder
werp aanvatte, verklaring en verantwoording
eischte.
De Eerste kamer was meer wakker, maar
verviel van haar standpunt eerst in een ander
uiterste, toen haar voorzitter de zonderlinge
woorden sprak„Buitengewone omstandig
heden, waarvan de eigenlijke oorzaken nog
niet openbaar zijn, hebben deze buitenge
wone zitting in het leven geroepen." En
dat zeide de man, die door Hare Majesteit
over de wijze van oplossing was geraad
pleegd en dus zelf met alle omstandigheden
volkomen kon en moest bekend zijn.
Hierna komt de oud-minister op de inter
pellatie van den heer Fransen van de Putte
en de door dezen gesproken, hierboven aan
gehaalde woordenom er daarna vooral de
aandacht op te vestigen, dat er nooit meer
een woord is gesproken over een der belang
rijkste gebeurtenissen in onze politieke ge
schiedenis.
Ofschoon bij de interpellatie in de Eerste
kamer reeds was gezegd, dat toen al
toelichting en opheldering noodig was, en
daarom met het politiek debat niet „ge
wacht" moest worden „tot September, wanneer
wij, zoo ik vertrouw, ook ander werk van
de regeering voor ons zullen krijgen", werd
de eenige gelegenheid, die vóór September
zich daartoe nog voordeed, ongebruikt ge
laten. Daarbij mag echter niet verzwegen
worden, dat ook in de politiek, nevens gun
stige toevallen, zich ook ongunstige voordoen
en dit in de Eerste kamer 't geval was
op 5 Juli was de heer V. d. Putte, volgene
zijne kennisgeving, wegens ongesteldheid er
niet aanwezig.
En in September sprak genoemde heer
over Lombok.
Waaraan deze ongekende en onverklaar
bare loop van zaken is te wijten of te danken
„Men wilde wellicht, zegt de beer Smidt,
onder de werking van nog niet gedoofde
hartstochten, bij de verkiezingen ontwikkeld,
de zaak niet dadelijk aan de orde brengen
Uitnemende gedachte en bedoeling ware
het ook nog meer voortreffelijk geweest, indien
heftigheid in 't geheel niet ware vertoond
en gewekt. Maar over de ontbinding van
20 Maart en hetgeen er aan vóórafging, kon
toch na verloop van een half jaar wel met
een koel hoofd worden gesproken en geoor
deeld vooral na eene maandenlange zomer
rust, langer dan immer te voren aan Sta-
ten-generaal en eene nieuw opgetreden re
geering vergund en door niets gestoord."
En wat zal nu het geval zijn. Dat, zooals
wij reeds opmerkten, in December geen
zweem van actualiteit meer te bespeuren
zal zijn en menigeen terecht zal wenschen
dan geen oude koeien uit de sloot te halen,
vooral niet onder de omstandigheden, die
te dien tijde zich voordoen. Zou ook, terwijl
voorziening in de naaste toekomst hooge en
dringende eischen stelt, het dan niet een
oppervlakkig, onvruchtbaar en voor 's lands
belang zelfs schadelijk gepraat dreigen te
worden
Op die vraag van den oud-minister valt
niet anders dan een bevestigend antwoord
te geven. Trouwens, het voorloopig verslag
geeft ons daarvan reeds een proefje.
Wij moeten ons bepalen tot enkele grepen
uit het belangrijk opstal van den oud-minister
van justitiehet verder aan onze lezers
overlatend, maar vooral hun aanbevelend,
daarvan in zijn geheel kennis te nemen.
Het was z. i. plicht dat tijdens de ver
kiezingen de zeven leden, waaruit gedurende
den loop daarvan het toenmalig ministe
rie bestond, hoezeer ook getart, niet tracht
ten op haar uitslag invloed te oefenen door
zich in de politieke bewegingen van den
dag te mengen.
Maar, nu te vergeefs is uitgezien naar het
onweder, dat den dampkring moest zuiveren,
zou verdere onthouding te ver gedreven zijn
en is het niet anders dan een plichtmatig
voldoen aan den drang, door den loop der
omstandigheden veroorzaakt, niet den indruk
te doen vestigen van een eerbiedig en lijdelijk
berusten in onjuiste en verkeerde voorstel
lingen en beweringen.
Dat dreef den oud-minister thans de pen
op te nemen.
En hij bespreekt daartoe vooral hetgeen
door den heer Fransen van de Putte is ge
zegd en uit zijne verbazing dat ook genoemde
interpellant in zijne toespraak in de Eerste
kamer opheldering vroeg over de herhaaldelijk
geuite vraagwaarom de minister Tak in
den voormiddag van den 9en Maart niet het
woord onaannemelijk liet hooren ten opzichte
van het amendement-De Meijier.
Daarover schrijtt de heer Smidt en van
hem, die den loop der geschiedenis van nabij
heeft gevolgd, is hetgeen hij zegt, en dat
volkomen de door ons vroeger
geuite gevoelens bevestigt, van
zeer veel géwicht Let volgende
»Dat dit niet werd gedaan, dit is de vlieg,
die de anders volkomen deugdeljjke zalf heeft
bedorven.
Maar, heeft dan de heer Van de Putte, die
aan gevoel meer dan aan »verstand en goed
beleid" verklaarde te hechten, niet gevoeld
dat zoodanige opvallende verklaring,nadat
de beraadslagingen waren gesloten, even voor
de stemming gegeven, eene zoo buitengewone,
nog nimmer voorgekomen regeeringshandeling
zou geweest zjjn, dat al de boosaardige aan
tijgingen, bjj de afgeloopen verkiezingen we
gens het gemis van dergeljjke verklaring ge
hoord, inderdaad kinderspel waren te noemen,
vergeleken bjj die, welke dan zouden ontleend
zjjn aan de pressie en het terrorisme, die de
>overmoedige minister" (eene qualificatie, nu
reeds zonder motiveering door den interpellant
gebezigd) in de vergadering had gepoogd uit
te oefenen Want in de praktjjk der poli
tiek is het niet anderselke gedragsijjn, die
gevolgd wordt, roept onruiddelljjk zware be
denkingen op, maar, wordt eene tegenoverge
stelde aanvaard, ze worden niet minder ver
nomen. Op het voorhanden geval toegepast
nu wilde men wel verklaren, dat er »misver-
stand" omtrent de bedoeling der regeering
was ontstaan. Maar dan zou het oordeel niet
achterwege zjjn gebleven, dat over eene zaak,
reeds volkomen duideljjk, zoodanige ongehoorde,
sensatiewekkende,impressioneerende inmenging
op het meest ongunstig oogenblik, ten eenen-
male overbodig was, zoodat men wel de meest
afgrjjsljjke geheime bedoelingen moest onder
stellen. en zou de nu »overmoedige" dan
zeker op zjjn minst een verdachte zjjn gewor
den. Hoe zou er niet opgevlogen zjjn tegen
een minister, die op dat oogenblik de stem
ming had willen beheerschen, door (om de
woorden na te zeggen, door den heer Beau
fort in Augustus gebezigd) aan de vertegen
woordiging »het dreigend gevaar" voor te
houden van »zich aan de vuurproef der ver
kiezingen te moeten onderwerpen"!
Door bezwaren, die geopperd zullen worden,
moet eene regeering zich niet van haren plicht
laten afbrengen, maar voor gegronde beden
kingen moet zjj zich wachten. En voor het
laatstvermeld oordeel zou dan reden bestaan
hebben, die er voor de gehoorde grieve niet is.
Want de zaak zelve kon en moest duideljjk
zjjn voor ieder »die parlementair gehoor en ge
voel had.
Een nagalm van hetgeen bjj de verkiezingen
op alle tonen is gezongen, dat nl. speciaal het
woord onaannemetyk had moeten gezegd zjjn,
nog te hooren klinken uit de mond, die van
zooveel ervaring weet te spreken, is onbegrjj-
peljjk en betreurenswaard. Het was toch eene
uitvinding van 1894, dat een minister, die een
amendement subversief achtte, dit moest te
kennen geven met dat formulier."
Een sacramenteel aonaannemeljjk" is ner
gens voorgeschreven door de meest parle
mentaire ministers werd het zelden gebezigd;
de minister Tak, gemeenlijk sober en iacht
in zijne uitdrukkingen, gebruikte het nooit.
Niettemin werd hij bij andere gelegen
heden best begrepen maar, verwonderlijk,
nu juist niet
Zijn rede van 8 Maart is voor ieder, die
lezen kan, voldoende, om zich te verzekeren
dat krachtiger eakelijk betoog van 'diame-
traal-principieelen strijd van 't amendement
met het regeeringsvoorstel bezwaarlijk denk
baar is.
^Buitendien nog zegt de oud-minister
Smidt vóór en in den aanvang der zitting
van 9 Maart heeft geen der toen aanwezige
ministers (die van koloniën kon, om overwe
gende redenen, er niet bij zjjn) tegenover tal
van leden, met wie ieder hunner wel heeft
gesproken, de beteekenis der toen ophanden
stemming verheeld.
Voor ^misverstand" in den boezem der tweede
kamer was te minder eenige redeljjke aanlei
ding te onderstellen, omdat aan alle leden,
althans even goed als aan de regeering, be
kend kon zjjn, dat het amendement-De Mejjier
afkomstig was van aan het kiesrecht-ontwerp
volstrekt vjjandige zjjde. De heer De Mejjier zelt
was er principieel tegen gekant, hoe gemoede-
ljjk door hem ook was gesproken. Maar juist
die gemoedeljjkheid is schromeljjk misbruikt.
En zjjne toenmalige vrienden en medewerkers,
die niet ophielden op het vriendelijk en vriend
schappelijk karakter van het amendement te
wjjzen, hebben daarmede hun inzicht en be
doeling genoegzaam geopenbaard. De vrien
den en medewerkers waren zonder uitzonde
ring vierkante opposanten tegen de voordracht.
Want het was geen geheim, dat het amende
ment, wat zjjn inhoud betreft, niet uitsluitend
van den voorsteller afkomstig, maar de vrucht
was van conferenties van opposanten, tot zelfs
bjj het nazien der drukproef voortgezet. Zoo
weinig was het eene verborgenheid, dat de
heer De Beaufort die samenwerking zelf erkent,
en ze beschrjjft als bestaan hebbende uit libe
ralen, Roomsch-katholieken en anti-revolution-
nairen. Hjj noemt bjj name niemand, behalve
zich zeiven, maar dit en de aanduiding van
roomsch-katholieken", (waaronder dr Schaep-
man niet was) teekent voldoende; terwjjl in
de discussies de heer Mees het bewjjs gaf, op
de hoogte van het amendement te zjjn, alsof
hjj voorsteller was. Dat voor 't overige leden
als Van Karnebeek en Van Houten tot raad
geving of redactie medewerkten, laat geen
twjjfel over, wat de aard en strekking was van
het zoete amendement. Dat de heer Van Kar
nebeek er later toch tegenstemde, was overeen
komstig zjjn bekende denkwjjze. Maar vreemd
kan het schjjnendat de heer Van Houten, er vóór
stemmende, later uitdrukkelijk verklaarde, dat
hjj met velen zjjner vrienden, in weerwil van
de aanneming van het amendement, toch tegen
het artikel zich zou verklaard hebben. Maar
dit was alleen in schjjn zonderling. Het was
toch niet anders te wachten, wanneer niet
meer het onderwerp eener voordracht als
hoofdzaak beschouwd, maar deze beheerscht
wordt door zuiver politieke beweegredenen".
Wat dus herhaaldelijk gevraagd is was
onnoodig, onredelijk, zedelijk onmogelijk.
Dat had do heer Fransen van de Putte,
een man vergrijsd in de politiek, ook moeien
begrijpenwat de heer Van der Linden in
Mei 1872 eens zeide, toen ook aan de
regeering een grief was gemaakt, dat zij
geen meer peitinente verklaring bad gegeven,
was ook hier van toepassing„Zoodanige
verklaring is volstrekt niet noodig. Er zijn
zaken in eene vergadering, die ieder, die
eenig politiek inzicht heeft, vat. In de
positie, waarin de regeering verkeerde, vooral
moest ze zich wachten Soms wordt
alles bezwarend gemaakt. Gaat men niet
been, dan is er bezwaargaat men wel
heen, dan wordt het kwalijk genomen. Zegt
men niet, dat het (onaannemelijk) is, dan
wordt de beteekenis niet begrepenen
wanneer men bet doet, dan is het eene
bedreiging, eene pressie op de Kamer."
Nu de Tweede kamer in 't geheel zweeg,
en de Eerste halverwege bleef stil staan en
beide den juisten tijd als 't ware lieten
voorbijgaan, zijn wij erkentelijk dat een man
als de heer Smidt, die zelf aan de groene
tafel zat, toen het gewichtige feit voorviel,
zijn licht daarover heeft laten schijnen.
De vertegenwoordiging kan er nu het
zwijgen 'toedoen tenzij zij kans zie de
luchtte zuiveren van het drukkende gevoel,
dat thans iieerscht.
Maar wij vreezen dat dit nu niet meer
mogelijk is.
Alleen zou men de huidige regeering nog
eens uitdrukkelijk kurnen wijzen op de
dure verplichting, die, in verband met bet
in Maart voorgevallene, op haar rust om de
handen aan het werk te slaan.
De veelheid van candidaten in het district
Helder, voor de verkiezing Dinsdag 11., heeft
velen op een dwaalspoor gebracht.
Wjj noemden den heer A. P. Staalman, die
met den katholieken candidaat J. J. Kraak
man in herstemming moet komen, liberaal
anderen qualificeerden hem als anti-revolu-
tionnair.
De Standaard schjjnt hem echter als zoo
danig niet te erkennenhet blad spreekt alleen
van den heer Korver als anti-revolutionnair
candidaat, en maakt uit het gering aantal
stemmen, dat deze kreeg, de gevolgtrekking,
dat er van de zjjde zjjner parljj genoot en niet
ernstig meegestreden is.
Wat de heer Staalman nu eigenljjk wel is,
valt nog niet te zeggen.
Misschien wil hjj de man van alle partgen zjjn.
Dit is zeker dat de liberalen zeiven schuld
hebben dat zjj de neerlaag leden. Zjj waren
zoo verdeeld dat het district nu voor hen
verloren is. Hetzelfde is elders ook al meer
dan eens vertoond. Hunne zeven candidaten
om van den heer P. C. F. Frowein niet
te spreken verkregen gezamenlijk 849 stem
men. Op den heer Staalman waren er 558
uitgebracht, op den heer Kraakman 281.
Bjj kon. besluit
is op hun verzoek eervol ontslag verleend
aan P. J. Lau als notaris te Schiedam, en aan
P. J. van Djjk van MateneBse, als burgemees
ter van Schiedam;
is de commissaris der loodsen te Hellevoet-
sluis, L. van der Sloot, tevens agent der
Zuid-Hollandsche Mij tot redding van schip
breukelingen, benoemd tot broeder in de orde
van den Nederlandschen Leeuw-, en in de
orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden)
tot officier de majoor J. J. Wierts, van den
Btaf der infanterie, directeurvan den hoofdcur
sus te Kampen.
Op den 30 October 11. heeft te Madrid de
onderteekening plaats gehad van een nieuw
verdrag tusschen Nederland en Spanje, tot
regeling der uitlevering van misdadigers zoo
wel in het moederland als in de kolaniën.
De Donderdag per mail ontvangen Indische
bladen bevatten de eerste bijzonderheden om
trent de inneming van Mataram.
Het regeeringstelegram daaromtrent luidt
»Zaterdagmorgen (29 Sept.) om vier uur,
rukten uit drie en een half bataljon infanterie,
anderhalf peloton cavalerie, twee sect ën veld-,
twee en een halve sectie berg-artillerie, drie
sectiën genietroepen met doel binnen Mataiam
te dringen en poeri te bezetten. Hootdaanval
werd gericht tegen zuidwesteljj ken boek Ma
taram, tot welk einde langs rechteroever en
daarna door de Soengi Antjar werd opgerukt»
Bjj het binnendringen van Mataram werd
heftige tegenstand ontmoet en op zware borst
wering gestuit. Nadat deze genomen was,
werd langzaam voorwaarts gerukt, terwjjl eene
colonne, die Mataram van de zuidzjjde be
oosten grooten weg van Poenia naar noord
binnenrukte, de beweging ondersteunde. Om
tien uur 's middags ongeveer werden de vier
poeris aan het kruispunt der groote wegen
binnen Mataram bestormd en genomen. De
zuidwestelijke poeri werd daarop bezet en tot
verdediging ingericht, terwjjl aan den wes
telijken ingang van Mataram, waarlangs van
uit Aroeng-Aroeng een colonne van twee
compagnieën was binnengerukt, eveneens een
punt werd vastgehouden ter bestrjjking van
den grooten weg van west naar oost en tot
verzekering der communatie van de poeri
met Aroeng-Aroeng en Ampenam. In de
poeri bleven achter twee compagnieën en een
peloton, aan den ingang van Mataram een
peloton, beide van het 6e bataljon, terwjjl in
de poeri twee veldstukken en een bergstuk
in batterjj werden gesteld. Eene hevige
regenbui gedurende een uur in den namiddag
belemmerde zeer de werkzaamheden. Bjj vier
sprong Mataram werden door ons 67 ljjken van
Baliërs gevonden en begraven, terwijl in het