N°. 232. 1894 Dinsdag 2 Octobe Middelburg 1 October. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2. Afzonderlijke nummers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. ven s'alle Advertentiën20 cent per regel. Bij Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberïï dankbetuigingen, van 1—7 regels /^HT" iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. Landbouw en veeteelt in de Tweede kamer. Thermometer. Middelburg 1 Oct. 8 u. vat. 53 gr. m. 12 u- 58 gr., av. 4 n. 58 gr. "Verwacht N. O. wind. j Agenten te VlissingenP. Gr. de Vet Mestdagh Zoon, te GoesA. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenP. v. d. Peul, te ZierikzeeA. C. de Mooi/, j te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Yerder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiè'n F. aan, evenals de advertentie-bureau's van Ni/gh Van Ditmab, te Botterdam, de Gebb. Belintahte, te 's Gravenhage, en A. de La Ma* Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cds., John F. Jches, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te iém nul aan het bureau bezorgd zjjn, willen zjj des avonds nog worden opgenomen^ i ii. (Slot.) Het tweede belangrijke pnnt, dat in de Tweede kamer bij de behandeling van het adres van antwoord op de troonrede ter sprake kwam, betrof de veeteelt. Aanleiding daartoe gaf de vijfde zinsnede van dat adres, luidende„Wij hopen, dat intrekking van de verbodsbepalingen, welke den uitvoer van vee naar aangrenzende rijken beletten, spoedig zal volgen." Aan de discussie daarover*namen deel de heeren H. Pyttersen Tzn, afgevaardigde voor Schoterland, P. B. J. Ferf, lid der kamer voor Edam, en mr P. C. J. Hennequin, afgevaardigde voor het district Oostburg. Uit verschillende deelen van het land waren dus sprekers op de bres om, elk voor zijne parochie, het belang der veehouders te bepleiten. Nu, daar was reden voor. Ten gevolge der ziekten onder het vee, het mond- en klauwzeer o. a., zijn voor die veehouders schadelijke en belemmerende bepalingen gemaakt, die tot ernstige klachten aanleiding geven. Een der grieven geldt de wijze, waarop het trekken der kringen rondom de besmette en verdachte stallen geschiedtdie kringen omvatten in de meeste gevallen niet slechts de genoemde stallen, maar ook die waaromtrent met vrij groote zekerheid kan worden beweerd, dat het zich daarin bevindende vee niet in de minste aanraking is geweest met ziek verklaarde of verdachte dieren. Dat er maatregelen moeten genomen wor den om de verspreiding van besmettelijke ziekten onder het vee tegen te gaan ligt voor de handmaar men verwacht, dat die zoo weinig mogelijk den handel belemmeren, en zoo veel mogelijk worden beperkt tot de stallen, waar zich zulk vee bevindt. Ook de kosten van opstallen, waartoe de eigenaars van aangetast vee zijn verplicht, zijn zeer bezwarenden men zou vergoeding van rijkswege wenschen. De heer Pyttersen maakte zich ook tot tolk van hen, die zouden wenschen dat, evenals in Engeland, het aan mond- en klauwzeer lijdende vee werd afgemaakt, zooals eertijds is geschied bij het heerschen der longziekte. Anderen twijfelen sterk aan het nut en afdoende van zulk een maatregel en zouden allerminst thans daartoe willen overgaan, nu de ziekte al zoo zeer is uitge breid maar, wil men daartoe besluiten, liever wachten tot het voorjaar, daar de ervaring heeft geleerd, dat in het winterseizoen, wan neer het vee wordt opgestald, de ziekte althans tijdelijk uitsterft. Yoor dit afmaken in het voorjaar, wanneer onverhoopt de ziekte weder den kop mocht opsteken, gevoelde ook de heer Ferf veel. Belangrijk was in menig opzicht, vooral ook voor velen in onze provincie, wier belangen t>ü deze kwestie zgn betrokken, het ant woord, dat de regeering bij monde van den minister Yan Houten gaf. Hij zeide het volgende »Ten aanzien van de maatregelen, die tegen het mond- en klauwzeer worden genomen, sta ik op een volmaakt onbevooroordeeld stand punt. Ik ben geroepen geworden de bevoegd heden toe te passen, welke de bestaande wet ten in mgne handen leggen, maar zonder dat ik eene vooropgevatte overtuiging had, dat de voor te schrgven maatregelen doeltreffend en afdoende waren. Ik heb mg tot taak gesteld, gelgk ik reeds de eer had mede te deelen bg de regularisa- tiewet, in het vorige zittingsjaar ten aanzien van dit onderdeel behandeld, de bestaande wetten en besluiten uit te voeren en daarbg van de ervaring profgt te trekken, in de voor afgaande jaren opgedaan. Ik heb reeds gedaan wat de geachte afge vaardigde, de heer Pyttersen, wenschte, namelgk altgd kritisch nagegaan in hoever deze maat regelen doeltreffend bevonden worden in de practjjk. Dat die maatregelen in het alge meen afkeuring zouden verdienen, zooals de geachte afgevaardigde heeft aangemerkt, zou ik inderdaad met durven toegeven. Zoowel in het vorige jaar als in den aanvang van dit jaar zgn die maatregelen doeltreffend be vonden. Ter herinnering voeg ik hierbij, dat die maatregelen bestaan, wat betreft het zieke vee en het vee dat tot de besmette koppels behoort, in afzondering, ophokking en op- Btalling, en wat het verdachte vee betreft, in belemmering van het veevervoer. In Limburg is in Februari van dit jaar het mond- en klauwzeer uitgebroken en is daar kunnen worden beperkt tot drie gevallen omvattende 143 stuks. Door daar de gewone maatregelen toe te passen heeft in Februari de ziekte geen verdere uitbreiding erlangd. Zoo ook in Maart in de Haarlemmermeer. En nu is natuurljjk in dien tjjd, wanneer het vee niet in bet land is, de bestrgding gemak kelijker dan later, maar toch is ook aanvan kelijk in Mei, toen de eerste gevallen hier in het spoelingdistrict zgn voorgekomen, de ziekte beperkt gebleven tot twee gevallen, te zamen 111 beesten omvattende. In Juni is in die omgeving, bepaaldelijk in Overschie, de ziekte toegenomen en heeft zij zich in 77 gevallen bg 542 beesten voorgedaan, terwjjl zich tevens de eerste gevallen voordeden in Noord-Holland. In Juli is eene uitbreiding waargenomen tot Utrecht, tot Gelderland 1 geval, en Noord- Braband 1 geval, maar in Gelderland en Noord- Brabant hebben de maatregelen de ziekte aanvankelijk weder kunnen onderdrukken. Alleen in Zuid-Holland is in Augustus de uitbreiding zoodanig geweest, dat de maatre gelen daar kunnen worden gezegd geen doel te hebben getroffen. In Augustus zgn in Zuid-Holland niet min der dan 18,350 stuks vee aangetast op meer dan 600 stallen en die uitbreiding gaat sedert in Zuid- en Noord-Holland en in een deel van Utrecht nog voort. Wanneer men nu nagaat, hoe het verloop zou zgn geweest, indien men geenerlei maat regelen had genomen, dat wil zeggen, indien, zooals met deze uiterst besmettelijke ziekte het geval zou zgn geweest, men haar als een loopend vuur zich over het land had laten verspreiden, dan zouden natuurljjk de gevol gen voor de schatkist voordeeliger zjjn ge weest, want inderdaad zullen de genomen maatregelen aanzienlijke bedragen vorderen, maar aan den anderen kant, hoe beduidend de ziekte-cjjfers ook zgn, toch is nu percents gewijze nog slechts een gering deel van den veestapel aangetast. Het totaal der gevallen is tot 1 September ruim 26.000 en al neem ik aan, dat dit in September en October zich zal verdubbelen, dan zou het aantal gevallen nog slechts ruim 50.000 zjjn op een veestapel, omvattende aan groot en klein vee ongeveer U/s millioen stuks, zoodat nog een aanzienlijk voordeel is ver kregen met betrekking tot het overgrootste deel van den veestapel, dat aan de ziekte is ontkomen. Ik voor mg ben om die reden in soms de ruimte niet voldoende is om het vee te doen grazen, terwjjl zjj op kleinen afstand het voedsel overvloedig ter beschikking hebben. Door het trekken van groote kringen wordt den veehouders minder nadeel toegebracht dan door kleine kringen, omdat zjj in ruimere mate de gelegenheid hebben het vee te ver weiden. Het is opmerkeljjk, dat ik den ge- achten afgevaardigde, die mjj het genoegen deed over dit onderwerp ook in bgzonder onderhoud te spreken, kon wjjzen op groote kringen, ook in Friesland, die tot hoegenaamd geen bezwaren aanleiding gegeven hebben, althans voor zoover mij bekend is gemaakt. Ik zie echter niet voorbjj dat de tjjd naderti waarop verkoop van vee noodrakeljjk is. In dien dan de groote kringen onveranderd wer den gehandhaafd, zou men moeilijkheden te wachten hebben, en de regeering zou niet verantwoord zjjn zoo zjj geen maatregelen trof om aan die bezwaren te gemoet te ko men. Overal waar groote kringen zgn ge trokken heeft de plaatseljjke overheid de be voegdheid om, in overeenstemming met den veearts, in bgzondere gevallen vergunning tot vervoer buiten de kringen te verleenen, na tuurljjk van volkomen gezonde koppels. Het vervoer naar de slachtbank wordt ook beschouwd als een bgzonder geval. Wanneer nu echter de kringen nog beston den aan het einde van het seizoen, zou men niet alle gevallen onder de rubriek »bjjzondere gevallen" kunnen brengen, waarin toch ver voer noodzakeljjk is, bg voorbeeld wanneer het aantal stuks vee, hetwelk een veehouder bezit, buiten evenredigheid is tot de gelegen heid tot opstalling of verkoop noodzakeljjk is om financieele redenen. Ik stel mg voor om, wanneer de tjjd nadert, dat meer algemeen verplaatsing van vee noodzakelijk wordt, in overweging te nemen öf opuefEng der krin gen, öf meer algemeene vergunningen waar door het vervoer uit die kringen op ruimer schaal mogeljjk wordt. Men stelt zich bljjkbaar voor, dat die krin gen zullen worden gehandhaafd tot na het seizoen van opBtalling. Althans, die gedachte is bjj mjj opgekomen toen ik den geachten afgevaardigde uit Schoterland hoorde hg deed opmerken, dat men met angst de periode van November te gemoet zag. Ik stel mg echter voor om wanneer die periode komt maatrege len te nemen om alsdan de onmiddellijke opstalling van zieke koppels te bevorderen, maar het vervoer van gezond vee niet tegen te gaan. Evenwel moet ik te rade gaan met hetgeen mgn geachte ambtgenoot op diplomatiek gebied weet te verkrjjgen en de voorwaarden die hierbjj wellicht worden gesteld. Bg voor beeld zou handhaving van den grooten kring in het belang van opening van den invoer in naburige rjjken noodzakeljjk kunnen bljjven. Maar de kleine kringen, waarop de heer twjjfel, of omtrent de maatregelen, welke nu Ferf wees, zullen in die periode natuurlijk genomen worden, het woord van den heer Ferf juist is, dat het geneesmiddel erger is dan de kwaal. Dit kan ik hem wel verzekeren, dat steeds is gedaan wat hjj wenscht, en telkens naarmate van het verloop der ziekte door de regeering de bakens zjjn verzet en dat deze niet ophoudt nauwkeurig acht te slaan op het verloop om, naarmate de verschijnselen die zich voordoen, voort te gaan met de bakens te verzetten. Aanyankeljjk is elk geval individueel be streden vervolgens heeft men niet elk afzon derlijk geval met dezelfde scherpte bestreden, maar kringen getrokken en eindeljjk heeft men getracht door ons land in tweeën te ver- deelen en het grootste deel van Zuid-Holland, Noord-Holland en een deel van Utrecht af te sluiten van het overige gedeelte van ons land, de zoogenaamde land-provinciën voor de ziekt8 te bewaren. Dit laatste vooral, om te verkrjjgen dat uit die onbesmette provinciën de uitvoer naar het buitenland gemakkelijker weder toegestaan zou worden. De geachte afgevaardigde, de heer Pyttersen, heeft gepleit voor het trekken van zeer kleine kringen, maar ik meen dien geachten spreker te moeten opmerken, dat de kleine kring in sommige opzichten meer nadeel veroorzaakt dan de grootede groote kringen zgn juist getrokken om te gemoet te komen aan de bezwaren van veehouders in kleine kringen. Immers, een van de grootste bezwaren van art. 29 bestaat daarin, dat men het verdachte vee moet vastleggen en de veehouder het dan hun nut verliezen en vermindering daarvan zal bjj de regeering sympathie vinden. Wat nu betreft de maatregelen, te nemen ten aanzien van zieke koppels, door ophokking of opstalling, en de daarmede gepaard gaande kosten, moet ik den geachten afgevaardigde uit Schoterland de illusie ontnemen, dat alle landbouwers-deskundigen zoo ingenomen zou den zjjn met den maatregel van opstalling. Aan mjjn departement kan hjj requesten vin den, meer dan één, waarbjj men juist tegen de opstalling groote bezwaren heeft. Ik kan niet toegeven, dat algemeen het trekken van de kringen wordt afgekeurd en de opstalling goedgekeurd. De hoofdvraag betreft hierbjj echter de schadeloosstelling. Zooals thans de wet luidt heeft de landbouwer geen wettelijke aanspraak op schadeloosstelling, noch ter zake van opstalling of ophokking, noch ter zake van hetgeen het vee bjj afmaking meer waard mocht bljjken te zjjn dan de helft van de ge zonde waarde. Nog onlangs zgn twee gevallen van afmaking voorgekomen, een in Groningen en een in Yenhuizen, in het noordeljjk deel van Noord-Holland, doch ook daarvoor gaf de wet slechts aanspraak op de helft der gezonde waarde. Maar het onbillijke, dat daarin ge legen is, heeft mgn voorganger en mg aan leiding gegeven om bg koninklgk besluit de uitbetaling van de meerdere waarde uit te lokken. Dit kan echter slechts op kleine schaal geschieden, omdat de minister gebonden is aan zjjne begrooting en, binnen zoodanig beperkte grenzen, als eene soort van proef neming, dat hjj op algemeenen bjj val mag ook niet mag vervoeren naar een stuk land, rekenen. dat iets verder gelegen is. Tallooze klachtenWanneer men op grooter schaal afmaking zgn bg de regeering ingekomen betreffende wil beproeven en er zjjn deskundige krin- het feit, dat men de veehouders verplicht het gen, waarin dit wordt voorgesteld dan zou vee te houden binnen een kleinen kring, waar ik tevens wenschen, dat daarvan bjj de redactie van de begrooting bleek. In zooverre zal het debat over dit punt moeten worden voortgezet bjj de normale begrooting voor 1895. Wat aangaat de schadeloosstelling, is het stand punt der regeering dit geweest, dat, hoewel de wet geen recht op schadevergoeding gaf, het toch wenscheljjk was en het haar voor nemen was te bevorderen, dat daar, waar de opstalling, met de noodzakelijkheid van een vervroegd gebruik van hooi, of ophokking, door de behoefte om voeder te koopen, schade voor den veehouder ten gevolge had, eene redeljjke schadeloosstelling werd verleend. Dit antwoord is door mg aan eene maat schappij van landbouw reeds een paar maan den geleden gegeven, en ik geloof, dat het voldoende in het land bekend is, dat dit het voornemen der regeering is. Maar de regee ring zal daarbg de medewerking van de Staten-generaal noodig hebben, omdat daartoe eene verhooging der loopende begrooting zal moeten worden voorgesteld. Vooreerst zal reeds een hooger bedrag dan is uitgetrokken op de begrooting voor 1894 noodig zgn voor de kosten, die reeds volgens de wet voor rekening van den Staat komen, en bovendien een post, welke noodzakeljjk is, wanneer de Kamer zich met de zienswjjze van de regee ring om eene schadeloosstelling voor het toevoeder te verleenen, vereenigen kan. Ik vertrouw, dat de Kamer daarin aan de regee ring hare medewerking zal schenken. Ik geloof hiermede de inzichten van de regeering en de door haar genomen maat regelen te hebben verdedigd, altgd van het standpunt uitgaande, dat de regeering in deze slechts de maatregelen heeft uit te voeren, door de wet aanbevolen. Dit mag ik er nog bg voegen omdat de geachte afgevaardigde uit Schoterland, de heer Pyttersen, van de deskundigen in het alge meen heeft gesproken dat alle maatregelen, die in den loop van dezen zomer door de regeering zgn genomen, den onverdeelden steun hadden van diegenen, die de regeering hierin als adviseurs hebben bjj te staan, nameljjk van de leden van het veeartsenjj- kundig staatstoezicht. Ik zou er tegen op moeten komen, wanneer de critiek op de genomen maatregelen, door den heer Pyttersen geleverd, hetzjj in zich zoude sluiten, dat de kring van zgn deskun digen zo«veel beter zoud^ zgn, of wel, dat de maatregelen, die door de regeering genomen zgn, niet zouden zjjn genomen in overeenstem ming met hen, die, door hun werkkring en voorstudie, haar voorkomen de meest betrouw bare deskundigen te zgn." De heeren Pyttersen en Ferf toonden zich tevreden over hetgeen de minister had ge zegd en vooral over de toezeggingen, door hem gedaan, om te trachten aan eenige bezwaren te gemoet te komen. In het door den minister gesprokene vond de heer Hennequin aanleiding erop te wijzen, dat in Zeeland enkele deelen geheel vrij zijn van mond- en klauwzeer, terwijl die ziekte in andere deelen zich slechts tot enkele plaatsen heeft beperkt. Nu richtte hij de vraag tot den minister, of het doel, dat deze zich voor oogen stelt, inderdaad ook kan worden bereikt en of er kans is, dat voor dat gedeelte van Nederland, waar het mond en klauwzeer niet heerscht, het recht van uitvoer van vee spoedig zal worden verkregen. »Het heeft zoo zeide de heer Hennequin de aandacht getrokken van menigeen, dat, terwjjl slechts in enkele deelen des rjjks het mond- en klauwzeer zieh vertoont, het besluit tot verbod van invoer bjjv. in België voor het geheele rjjk geldig werd verklaard. Door de vorige sprekers, vooral door den heer Pyttersen, is er op gewezen, dat juist, nu de tjjd tot het voldoen der pachten nadert, het hoogst wenscheljjk is, dat de handel in vee wordt opengesteld. Dit klemt te meer aan de grenzen, waar uitsluitend handel met België gedreven wordt. Het oosteljjk en westeljjk gedeelte van Zeeuwsch-Ylaanderen, waar zich geen enkel geval van mond- en klauwzeer in maanden ik zou haast durven zeggen in éen jaar heeft voorgedaan en dat uitslui tend handel voert met België, is gesloten voor den uitvoer op geljjken voet als die deelen van Nederland waar de ziekte heerscht. Dit doet denken aan bg oogmerken, daar men in België zeer goed weet, dat de reden, waarom het besluit is uitgevaardigd, eigenlijk a oor die deelen niet bestaat. Heeft de minister reden te veronderstellen dat de krachtige pogingen, die in het binnen land worden aangewend tot het stuiten de ziekte, de gewenschte gevolgen zullen hebben om aan die streken, waar het mond- en klauw zeer zich niet vertoont, de openstelling van den handel in vee terug te geven en dat deze weldra te verwachten is De minister Van Houten merkte ten opzichte van de vraag van den heer Hen nequin eenvoudig op, dat de provincie Zeeland in de meest gunstige positie zal verkeeren, wanneer eeue regeling voor de onbesmette provinciën tot stand komt. Wij hebben er reeds op gewezen, dat sinds dat gezegde de toestand in onze provincie gewijzigd is. Op dit oogenblik is alleen Zeeuwsch-VlaanderenWestelij k deel onbesmet. Voor den veehandel in onze provincie wordt de toestand hoe langer hoe moeilij ker. Bij de gezindheid, welke in België heerscht en waarop de heer Hennequin te recht wees, zal men niet gemakkelijk gunstige bepalingen verwerven. Laat ons hopen, dat het diplomatiek beleid in deze goede resultaten moge hebben en vooral, dat dit Westelijk deel verschoond blijve van de ziekte, opdat langs dit deel van ons gewest de weg vrij blijve tot invoer in België, die voor ons land van zooveel belang is. Zoi dag is bij de regeering hot volgende officieele bericht betreffende Lombok ont vangen „Gisteren vier poeris te Mataram na hef- tigen tegenstand genomeneen daarvan be zet en vei sterkt. Gesneuveld 1 officier, 11 minderenzwaar gewond 1 officier, 30 min deren licht gewond 3 officieren, 15 minde ren. Teruggebracht een verloren veldstuk. Baliers groote verliezen geleden." Eenige Hollandsche bladen ontvingen een bericht, dat Mataram na hevig gevecht genomen zoa zijn en wij alle paleizen bezet hadden. De vijand leed zware verliezen. Onzerzijds esneuveld luit. Valkenburg eu 12 man zwaar gewond luit. Broekman en 30 man licht gewond luitenants Grootenbroek en Grandpré Molière en 18 man. Beide berichten komen hierin overeen, dat er door ons eene overwinning is behaald. Maar volgens de officieele mededeeling is deze niet zoo afdoende als het particuliere bericht doet vermoeden. Aau het officieele hechten wij de meeste waarde. En daaruit blijkt in eik geval van eene behaalde zegepraal. In die meening worden wij versterkt door hetgeen het N. v. d. D., dat tot nu toe de meest vertrouwbare berichten ontving, maldt, en dat luidt als volgt Te vier uur begon de aanvalhet 2e ba taljon ten Noorden, het 6a ten Zuidwesten, het 9e ten Zuiden van Mataram optrekkend. Het 6e en het 2e bataljon vonden heftigen tegenstand. Aan beide zijden werd onver saagd gevoehten muur na muur moest ge nomen worden. Te 12 uur gelukte het aan de 4e com pagnie van het 9e bataljon, onder den over ste Seheuer eu kapitein W. G. A. G. Ghristan, de eerste poeri (Vorsten woning) binnen te dringen. De Amboineezen van het zesde hadden de zwaarste verliezen. In het geheelnegen dooden, waaronder de 2e luit. A. Valkenburg. Zwaar gewond vijf-en-dertig, waarbij de majoor A. A. Blommen8tein in den voet, de 2e luit. H. G. E. Granpré Molière in de zijde, de le luit. W. P. Broekman ernstig in den rug- gegraat. De verliezen des vijands zijn enorm. De vijand heeft de sterkten heldhaftig verdedigd na vrouwen en kinderen omgebracht te hebben. De 6e compagnie blijft als bezetting. Morgen volgt de aanval op de oostzijde van Mataram. Bg kon. besluit is aan B. A. J. Sassen, op zgn verzoek, eer vol ontslag verleend als notaris te Helmond is aan jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts van Blok land, op zgn verzoek, eervol ontslag verleend

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 1