N°. 232.
1894
Dinsdag
2 Octobe
Middelburg 1 October.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.
Afzonderlijke nummers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
ven s'alle
Advertentiën20 cent per regel. Bij
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberïï
dankbetuigingen, van 1—7 regels /^HT"
iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Reclames 40 cent per regel.
Landbouw en veeteelt in de
Tweede kamer.
Thermometer.
Middelburg 1 Oct. 8 u. vat. 53 gr.
m. 12 u- 58 gr., av. 4 n. 58 gr.
"Verwacht N. O. wind.
j Agenten te VlissingenP. Gr. de Vet Mestdagh Zoon, te GoesA. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenP. v. d. Peul, te ZierikzeeA. C. de Mooi/,
j te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Yerder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiè'n
F. aan, evenals de advertentie-bureau's van Ni/gh Van Ditmab, te Botterdam, de Gebb. Belintahte, te 's Gravenhage, en A. de La Ma* Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cds., John F. Jches, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te iém nul
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen^
i
ii.
(Slot.)
Het tweede belangrijke pnnt, dat in de
Tweede kamer bij de behandeling van het
adres van antwoord op de troonrede ter
sprake kwam, betrof de veeteelt.
Aanleiding daartoe gaf de vijfde zinsnede
van dat adres, luidende„Wij hopen, dat
intrekking van de verbodsbepalingen, welke
den uitvoer van vee naar aangrenzende
rijken beletten, spoedig zal volgen."
Aan de discussie daarover*namen deel de
heeren H. Pyttersen Tzn, afgevaardigde voor
Schoterland, P. B. J. Ferf, lid der kamer
voor Edam, en mr P. C. J. Hennequin,
afgevaardigde voor het district Oostburg.
Uit verschillende deelen van het land waren
dus sprekers op de bres om, elk voor zijne
parochie, het belang der veehouders te
bepleiten.
Nu, daar was reden voor.
Ten gevolge der ziekten onder het vee,
het mond- en klauwzeer o. a., zijn voor
die veehouders schadelijke en belemmerende
bepalingen gemaakt, die tot ernstige klachten
aanleiding geven. Een der grieven geldt
de wijze, waarop het trekken der kringen
rondom de besmette en verdachte stallen
geschiedtdie kringen omvatten in de meeste
gevallen niet slechts de genoemde stallen,
maar ook die waaromtrent met vrij groote
zekerheid kan worden beweerd, dat het zich
daarin bevindende vee niet in de minste
aanraking is geweest met ziek verklaarde
of verdachte dieren.
Dat er maatregelen moeten genomen wor
den om de verspreiding van besmettelijke
ziekten onder het vee tegen te gaan ligt voor
de handmaar men verwacht, dat die zoo
weinig mogelijk den handel belemmeren,
en zoo veel mogelijk worden beperkt tot de
stallen, waar zich zulk vee bevindt.
Ook de kosten van opstallen, waartoe de
eigenaars van aangetast vee zijn verplicht,
zijn zeer bezwarenden men zou vergoeding
van rijkswege wenschen.
De heer Pyttersen maakte zich ook tot
tolk van hen, die zouden wenschen dat,
evenals in Engeland, het aan mond- en
klauwzeer lijdende vee werd afgemaakt,
zooals eertijds is geschied bij het heerschen
der longziekte. Anderen twijfelen sterk aan
het nut en afdoende van zulk een maatregel
en zouden allerminst thans daartoe willen
overgaan, nu de ziekte al zoo zeer is uitge
breid maar, wil men daartoe besluiten, liever
wachten tot het voorjaar, daar de ervaring
heeft geleerd, dat in het winterseizoen, wan
neer het vee wordt opgestald, de ziekte
althans tijdelijk uitsterft.
Yoor dit afmaken in het voorjaar, wanneer
onverhoopt de ziekte weder den kop mocht
opsteken, gevoelde ook de heer Ferf veel.
Belangrijk was in menig opzicht, vooral ook
voor velen in onze provincie, wier belangen
t>ü deze kwestie zgn betrokken, het ant
woord, dat de regeering bij monde van den
minister Yan Houten gaf. Hij zeide het
volgende
»Ten aanzien van de maatregelen, die tegen
het mond- en klauwzeer worden genomen, sta
ik op een volmaakt onbevooroordeeld stand
punt. Ik ben geroepen geworden de bevoegd
heden toe te passen, welke de bestaande wet
ten in mgne handen leggen, maar zonder dat
ik eene vooropgevatte overtuiging had, dat de
voor te schrgven maatregelen doeltreffend en
afdoende waren.
Ik heb mg tot taak gesteld, gelgk ik reeds
de eer had mede te deelen bg de regularisa-
tiewet, in het vorige zittingsjaar ten aanzien
van dit onderdeel behandeld, de bestaande
wetten en besluiten uit te voeren en daarbg
van de ervaring profgt te trekken, in de voor
afgaande jaren opgedaan.
Ik heb reeds gedaan wat de geachte afge
vaardigde, de heer Pyttersen, wenschte, namelgk
altgd kritisch nagegaan in hoever deze maat
regelen doeltreffend bevonden worden in de
practjjk. Dat die maatregelen in het alge
meen afkeuring zouden verdienen, zooals de
geachte afgevaardigde heeft aangemerkt, zou
ik inderdaad met durven toegeven. Zoowel
in het vorige jaar als in den aanvang van
dit jaar zgn die maatregelen doeltreffend be
vonden. Ter herinnering voeg ik hierbij, dat
die maatregelen bestaan, wat betreft het zieke
vee en het vee dat tot de besmette koppels
behoort, in afzondering, ophokking en op-
Btalling, en wat het verdachte vee betreft, in
belemmering van het veevervoer.
In Limburg is in Februari van dit jaar het
mond- en klauwzeer uitgebroken en is daar
kunnen worden beperkt tot drie gevallen
omvattende 143 stuks. Door daar de gewone
maatregelen toe te passen heeft in Februari
de ziekte geen verdere uitbreiding erlangd.
Zoo ook in Maart in de Haarlemmermeer.
En nu is natuurljjk in dien tjjd, wanneer het
vee niet in bet land is, de bestrgding gemak
kelijker dan later, maar toch is ook aanvan
kelijk in Mei, toen de eerste gevallen hier in
het spoelingdistrict zgn voorgekomen, de ziekte
beperkt gebleven tot twee gevallen, te zamen
111 beesten omvattende. In Juni is in die
omgeving, bepaaldelijk in Overschie, de ziekte
toegenomen en heeft zij zich in 77 gevallen
bg 542 beesten voorgedaan, terwjjl zich tevens
de eerste gevallen voordeden in Noord-Holland.
In Juli is eene uitbreiding waargenomen
tot Utrecht, tot Gelderland 1 geval, en Noord-
Braband 1 geval, maar in Gelderland en Noord-
Brabant hebben de maatregelen de ziekte
aanvankelijk weder kunnen onderdrukken.
Alleen in Zuid-Holland is in Augustus de
uitbreiding zoodanig geweest, dat de maatre
gelen daar kunnen worden gezegd geen doel
te hebben getroffen.
In Augustus zgn in Zuid-Holland niet min
der dan 18,350 stuks vee aangetast op meer
dan 600 stallen en die uitbreiding gaat sedert
in Zuid- en Noord-Holland en in een deel
van Utrecht nog voort.
Wanneer men nu nagaat, hoe het verloop
zou zgn geweest, indien men geenerlei maat
regelen had genomen, dat wil zeggen, indien,
zooals met deze uiterst besmettelijke ziekte
het geval zou zgn geweest, men haar als een
loopend vuur zich over het land had laten
verspreiden, dan zouden natuurljjk de gevol
gen voor de schatkist voordeeliger zjjn ge
weest, want inderdaad zullen de genomen
maatregelen aanzienlijke bedragen vorderen,
maar aan den anderen kant, hoe beduidend
de ziekte-cjjfers ook zgn, toch is nu percents
gewijze nog slechts een gering deel van den
veestapel aangetast.
Het totaal der gevallen is tot 1 September
ruim 26.000 en al neem ik aan, dat dit in
September en October zich zal verdubbelen,
dan zou het aantal gevallen nog slechts ruim
50.000 zjjn op een veestapel, omvattende aan
groot en klein vee ongeveer U/s millioen stuks,
zoodat nog een aanzienlijk voordeel is ver
kregen met betrekking tot het overgrootste
deel van den veestapel, dat aan de ziekte is
ontkomen. Ik voor mg ben om die reden in
soms de ruimte niet voldoende is om het vee
te doen grazen, terwjjl zjj op kleinen afstand
het voedsel overvloedig ter beschikking hebben.
Door het trekken van groote kringen wordt
den veehouders minder nadeel toegebracht dan
door kleine kringen, omdat zjj in ruimere
mate de gelegenheid hebben het vee te ver
weiden. Het is opmerkeljjk, dat ik den ge-
achten afgevaardigde, die mjj het genoegen
deed over dit onderwerp ook in bgzonder
onderhoud te spreken, kon wjjzen op groote
kringen, ook in Friesland, die tot hoegenaamd
geen bezwaren aanleiding gegeven hebben,
althans voor zoover mij bekend is gemaakt.
Ik zie echter niet voorbjj dat de tjjd naderti
waarop verkoop van vee noodrakeljjk is. In
dien dan de groote kringen onveranderd wer
den gehandhaafd, zou men moeilijkheden te
wachten hebben, en de regeering zou niet
verantwoord zjjn zoo zjj geen maatregelen
trof om aan die bezwaren te gemoet te ko
men. Overal waar groote kringen zgn ge
trokken heeft de plaatseljjke overheid de be
voegdheid om, in overeenstemming met den
veearts, in bgzondere gevallen vergunning tot
vervoer buiten de kringen te verleenen, na
tuurljjk van volkomen gezonde koppels. Het
vervoer naar de slachtbank wordt ook beschouwd
als een bgzonder geval.
Wanneer nu echter de kringen nog beston
den aan het einde van het seizoen, zou men
niet alle gevallen onder de rubriek »bjjzondere
gevallen" kunnen brengen, waarin toch ver
voer noodzakeljjk is, bg voorbeeld wanneer
het aantal stuks vee, hetwelk een veehouder
bezit, buiten evenredigheid is tot de gelegen
heid tot opstalling of verkoop noodzakeljjk is
om financieele redenen. Ik stel mg voor om,
wanneer de tjjd nadert, dat meer algemeen
verplaatsing van vee noodzakelijk wordt, in
overweging te nemen öf opuefEng der krin
gen, öf meer algemeene vergunningen waar
door het vervoer uit die kringen op ruimer
schaal mogeljjk wordt.
Men stelt zich bljjkbaar voor, dat die krin
gen zullen worden gehandhaafd tot na het
seizoen van opBtalling. Althans, die gedachte
is bjj mjj opgekomen toen ik den geachten
afgevaardigde uit Schoterland hoorde hg deed
opmerken, dat men met angst de periode van
November te gemoet zag. Ik stel mg echter
voor om wanneer die periode komt maatrege
len te nemen om alsdan de onmiddellijke
opstalling van zieke koppels te bevorderen,
maar het vervoer van gezond vee niet tegen
te gaan.
Evenwel moet ik te rade gaan met hetgeen
mgn geachte ambtgenoot op diplomatiek
gebied weet te verkrjjgen en de voorwaarden
die hierbjj wellicht worden gesteld. Bg voor
beeld zou handhaving van den grooten kring
in het belang van opening van den invoer in
naburige rjjken noodzakeljjk kunnen bljjven.
Maar de kleine kringen, waarop de heer
twjjfel, of omtrent de maatregelen, welke nu Ferf wees, zullen in die periode natuurlijk
genomen worden, het woord van den heer Ferf
juist is, dat het geneesmiddel erger is dan de
kwaal. Dit kan ik hem wel verzekeren, dat
steeds is gedaan wat hjj wenscht, en telkens
naarmate van het verloop der ziekte door de
regeering de bakens zjjn verzet en dat deze
niet ophoudt nauwkeurig acht te slaan op het
verloop om, naarmate de verschijnselen die
zich voordoen, voort te gaan met de bakens
te verzetten.
Aanyankeljjk is elk geval individueel be
streden vervolgens heeft men niet elk afzon
derlijk geval met dezelfde scherpte bestreden,
maar kringen getrokken en eindeljjk heeft
men getracht door ons land in tweeën te ver-
deelen en het grootste deel van Zuid-Holland,
Noord-Holland en een deel van Utrecht af te
sluiten van het overige gedeelte van ons land,
de zoogenaamde land-provinciën voor de ziekt8
te bewaren.
Dit laatste vooral, om te verkrjjgen dat uit
die onbesmette provinciën de uitvoer naar het
buitenland gemakkelijker weder toegestaan
zou worden.
De geachte afgevaardigde, de heer Pyttersen,
heeft gepleit voor het trekken van zeer kleine
kringen, maar ik meen dien geachten spreker
te moeten opmerken, dat de kleine kring in
sommige opzichten meer nadeel veroorzaakt
dan de grootede groote kringen zgn juist
getrokken om te gemoet te komen aan de
bezwaren van veehouders in kleine kringen.
Immers, een van de grootste bezwaren van
art. 29 bestaat daarin, dat men het verdachte
vee moet vastleggen en de veehouder het dan
hun nut verliezen en vermindering daarvan
zal bjj de regeering sympathie vinden.
Wat nu betreft de maatregelen, te nemen
ten aanzien van zieke koppels, door ophokking
of opstalling, en de daarmede gepaard gaande
kosten, moet ik den geachten afgevaardigde
uit Schoterland de illusie ontnemen, dat alle
landbouwers-deskundigen zoo ingenomen zou
den zjjn met den maatregel van opstalling.
Aan mjjn departement kan hjj requesten vin
den, meer dan één, waarbjj men juist tegen
de opstalling groote bezwaren heeft. Ik kan
niet toegeven, dat algemeen het trekken van
de kringen wordt afgekeurd en de opstalling
goedgekeurd. De hoofdvraag betreft hierbjj
echter de schadeloosstelling. Zooals thans de
wet luidt heeft de landbouwer geen wettelijke
aanspraak op schadeloosstelling, noch ter zake
van opstalling of ophokking, noch ter zake
van hetgeen het vee bjj afmaking meer waard
mocht bljjken te zjjn dan de helft van de ge
zonde waarde. Nog onlangs zgn twee gevallen
van afmaking voorgekomen, een in Groningen
en een in Yenhuizen, in het noordeljjk deel
van Noord-Holland, doch ook daarvoor gaf de
wet slechts aanspraak op de helft der gezonde
waarde. Maar het onbillijke, dat daarin ge
legen is, heeft mgn voorganger en mg aan
leiding gegeven om bg koninklgk besluit de
uitbetaling van de meerdere waarde uit te
lokken. Dit kan echter slechts op kleine
schaal geschieden, omdat de minister gebonden
is aan zjjne begrooting en, binnen zoodanig
beperkte grenzen, als eene soort van proef
neming, dat hjj op algemeenen bjj val mag
ook niet mag vervoeren naar een stuk land, rekenen.
dat iets verder gelegen is. Tallooze klachtenWanneer men op grooter schaal afmaking
zgn bg de regeering ingekomen betreffende wil beproeven en er zjjn deskundige krin-
het feit, dat men de veehouders verplicht het gen, waarin dit wordt voorgesteld dan zou
vee te houden binnen een kleinen kring, waar ik tevens wenschen, dat daarvan bjj de redactie
van de begrooting bleek. In zooverre zal het
debat over dit punt moeten worden voortgezet
bjj de normale begrooting voor 1895. Wat
aangaat de schadeloosstelling, is het stand
punt der regeering dit geweest, dat, hoewel
de wet geen recht op schadevergoeding gaf,
het toch wenscheljjk was en het haar voor
nemen was te bevorderen, dat daar, waar de
opstalling, met de noodzakelijkheid van een
vervroegd gebruik van hooi, of ophokking,
door de behoefte om voeder te koopen, schade
voor den veehouder ten gevolge had, eene
redeljjke schadeloosstelling werd verleend.
Dit antwoord is door mg aan eene maat
schappij van landbouw reeds een paar maan
den geleden gegeven, en ik geloof, dat het
voldoende in het land bekend is, dat dit het
voornemen der regeering is. Maar de regee
ring zal daarbg de medewerking van de
Staten-generaal noodig hebben, omdat daartoe
eene verhooging der loopende begrooting zal
moeten worden voorgesteld. Vooreerst zal
reeds een hooger bedrag dan is uitgetrokken
op de begrooting voor 1894 noodig zgn voor
de kosten, die reeds volgens de wet voor
rekening van den Staat komen, en bovendien
een post, welke noodzakeljjk is, wanneer de
Kamer zich met de zienswjjze van de regee
ring om eene schadeloosstelling voor het
toevoeder te verleenen, vereenigen kan. Ik
vertrouw, dat de Kamer daarin aan de regee
ring hare medewerking zal schenken.
Ik geloof hiermede de inzichten van de
regeering en de door haar genomen maat
regelen te hebben verdedigd, altgd van het
standpunt uitgaande, dat de regeering in deze
slechts de maatregelen heeft uit te voeren,
door de wet aanbevolen.
Dit mag ik er nog bg voegen omdat de
geachte afgevaardigde uit Schoterland, de heer
Pyttersen, van de deskundigen in het alge
meen heeft gesproken dat alle maatregelen,
die in den loop van dezen zomer door de
regeering zgn genomen, den onverdeelden
steun hadden van diegenen, die de regeering
hierin als adviseurs hebben bjj te staan,
nameljjk van de leden van het veeartsenjj-
kundig staatstoezicht.
Ik zou er tegen op moeten komen, wanneer
de critiek op de genomen maatregelen, door
den heer Pyttersen geleverd, hetzjj in zich
zoude sluiten, dat de kring van zgn deskun
digen zo«veel beter zoud^ zgn, of wel, dat de
maatregelen, die door de regeering genomen
zgn, niet zouden zjjn genomen in overeenstem
ming met hen, die, door hun werkkring en
voorstudie, haar voorkomen de meest betrouw
bare deskundigen te zgn."
De heeren Pyttersen en Ferf toonden zich
tevreden over hetgeen de minister had ge
zegd en vooral over de toezeggingen, door
hem gedaan, om te trachten aan eenige
bezwaren te gemoet te komen.
In het door den minister gesprokene vond de
heer Hennequin aanleiding erop te wijzen,
dat in Zeeland enkele deelen geheel vrij zijn
van mond- en klauwzeer, terwijl die ziekte
in andere deelen zich slechts tot enkele
plaatsen heeft beperkt. Nu richtte hij de
vraag tot den minister, of het doel, dat deze
zich voor oogen stelt, inderdaad ook kan
worden bereikt en of er kans is, dat voor
dat gedeelte van Nederland, waar het mond
en klauwzeer niet heerscht, het recht van
uitvoer van vee spoedig zal worden verkregen.
»Het heeft zoo zeide de heer Hennequin
de aandacht getrokken van menigeen, dat,
terwjjl slechts in enkele deelen des rjjks
het mond- en klauwzeer zieh vertoont, het
besluit tot verbod van invoer bjjv. in België
voor het geheele rjjk geldig werd verklaard.
Door de vorige sprekers, vooral door den heer
Pyttersen, is er op gewezen, dat juist, nu de
tjjd tot het voldoen der pachten nadert, het
hoogst wenscheljjk is, dat de handel in vee
wordt opengesteld. Dit klemt te meer aan de
grenzen, waar uitsluitend handel met België
gedreven wordt. Het oosteljjk en westeljjk
gedeelte van Zeeuwsch-Ylaanderen, waar zich
geen enkel geval van mond- en klauwzeer in
maanden ik zou haast durven zeggen in
éen jaar heeft voorgedaan en dat uitslui
tend handel voert met België, is gesloten voor
den uitvoer op geljjken voet als die deelen
van Nederland waar de ziekte heerscht.
Dit doet denken aan bg oogmerken, daar
men in België zeer goed weet, dat de reden,
waarom het besluit is uitgevaardigd, eigenlijk
a oor die deelen niet bestaat.
Heeft de minister reden te veronderstellen
dat de krachtige pogingen, die in het binnen
land worden aangewend tot het stuiten de
ziekte, de gewenschte gevolgen zullen hebben
om aan die streken, waar het mond- en klauw
zeer zich niet vertoont, de openstelling van
den handel in vee terug te geven en dat deze
weldra te verwachten is
De minister Van Houten merkte ten
opzichte van de vraag van den heer Hen
nequin eenvoudig op, dat de provincie
Zeeland in de meest gunstige positie zal
verkeeren, wanneer eeue regeling voor de
onbesmette provinciën tot stand komt.
Wij hebben er reeds op gewezen, dat sinds
dat gezegde de toestand in onze provincie
gewijzigd is. Op dit oogenblik is alleen
Zeeuwsch-VlaanderenWestelij k deel onbesmet.
Voor den veehandel in onze provincie
wordt de toestand hoe langer hoe moeilij
ker. Bij de gezindheid, welke in België
heerscht en waarop de heer Hennequin te
recht wees, zal men niet gemakkelijk
gunstige bepalingen verwerven.
Laat ons hopen, dat het diplomatiek beleid
in deze goede resultaten moge hebben en
vooral, dat dit Westelijk deel verschoond
blijve van de ziekte, opdat langs dit deel
van ons gewest de weg vrij blijve tot invoer
in België, die voor ons land van zooveel
belang is.
Zoi dag is bij de regeering hot volgende
officieele bericht betreffende Lombok ont
vangen
„Gisteren vier poeris te Mataram na hef-
tigen tegenstand genomeneen daarvan be
zet en vei sterkt. Gesneuveld 1 officier, 11
minderenzwaar gewond 1 officier, 30 min
deren licht gewond 3 officieren, 15 minde
ren. Teruggebracht een verloren veldstuk.
Baliers groote verliezen geleden."
Eenige Hollandsche bladen ontvingen een
bericht, dat Mataram na hevig gevecht genomen
zoa zijn en wij alle paleizen bezet hadden.
De vijand leed zware verliezen. Onzerzijds
esneuveld luit. Valkenburg eu 12 man
zwaar gewond luit. Broekman en 30 man
licht gewond luitenants Grootenbroek en
Grandpré Molière en 18 man.
Beide berichten komen hierin overeen, dat
er door ons eene overwinning is behaald.
Maar volgens de officieele mededeeling is
deze niet zoo afdoende als het particuliere
bericht doet vermoeden.
Aau het officieele hechten wij de meeste
waarde. En daaruit blijkt in eik geval van
eene behaalde zegepraal.
In die meening worden wij versterkt door
hetgeen het N. v. d. D., dat tot nu toe de
meest vertrouwbare berichten ontving, maldt,
en dat luidt als volgt
Te vier uur begon de aanvalhet 2e ba
taljon ten Noorden, het 6a ten Zuidwesten,
het 9e ten Zuiden van Mataram optrekkend.
Het 6e en het 2e bataljon vonden heftigen
tegenstand. Aan beide zijden werd onver
saagd gevoehten muur na muur moest ge
nomen worden.
Te 12 uur gelukte het aan de 4e com
pagnie van het 9e bataljon, onder den over
ste Seheuer eu kapitein W. G. A. G.
Ghristan, de eerste poeri (Vorsten woning)
binnen te dringen.
De Amboineezen van het zesde hadden
de zwaarste verliezen.
In het geheelnegen dooden, waaronder
de 2e luit. A. Valkenburg. Zwaar gewond
vijf-en-dertig, waarbij de majoor A. A.
Blommen8tein in den voet, de 2e luit. H.
G. E. Granpré Molière in de zijde, de le
luit. W. P. Broekman ernstig in den rug-
gegraat.
De verliezen des vijands zijn enorm. De
vijand heeft de sterkten heldhaftig verdedigd
na vrouwen en kinderen omgebracht te hebben.
De 6e compagnie blijft als bezetting.
Morgen volgt de aanval op de oostzijde
van Mataram.
Bg kon. besluit
is aan B. A. J. Sassen, op zgn verzoek, eer
vol ontslag verleend als notaris te Helmond
is aan jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts van Blok
land, op zgn verzoek, eervol ontslag verleend