liÉirscto taant
FEUILLETON.
Moedert lieveling.
BIJVOEGSEL
Middelburg 9 Juni.
Maandag 11 Juni 1894, no. 135.
TAX Dl
TAX
Twee belangrijke lnterpellatlën
werden Vrijdag in de Eerste kamer ge-
honden, waaromtrent wjj wel meer uitvoerig
mededeeling mogen doen dan gisteren de tele
graaf deed.
In de eerste plaats was de heer I. D. Fransen
van de Putte aan het woord om eenige vragen
te doen omtrent de jongste ministerieele
crisis.
Vóór hg daartoe overging gaf hjj eerst eene
korte toelichting.
Voor zoover bekend, was het, zeide hg, de
eerste keer dat bjj het ontstaan van een con
flict tuascheii Kamer en regeering eene ont
binding is uitgesproken zonder publiceering
der daarop betrekking hebbende stukken.
Hg liet de formeele ontbinding daar, doch
herinnerde, dat bg de derde ontbinding in
1854 het rapport aan den koning werd open
baar gemaakt en een brief van den koning
aan den raad van ministers, waarin de open
baarmaking werd goedgekeurd, wjjl »wjj ver-
«langen, dat openbaar worden gemaakt de
.stukken, opdat die zouden komen onder het
»oog der natie." Later bg eene interpellatie
over een internationaal onderwerp werden ook
de stukken publiek gemaakt.
In de Staats-Courant van 2 October 1868
iB een rapport opgenomen van den koning
over de toenmalige ontbinding, waarin voor
kwam, dat naar de meening van den minis
terraad de vertegenwoordiging, die hare roe
ping miskende, niet meer geacht kan worden
het gevoelen der natie uit te drukkendat
is duideljjfc en daar is geen woord Fransch bg.
De Staats-Courant van 4 Januari 1868
bevat eveneens een rapport omtrent de toen
plaats gehad hebbende ontbinding en de heer-
Putte herinnerde aan den inhoud dier stukken
Ook bg de ontbinding in Mei 1886 kwam het
rapport in de Staats-Courant.
Zoo big kt, hoe een minister, die doorkneed
was in de ontbindingen (Heemskerk), zgn taak
als verantwoordelijk minister der kroon opvatte.
Zelfs de heer Mackay, die toen met de vor
ming van een kabinet was belast, deed zjjner-
zjjds voorlezing in de Tweede kamer van den
door hem aan den koning gerichten brief,
waarbjj hg voor de opdracht bedankte.
En wat nu te constateeren Bg de jongste
ontbinding is geenerlei stuk openbaar gemaakt.
Alleen het feit, dat er geene overeenstemming
tusschen regeering en kamer was verkregen,
werd genoemd in de sluitingsrede. Het is vol-
gens den heer Putte ongebruikelijk, dat over
zulk een belangrgk feit als eene kamerontbin
ding geen politiek debat zou worden gevoerd.
Te meer acht hg debat noodig, waar alge-
meene openbaarmaking gewenscht is. Wat
moet er worden van den ernst en de overtuiging
der vertegenwoordiging, wanneer, na al wat
gebeurd is, eenvoudig de zaak wordt doodge
zwegen. De interpellant Jvoor zich acht het
plicht eene poging aan te wenden, de nevelen
op te heffen. Hjj herinnerde daarbjj aan des
voorzitters woorden bg de aanvaarding van zgn
presidum, woorden, die hunne belangrijkheid
vooral hieraan ontleenen dat zjj door den
voorzitter werden uitgesproken.
De heer Putte trachtte kort en vooral on-
partjjdig te zgn, en op den voorgrond stelde
hg, dat hjj allerminst een tegenstander van
het afgetreden kabinet was, noch van minister
Pierson. Verleden jaar had spreker reeds te
kennen gegeven, dat hg niet deelde in de
grondwettige bezwaren omtrent de kieswet,
zoodat hg er hoogstwaarschijnlijk vóór zoude
gestemd hebben. Doch voor hem ontbreekt
de kennis der buitengewone omstandigheden,
die tot de ontbinding geleid hebben, of die
gestrekt hebben om die te provoceeren. Hg
Uit het Duitsch.
VAN
R. VON DER ELBE.
Charlotte stond op. Wat kon zjj tegen het
geen haar zuster had betoogd, zeggen In de
gang wachtte Lisbeth haar op»Te vergeefs,
mgn kind!" zei zjj in 't voorbjjgaan en ver
liet met een bedrukt gemoed het huis.
Donderdag en bjjna de geheele Vrjjdag
verliepen voor Lisbe th in de grootste spanning.
Nog slechts twee dagen en zg was voor al tg d
ongelukkig! Zg wist wel wie haar helpen
kon, wie een goed woord voor haar bg
Brammer kon doen; maar hoe zou zg hem
haar nood klagen? Vrijdagmiddag nam zg
een kloek besluit en ging, terwjjl haar moeder
haar middagslaapje deed, op haar kamertje
zitten schrjjven. Lang bleef zjj op het papier
staren, maar eindelgk stond er toch
.Lieve Theodoor!
Gjj hebt mg verzocht een weinig vriendeljjk
tegen uw oom Brammer te zgn; dat ben ik
ook altgd geweestmaar nu zegt mama dat
hg met mg trouwen wil en ik heel verstandig
zou doen met daarin toe te stemmen. Zg wil
het absoluut en ik moet gehoorzamen. Nu
acht daarom noodig, dat bekend worde het
advies, dat tot de ontbinding heeft geleid.
Tot nog toe js hem volkomen onbegrjjpeljjk
en onverklaarbaar dat de vorige regeering
niet getracht heeft op 8 en 9 Maart het
misverstand op te helderen. Zjj had moeten
verklaren, dat het amendement-De Mejjier
voor haar onaannemelijk was.
Had de minister Tak gemeend, na aanneming
van het amendement niet verder met de ver-
dediding der wet zich te kunnen belasten, dan
ware dit correct geweest. Doch onbegrjjpeljjk
is het, dat niet een der collega's van den minis
ter heeft gevoeld, dat eenige mededeeling plicht
was en de heer Putte begrgpt maar niet, dat
niemand daarop in den ministerraad heeft ge
wezen. Hjj kwam er niet tegen op, dat de
ministerraad niet is geraadpleegd omtrent de
te vragen machtiging tot ontbinding. Die
machtiging heeft men steeds vooraf, doch hoe
dit zg, van af 9 Maart verkeert men nog in
het duister en heeft men slechts eene verkla
ring, die van den heer De Kanter gelach
maar de indruk van diens verklaring was niet
zeer gunstig. Daarom had hjj gehoopt, dat de
heer Tab, toen eene candidatuur door hem was
aanvaard, gezegd zou hebben wat was voor
gevallen.
Maar men bleef zwjjgen, en de gevolgen
zgn niet uitgebleven. De dag van 10 April
liet den strjjd onbeslist. Het scheen echter,
dat de kansen gunstiger liepen voor de finale
kiesrechtuitbreiding. Maar den 24 Aprilfinale
nederlaag. De heer Putte meent dat deze
wending op 24 April niet aan eene bjjzondere
aangelegenheid toe te schrgven is, maar is de
uitspraak des volks, een reflectie van de po
litieke opinie. Die uitspraak is niet, althans
niet uitsluitend, gericht tegen een uitgebreid
kiesrecht op breeden grondslag, maar was
grootendeels toe te schrgven aan het oordeel
over de gedragslgn der regeering. Er was
twjjfel gerezen in hoever de eerlgkheid en de
goede trouw waren betracht, en dit was ook
de indruk bg de voorstanders van de regeering.
Daarom meent de heer Putte, dat de kiezers
recht hebben te weten de redenen van de
aftreding van het vorige kabinet.
Dit is in het belang ook van dit ministerie
maar ook 's lands belang eischt opheldering.
Door die ontbinding toch zjjn de politieke par
tgen gedesorganiseerd. Men spreekt nu reeds
veel meer van groepen- vergaderingen dan van
partgen. De interpellant wees daarbg op het
geen in Frankrjjk ia waar te nemen, waar
men verplicht is, niet aan staatkundige par
tijen maar aan groepen toe te geven, evenals
in Duitschland ook reeds het geval is.
En de vrees bestaat, dat uit den onverkwik-
keljjken toestand, waarin wjj verkeeren, licht
factiën uit fractiën kunnen ontstaan. Zeker
zullen de geslagen wonden niet geheel geheeld
worden, maar zjj kunnen wel gezuiverd wor
den, om zoo tot verbetering te komen. De
eenige goede zjjde van den strjjd is, dat ook
tegenstanders van de vorige regeering zich
voor uitbreiding van het kiesrecht verklaard
hebben.
Dit is een stap vooruitmaar ook om daar
van te profiteeren, is meer licht noodig. In
het voorjaar van 1891 meende de interpellant,
die 40 jaren aan de linkerflank der liberalen
had gestaan, den raad te moeten geven aan
zjjne vrienden, niet te veeleischend te willen
zjjn. Dinsdag 24 April heeft bewezen, dat wie
te veel wil hebben, wel eens het deksel op
den neus kan bekomen. Zeker is ook hg voor
uitbreiding van het kiesrecht op breeder
grondslag.
Vrees toch is een slechte raadgeefster, ook
is het beestje misschien zoo kwaad niet als
wel eens wordt voorgesteld; en als hjj dit ka
binet overziet, dan zou hjj zeggen, »le danger
n'est pas grand'Bovendien, laat men niet
uit vrees voor het radicalisme vallen in de
handen van het conservatisme.
Na dit overzicht kwam de heer Putte
tot de vragen en verzocht der regeering,
al die inlichtingen mondeling of schrif
telijk te geven, welke zjj uit de stukken kan
putten. Hjj verzocht daarom aan de kamer
inzending zonder eenige restrictie van alle
bescheiden, die dienen kunnen tot toelichting
van de ontbinding der Tweede kamer. Hjj
maakte den cirkel zoo groot mogeljjk en wil
daaronder ook begrepen hebben het «protocol"
waarover bg den strgd der verkiezingen zoo
veel is gesproken. Openbaarmaking van dit
stuk is vooral noodig, omdat men zich daarop
wil ik volstrekt niet ongehoorzaam of slecht
worden, maar ik vind het toch verschrikkelijk
om met dien ouden heer te moeten trouwen.
Zondag geeft hjj een groot diner. Mama heeft
mg een nieuwe jurk er voor laten maken,
waarmede ik echter niets blij benwant dan
wil hjj onze verloving publiek maken. Heb
ik eenmaal ja gezegd, dan moet ik met hem
trouwenwant het is niet goed om een ver
loving weer af te breken. Mjjnheer Brammer
is de heele week niet hier geweest; volgens
mama is dat uit fijngevoeligheid en ik heb
moeten beloven dat ik hem niet zou zeggen
dat ik niet van hem houd. Ik weet niet wat
ik beginnen moet, Theodoor! Oom Brammer
is altgd zoo goed voor u en doet alles om u
te believen. Wilt gjj hem nu eens schrgven
dat ik niet met hem trouwen wil dan ziet
er misschien van af. Neem mjj dit ver
zoek niet kwaljjk, ik wist mjj niet anders te
redden en groet u als uwe innig bedroefde
L i s b e t h."
Onder het schrgven waren er heel wat tra
nen op het papier gevallen, maar eindelgk
was de brief af en geadresseerd aan den med.
stud. Theodoor Aschenberg,teGÖttingen. Lisbeth
stak hem in haar zak toen zg om vier uur naar
beneden ging om koffie te zetten. Onder het
verrichten van hare dageljjksche bezigheden
dacht zjj er voortdurend over, hoe zg den
brief op de post zou krjjgen. Zjj was niet
in het belang der vorige regeering kan beroepen.
De minister van buitenlandsche zaken (de
heer Roëll) wilde, alvorens de vraag te beant
woorden, een dringend beioep doen op de Ka
mer, waarvan hjj eenigen tjjd lid was; voor
hem en zgne ambtgenooten op welwillendheid
en samenwerking, welke dit college aan op
volgende ministeriën niet onttrok.
Komende tot de interpellatie uitte de Minis
ter de meening dat de Kamer zoowel als de
Regeering met belangstelling de rede van den
heer Van de Putte heeft gevolgd. De vraag
of kan worden aangenomen, dat de ontbinding
is geprovoceerd en dat aan de geschiedenis van
8 en 9 Maart interne bedoelingen ten grondslag
liggen, kan hier niet worden behandeld. Maar
wat de vraag aan het slot van de rede van
den heer Putte betreft, het antwoord is dit:
de regeering is bereid ten ernstigste te over
wegen in hoeverre aan het verzoek van inter
pellant kan worden voldaan en zjj meent, dat
de interplelant met dit antwoord tevreden kan
zjjn onder voorbehoud van de verantwoorde
lijkheid van de regeering voor hare handelingen.
De heer Fransen van de Putte zeide dat
hjj den minister moeieljjk dank kon zeggen
voor de gegeven inlichtingen. Alleen wilde
hjj voor het oogenblik in dit antwoord be
rusten onder voorbehoud, om daarop terug te
komen. Hjj voor zich acht overlegging der
stukken noodig in 's lands belang.
De regeering toch bjeft zich bjj haar op
treden moeten vergenoegen met het gebeurde,
omdat de eenige reden van weigering, door
de grondwet toegelaten, zou kunnen zjjn de
onraadzaamheid van het verstrekken van in
lichtingen met het oog op 's lands belang.
De tweede interpellant, de heer mr I'jjnacker
Hordjjk, oud-gouverneur-generaal van Ned.-
Indië, wenschte inlichting omtrent een bericht
betreffende eene expeditie naar Lom
bok.
Hjj richtte tot den minister van koloniën
in de eerste plaats deze drie vragen
lo. Is het waar, dat besloten is tot het zenden
van een militaire expeditie naar Lombok?
2o. Zoo neen, is het waarschjjnljjk of moge-
ljjk, dat nog bjj de onlangs ingetreden Oost
moesson, tot het zenden eener expeditie zal
worden overgegaan
3o. Welke omstandigheden kunnen een mili
taire expeditie naar Lombok noodzakeljjk
maken
Men heeft, zeide de heer Hordijk, gezegd,
dat in strjjd met bestaande tractaten oorlogs
behoeften zjjn ingevoerd. Maar dat is bjj geen
tractaat verboden.
Wel is bjj algemeene verordening van 30
December 1876 tijdeljjk de invoer van oorlogs
behoeften verboden. En zeker ware het beter
geweest wanneer de vorst van Lombok die
ordonnantie had nagekomen, maar de inter
pellant begrjjpt dat dit niet is geschied en in
elk geval kan dit geen casus belli zjjn.
Doch er is een andere, een hoofdreden. Men
zegt, dat de Sassaks worden onderdrukt. Maar
afgescheiden er van of dit alleen reeds reden
kan zjjn voor een militaire expeditie, herin
nerde de heer Hordjjk eraan, dat de vorst steeds
zeer verdraagzaam was tegenover de Sassaks,
Mahomedanen, terwjjl zjj steeds door geest-
drjjverB tegen den vorst worden opgezet.
Zou het nu geraden zjjn van deNederland-
sche regeering om, waar men, naast den Ma-
homedaanschen, ook een anderen inlandschen
godsdienst aantreft, partjj te nemen voor het
Mahomedaansche gedeelte
Spreker vroeg in de vierde plaats of, bjj de
beoordeeling van de omstandigheden en bjj de
bepaling van onze gedragslgn, voldoende reke
ning is gehouden met het contract van 7 Juli
1843, met den vorst van Lombok gesloten.
Hjj wenscht ook openbaarmaking van dat
contract, waarvan bjj De Louter een resumé
wordt medegedeeld. Daarin komt de bepaling
voor, dat aan het inlandsch bestuur de verze
kering wordt gegeven dat, zoolang zjj het
contract getrouw zal naleven, het Indisch
gouvernement zich niet zal inlaten met hun
inwendig bestuur.
Daarom wil de heer Hordjjk zien aange
toond dat de regeering het recht heeft door
middel van een expeditie te zorgen dat de
Sassaks niet worden onderdrukt.
Ten vjjfde vroeg hjj, of voor een expeditie
naar Lombok een belangrjjke troepenmacht
noodig zal zjjn en beschikbaar is Hjj meent,
dat er een macht van 3000 soldaten en vele
gewoon om iets heimeljjk te doen en wist dus
geen uitvlucht te bedenken. Gelukkig gaf
haar moeder haar een boodschap om zjj de te
halen, daar de meid aan het werk was, en
dus kon zjj hem meteen naar de bus brengen.
Zaterdags was zjj al veel kalmer, in het
bewustzjjn dat haar lot aan veilige handen
was toevertrouwd; hare moeder zegevierde,
daar zjj er het bewjjs in zag dat haar tegen
stand gebroken was.
Na zoovele slapelooze nachten sliep Lisbeth
den laatsten nacht zeer gerust en werd in
den morgenstond gewekt door een ongewoon
geluid. De zon was pas op, de vogels zongen
in de boomen. Daar was het weer een tik
tegen haar venster. Zjj stond verschrikt op.
Nu zag zjj heter kwam een steentje van
beneden aanvliegen, tik dat geluid had
zjj al meer gehoord. Zjj stiet het venster open.
Hemel! wat zag zij daar onder den boom
staan Theodoor, die net weer een hand
met kiezels naar boven wilde gooien. Hjj liet
den arm zinken, wuifde met zjjn pet en lachte
tegen haar.
«Kom zoo gauw mogeljjk beneden!"
riep lijj haar toe.
Zjj knikte, verliet het venster, stopte haar
haar in een netje, waschte en kleedde zich
in allerjjl, en vloog naar beneden. Alles was
doodstil in huishet moest nog he el vroeg
zgn. Zjj ontsloot de keukendeur, die naar de
plaats leidde en zag hem voor zich staan.
dwangarbeiders zal noodig zjjn.
Zgn zesde vraag luidde: of bjj aanwen
ding eener belangrjjke expeditie gerekend mag
worden op gunstig resultaat, zonder belang
rjjke verliezen onzerzjjds
Men onderschatte niet den eventueelen
vjjand. De bevolking van Lombok wordt ge
schat op 600.000 Sassaks en 50.000 Balineezen
en nog eenige anderen.
De bevolking is in het bezit van een groot
aantal geweren en kanonnen, terwjjl het eiland
buitengewoon ongezond is.
Ten zevende vroeg interpellant of, bjj be
vestigende beantwoording der vjjfde vraag, een
voldoende troepenmacht voor Atjeh en elders
beschikbaar zal big ven?
De omstandigheden in Atjeh, hoewel buiten
gewoon gunstig, eischen buitengewone voor
zichtigheid. Dit geldt ook voor Tamiang.
De minister van koloniën beantwoordde
ontkennend de vraag, of last is gegeven tot het
zenden eener militaire expeditie naar Lombok.
Wat de tweede vraag betreft, nl. of een ex
peditie zou plaats hebben, antwoordde de mi
nister dat hem door den gouv.-gen. een schrg
ven over de Lomboksche aangelegenheden was
geworden. Ware op dat schrgven een expeditie
gevolgd, hjj zou zeker niet in gebreke zgn
gebleven daarvan mededeeling te doen aan
de kamer.
De minister zeide daaromtrent verder, dat,
bljjkens telegram van 28 Mei, door den raad
van Indië, voorgezeten door den gouverneur-
generaal en bjjgewoond door commandanten
der land- en zeemacht, eenstemmig besloten
is den resident van Bali en Lombok naar Lom
bok te zenden, om aan het bestuur de grie
ven van ons bestuur mede te deelen, terwjjl
bjj niet inwilliging der eischen onmiddeljjk
een expeditie zou worden gezonden, die in
middels werd voorbereid.
Op een telegraphische vraag om nadere inlich
tingen is op 2 Juni van Batavia bericht dat
aanleiding tot handelen gelegen is in het
gevaar voor den ondergang van een groot
deel der bevolking van Lombok, tengevolge
van hongersnood door het toenemend wanbe
heer, door terzijdestelling van onze souverei-
niteit en door de vjjandeljjke houding van
den vorst.
De vjjandige houding tegenover ons gouver
nement is o. a. gebleken door de weigering
om een brief in ontvangst te nemen van den
gouverneur-generaal, de grootste beleediging,
die een Indisch vorst aan ons bestuur kaD
aandoen.
Bovendien heeft de vorst jarenlang zich
vjjandig betoond o. a. door schepen in de
vaart te brengen, gericht tegen het Indisch
bestuur.
Steeds was de houding van den Vorst aan
matigend, terwjjl de Sassaksche bevolking in
een onhoudbaren toestand verkeert. Men kan
dus niet beweren, dat zonder recht zal worden
opgetreden.
Wat de vierde vraag betreft, zeide de minis
ter, dat zeer zeker gelet is op de gevolgen
eener expeditie. Ter voldoening overigens aan
de gedane vraag, deed de minister mededeeling
van het tractaat van 1843 en wees hjj er op,
dat de behandeling der Sassaksche bevolking
niet kan worden beschouwd als een eenvoudige
inwendige behandeling, waar de gouverneur-
generaal verplicht is allen te beschermen, die
zich bevinden op het territoir van Ned.-Indie,
waartoe Lombok behoort.
De vierde vraag beantwoordde de minister
toestemmend.
Wat de vjjfde vraag betreft, zeker is een
voldoende troepenmacht noodig, maar zjj is
beschikbaar. Volgens opgaaf van den gouv.-
gen. zullen noodig zjjn drie veld-bataljons,
veld-artillerie en de noodige genievan de
marine zullen vjjf schepen worden gevoegd
bjj de expeditie, waarvan 3 van het auxiliair
eskader.
De troepenmacht is volkomen beschikbaar
en de militaire autoriteiten oordeelen dat van
de expeditie een goede uitslag mag worden
verwacht.
Dit geldt ook de zesde vraag, waarbg ech
ter geldt dat men ook niet uit het oog moet
verliezen, dat wjj niet zullen optreden tegen
een vjjandeljjke, maar wel ter bescherming
eener vriendschappelijke bevolking.
Omtrent den gezondheidstoestand kan de
minister nier veel zeggen; maar waar de heer
Hordjjk sprak van een ongezonden toestand
zei de minister dat hjj steeds gehoord heeft
Het was de eerste Zondag in Mei, een
heerljjke, zoele morgen. Hjj hield haar hand
vast en zoo gingen zjj samen den tuin in.
Eenige bloemen verspreidden reeds een heer-
ljjken geur, de vogels zongen hun hoogste
lied. Zjj vergaten beiden waarom hjj gekomen
was; want er kon niets schooners zgn dan
elkaar zoo onverwachts weer te zien en hand
in hand van die heerljjke natuur te genieten.
Eindelgk begon hjj te vertellen wanneer hjj
gisteren haar brief ontvangen had, hoe hjj er
door geschrikt was en van de eerste gelegen
heid had gebruik gemaakt om met den nacht
trein hierheen te reizen en om 12 uur aan
gekomen was.
«Langs een achterdeur kwam ik bjj papa
in huis en ging op den tast naar mgn kamer.
Veel geslapen heb ik niet en ik dacht dat
het het beste was om u te spreken eer de
andere menschen op waren. Arm kind! wat
willen zjj met u beginnen! Wat een onzin!
Maar oom Brammer is zóo mal niet, of ik zal
hem wel tot andere gedachten brengen. Gjj
kunt hem niet trouwen, daar is geen denken
aan. Het is om te lachen."
«Ik heb er al genoeg om geschreid,
Theodoor
«Waarom hebt gjj mjj niet dadeljjk ge
schreven Gjj wist toch wel dat ik u niet in
den steek zou laten."
«Ik was zoo bang ik wilde het niet
doen maar eindelgk wist ik er niets an-
van een land, overvloeiende van melk en
honig.
Wat de verdere vragen betreffen, meende
de minister, dat men mag aannemen dat de
gouverneur-generaal niet een groote troepen
macht van Java zal uitzenden, wanneer de
troepen elders zouden noodig zjjn.
Overigens, de gouveneur van Atjeh heeft
ontkennend geantwoord op de vraag of thans
meer troepen noodig zgn, terwjjl toch nog een
zeer voldoend aantal troepen op Java aanwezig
is voor alle eventualiteiten.
De zevende vraag kon de minister dan ook
bevestigend beantwoorden.
Wat betreft de krachtige positie van Lombok,
de minister meende dat daarop wel iets is af
te dingen. Zeker zgn er achterlaadgeweren op
Lombok, maar zeker zjjn er geen 25.000 ge
weren.
Ten slotte zeide de minister dat het bezit
van koloniën lasten en verplichtingen oplegt,
terwjjl Nederland niet mag vergeten dat op
zjjn grondgebied een bevolking is, die op een
vreeseljjke manier wordt mishandeld. Zeker
rust in deze groote verantwoordelijkheid op den
minister, maar hjj nam die ten volle op zich.
De heer Pjjnacker Hordjjk merkte op, dat het
zjjn bedoeling was ongerustheid weg te nemen
en hjj hoopt, dat de lezing der rede van den
minister hem zal overtuigen, dat men in deze
gerust kan wezen.
Overigens kwam hg nog terug op de kwestie
van het aantal geweren en op het ongezonde
van het grondgebied van Lombok.
Hjj wist ook niet waaruit bljjkt, dat onze
suzereiniteit is ter zjjde gesteld en zeide, dat
de schepen, waarvan de minister gesproken
had, geen kwaad kunnen doen, daar zjj in
beslag zgn genomen.
Voorts meende hjj dat er geen afdoende
gronden voor de expeditie zjjn aangegeven.
Spreker herhaalde echter te hopen, dat hem,
na lezing der rede van den minister, zal
bljjken, hoe er geen voldoende reden is voor
zgn groote ongerustheid.
De minister van koloniën wees er nog op, dat
gedert jaren ernstige grieven bestaan tegen den
Vorst van Lombok, terwjjl men onder de
vorige regeering reedB zoodanige maatregelen
had genomen, dat waar zjj A gezegd heeft, men
nu wel B moet zéggen.
De minister haalde aan een brief van den
gouverneur-generaal Pjjnacker Hordjjk van 1893
aan den Vorst van Lombok gericht, waarin o. a.
gezegd wordt, dat de Sassaksche bevolking
recht heeft op onze bescherming, waarom het
noodig werd geacht er op te wjjzen, dat een
staat van zaken was ontstaan, waarbg het
noodig was de minneljjke tusschenkomst van
het Indisch bestuur aan te bieden.
Overigens bljjkt uit een andere correspon
dentie, dat de gouverneur-generaal van Indië
volkomen bekend is met het gevoelen van het
opperbestuur, dat, bg schending van art. 7
van het contract, tusschenkomst niet alleen
geoorloofd, maar ook verplichtend is.
De heer Pjjnacker Hordjjk ontkende, dat hjj,
als gouverneur-generaal, in deze A heeft ge
zegd. Hjj had alleen minneljjke tusschenkomst
aangeboden en, waar die niet is aangenomen,
behoeft z. i. nog niet dadeljjk tot een expe
ditie te worden overgegaan. Hierbjj komt,
dat eerst nadat de resident van Lombok ge
zegd heeft, dat het oogenblik gunstig was, de
minneljjke tusschenkomst is aangeboden.
Hjj heeft dus geen expeditie uitgelokt.
De minister zeide, dat de minneljjke tus
schenkomst was de A, waarvan de expeditie
de B is.
Ten slotte wees de minister nogmaals op
het recht, ontleend aan art. 7 van het con
tract, om in deze handelend op te treden.
Hiermede was ook deze interpellatie afge-
loopan.
In de Landbouwkroniek van den heer Cor-
ten komt een mededeeling voor over rechta-
persoonl jjkheid van coöperatieve melkergen, die
vermelding verdient. Hjj gaf ter vergadering
van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond te
Roermond in overweging of 't niet iedere
coöperatieve melkerjj geraden ware rechtsper-
soonljjkheid aan te vragen, om b.v., bjj voor
komende geschillen met contracteerende han
delaren, (in 't binnenland althans), wettig te
kunnen optreden, enz. Hjj voegde er bjj dat
rechtspersoonlijkheid gemakkelijk en kosteloos
te verkrjjgen was. De afgevaardigden van
ders op."
Nadat zjj nog een poos gepraat hadden, be
gaf Theodoor zich naar zjjn oom, daar deze
altgd vroeg opstond en het zeer geschikt zou
zgn om hem onder het ontbjjt te spreken. Hjj
had zgn berekening goed gemaaktwant
toen hg het hek binnen stapte, trad de
heer Brammer juist op zgn veranda, waar
een heerlgk ontbjjt hem wachtte. Hjj liet ter
eere van den Zondag de jongens met Rika
ontbjjten en verheugde zich zeer over het
onverwachte bezoek van zgn neef.
«Wel, wel! mjjn jongen, dat is een
heerljjke verrassing, kom binnen, Theodoor.
Neem plaats, gjj wordt iederen keer grooter
en deftiger. Ja, ja, kleine kinderen worden
groot."
«Ik ben nu ook twee en twintig jaar,
oomantwoordde de student en streek zgn
knevel op.
Onder het ontbjjt begon Brammer van een
diner te vertellen, dat hg heden gaf en vroeg
of Theodoor daar ook de lucht van gekregen
had. Een eigenaardige blik van den jongen
man deed hem verstommen en hjj begon te
vreezen dat het bezoek van Theodoor met
zgne plannen in verband stondhjj zou niet
lang in onzekerheid bljjven.
«Ik heb gehoord, oom, dat gjj van daag
een feest wilt geven en ik weet ook wat gjj
daarmee voor hebt. Gjj kunt nagaan dat ik
dat een zeer zonderling denkbeeld vind. ik