liÉirscto taant FEUILLETON. Moedert lieveling. BIJVOEGSEL Middelburg 9 Juni. Maandag 11 Juni 1894, no. 135. TAX Dl TAX Twee belangrijke lnterpellatlën werden Vrijdag in de Eerste kamer ge- honden, waaromtrent wjj wel meer uitvoerig mededeeling mogen doen dan gisteren de tele graaf deed. In de eerste plaats was de heer I. D. Fransen van de Putte aan het woord om eenige vragen te doen omtrent de jongste ministerieele crisis. Vóór hg daartoe overging gaf hjj eerst eene korte toelichting. Voor zoover bekend, was het, zeide hg, de eerste keer dat bjj het ontstaan van een con flict tuascheii Kamer en regeering eene ont binding is uitgesproken zonder publiceering der daarop betrekking hebbende stukken. Hg liet de formeele ontbinding daar, doch herinnerde, dat bg de derde ontbinding in 1854 het rapport aan den koning werd open baar gemaakt en een brief van den koning aan den raad van ministers, waarin de open baarmaking werd goedgekeurd, wjjl »wjj ver- «langen, dat openbaar worden gemaakt de .stukken, opdat die zouden komen onder het »oog der natie." Later bg eene interpellatie over een internationaal onderwerp werden ook de stukken publiek gemaakt. In de Staats-Courant van 2 October 1868 iB een rapport opgenomen van den koning over de toenmalige ontbinding, waarin voor kwam, dat naar de meening van den minis terraad de vertegenwoordiging, die hare roe ping miskende, niet meer geacht kan worden het gevoelen der natie uit te drukkendat is duideljjfc en daar is geen woord Fransch bg. De Staats-Courant van 4 Januari 1868 bevat eveneens een rapport omtrent de toen plaats gehad hebbende ontbinding en de heer- Putte herinnerde aan den inhoud dier stukken Ook bg de ontbinding in Mei 1886 kwam het rapport in de Staats-Courant. Zoo big kt, hoe een minister, die doorkneed was in de ontbindingen (Heemskerk), zgn taak als verantwoordelijk minister der kroon opvatte. Zelfs de heer Mackay, die toen met de vor ming van een kabinet was belast, deed zjjner- zjjds voorlezing in de Tweede kamer van den door hem aan den koning gerichten brief, waarbjj hg voor de opdracht bedankte. En wat nu te constateeren Bg de jongste ontbinding is geenerlei stuk openbaar gemaakt. Alleen het feit, dat er geene overeenstemming tusschen regeering en kamer was verkregen, werd genoemd in de sluitingsrede. Het is vol- gens den heer Putte ongebruikelijk, dat over zulk een belangrgk feit als eene kamerontbin ding geen politiek debat zou worden gevoerd. Te meer acht hg debat noodig, waar alge- meene openbaarmaking gewenscht is. Wat moet er worden van den ernst en de overtuiging der vertegenwoordiging, wanneer, na al wat gebeurd is, eenvoudig de zaak wordt doodge zwegen. De interpellant Jvoor zich acht het plicht eene poging aan te wenden, de nevelen op te heffen. Hjj herinnerde daarbjj aan des voorzitters woorden bg de aanvaarding van zgn presidum, woorden, die hunne belangrijkheid vooral hieraan ontleenen dat zjj door den voorzitter werden uitgesproken. De heer Putte trachtte kort en vooral on- partjjdig te zgn, en op den voorgrond stelde hg, dat hjj allerminst een tegenstander van het afgetreden kabinet was, noch van minister Pierson. Verleden jaar had spreker reeds te kennen gegeven, dat hg niet deelde in de grondwettige bezwaren omtrent de kieswet, zoodat hg er hoogstwaarschijnlijk vóór zoude gestemd hebben. Doch voor hem ontbreekt de kennis der buitengewone omstandigheden, die tot de ontbinding geleid hebben, of die gestrekt hebben om die te provoceeren. Hg Uit het Duitsch. VAN R. VON DER ELBE. Charlotte stond op. Wat kon zjj tegen het geen haar zuster had betoogd, zeggen In de gang wachtte Lisbeth haar op»Te vergeefs, mgn kind!" zei zjj in 't voorbjjgaan en ver liet met een bedrukt gemoed het huis. Donderdag en bjjna de geheele Vrjjdag verliepen voor Lisbe th in de grootste spanning. Nog slechts twee dagen en zg was voor al tg d ongelukkig! Zg wist wel wie haar helpen kon, wie een goed woord voor haar bg Brammer kon doen; maar hoe zou zg hem haar nood klagen? Vrijdagmiddag nam zg een kloek besluit en ging, terwjjl haar moeder haar middagslaapje deed, op haar kamertje zitten schrjjven. Lang bleef zjj op het papier staren, maar eindelgk stond er toch .Lieve Theodoor! Gjj hebt mg verzocht een weinig vriendeljjk tegen uw oom Brammer te zgn; dat ben ik ook altgd geweestmaar nu zegt mama dat hg met mg trouwen wil en ik heel verstandig zou doen met daarin toe te stemmen. Zg wil het absoluut en ik moet gehoorzamen. Nu acht daarom noodig, dat bekend worde het advies, dat tot de ontbinding heeft geleid. Tot nog toe js hem volkomen onbegrjjpeljjk en onverklaarbaar dat de vorige regeering niet getracht heeft op 8 en 9 Maart het misverstand op te helderen. Zjj had moeten verklaren, dat het amendement-De Mejjier voor haar onaannemelijk was. Had de minister Tak gemeend, na aanneming van het amendement niet verder met de ver- dediding der wet zich te kunnen belasten, dan ware dit correct geweest. Doch onbegrjjpeljjk is het, dat niet een der collega's van den minis ter heeft gevoeld, dat eenige mededeeling plicht was en de heer Putte begrgpt maar niet, dat niemand daarop in den ministerraad heeft ge wezen. Hjj kwam er niet tegen op, dat de ministerraad niet is geraadpleegd omtrent de te vragen machtiging tot ontbinding. Die machtiging heeft men steeds vooraf, doch hoe dit zg, van af 9 Maart verkeert men nog in het duister en heeft men slechts eene verkla ring, die van den heer De Kanter gelach maar de indruk van diens verklaring was niet zeer gunstig. Daarom had hjj gehoopt, dat de heer Tab, toen eene candidatuur door hem was aanvaard, gezegd zou hebben wat was voor gevallen. Maar men bleef zwjjgen, en de gevolgen zgn niet uitgebleven. De dag van 10 April liet den strjjd onbeslist. Het scheen echter, dat de kansen gunstiger liepen voor de finale kiesrechtuitbreiding. Maar den 24 Aprilfinale nederlaag. De heer Putte meent dat deze wending op 24 April niet aan eene bjjzondere aangelegenheid toe te schrgven is, maar is de uitspraak des volks, een reflectie van de po litieke opinie. Die uitspraak is niet, althans niet uitsluitend, gericht tegen een uitgebreid kiesrecht op breeden grondslag, maar was grootendeels toe te schrgven aan het oordeel over de gedragslgn der regeering. Er was twjjfel gerezen in hoever de eerlgkheid en de goede trouw waren betracht, en dit was ook de indruk bg de voorstanders van de regeering. Daarom meent de heer Putte, dat de kiezers recht hebben te weten de redenen van de aftreding van het vorige kabinet. Dit is in het belang ook van dit ministerie maar ook 's lands belang eischt opheldering. Door die ontbinding toch zjjn de politieke par tgen gedesorganiseerd. Men spreekt nu reeds veel meer van groepen- vergaderingen dan van partgen. De interpellant wees daarbg op het geen in Frankrjjk ia waar te nemen, waar men verplicht is, niet aan staatkundige par tijen maar aan groepen toe te geven, evenals in Duitschland ook reeds het geval is. En de vrees bestaat, dat uit den onverkwik- keljjken toestand, waarin wjj verkeeren, licht factiën uit fractiën kunnen ontstaan. Zeker zullen de geslagen wonden niet geheel geheeld worden, maar zjj kunnen wel gezuiverd wor den, om zoo tot verbetering te komen. De eenige goede zjjde van den strjjd is, dat ook tegenstanders van de vorige regeering zich voor uitbreiding van het kiesrecht verklaard hebben. Dit is een stap vooruitmaar ook om daar van te profiteeren, is meer licht noodig. In het voorjaar van 1891 meende de interpellant, die 40 jaren aan de linkerflank der liberalen had gestaan, den raad te moeten geven aan zjjne vrienden, niet te veeleischend te willen zjjn. Dinsdag 24 April heeft bewezen, dat wie te veel wil hebben, wel eens het deksel op den neus kan bekomen. Zeker is ook hg voor uitbreiding van het kiesrecht op breeder grondslag. Vrees toch is een slechte raadgeefster, ook is het beestje misschien zoo kwaad niet als wel eens wordt voorgesteld; en als hjj dit ka binet overziet, dan zou hjj zeggen, »le danger n'est pas grand'Bovendien, laat men niet uit vrees voor het radicalisme vallen in de handen van het conservatisme. Na dit overzicht kwam de heer Putte tot de vragen en verzocht der regeering, al die inlichtingen mondeling of schrif telijk te geven, welke zjj uit de stukken kan putten. Hjj verzocht daarom aan de kamer inzending zonder eenige restrictie van alle bescheiden, die dienen kunnen tot toelichting van de ontbinding der Tweede kamer. Hjj maakte den cirkel zoo groot mogeljjk en wil daaronder ook begrepen hebben het «protocol" waarover bg den strgd der verkiezingen zoo veel is gesproken. Openbaarmaking van dit stuk is vooral noodig, omdat men zich daarop wil ik volstrekt niet ongehoorzaam of slecht worden, maar ik vind het toch verschrikkelijk om met dien ouden heer te moeten trouwen. Zondag geeft hjj een groot diner. Mama heeft mg een nieuwe jurk er voor laten maken, waarmede ik echter niets blij benwant dan wil hjj onze verloving publiek maken. Heb ik eenmaal ja gezegd, dan moet ik met hem trouwenwant het is niet goed om een ver loving weer af te breken. Mjjnheer Brammer is de heele week niet hier geweest; volgens mama is dat uit fijngevoeligheid en ik heb moeten beloven dat ik hem niet zou zeggen dat ik niet van hem houd. Ik weet niet wat ik beginnen moet, Theodoor! Oom Brammer is altgd zoo goed voor u en doet alles om u te believen. Wilt gjj hem nu eens schrgven dat ik niet met hem trouwen wil dan ziet er misschien van af. Neem mjj dit ver zoek niet kwaljjk, ik wist mjj niet anders te redden en groet u als uwe innig bedroefde L i s b e t h." Onder het schrgven waren er heel wat tra nen op het papier gevallen, maar eindelgk was de brief af en geadresseerd aan den med. stud. Theodoor Aschenberg,teGÖttingen. Lisbeth stak hem in haar zak toen zg om vier uur naar beneden ging om koffie te zetten. Onder het verrichten van hare dageljjksche bezigheden dacht zjj er voortdurend over, hoe zg den brief op de post zou krjjgen. Zjj was niet in het belang der vorige regeering kan beroepen. De minister van buitenlandsche zaken (de heer Roëll) wilde, alvorens de vraag te beant woorden, een dringend beioep doen op de Ka mer, waarvan hjj eenigen tjjd lid was; voor hem en zgne ambtgenooten op welwillendheid en samenwerking, welke dit college aan op volgende ministeriën niet onttrok. Komende tot de interpellatie uitte de Minis ter de meening dat de Kamer zoowel als de Regeering met belangstelling de rede van den heer Van de Putte heeft gevolgd. De vraag of kan worden aangenomen, dat de ontbinding is geprovoceerd en dat aan de geschiedenis van 8 en 9 Maart interne bedoelingen ten grondslag liggen, kan hier niet worden behandeld. Maar wat de vraag aan het slot van de rede van den heer Putte betreft, het antwoord is dit: de regeering is bereid ten ernstigste te over wegen in hoeverre aan het verzoek van inter pellant kan worden voldaan en zjj meent, dat de interplelant met dit antwoord tevreden kan zjjn onder voorbehoud van de verantwoorde lijkheid van de regeering voor hare handelingen. De heer Fransen van de Putte zeide dat hjj den minister moeieljjk dank kon zeggen voor de gegeven inlichtingen. Alleen wilde hjj voor het oogenblik in dit antwoord be rusten onder voorbehoud, om daarop terug te komen. Hjj voor zich acht overlegging der stukken noodig in 's lands belang. De regeering toch bjeft zich bjj haar op treden moeten vergenoegen met het gebeurde, omdat de eenige reden van weigering, door de grondwet toegelaten, zou kunnen zjjn de onraadzaamheid van het verstrekken van in lichtingen met het oog op 's lands belang. De tweede interpellant, de heer mr I'jjnacker Hordjjk, oud-gouverneur-generaal van Ned.- Indië, wenschte inlichting omtrent een bericht betreffende eene expeditie naar Lom bok. Hjj richtte tot den minister van koloniën in de eerste plaats deze drie vragen lo. Is het waar, dat besloten is tot het zenden van een militaire expeditie naar Lombok? 2o. Zoo neen, is het waarschjjnljjk of moge- ljjk, dat nog bjj de onlangs ingetreden Oost moesson, tot het zenden eener expeditie zal worden overgegaan 3o. Welke omstandigheden kunnen een mili taire expeditie naar Lombok noodzakeljjk maken Men heeft, zeide de heer Hordijk, gezegd, dat in strjjd met bestaande tractaten oorlogs behoeften zjjn ingevoerd. Maar dat is bjj geen tractaat verboden. Wel is bjj algemeene verordening van 30 December 1876 tijdeljjk de invoer van oorlogs behoeften verboden. En zeker ware het beter geweest wanneer de vorst van Lombok die ordonnantie had nagekomen, maar de inter pellant begrjjpt dat dit niet is geschied en in elk geval kan dit geen casus belli zjjn. Doch er is een andere, een hoofdreden. Men zegt, dat de Sassaks worden onderdrukt. Maar afgescheiden er van of dit alleen reeds reden kan zjjn voor een militaire expeditie, herin nerde de heer Hordjjk eraan, dat de vorst steeds zeer verdraagzaam was tegenover de Sassaks, Mahomedanen, terwjjl zjj steeds door geest- drjjverB tegen den vorst worden opgezet. Zou het nu geraden zjjn van deNederland- sche regeering om, waar men, naast den Ma- homedaanschen, ook een anderen inlandschen godsdienst aantreft, partjj te nemen voor het Mahomedaansche gedeelte Spreker vroeg in de vierde plaats of, bjj de beoordeeling van de omstandigheden en bjj de bepaling van onze gedragslgn, voldoende reke ning is gehouden met het contract van 7 Juli 1843, met den vorst van Lombok gesloten. Hjj wenscht ook openbaarmaking van dat contract, waarvan bjj De Louter een resumé wordt medegedeeld. Daarin komt de bepaling voor, dat aan het inlandsch bestuur de verze kering wordt gegeven dat, zoolang zjj het contract getrouw zal naleven, het Indisch gouvernement zich niet zal inlaten met hun inwendig bestuur. Daarom wil de heer Hordjjk zien aange toond dat de regeering het recht heeft door middel van een expeditie te zorgen dat de Sassaks niet worden onderdrukt. Ten vjjfde vroeg hjj, of voor een expeditie naar Lombok een belangrjjke troepenmacht noodig zal zjjn en beschikbaar is Hjj meent, dat er een macht van 3000 soldaten en vele gewoon om iets heimeljjk te doen en wist dus geen uitvlucht te bedenken. Gelukkig gaf haar moeder haar een boodschap om zjj de te halen, daar de meid aan het werk was, en dus kon zjj hem meteen naar de bus brengen. Zaterdags was zjj al veel kalmer, in het bewustzjjn dat haar lot aan veilige handen was toevertrouwd; hare moeder zegevierde, daar zjj er het bewjjs in zag dat haar tegen stand gebroken was. Na zoovele slapelooze nachten sliep Lisbeth den laatsten nacht zeer gerust en werd in den morgenstond gewekt door een ongewoon geluid. De zon was pas op, de vogels zongen in de boomen. Daar was het weer een tik tegen haar venster. Zjj stond verschrikt op. Nu zag zjj heter kwam een steentje van beneden aanvliegen, tik dat geluid had zjj al meer gehoord. Zjj stiet het venster open. Hemel! wat zag zij daar onder den boom staan Theodoor, die net weer een hand met kiezels naar boven wilde gooien. Hjj liet den arm zinken, wuifde met zjjn pet en lachte tegen haar. «Kom zoo gauw mogeljjk beneden!" riep lijj haar toe. Zjj knikte, verliet het venster, stopte haar haar in een netje, waschte en kleedde zich in allerjjl, en vloog naar beneden. Alles was doodstil in huishet moest nog he el vroeg zgn. Zjj ontsloot de keukendeur, die naar de plaats leidde en zag hem voor zich staan. dwangarbeiders zal noodig zjjn. Zgn zesde vraag luidde: of bjj aanwen ding eener belangrjjke expeditie gerekend mag worden op gunstig resultaat, zonder belang rjjke verliezen onzerzjjds Men onderschatte niet den eventueelen vjjand. De bevolking van Lombok wordt ge schat op 600.000 Sassaks en 50.000 Balineezen en nog eenige anderen. De bevolking is in het bezit van een groot aantal geweren en kanonnen, terwjjl het eiland buitengewoon ongezond is. Ten zevende vroeg interpellant of, bjj be vestigende beantwoording der vjjfde vraag, een voldoende troepenmacht voor Atjeh en elders beschikbaar zal big ven? De omstandigheden in Atjeh, hoewel buiten gewoon gunstig, eischen buitengewone voor zichtigheid. Dit geldt ook voor Tamiang. De minister van koloniën beantwoordde ontkennend de vraag, of last is gegeven tot het zenden eener militaire expeditie naar Lombok. Wat de tweede vraag betreft, nl. of een ex peditie zou plaats hebben, antwoordde de mi nister dat hem door den gouv.-gen. een schrg ven over de Lomboksche aangelegenheden was geworden. Ware op dat schrgven een expeditie gevolgd, hjj zou zeker niet in gebreke zgn gebleven daarvan mededeeling te doen aan de kamer. De minister zeide daaromtrent verder, dat, bljjkens telegram van 28 Mei, door den raad van Indië, voorgezeten door den gouverneur- generaal en bjjgewoond door commandanten der land- en zeemacht, eenstemmig besloten is den resident van Bali en Lombok naar Lom bok te zenden, om aan het bestuur de grie ven van ons bestuur mede te deelen, terwjjl bjj niet inwilliging der eischen onmiddeljjk een expeditie zou worden gezonden, die in middels werd voorbereid. Op een telegraphische vraag om nadere inlich tingen is op 2 Juni van Batavia bericht dat aanleiding tot handelen gelegen is in het gevaar voor den ondergang van een groot deel der bevolking van Lombok, tengevolge van hongersnood door het toenemend wanbe heer, door terzijdestelling van onze souverei- niteit en door de vjjandeljjke houding van den vorst. De vjjandige houding tegenover ons gouver nement is o. a. gebleken door de weigering om een brief in ontvangst te nemen van den gouverneur-generaal, de grootste beleediging, die een Indisch vorst aan ons bestuur kaD aandoen. Bovendien heeft de vorst jarenlang zich vjjandig betoond o. a. door schepen in de vaart te brengen, gericht tegen het Indisch bestuur. Steeds was de houding van den Vorst aan matigend, terwjjl de Sassaksche bevolking in een onhoudbaren toestand verkeert. Men kan dus niet beweren, dat zonder recht zal worden opgetreden. Wat de vierde vraag betreft, zeide de minis ter, dat zeer zeker gelet is op de gevolgen eener expeditie. Ter voldoening overigens aan de gedane vraag, deed de minister mededeeling van het tractaat van 1843 en wees hjj er op, dat de behandeling der Sassaksche bevolking niet kan worden beschouwd als een eenvoudige inwendige behandeling, waar de gouverneur- generaal verplicht is allen te beschermen, die zich bevinden op het territoir van Ned.-Indie, waartoe Lombok behoort. De vierde vraag beantwoordde de minister toestemmend. Wat de vjjfde vraag betreft, zeker is een voldoende troepenmacht noodig, maar zjj is beschikbaar. Volgens opgaaf van den gouv.- gen. zullen noodig zjjn drie veld-bataljons, veld-artillerie en de noodige genievan de marine zullen vjjf schepen worden gevoegd bjj de expeditie, waarvan 3 van het auxiliair eskader. De troepenmacht is volkomen beschikbaar en de militaire autoriteiten oordeelen dat van de expeditie een goede uitslag mag worden verwacht. Dit geldt ook de zesde vraag, waarbg ech ter geldt dat men ook niet uit het oog moet verliezen, dat wjj niet zullen optreden tegen een vjjandeljjke, maar wel ter bescherming eener vriendschappelijke bevolking. Omtrent den gezondheidstoestand kan de minister nier veel zeggen; maar waar de heer Hordjjk sprak van een ongezonden toestand zei de minister dat hjj steeds gehoord heeft Het was de eerste Zondag in Mei, een heerljjke, zoele morgen. Hjj hield haar hand vast en zoo gingen zjj samen den tuin in. Eenige bloemen verspreidden reeds een heer- ljjken geur, de vogels zongen hun hoogste lied. Zjj vergaten beiden waarom hjj gekomen was; want er kon niets schooners zgn dan elkaar zoo onverwachts weer te zien en hand in hand van die heerljjke natuur te genieten. Eindelgk begon hjj te vertellen wanneer hjj gisteren haar brief ontvangen had, hoe hjj er door geschrikt was en van de eerste gelegen heid had gebruik gemaakt om met den nacht trein hierheen te reizen en om 12 uur aan gekomen was. «Langs een achterdeur kwam ik bjj papa in huis en ging op den tast naar mgn kamer. Veel geslapen heb ik niet en ik dacht dat het het beste was om u te spreken eer de andere menschen op waren. Arm kind! wat willen zjj met u beginnen! Wat een onzin! Maar oom Brammer is zóo mal niet, of ik zal hem wel tot andere gedachten brengen. Gjj kunt hem niet trouwen, daar is geen denken aan. Het is om te lachen." «Ik heb er al genoeg om geschreid, Theodoor «Waarom hebt gjj mjj niet dadeljjk ge schreven Gjj wist toch wel dat ik u niet in den steek zou laten." «Ik was zoo bang ik wilde het niet doen maar eindelgk wist ik er niets an- van een land, overvloeiende van melk en honig. Wat de verdere vragen betreffen, meende de minister, dat men mag aannemen dat de gouverneur-generaal niet een groote troepen macht van Java zal uitzenden, wanneer de troepen elders zouden noodig zjjn. Overigens, de gouveneur van Atjeh heeft ontkennend geantwoord op de vraag of thans meer troepen noodig zgn, terwjjl toch nog een zeer voldoend aantal troepen op Java aanwezig is voor alle eventualiteiten. De zevende vraag kon de minister dan ook bevestigend beantwoorden. Wat betreft de krachtige positie van Lombok, de minister meende dat daarop wel iets is af te dingen. Zeker zgn er achterlaadgeweren op Lombok, maar zeker zjjn er geen 25.000 ge weren. Ten slotte zeide de minister dat het bezit van koloniën lasten en verplichtingen oplegt, terwjjl Nederland niet mag vergeten dat op zjjn grondgebied een bevolking is, die op een vreeseljjke manier wordt mishandeld. Zeker rust in deze groote verantwoordelijkheid op den minister, maar hjj nam die ten volle op zich. De heer Pjjnacker Hordjjk merkte op, dat het zjjn bedoeling was ongerustheid weg te nemen en hjj hoopt, dat de lezing der rede van den minister hem zal overtuigen, dat men in deze gerust kan wezen. Overigens kwam hg nog terug op de kwestie van het aantal geweren en op het ongezonde van het grondgebied van Lombok. Hjj wist ook niet waaruit bljjkt, dat onze suzereiniteit is ter zjjde gesteld en zeide, dat de schepen, waarvan de minister gesproken had, geen kwaad kunnen doen, daar zjj in beslag zgn genomen. Voorts meende hjj dat er geen afdoende gronden voor de expeditie zjjn aangegeven. Spreker herhaalde echter te hopen, dat hem, na lezing der rede van den minister, zal bljjken, hoe er geen voldoende reden is voor zgn groote ongerustheid. De minister van koloniën wees er nog op, dat gedert jaren ernstige grieven bestaan tegen den Vorst van Lombok, terwjjl men onder de vorige regeering reedB zoodanige maatregelen had genomen, dat waar zjj A gezegd heeft, men nu wel B moet zéggen. De minister haalde aan een brief van den gouverneur-generaal Pjjnacker Hordjjk van 1893 aan den Vorst van Lombok gericht, waarin o. a. gezegd wordt, dat de Sassaksche bevolking recht heeft op onze bescherming, waarom het noodig werd geacht er op te wjjzen, dat een staat van zaken was ontstaan, waarbg het noodig was de minneljjke tusschenkomst van het Indisch bestuur aan te bieden. Overigens bljjkt uit een andere correspon dentie, dat de gouverneur-generaal van Indië volkomen bekend is met het gevoelen van het opperbestuur, dat, bg schending van art. 7 van het contract, tusschenkomst niet alleen geoorloofd, maar ook verplichtend is. De heer Pjjnacker Hordjjk ontkende, dat hjj, als gouverneur-generaal, in deze A heeft ge zegd. Hjj had alleen minneljjke tusschenkomst aangeboden en, waar die niet is aangenomen, behoeft z. i. nog niet dadeljjk tot een expe ditie te worden overgegaan. Hierbjj komt, dat eerst nadat de resident van Lombok ge zegd heeft, dat het oogenblik gunstig was, de minneljjke tusschenkomst is aangeboden. Hjj heeft dus geen expeditie uitgelokt. De minister zeide, dat de minneljjke tus schenkomst was de A, waarvan de expeditie de B is. Ten slotte wees de minister nogmaals op het recht, ontleend aan art. 7 van het con tract, om in deze handelend op te treden. Hiermede was ook deze interpellatie afge- loopan. In de Landbouwkroniek van den heer Cor- ten komt een mededeeling voor over rechta- persoonl jjkheid van coöperatieve melkergen, die vermelding verdient. Hjj gaf ter vergadering van den Zuid-Nederlandschen Zuivelbond te Roermond in overweging of 't niet iedere coöperatieve melkerjj geraden ware rechtsper- soonljjkheid aan te vragen, om b.v., bjj voor komende geschillen met contracteerende han delaren, (in 't binnenland althans), wettig te kunnen optreden, enz. Hjj voegde er bjj dat rechtspersoonlijkheid gemakkelijk en kosteloos te verkrjjgen was. De afgevaardigden van ders op." Nadat zjj nog een poos gepraat hadden, be gaf Theodoor zich naar zjjn oom, daar deze altgd vroeg opstond en het zeer geschikt zou zgn om hem onder het ontbjjt te spreken. Hjj had zgn berekening goed gemaaktwant toen hg het hek binnen stapte, trad de heer Brammer juist op zgn veranda, waar een heerlgk ontbjjt hem wachtte. Hjj liet ter eere van den Zondag de jongens met Rika ontbjjten en verheugde zich zeer over het onverwachte bezoek van zgn neef. «Wel, wel! mjjn jongen, dat is een heerljjke verrassing, kom binnen, Theodoor. Neem plaats, gjj wordt iederen keer grooter en deftiger. Ja, ja, kleine kinderen worden groot." «Ik ben nu ook twee en twintig jaar, oomantwoordde de student en streek zgn knevel op. Onder het ontbjjt begon Brammer van een diner te vertellen, dat hg heden gaf en vroeg of Theodoor daar ook de lucht van gekregen had. Een eigenaardige blik van den jongen man deed hem verstommen en hjj begon te vreezen dat het bezoek van Theodoor met zgne plannen in verband stondhjj zou niet lang in onzekerheid bljjven. «Ik heb gehoord, oom, dat gjj van daag een feest wilt geven en ik weet ook wat gjj daarmee voor hebt. Gjj kunt nagaan dat ik dat een zeer zonderling denkbeeld vind. ik

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 5