ustitie aanwendde om den moordenaar op te sporen, gevolgd. Vele landloopers, waaraan Zeeuwsch Vlaan deren zoo rjjk iB, werden gearresteerd en ver hoord doch, wjjl er geene bewjjzen tegen hen werden gevonden, weder op vrjje voeten gelaten- Weldra rezen vermoedens tegen den man van een der vermoorden, tevens schoonzoon en schoonbroeder van de andere gedoode vrouwen en na een paar malen verhoord te zjjn, werd deze, M. L. geheeten, gearresteerd en tot heden in arrest gehouden. De vermoedens tegen hem namen met den dag toe en na eene langdurige instructie werd den 30 December 1898 M. L., oud 33 jaar, koewachter, geboren te St Anna ter Muiden (Sluis) wonende te Groede, naar de openbare zitting der hierbovengenoemde rechtbank ver wezen. Heden-ochtend, dus ruim drie maanden na de verwjjzing, werd met de behandeling der zaak aangevangen. De rechtbank bestond uit de heeren meesters J. van der Lek de Clercq, president en jhr E. P. Schorer en P. J. F. van Voorst Vader rechters, jhr E. A. O. de Casembroot, griffier, terwjjl als ambtenaar van het openbaar mi nisterie optrad de heer jhr mr J. F. Schuur- beque Boepe. Aan den beklaagde werd ten laste gelegd dat hij, na reeds den vorigen avond het plan te heb ben beraamd om zjjne huisvrouw Rosalie Bert, zjjne schoonzuster Melanie Octavie Bert en zjjne schoonmoeder Maria Theresia Banckaert van het leven te berooven, zich in den avond van den 30 Augustus 1893, tusschen half tien en tien uur, van de hofstede van E. V. de Milliano, bjj wien hjj als koewachter in dienst was, heeft begeven naar zjjne woning, aan den Marolleput, te Oostburg, met het oogmerk om bovengenoemde personen opzetteljjk van het leven te berooven, tot dat doel medenemende eenen eegdetand, dien hjj in den loop van dien avond op de hofstede van De Milliano had gereed gezet, en, in zjjne woning bin nengelaten zjjnde, zjjne schoonzuster Melanie Octavie Bert en zjjne huisvrouw Rosalie Bert in die woning, en zjjne schoonmoeder Maria Theresia Banckaert op den djjk, nabjj die wo ning, met dien eegdetand en met een mes zulke hevige verwondingen heelt toegebracht, dat de dood als 't ware onmiddeljjk is gevolgd. Vanwege het openbaar ministerie waren niet minder dan 32 getuigen gedagvaard, waaronder 5 als deskundigen, terwjjl de heer mr F. N. van der Bilt, advocaat alhier, als verdediger van den beklaagde optrad. De rechtszaal was zoowel binnen als buiten bet hek geheel gevuld. De beklaagde, een tenger persoon, was bjj den aanvang der zitting kalm. Kort en krachtig beantwoordde hjj de tot hem gerichte vragen omtrent naam, woonplaats enz., terwjjl hjj bljjkbaar nieuwsgierig telkens den blik in de rondte sloeg, zonder veel acht te geven op de voorlezing der acte van verwjjzing en de voor dracht van de zaak door den ambtenaar van het openbaar ministerie. Na voorlezing van de overljj densakten van de verslagenen, de huweljjksacten vanbe klaagde werd lecture gegeven van het visum repertumopgemaakt door de heeren dr J. L. G. de Glopper, P. M. Dikkenberg en J. J. Berdenis van Berlekom, artsen te Aardenburg, Zuidzande en Middelburg. Daaruit bleek in hoofdzaak 1°. Betreffende het ljjk van Maria Theresia Banckaertdat, toen het ljjk geschouwd werd, een zwarte muts de haren bedekte, een saam- gevouwen doek de oogen, Het lichaam was met een wit hemd en een bont armjak ge kleed. Gelaat, hals, borst en hemd waren met bloed bevlekt. Aan den rechterarm was eene, een rjjksdaalder groote, ontvelling, aan het hoofd een 3 a 4 cm. gapende wonde, die van den linker ooghoek naar het rechter sl&apbeen verliepdeze wond was klaarbljjkeljjk door stompgeweld toegebracht en legde het sche deldak bloot, waarin een Barst zichtbaar was. Aan den rechterslaap was een driehoekvormige wonde. Nog bevond zich aan den hals boven het strottenhoofd een 3.3 cm lange gesneden hüidwond, die de huid doorsneed en, benevens het onderhuidsch celweefsel, de oppervlakkige spieren en de oppervlakkige fascia en door drong tot op de schede der groote halsvaten, die hjj echter niet doorsneed. II0, Betrekkeijjk het ljjk van Rosalie Bert dat was gekleed in hemd, rok en bont jak. Het aangezicht en dè handen waren geheel bebloed. Aan den rechterarm waren blauwe vlekken en lichte ontvellingen. Er werd een 4 cm. groote wond geconstateerd op "de linker wang en ongeveer 2 even groote aan de rechterzjjde van de kin. Even achter de rechter proc. mastordeus waren twee kleine huid- wonden en begon een reusachtige gesneden wond, die, alle spieren van den nek doorsnp- dend, over eene lengte van 16 cm. voortliep en voor beneden het linker oor eindigde. Na wegname van het hoofdhaar kwamen meerdere wonden in de schedelhuid bldot. Al deze wonden drongen tot op den beenigen schedel door en waren met een stomp werk tuig toegebracht. IU°. Aangaande het ljjk van Melanie Octavie Bert werd medegedeeld dat het gekleed was met grjjzen rok en armjak j handen en gelaat waren geheel met bloed bevlekt. Midden op het schedeldak Was een haak vormige wond, waarvan de eene zjjde 4, de andere 2 cm. lang. Boven het rechter oog was een gapende wond van 4 cm. lengte. Deze wonden zjjn met een stomp voorwerp toege bracht. Bovendien bevond zich een scherp* randige gestoken wond in de rechter snbma- nillair streek, en liep een lange oppervlakkige gesneden wond over het strottenhoofd. De oorzaak van den dood van M. Th. Banc kaert kan niet twjjfelachtig zjjn. Zjj is her senbeleediging, tengevolge van het ruwe ge veld veroorzaakt. Waarschjjnljjk zjjn de wonden met een stevigen stok, een knots, toepbrasbt. Ditzelfde is het geval met de doodsoorzaak van Rosalie Bert. Hier is ook waarschjjnljjk eerst de dood door hersenbeleediging ingetre den, alvorens de poging gedaan werd om den hals af te snjjden. Ook bij de derde vrouw Melanie Octavie Bert is hersenbeleediging de doodsoorzaak geweest. Dit geval geeft nog de meeste aanwjjzingen over den vorm van het gebruikte mes. Dit moet, uit de verwondingen afgeleid, op 3 c. m. afstand van de punt een breedte van 2 c. m. hebbenvoort3 moet het een zeer stevig mes geweest zjjn. Hierna werd voorlezing gedaan van het rap port van de heeren dr. A. v. d. Swalme te Middel burg en dr. F. M. Cowan te Dordecht, die een onderzoek hebben ingesteld naar de verstande- 1 jjke vermogens van den bekl. Daaruit bleek dat hjj niet ljjdende is aan een of andere ziekte en een gewoon normaal verstand bezit. Bekl. is niet krankzinnig en heeft volkomen bjj zjjn verstand de misdaden, hem ten laste gelegd, gepleegd. Daarop werd de bekl verhoord hjj bekende zjjne vrouw, schoonmoeder en schoonzuster op den avond van 30 Augs. van het leven beroofd te hebben. Woensdagavond was hjj ge gaan naar zjjn »meisje", Leonie Maria Notelaar, een 19-jarige dienstbode bjj De Milliano en daar had hjj gezegd dat hjj >de boel thuis in de war zou gooien." Om half tien ia be-.l. opgestaan en gegaan naar zjjn woning. Die was met een grendel geslotenop het geroep van bekl. dat hjj nieuws had, werd de deur door eene vrouw geopendwie het was wist hjj niet. Toen de vrouw de deur opende, sloeg hjj haar met een eegdetant, die hjj daarvoor opzetteljjk had medegenomen, zoodat zjj neerviel. Daarna heeft hjj een tweede vrouw in huis doodgeslagende oude vrouw liep den djjk op hjj ging haar achteraan en sloeg haar neder. Bekl. ging toen weder naar zjjn huis. Hjj vond Melanie in het gangetje bezjjden de woning en gaf haar weder een slag; zjjne vrouw, die in de kamer was, leefde ook nog en werd door hem met een tweeden slag neder- geveld. Hjj heeft toen uit den zak van een der ver slagenen den sleutel van de kist, waarin de goederen bewaard werden, genomen en uit de kist 50 francs ontvreemd, benevens eenige kleeren en goud en zilverwerkdat laatste had hjj gegeven aan Leonie Notelaar; het geld verborg hjj in den stal van den land bouwer De Milliano. Waarom hebt gjj de moorden begaan vroeg de presidenten het antwoord luidde »om voor mjjn meisje te zorgen." Bekl. wilde met haar weggaan. Waarom de drie moorden gepleegd zjjn hel derde bekl. op door te zeggen dat, toen de eene moord gepleegd was, de andere noodza- keljjk volgen moesten, omdat de twee vrouwen hem herkend hadden en hem zouden verraden. Bekl. verklaarde verder dat hp 's avonds in zjjn bed de daad overdacht had en wel wist dat hjj een erge misdaad voor had maar, zeide hjj, »wat most ik er aan doenik most toch 't een of 't ander doen". Hjj verklaarde ver der nog dat zjjn >meisje" zwanger was, waar van echter, zooals de voorzitter opmerkte, niets was gebleken, De beklaagde deed al die mededeelingen zonder eenig berouw te toonenhjj deelde alles kalm mede, alsof het een zeer gewone zaak gold. Alsnu werd overgegaan tot het hooren van de deskundigen en de getuigen. De eerste deskundige, de heer dr A. v. d. Swalme te Middelburg, verklaarde bjj zjjne in zjjn rapport nedergelegde meening te bljjven. De houdings door bekl. tjjdens het verhoor aangenomen, heeft die meening niet aan het wankelen gebracht. De tweede deskundige* de Beer dr F. M. Cowan, geneesheer-directeur van het krank zinnigengesticht te Dordrecht, verklaarde ook dat de beklaagde* toen hjj het plan vormde en de daad pleegde toerekenbaar is geweest en in normale omstandigheden verkeerde. De vrouw was hem een hinderpaal om met het meisje, dat hjj liefhad, te trouwendie hinderpaal moest uic den weg geruimd wor den, dat is het eenig motief voor de misdaad. De derde getuige, de heer J. J. Berdenis van Berlekom, arts te Middelburg, die met de heeren De Glopper en Dikkenberg de ljjken geschouwd heeft, verklaarde zich geheel te houden aan hetgeen in het door de deskundigen ingezonden rapport is medegedeeld. Dezen getuige werd een mes vertoond en gevraagd of daarmede de sneden, die aan de ljjken zjjn gezien, konden zjjn toegebracht hjj antwoordde dat dit niet waarschjjnljjk was. Vast staat het dat de sneden met een mes toegebracht zjjn. Bekl. hield vol dat hjj niet weet iets anders gedaan te hebben dan met de eegdetand geslagen. Tevens persisteerde hjj bjj zjjne verklaring dat hjj geen bloed aan de handen gehad heeft en ook niet aan zjjne kleederen. Het hem vertoonde mes bende hjj niet. Op eene vraag van den verdediger verklaarde de heer Van Berlekom dat hjj daags na den moord den bekl. heeft onderzocht, doch geen sporen van bloed heeit bespeurd. De vierde deskundige, de heer J, de Glopper, arts te Aardenburg, hield zich ook aan het uitgebracht rapport. Hjj heeft ook gesneden wonden op de ljjken geconstateerd en is vast overtuigd dat die met een mes zjjn toegebracht. Of de hem ter terechtzitting vertoonde nie sen daartoe gediend hebben kon getuige niet met zekerheid zeggen ook hjj heeft beklaagde den dag na den moord onderzocht en geen bloedsporen ontdekt. De laatste getuige-deskilndige, de heer P. M. Dikkenberg, arts te Zuidzande, legde een gel jjke verklaring af als de twee vorigejgetuigen Daarna werd binnengeleid de dezer dagen gearresteerde en thans in hechtenis zjjnde 19 jarige Leonie Maria Notelaar, dienstmeid bjj De Milliano, De beklaagde werd toen erg zenuwachtig en hem werd een andere plaats, buiten het podium aangewezen. Deze getuige werd door den voorzitter erop gewezen dat zjj niet gemakkei jjk heeft bekend en in haar belang aangeraden de waarheid te zeggen. Tjjdens zjj den eed aflegde riep de bekl. haar in eene onverstaanbare taal iets toe. Getuige, die sedert een paar jaar bjj De Milliano woont, verklaarde in den zomer meer intime kennis aan Lampier gekregen te heb ben. Hjj sprak haar meermalen van een erfe nis wanneer die in zijn bezit was, zouden zjj en Lampier naar Amerika vertrekken. Zjj zou dit echter niet gedaan hebben. Getuige antwoordde ep eene desbetreffende vraag dat bekl. haar 's Woensdagsavonds voor het eerst had gezegd dat hjj thuis de boel ging overhoop gooien. Dit geschiedde omstreeks 7 uur en in den koestal op de hofstede. Herhaaldelijk had hjj te voren wel gezegd dat hjj wilde dat de drie vrouwen dood waren, omdat hjj dan vrjj was en met getuige naar Amerika zou kunnen gaan. Toen bekl. haar het plan om naar huis te gaan kenbaar maakte, heeft getuige hem de eegdetant gewezen en gezegd dien mede te nemen. Bekl. heeft haar bjj het heengaan verklaard dat bjj,, voor haar pakken zou wat hjj kon. 's Morgens om half vier heeft Lampier aan getuige gezegd dat het gebeurd was. Hjj gaf haar twee rokken en een doosje met een paar oorbellen. Die verschillende zaken heeft zjj verstopt; een der rokken heeft getuige verbrand. Getuige werd door den voorzitter erop ge wezen dat zjj slecht gehandeld had door het plan van L. niet aan anderen, b.v. den baas of de politie, mede te deelendaardoor zou de misdaad voorkomen zjjn. Waarom zjj dit niet deed, wist zjj niet. Getuige heeft nooit iets vreemds aan L. ge zien. Al ware hjj vrjj geweest, dan zou zjj niet met hem getrouwd zjjn, omdat hij soms zoo »leelpk" kon zjjn. Bekl. had zich tegen getuige wel eens uit gelaten dat hjj zjjne schoonmoeder wel eens de hersens zou willen inslaan. Dit was echter lang voor de misdaad gepleegd werd. Op eene vraag van den verdediger verklaarde getuige in den avond van Woensdag tot Lam pier gezegd te hebben »doe het niet", waarop deze antwoordde »ik meen het niet". Ook verklaarde zjj dat zjj 's morgens om half acht L. had gesproken en hem op eene desbe treffende vraag had gezegd van de marechaus sees gehoord te hebben dat de vrouwen dood waren. De bekl. ontkende aan deze getuige gevraagd te hebben of de vrouwen dood waren. Wat hare verklaringen betreft, zeide bekl. dat de getuige nu zeggen kan wat zjj wil »dat's makkeljjk genoeg." Aan getuige werd nog gevraagd, of zjj wist dat L. de vrouwen van kant ging maken. Zjj antwoordde bevestigendbjj zeide het haar. De volgende getuige E. V. de Milliano, landbouwer te Grolde, verklaarde over Lampier steeds tevreden geweest te zjjnhjj diende hem sedert vele jaren en nooit had hjj reden om over hem te klagen. Hjj had nimmer ge dacht dat hjj zulk een misdaad zou kunnen bedrjjven. Getuige heeft nooit iets gemerkt van eene verstandhouding tusschen L, en Leonie. Gevraagd Of hjj geen aanmerking had op deze verklaring, antwoordde beklaagde »Nee, de baas zegt de waarheid." H. v. d. Vjjver, landbouwersknecht, werk zaam bg den vorigen getuige, verklaarde dat hg sliep onder het zoldertje, waarop L, snachts Verbleet. Deze kwam op den zolder langs een ladder, welke van buiten stond. In den avond, waarop de moord gepleegd is, heeft getuige niet gezien of L. uitging, 's Morgens daarna om kwart voor vieren riep getuige den bekl., deze Was half gekleed en er was niets bpzon- ders aan hem te bespeuren. Getuige, die L. langen tpd gekend heeft, heeft nooit iets ongewoons aan bekl. bemerkt. Hp deed goed zpn plicht, zorgde bovenstbest voor het vee. Nooit heeft getuige getwyfeld aan de vers tandel jjke vermogens van beklaagde, ny heeft nooit bemerkt dat deze een valsch of wreedaardig karakter had. A. Martens, eveneens knecht bp De Milliano en daar sedert Febr. in dienst, verklaarde dat hp L. in den avond vóór den moord omstreeks half acht naar zpn zolder zag gaan. Hp heeft 's nachts hem leven hooren maken, 's Morgens heeft getuige L. vroeg gezien en toen zoo min als ooit te voren iets vreemds aan hem gemerkt. Bekl. was van een gematigd karakter. De twee en zestigjarige wagenmaker F. Jacques verklaarde in den laatsten tpd de eegtanden voor De Milliano te maken. De hem vertoonde, ter terechtzitting aanwezige tand, waarmede de mooiden gepleegd zpn, herkende hp als door hem gemaakt. De eegdetand was onbruikbaar en is door getuige in de schuur van De Milliano geborgen. De volgende getuige H. W. Rouwendaal, huishoudster bp P. Gruson te Groede, verklaarde L. een dag voor de misdaad ontmoet te hebben. Hp heeft toen haar aangesproken en o. a. gezegd »je bent een beter wpf dan de mpne." Hp zeide ook »dat er een eind aan komen moest," zonder dat nader toe te lichten. In den avond vóór den moord heeft getuige L. gezien op ongeveer tien minuten afstand van de hofstede van De Milliano. Hp liep toen met groote stappen en had een knuppel in de hand. Bekl. verklaart in den bewusten avond de getuige niet gezien te hebben. Wat het ge sprokene tegen deze getuige betreft, ontkende getuige iets gezegd te hebben. »Ze liegt het al 'tis nog al een lekkere mos om dat tegen haar te zeggen*', zeide hp. P. de Wispelaere, schaapherder bp I. de Smit, verklaarde dat den dag vóór den moord de schoonmoeder van bekl. hem gespróken en rich o vet hem beklaagd had. Er was neg »l eens ongenoegen in het huishouden. De schoonmoeder was bang dat daardoor nog wel eens ongelukken zouden komen. Zoover ge tuige bekend is heeft bekl. de vermoorden nooit bedreigd. In den nacht van den moord heeft de hond van getuige, die nabp de plaats van den moord woont, ongeveer 100 roeden er van daan, tus schen elf en twaalf uur veel leven gemaakt, een bewps dat er 't een of ander gaande was. Op den 31 Aug. heeft getuige bekl. hooren spreken. Hp sprak over den moord, doch hield zich" alsof hp er weinig van wist. Abr. Versprille, dienstknecht bp Mabesoone, de eerste die het lpk van de oude vrouw in den vroegen morgen op eenigen afstand van hare woning gevonden heeft, werd nu gehoord. Hp wist dien morgen niet dadelpk wie het was. Later kwamen er anderen bp en toen bleek het de schoonmoeder van bekl. te zpn. Getuige ging toen met de anderen naar de woning van de verslagenen, zag daar bloed en vond het tweede lpk in het gangetje. Getuige is naar den brigadier gegaan en heeft hem een en ander medegedeeld. Met den brigadier is hp mede teruggegaan en hp heeft toen ook het derde lpk gezien, dat in de kamer lag tegen een muur. Getuige kent Lampier alleen van aanzien en kan niets omtrent hem mededeelen. Hp heeft wel eens gehoord dat L. iemand was, die overal toe in staat is. A. van Liere, brigadier der marechaussee, is den morgen na den moord daarmede bekend gemaakt door Versprille en heeft, evenals deze, de lpken gezien op de genoemde plaatsen. Getuige heeft gezorgd dat de lpken, die buiten lagen, binnen bet huis werden gebracht. In de kamer lag alles overhoop. Er ston den drie kisten, waarvan er twee open waren, en waarin blpkbaar gezocht was. Verschil lende kleedingstukken in de kist waren be bloed. Dit kan een gevolg er van zpn dat zp op den grond, die met bloed bevlekt was, heb ben gelegen. Deze getuige gaf vervolgens eene beschrpving van het huisje, waar de verslagenen woonden. Na de ontdekking is getuige omstreeks acht of tien uren op de hofstede van De Milliano geweest en heeft tegen de vrouw verteld, wat er gebeurd was. Hp vroeg naar Lampier maar deze was niet thuis. Een tpd later heeft ge tuige L. medegenomen naar het huis, waar de moorden gepleegd waren. Eerst was hp brutaal, maar voor de lpken gebracht huilde hp. Die weekhartigheid ging spoedig over, want weldra zocht L. in kisten en kasten om te zien wat er in was; uit de kist haalde hp eenig geld, een paar oorbellen en nog eenige kleinigheden. Omtrent den beklaagde kon getuige geen in lichtingen geven. De zitting werd alsnu tot half twee geschorst Tpdens de pauze vernamen wp dat het onverstaanbaar gezegde van L. tegen de getuige Leonie Notelaar een soort bargoensch was en beteekende »Pas op dat je me niet bezwaart." De zitting heropend zpnde, werd gehoord de maréchaussée J. Rottier. Deze heeft den brigadier vergezeld bp het gaan naar de woning van de slachtoffers. Zpn getuigenis kwam overeen met die van den vorigen getuige. T. Vos, brigadier-majoor-titulair der rpks- veldwacht te Oostburg, is ook tegenwoordig geweest bp het eerste bezoek in de woning van de verslagenen. Hp heeft verschillende zaken in beslag genomen en heeft ook een afdruksel van een schoen gezien, dat later bleek overeen te komen met den voet van bekl. Uit de kist van zpn schoonmoeder heeft bekl. f 20.50 genomen, dat door de maré chaussee in beslag genomen is. Deze getuige heeft in den stal van De Milliano, verstopt in een zakje, waarin de boeren hun scheemes dragen, gevonden een bedrag in geld ten bedrage van f 20. Het lag in een koewaehtersbakje. H. Bosselaar, brigade kommandant der mare chaussees te Breskens, is ook bp het vinden der lpken in de woning aan den Marolleput tegenwoordig geweest. Zpne verklaring stemde met die der vorigen overeen. Deze getuige gaf inlichtingen omtrent den afstand tusschen de hofstede van De Milliano en het huisje aan den Marolleput. Bekl. kan dien afstand in ongeveer een half uur hebben geloopen. Deze getuige geeft, naar aanleiding van be kentenissen van L., verleden week een onder zoek ingesteld op de hofsteden en in het bezit van Leonie Notelaar een blauwen rok gevonden, die aan een der vermoorden heeft toebehoord. Jacob van de Vpver, gemeen te-veldwachter te Groede, heeft de lpken van de verslagenen gezien, doch die niet herkend. J. C. Julianus, gevangenbewaarder in het huis van bewaring alhier, verklaarde dat de beklaagde aan hem het eerst eenige mede deelingen heeft gedaan, waarop zpne beken tenis is gevolgd. Toen Leonie als getuige voor den rechter commissaris was geweest en bekl. haar had gezien vroeg L. aan getuige of zp iets gezegd had, waarop hp vroeg Weet zp watheeft zp 't misschien gedaan Op de laatste vraag antwoordde L. dadelpk ontkennend. Later in de cel heeft hp aan getuige zpne misdaad in den breede beleden. Toen heeft getuige zpn collega A. de Jonge geroepen en in diens tegenwoordigheid heeft L. zpne bekentenis herhaald. Getuige Julianus verklaarde verder dat L. bp zpne bekentenis aan hem had gezegd hem wel te willen vertellen wat er gebeurd was; aan de rechters zou hp het nooit gezegd hebben, zeide hp. L. verklaarde met betrekking tot dit laatste dat hp niet aan den rechter commissaris wilde bekennen; hp was tot bekentenis gekomen omdat de getuige Leonie iets gezegd had wat hem niet beviel. Bekl. gedroeg zich in de gevangenis goed bp werkte flink, en was in zpn wjjze van doen niet vreemd. Op het laatst sprak hp veel in zich zelf, wat trouwens gevangenen, cellulair opgesloten, meer doen uit gebrek aan gezelschap. De volgende getuige, de bewaarder in het huis van bewaring A. de Jonge, verklaarde in denzelfden geest. Hp zeide dat L. dikwpls in zpn cel op en neder liep en dan met de armen beweging maakte alsof hp met iemand vocht. Toen de getuige Leonieopnieuw voorkwam om een bp haai in beslag genomen rok te herkennen, riep de bekl. haar weder iets onverstaanbaars toe. Vermoedelpk iets hatelpks. De volgende getuige S. Oosterling, huisvrouw van Verhulst, verklaarde Lampier van kinds af gekend te hebben zp wist echter omtrent zpn karakter niets te zeggen. Een dag of drie vóór de misdaad heeft deze getuige de schoonmoeder van L. gesproken, die zich tegenover haar beklaagde over de oneenigheid in het huisgezin. Zp was bang van beklaagde, zoowel als hare dochters. L. was dikwpls kwaad en hp was dan zeer lastig; dit vertelde de schoonmoeder haar ten minste. Amelia Begepn, arbeidster, zorgde wel eens voor de koeien van De Milliano en heeft menig maal met bekl. gesproken. Deze wilde naar Ame rika maar niet met zpne vrouw, want die kon niet van hare moeder afhp heeft ook in de laatste dagen vóór den moord gezegd: »Van de week gaat de kogel door de kerk en ge zult nog vreemde dingen zien". Dit laatste verklaarde bekl. te zpn bedoeld als het gaan naar Amerika met Leonie. De herbergier A. Buyse verklaarde dat Zondagsavonds L. en diens vrouw wel eens bp hem kwamen. Een dag of 14 vóór den moord is door L. gesproken over het gaan naar Amerika. De vrouw wilde niet mede zoolang haar moeder leefde, wel als deze overleden zou zpn. Getuige had den indruk dat Lampier zpn vrouw wel had willen medenemen naar Amerika. Plaatsgebrek dwingt ons het verslag hierbp af te breken. Door den ambtenaar van het O. M. werd tegen beklaagde levenslange gevangenis- strat geëischt. De verdediger bepleitte verzachtende om standigheden. Door dezelfde rechtbank zpn heden ver oordeeld wegens mishandeling en wegneming van iets: A. H. de V., 44 j., schipper op het tjalkschip de Vrachtzoeker, gedomicilieerd te Raamsdonk, tot f 25 b. s. 10 d. h.en diefstal: J. d. V. 14 j., zonder beroep en P. M. 14 j., beiden Domburg, de le tot 1 m. en de 2e tot 3 m. gev. straf. Allen in de kosten. Ontslagen van rechtsvervolging met last tot hunne opzending naar een rpks- opvoedingsgesticht tot den leeftpd van 18 jarenW. J. 13 j. en J. M. 10 j., beiden zon der beroep Domburg, beklaagd van diefstal. Zooals in een telegram in ons vorig nommer kortelpk werd gemeld had Donderdag ter zitting van het gerechtshof te 's Graven- hage een incident plaats, dat voor de recht bank te Middelburg in den laatsten tpd meer malen voorkwam. Terecht stond n.l. zekere E., 26 j., houtza ger te Lamswaarde, gemeente Hontenisse, als appellant van een vonnis der Middelburgsche rechtbank, waarbp hp tot 1 maand gevange nisstraf veroordeeld werd wegens poging tot diefstal van visch uit een viBchwater. Hp er kende in het water te zpn geweest, maar be weerde dat hp daarin slechts zpn laarzen had afgespoeld en dat hp de diepte van het water wilde meten. In strpd met de verklaringen van drie getuigen a charge verklaarden twee van de 4 a décharge gehoorde getuigen, nat beklaagde niet aan de in het water aanwe zige aalkorven was geweest en dat hp zich ook niet aan een kameraad, dien hp bp zich had, over het al of niet in de korven zpn van visch had uitgelaten. Toen deze getuigen (A. Kouwpzer, 23 jaren, werkman, en L. F. De Thepe, 32 jaren, wagenmaker, beiden onder Hontenisse) ook na een herhaald verhoor bp hun verklaring bleven volharden, requireerdo' de advocaat-generaal mr Telders, dat tegen, hen rechtsingang zou worden verleend wegen» meineed, waarop het hof, na in raadkamer te' zpn geweest, een onderzoek beval aangaande de schuld van de verdachten met schorsing van de zaak tegen den houtzager tot na afloop van dat onderzoek en met bevel tot voorloopige aanhouding van de verdachten op grond van vrees voor ontvluchting, en last tot hun onverwplde overbrenging naar het huis van bewaring te Middelburg. Voor het hof werd denzelfden dag behandeld de bekende zaak der afpersing jegens een paar bejaarde vrouwen, wonende te 's-Heer Hen drikskinderen, nabp Goesgepleegd door A- R. en J. F. B. v. E., twee personen uit Goes, thans te 's Gravenhage woonachtig en voor dit feit door de rechtbank te Middelburg ver oordeeld ieder tot 71/3 jaar gevangenisstraf,, onder aanneming van verzwarende omstan digheden. De eerste beklaagde vroeg verlichting vau straf. De tweede trachtte zpne onschuld aan te toonen. Mr A. D. H. Quintus betoogde als verdedi ger van den eersten beklaagde, dat behoorde te vervallen de verzwarende omstandigheid, als zouden beklaagden zich den toegang tot de plaats des misdrpfs hebben verschaft door middel van braak. Voorts dat zpn cliënt ten onrechte tot gelpke straf veroordeeld is als da tweede beklaagde, terwpl hem toch niet, zoo als dezen, recidive is ten laste gelegd. Mr. C. L. Modderman, voor den tweeden beklaagde optredende, refereerde zich wat de genoemde verzwarende omstandigheden be treft aan hetgeen hieromtrent door zpnén col lega was aangevoerd, en bepaalde zich er toe, om aan te dringen op vermindering van straf,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 2