N°. 61. 137" Jaargang. 1894 Donderdag 1 Maart. Deze courant verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Pry s per kwartaal in Middelburg en per post franco 3.' Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën20 cent per regel; By abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen; van 17 regels 1.50; iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend^ naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. De Neerbosch-kwestie. Middelburg 28 Februari, aacaaSsEaagva-a TrWAJiirffimeSats DDDDELBI RGSCHE (III ISAM. Tberwometer. j Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te Kruiningen P. v. d. Peijd, te ZierikzeeA. C. de Mo oir, Middelburg 28 Peb, 8 u. vm.41 gr. te Tholen: W. A. van Neeuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën ca. 12 u. 44 trr. av. 4 u. 46 et. F. s aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmab, te Rotterdam, de Gebb. Belintante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam. - - - _A.1. .a. T> -i 1 T 1 T». T 1 -i r\J4-X Ai.n T Tk ÉL n™ TP Verwacht verand. wind l Hoofdagenten voor bet Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één nu* aan het bureau bezorgd zjjn, wille* zjj des avonds nog worden opgenomen. i. Nu wij kunnen aannemen dat door het meerendeel der belangstellenden kennis is genomen van het verslag der commissie van onderzoek inzake de Weesinrichting te Neerbosch, achten wij den tijd daar om nog even hierop nader terug te komen, enkele punten aan te stippen, die wij uit ons uit voerig resumé moesten achterwege laten, wilden wij het niet al te uitgebreid maken, en eenige opmerkingen daar bij te voegen. Vooraf vloeie de betuiging ons uit de peB van waardeering voor de wijze, waarop die commissie hare moeilijke en omvangrijke taak heeft volbrachtzij deed dit met eene onpartijdigheid, met eene nauwgezetheid, die allen lof verdienen. Haar bevoegdheid was zeer beperkt. Wat eene commissie van enquête, van regeeringswege ingesteld, mag en kan doen, was voor haar buitengesloten. Z ij kon niemand dwingen tot haar te komen en het ligt dus voor de hand dat veel haar nog verborgen gebleven zal zijn. Dit vooral geldt de beschuldigingen, door de heeren Van Deth en Bouricius geuit in woord en geschrift. Het is te bejammereu dat de eerstgenoemde zich achter enkele schijngronden verschool om der commissie te onthouden, wat voor de richtige vervulling van haar taak, voor een volledig onderzoek zoo hoog noodig is. Dal die commissie de benoeming van een staats commissie in den weg heeft gestaan, zooals de heer Van Deth heeft gezegd, is eene bewering, die op geen enkelen grond berust. De regeering toch had en heeft nog helaas met de inrichting te Neerbosch niets te makende wet geeft haar het recht niet zich met deze particuliere instelling te be moeien alleen de justitie heeft de bevoegd heid, en daarvan is gebruik gemaakt, om, waar er ergerlijke feiten mochten plaats hebben, die onder de strafwet vallen, daar naar een onderzoek in te stellen. Hoe ter wereld nu in deze eene staats commissie zou kunnen worden in 't leven geroepen, is ons van den beginne af aan niet duidelijk geweest. Een tweede argument van den heer Van Deth, om zich te onttrekken aan het geven van inlichtingen, berustte op het feit dat hij in zijne brochure reeds zooveel zaken had genoemd, rakende het beheer van den heei Van 't Lindenhout, dat de commissie op grond daarvan zijns inziens genoeg gegevens had. Daartegenover werd zeer terecht op gemerkt dat tal van andere feiten, in de brochures van dien heer genoemd, onmogelyk door de commissie konden onderzocht worden, omdat de zegslieden niet waren genoemd oi alleen met voorletters aangeduid. Hoegoea ware het geweest als de heer Van Deth eens die commissie nader had voorgelicht en den weg gewezen om haar onderzoek uit te breiden l En dan de heer Bouricius! Ook hij hield zich op een afstand van de commissieen toen deze hem vroeg om het adres van Postma, die volgens hem driemaal 24 uren opgesloten zou geweest zijn, liet hij niets van zich hoorén, niettegenstaande een post zegel voor antwoord in den brief was gesloten. Uit het oogpunt der wellevendheid is zulk een handeling niet te verdedigen; hoeveei te minder wanneer men licht kan helpen verspreiden in eene duistere zaak, waarovo men beweert te willen meehelpen het volli licht te doen opgaan. Is dit dus eene zeer zwakke zijde der houding, door beide genoemde heeren in de Neerbosch- kwestie aangenomen, de lezing van het ver slag heeft ons versterkt in onze meeninj. dat de heer Van Deth in de tweede plaat» zich vaak heeft laten meeslepen door halvt beweringen, hem van terzij gedaan of te» 00re gekomen, om feiten sterk te overdrijven. Maar daartegenover meenen wij dat di commissie van onderzoek, juist als gevolg van hare samenstelling, van hare geringe bevoegdheid om te handelen, de weinige toekomst, zich in menig opzicht al te schroom vallig heeft uitgelaten in haar oordeel. Het bewustzijn dat zij in 't leven was ge roepen door den heer Van 't Lindenhout, al gaf deze haar ook de bevoegdheid om zich leden te assumeeren, maakte haar taak niet gemakkelijkdat niets haar recht schenkt om controle uit te oefenen of er in Neerbosch nu of later verbeteringen zullen worden aangebracht, moest van zelf haar eenige reserve doen in acht nemen. Niets belet toch den heer Van 't Lindenhout om het verslag voor kennisgeving aan te nemen; nu en dan eenige verbetering aan te bren gen en voor het overige, als de storm, die opgestoken was, weer is gaan liggen, kalm de zaken te laten zooals ze zijn. Wij hopen dat dit niet het geval zijn zal wij vertrouwen zelfs dat de arbeid der com missie vruchten zal dragenmaar gebeurt dit niet, zij zelve kan op den gang van zaken in Neerbosch geen invloed meer uit oefenen; hare taak is afgeloopen. En wie zal die kracht ten goede wèl doen gelden Als men nagaat hoe nu reeds door de voorstanders der inrichting juichtonen wor den aangeheven en beweerd dat zij uit de jongste gebeurlijkheden ongeschonden is te voorschijn getredendat altijd door de gel den derwaarts worden gezonden, dan betwij felen wij of er wel spoedig de hand aan den ploeg zal geslagen wordenof men zich weêr niet zal verlustigen in een zelfgenoeg zaamheid, die op nietsdoen uitloopt. Waarlijk, er is, dunkt ons, evenmin reden tot juichen als er aanleiding was voor aan vallen, zooals de heer Van Deth zich eenige veroorloofde. Er is, 't is waar, gebleken dat er voor vele dier aanvallen geen gronden waren aan te wijzendat de persoon van den heer Van 't Lindenhout in dit opzicht ongedeerd is geblevenmaar wat wil dit zeggen tegen over de veel grootere belangen der duizend kinderen, die op het spel staan Wij hebben vernomen dat de bewering omtrent onrechtmatige toeëigening van goe deren door de heeren Van 't Lindenhout c. s. onwaar is dat uit kadastrale extracten is gebleken hoe die goederen, al stonden zij in de eerste jaren der inrichting op naam van den stichter, sedert 25 jaren werden geboekt ten name der weesinrichting. Eveneens bleek der commissie dat de kapitalen, gegeven voor de Vereeniging, ook voor haar op het Grootboek zijn ingeschreven en verkoop niet mogelijk is zonder medewerking van de leden. Voorts dat van kapitalen, ten name van den directeur of zjjne zonen ingeschreven, op het Grootboek niets bekend is. Dit alles zal velen genoegen doen maar tevens heeft het onderzoek geleerd, dat de boekhouding in de inrichting alles te wen- schen overliet; dat eene contröle, die men heette uit te oefenen, eigenlijk geen conti ole was; dat eenige jaren niet te controleeren waren, daar de boeken niet waren opgeteld; dat van andere de opgaven niet met de boeken overeenkwamen; dat op een der sta ten, der commissie voorgelegd, een som van uitgaaf ad 927.19 voorkwam, waarvan zegt de commissie „de verantwoording zeer vaag mag heeten, te meer als men bedenkt dat die 927,19 volgens de goe- d e ook door mevrouw Van 't Lindenhout als waar erkende cijfers, behooren te zijn 2041,44." In dienzelfden Staat vond de commissie een extract uit het kasboek, ten behoeve van den heer Van 'tLindenhout; zij zoude zeggen „zakgeld", doch waarvan in dien staat vermeld wordt „uitsluitend be steed vóór of in het belang der weezen" Het is in dien staat uitgetrokken tot een bedrag van 366. De voorzitter controleerde ook dit in het kasboek van 1892/93 en kwam tot een bedrag voor hetzelfde doel van 695,20." Nadere inlichtingen, omtrent een en ander gegeven, schijnen der commissie ook al weinig of geen licht te hebben verstrekt! en zij moest dan ook getuigen dat de ver houding van de familie Van 't Lindenhout jnacht opa invloed uit te oefenen ook in dej^ot de kas der vereeniging noeiljjk uit de cijfers der overgelegde staten was op te maken. Terwijl de zonen van den heer Van 't Lin denhout verklaarden o hetgeen zij trekken uit inkomsten van eigen goederen en die hunner echtgenooten niet in de kas der inrichting wordt gestort, gaf de heer Van 'tLindenhout Senior op, dat hij alle in komsten uit zijne goederen stort in de kaB der weesinrichting, doch dan ook al zyne uitgaven uit die kas bestrijdt, behalve in den laatsten tijd die voor kleeding. „Waarvan hij die dan betaalt, zegt de commissie moet verklaard worden, als men achter den vorm komt, waarin de heer Van 't Lindenhout de vermenging van eigen inkomsten met de kas der inrichting doet plaats hebben. Het gezin eet mede met den algemeenen pot; woning is vrij, evenals onderhoud daarvan en van meubilair. De ontvangsten uit eigen bezittingen krijgt hij iu handen, en daaruit betaalt hij de meer particuliere uitgaven voor hem en zijn gezin. Geeft dit aan 't einde van 't jaar een overschot, dan komt dit in de weezenkas en komt er tekort, dan komt dit uit de weezenkas. Doch van al dit ontvangen en uitgeven komt niets in de boeken. „Wij hebben die verklaring aanvaard, gelyk ze ons gegeven is, en zij moge mede strekken ter onzer verontschuldiging, als wij niet in staat zijn alle licht te laten schijnen dat men wel zou verlangen." Dat de heer Van 'tLiudenhout afkeerig was van eene jaarlijksche begrooting en een daarop sluitende rekening, omdat, naar zyne verklaring, „dit in strijd zou zijn met zijn stelsel en zijn vast geloofsvertrouwen dat, wat Lij noodig heeft, de Heer te zijner tija wel geven zal," dit heeft natuurlijk de financiëele commissie zeer verbaasd en haar aanleiding gegeven tot de opmerking dat zulk eene opvatting niet verantwoord was in verband vooral met de toekomst. Maar met al de haar bekend geworden feiten voor oogen zou de conclusie der commissie in deze, dunkt ons, zeker wel iets krachtiger hebben kunnen luiden. Zij zou de administratie, decontrolevooral, onverantwoordelijk en slordig hebben kunnen noemenjuist onverantwoordelijk omdat zooals de commissie zegt zij ruime aanleiding heeft kunnen geven tot beschul digingen en verdachtmakingen, ten nadeele der inrichting. De commissie heeft zich in zachter termen uitgedrukt, en ten slotte aangedrongen op eene algeheele hervorming der financieele administratie. Met die zachte conclusie zelfs is onzes inziens toch nog een zeer sterk ver- oordeelend vonnis uitgesproken over het tot heden in Neerbosch gevoerde beheer en dit vonnis komt ook voor een groot deel op het hoofd van hen, die, tegenover de talrijke goedgeefsche en vertrouwende steun pilaren der inrichting, eene zedelijke ver antwoording op zich namen. «Zuster Anna, ziet gij nog nog nieta komen?1' aldus vangt het Vad. zjjn overzicht der ka merzitting van Dinsdag aan. Als het ver wachte groote amendement zal men wel niet mogen beschouwen den schalkschen inval van den heer Vrolik, die 70jarigen van de stem bus wil weren en daarmede een brevet van onbevoegdheid uitreikt aan sommige lastige adressanten tegen de kieswetnoch het uit middelpuntige voorstel van den heer Schepel, dat de wiskunstige leer der reeksen, der har monische waarsehjjnlijk, op de districtsindee- ling wil toepassennoch het oorspronkelijke denkbeeld van den heer T. Mackay, trouwens niet eens in een amendement belichaamd, om een abonnement op de Handelingen als kenteeken van geschiktheid en welstand aan te merken. Zal er nog een komen Het wordt twijfel achtig, als men achtereenvolgens de heeren Van der Kaay en Mees hoort verklaren, dat de lust om amendementen in te dienen hun is vergaan. Ben der openhartigljjk beleden motie ven, dat het met het oog op de toekomst niet wenscheljjk it alle mogelijke en opmogeijjke stelsels aan verwerping bloot te stellen, getuigt van wijze voorzichtigheid. Maar wat te zeg gen van het andere argument, dat hun amen dementen door Kamer en Regeering zoo onwel willend z;;n ontvangen Misschien is geble ken van onwelwillende stemming wederzjjds, wat van subjectieve opvattingen en subjec tieve gevoelens afhangt, maar er zjjn toch ook nogal argumenten aangevoerd, die voor de buitenwereld van eenige beteekenis zyn. Als men een «onaannemeljjk" laat hooien, dan is dat wel duideljjk, maar niet overtuigend, zegt de heer Mees. Ja, als men zich bepaalt tot het woord «onaannemelijk,maar hoe, als men met argumenten aankomt, die noodzakeljjk moeten leiden tot dat »onaannemelyk," ook zonder dat men dit woord uit Overigens wordt de heer Mees thans in zyn pogingen tot ver betering belemmerd door het »enge kader," waarin art. 3 zich beweegt. De bedoeling scheen deze te zijn, dat het aannemen van een eenig kenteeken noopt tot de toelating van velen, die stellig ongeschikt zijn, ot tot uitsluiting van velen, die vermoedelyk zeej geschikt zyn. Wat hiervan zy, ,,,men had dan öf bjj art. 3 een poging kunnen wagen een ruimer kader te vinden, öf men moet zich by de mogelyke verbetering van art. 4 met art. 3 vergenoegen. Doch de zaak is, dat, nu men bjj art. 3 zich heeft neergelegd, een amendement, dat volko men aan de wensehen van de heeren Yan der Kaay en Mees beantwoordt, niet meer moge lijk is. Als de heer Mees zich nu, by moge lyke mislukking van het wetsontwerp, reeds bjj voorhaat voor zich en zyn vrienden beroept op hun stem voor art. 3., dan heeft de heer Borgesius volkomen gelyk hun toe te voegen, dat juist die stem voor art. 3 hun de ver plichting oplegt mede te werken, opdat het beginsel in art. 4 wordt uitgewerkt en niet een zuiver negatieve beslissing valt. Yan de rechterzjjde achtte de heer Michiels zich geroepen, niet om zelf een amendement in te dienen, maar om daartoe een beroep op anderen te doen. Doch moest hjj niet gevoelen dat het denkbeeld, waarvoor hjj een meerder heid garandeerde, dat van den belastingplicht zonder meer, na aanneming van artikel 3 niet meer mogeljjk is Ben amendement-Mackay is er in elk geval nog, en het scheen wel, dat de heer Mees bjj gebrek aan beter wel neiging gevoelde daaraan zjjn steun te geven, al achtte hij het niet voldoende. Aan de rechterzyde schjjnt men dat echter minder serieus op te vatten, en toen de heer Michiels uiting gaf aan zjjn vrees, dat dit wel eens kon worden ingetrokken, was dit voor den heer Mackay de droppel, die den beker der ergernis voor hem deed overloopen. Op een. voor hem ongewoon warme manier stond hjj hun te woord, die hem zjjn houding bjj 't amende ment op artikel 3 hebben verweten, en meer nog dan tegen de Kamerleden misschien was zjjn uitval gericht tegen wie buiten de kamer gesproken hebben van een doorgestoken kaart of van een verraad aan de behoudende begin selen. 't Meest had hem bljjkbaar gestoken het verwjjt, dat hjj de wegbereider zou zjjn voor de uiterste beginselen op het gebied van kiesrecht. Had hjj anders gehandeld, ja dan zouden de conservatieven hem een oogenblik gehuldigd hebben als den redder des lands, maar met meer recht zou hjj dan den titel hebben verworven van politieken losbol. Hij zou dan verantwoordeljjk geweest zjjn voorde verwarring, die het gevolg ware geweest van zjjn in een motie van wantrouwen omgezet amendement, en de wegbereider wellicht voor een kiesrecht in den geest van den heer Van Houten. En dat lokte hem niet aan. Thans bjj artikel 4 moest destrjjd worden gestreden. Nu, gestreden is er Dinsdag weer. Maar de geestige bewerker van de parlementsoverzichten in Punch zou, om dien dag in ons parlement te karakteriseeren, zeker zyn stereotype uit drukking kunnen gebruiken Business done. None. Men is nog niet verder. Het beroep van den heer Borgesius op toenadering van beide zjjden, liet aan warmte niets te wen schen over, maar scheen nog niet de substan tieele grondslagen te bevatten, waarop die toenadering komen kan. Het amendement- Mackay (men zie ons nommer van Zaterdag) ligt daar als een rotsblok, dat van alle kanten met sympathieke belangstelling wordt bekeken, maar niemand wil de eerste zjjn om te zeggen daar konden we nu ons huis wel eens op gaan bonwen. Men vertrouwt het nog niet recht en ieder kjjkt met een schuin oog naar zjjn buurman. In afwachting van eenige meerdere bljjken van overeenstemming omtrent de hoofdzaak, heeft men zich niet onnuttig beziggehouden met het buitenwerk. De heeren Van der ea Mee? verklaarde» zich niet tegen de schrjjfproef, al is hun geestdrift daarvoor nog niet bepaald tot gloeihitte gestegende •heer Borgesius laat, door een werkman zelf nader ingelicht, de wanbetalers over aan hun noodlot; het juridische betoog van den heer Y-a der Kaay, dat de uitsluiting van veroor deelden in het stelsel dezer wet onaannemelijk met het Wetboek van Strafrecht onver- eenigbaar is, was voor de verschillende spre kers overtuigend. En zoo vernamen wjj meer leerrjjke dingen, om over na te denken, tot dat het gek lapper der molen morgenochtend opnieuw begint. Elieve, heeren, geeft ons dan meel Bjj herhaling dezer dagen nog weer door den heer Roëll wordt door sommigen, die anders den neus ophalen voor stuivers- en «dubbeltjes-vergaderingen" beweerd dat, nu het volk in den laatsten tjjd niet manifesteert, dit een bewjjs zou zjjn dat Tak's kieswet de natie volkomen koud laat. Dit is onjuist, want in alle arbeidersverenigingen van eenige be teekenis is het ontwerp met groote ingenomen heid begroet. Uit de arbeiderspers bljjkt dit onomstootelyk. Zonder de vroegere jjverige propaganda der stemrechtmannen echter zou het thans aanhangige voorstel stellig niet zyn ingediend en dat sedert de indiening zoo wei nig manifestaties worden gehouden, mag zeker wei voor een goed deel worden toegeschreven juist aan de instemming, die het ontwerp heeft gevonden, en aan de verwachting dat de Staten-Generaal den overmoed niet zóo vet zullen drjjven van aan het Nederland- sohe volk nu nog langer zjjn recht te ont houden. De natie kon dus voorloopig een af wachtende houding aannemen. Haar dit als een bewjjs van gebrek aan be langstelling voor de voeten te werpen, is ten eenenmale in strjjd met de feiten der laatste jaren, die getuigen van tal van indrukwekkende uitingen van een opgewekt politiek leven en van een sterk verlangen naar het actieve staatsburgerschap. Het verwyt is dus onver diend en ongegrond, maar bovendien gevaar- Ijjk en oneerljjk. Terecht schrjjft dan ook het Centrum »Wat wil men dan toch van het volk, dat men het aanhoudend voor de voeten werpt; Gjj verdient het kiesrecht niet, gjj behoort geen stembiljet in handen te hebben, want gjj legt niet de minste belangstelling aan den dag voor het ontwerp, dat u kiezer maken wil (Toen een jaar geleden in België de orde werd verstoord door werkstakingen en demon straties van allerlei aard, met het doel een zoo ruim mogeljjk kiesrecht te verkrjjgen, werd ook hier te lande terecht geklaagd over deze ongeoorloofde pressie, op de afgevaardig den uitgeoefend, „Men kon geen woorden genoeg van af keuring vinden voor het rumoerige volk, dat op zóó luidruchtige en wanordeljjke wijze gevoelens uitsprak en het parlement dwong een grondwetsartikel aan te nemen, waarbjj voor het algemeen kiesrecht de deur werd opengezet. «Dit waren de eerste uitspattingen der democratie, zoo heette het, de eerste uitspat tingen die op een donkere toekomst wezen, «Welnu, ons volk handelt beter, handelt gezonder, handelt constitutioneeler. Het wacht in kalme rust, geljjk betaraeljjk is, de dingen af, die komen zullen, »Dat de kamer dan ook het vertrouwen, doör het volk in haar gesteld, niet beschame (Amst.) Aan de Tweede kamer is door de afdeeling Rotterdam van het Algemeen Nederlandscli Werklieden-Verbond een adres gericht, waarin zjj er op wjjst, dat door aanneming van het amendement-Roëll op art. 4 der kieswet, onl ook geneeskundige hulp onder onderstand te verstaan, duizenden, overigens geschikte kie zers, van de stembus zullen worden afgehou den. Zy verzoekt dus dit amendement te verwerpen. Bij kon. besluit is mr L. Peerbolte, te Nienwer-Amstel be noemd tot adjunct-commies bjj het departe ment van binnenlandsche zaken zijn benoemd tot opzichter bjj de landsge- bouwen de buitengewone opzichters bjj de landsgebouwen J. Kranenburg, G. J. Yeldkamp; H. E. van de Water, H. J. A. van der Kooy, F. T. de Mazure, A. C. Hofstee, M. C. Wente, G. H. Hemmes, W. A. Hof, L. R. A. van der Plas, J. G. P. Roel, J, Tempelaars en C. van der Linden. De audiëntie van den minister van binnen landsche zaken zal op Zaterdag a. niet plaats hebbe».

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 1