Verkoopingen en Verpachtingen in Zeeland. weezen dient, voor de arme en voor de ver waarloosde. De opleiding moet eigenlijk voor beide soorten verschillend zijn de verwaarloosde weezen oefenen daaienboven dikwijls een verderfelijken invloed uit op de arme weezen. Bestond er in Nederland een inrichting meer bijzonder bestemd voor verwaarloosde weezen, dan zou Neerbotch alleen de arme weezen kunnen op nemen, hetgeen zeer zeker de voorkeur zou verdienen.. Nu echter dergelijke inrichting nie: aanwezig is, kan men onmogelijk de verwaar loosde weezeu weren. Daarna kwam ter sprake de wijze waarop de inrichting is gevestigd. Zooals zij thans bestaat, rast zij geheel op den heer Van 't Liudenbout. Hot bestuur speelt een tweede rol of liever het treedt geheel op den achter grond bij de moeielijkheden, waaraan de heer Van 't Lindenbout dezen zomer had blootge staan, had het bestuur zich teruggetrokken en het was mat zijns toestemming geweest dat de thans bestaande commissie door den heer Van 't Lindenhout was uitgenoodigd om over zijne handelingen als directeur en over zijne inrichting een oordeel uit te spreken Deze commissie had toch een taak op zich genomen die, onder gewone omstandigheden, op het bestuur zou hebben gerust. Ook het aautal leden der vereeuiging is veel te gering De geheele vereeniging is eigenlijk alle.n op gericut ter wille van de erkenning als rechts persoon de heer Van 't Lindanhout is de man, die alles doet en dus ook voor alles verant woordelijk is. Deze stand van zaken heeft met het oog op de inrichting hare bedenkelijke zijde. Een inrichting waarbij de belangen van zoovelen betrokken zijn, die zelve niet in staat zijn voor die belangen te zorgen, mag niet rusten uit sluitend op éen man, wien onverwacut de krachten tot het volvoeren zijner taak zouden kunnen ontzinken. De heer Van 't Lindenhout ontkende geens zins dat de verhouding, zooals die werd ge schetst, juist ie; zij vindt evenwel hare verklaring in de geschiedenis der inrichting. De inrichting is haar ontstaan aan hem verschuldigd, zij heeft zich van lieverlede uitgebreid, zoodat het noodig was haar als rechtspersoon te laten er- kenuen. Intusschen hebben de leden en het be stuur altijd den heer Van 't Lindenhout als het hoofd der inrichting niet alleeD, maar ook als hun meerdere erkend. De heer Koper, lid van het bestuur, bevestigde dit, zeggende: „hij is de eerste en wij zijn de tweeden." Dat er aan deze verhouding bezwaren verbonden waren, vooral met het oog op de toekomst, kon niet ontkend worden. Men moest echter niet ver geten dat er tegen een geheel nieuwe organi satie, met een zeer groot aantal leden en een bestuur, dat meer dadelijk toezicht kon oefenen, ook veel te zeggen viel. Intusschen vereiseht deze kwestie ongetwijfeld nadere overweging. De heer Van 't Lindenhout erkende de wen- schelijkheid van verandering hij meende dat waar eenige wijziging in de statuten binnen een niet al te langen termijn, bij gelegenheid van het opnieuw aauvragan van de koninklijke bewilliging, toch reeds ter sprake zou moeten komen, het aanbeveling verdiende om inmiddels met zorg na te gaan welke grondslagen voor een veranderde inrichting van het beheer dool- treffeud zouden ziju. Voor een overijlde beslis sing op dit punt was de heer Van 't Lindenhout eenigszius huiverig. Bij een bespreking omtrent het personeel der inrichting deelde de heer Van 't Lindenhout mede, dat de zorg voor de meisjes geheel en al bij zijne vrouw en zijne schoondochter berust, dat hij periodieke samenkomsten met het per soneel tot bespreking van de belangen der weezen onpractisch acht, gelijk ook de onder ving hem bewezen heeft. In de toespraken, die hij van tijd tot tijd houdt, heelt hij de gele genheid om af en toe een woord ot een verma ning in te vlechten, waarvan de aan de inrich ting verbonden personen de toepassing op zich zelve gemakkelijk kunnen maken. Verder werd er de heer Van 't Lindenhout op gewezen, dat bij de algemeen bestaande overtuiging, dat hij de persoon is die alleen het geheele beheer voert, het nood zakelijk op het publiek een minder gunsti- gen indruk moet maken, wanneer het in de dagbladen leest, hoe de heer Van't Lindenhout iu verschillende commissiën optreedt, of bij bezoeken aan Neerbosch de ondervinding op doet, dat de directeur nog al eens wegens al lerlei werkzaamheden afwezig is. Het kan natuurlijk op zich zelf niet anders dan gewaar deerd worden dat de heer Van 't Lindenhout zijne krachten wijdt aan allerlei zaken van algemeen nut, maar de publieke opinie spreekt, zooals niet te verwonderen is, de vrees uit dat dit alles geschiedt ten nadeele van de belangen eener inrichting, die aanhoudend en dagelijks toezicht en zorg vereiseht. De heer Van 't Lindenhout gaf hierop te kennen dat hij niet gaarne van zijne persoon lijke vrijheid van beweging en handeling afstand zou wilen doen, maar verklaarde tevens dat de werkzaamheden der commissiëu, waarvan hij lid was, hem betrekkelijk slechts weinig tijd roofden. Nog wees hij erop, hoe zijne beide zoons hem in de werkzaamheden te Neerbosch bijstonden. Een langdurige gedachtenwisseling werd ge houden over het strafsysteem. Aan den heer Van 't Lindenhout werd medegedeeld dat over dit punt in den boezem der commissie geen eenstemmigheid hcerschte. De lichamelijke Btraffen werden door sommigen onontbeerlijk geacht, door anderen beslist afgekeurd. De voorzitter der commissie wilde daarom het vraagstuk in hel algemeen niet bespreken, maar wel meende hij op den bijval zoo niet dar ge heele commissie, dan toch van hare groote meerderheid te mogen rekenen, indien hij als zijne meening uitsprak dat lichamelijke straf in geen geval op meisjes moest worden toege past en dat geen lichamelijke straf mocht worden uitgevoerd, dan met medeweten, liefst in tegen woordigheid van den directeur. De heer Van Lindenhout antwoordde hierop, dat hij op grond eener langdurige ervaring, de stelling niet kan beamen dat lichamelijke straffen in zijne inrichting ten eenenmale zouden kunnen worden gemist. Zij moeten echter tot de zeld zaamheden behooren, gelijk cok werkelijk op Neerbosch het geval is. Trouwens wat men over de strafoefeningen heeft medegedeeld, ook wat betreft het getal slagen, is schromelijk overdreven; een grooter getal dan 15 is nimmer voorgekomen, mishandelingen hebben niet plaats gehad. De leden van het ondergeschikt personeel en de onderwijzers hebben wuleens lichamelijke tuchtigingen toegediend uit eigen gezag. Dit zal echter voor hel vervolg worden tegengegaan ook wat de meisjes betreft wordt lichamelijke straf uitgesloten de straf van afsnijden van het haar voor onzindelijkheid kan echter niet gemist worden, maar zij werd slechts zeldzaam toegepast. Bij het bespreken van verschillende voorge stelde verbeteringen van hygiCniscben aard, gat de heer Van 't Lindenhout te kennen, dat hij tot het aaubrengen van verbeteringen ten volle bereid wasten bewijze strekke het nieuwe ziekenhuis dat zijne voltooiing nadert. Intus- selien moet met twee zaken rekening worden gehouden, vooreerst dat hij voor het aanbrengen van verbeteringen geheel afhankelijk is van de giften die hij ontvangt. Wordt hij er toe in staat gesteld, dan zal hij gaarne nog ver schillende verbeteringen in zijne inrichting tot stand brengen. Iu de tweede plaats echter blijft hij er zeer sterk op staan dat alles moet worden nagela ten, wat kan strekken om de weezen te ge wennen aan een levenswijze, die zij later niet zouden kunnen volgen. De weezen komen in den regel in de maatsehappjj met weinig meer dan armen en hoofd ora hun brood mede te verdienen zij moeten derhalve gewoon zijn aan de allereenvoudigste levenswijze, anders zouden hen ontevredenheid en moedeloosheid bekruipen, wanneer zij tot de ervaring kwamen dat zij allerlei gemakken moesten missen, waarvan zij te Neerboseh hadden genoten. Eindelijk werd nog gespreken over de primi tieve en onvoldoende boskhoudiug. De voor zitter wees er den heer Van 't Lindenhout op, hoeveel nadeel hij aan zijne eigen zaak in de oogen van het publiek had gedaan, doordien er niet met juistheid rekenschap kon worden gegeven van de bestemming die gegeven werd aan de ontvangen giften. Dat de heer Van 't Lindenhout en zijn gezin van die giften mede leefden, sprak van zelf, niemand zou den direc teur, die een zoo moeielijke tank vervulde, eene bezoldiging willen ontzeggen, waardoor hij en zijn gezin in staat zijn op onbekrompen wijze te leven. De wouing en de omgeving van den heer Van 't Linden >iout toonen in elk geval niet aan, dat hij daarvoor buitengewone of onbehoorlijke uitgaven heeft gedaau. Maar het is voor den heer Van 't Linden hout en voor zijne instelling van het hoogste belang, dat juist en onwedersprekelijk uit de boeken blijke, hoeveel door hem en door zijn gezin wordt genoten uit de gilten. Dan alleen kan elke beschuldiger met een beroep op den werkelijken toestand worden afgewezen. Thans staat de heer Van 't Lindenhout bloot aan beschuldigingen waarvan hij de ongegrondheid niet kan bewijzeD, doordien de bewijsstukken niet in goede orde zijo. De heer Van 't Lindenhout was van de juist heid dier beschouwing overtuigd hij meende echter dat het uit deu aard der zaak immer» Neerbosch is eigenlijk maar éen groot gezin ondoenlijk zon zijn om ooit met volkomen juistheid te kunnen aanto men wat door hem- zelven en zijn gezin genoten werd. Overigens beaaind9 hij volkomen, dat de boekhonding op Neerbosch tot nog toe op minder voldoende wijze bad plaats gehad. Ztj was voortgezet, zooals zij dertig jaar geleden was begonnen, toen de inrichting op zeer kleinen voet werd opgericht. Hierin was intusschen reeds veran dering gebracht. De nieuwe boeken, die daarop werden vertoond en waarvoor de zorg berust bij den heer Jacob van 't Lindenhout, die met de theorie van het boekhouden bekend is, waren in alle opzichten te roemen als een groote verbetering in verhouding tot de vroegere boekhouding. Daar deze nieuwe boekhonding eerst sedert een maand in werking was, kon natuurlijk nog niet worden uitgemaakt of zij aau alle vereischten voldoetbij eene zoo uit gebreide en ingewikkelde instelling als Neer boseh is de inrichting der boekhouding geen eenvoudige zaakook hier zal met de onder vinding moeten worden te rade gegaan. In elk geval bleek dat de boekhouding een geheele hervorming had ondergaan en dat de ernstige wil bestond om haar zoodanig in te richten dat op dit punt alle klachten voor de toekomst worden afgesneden. Bovenstaand verslag werd door den voorzitter der commissie in bare vergadering, op 24 Jan. te Utrecht gehonden, ter kennis der leden ge bracht. In diezelfde vergadering, die door alle leden, met uitzondering van de heeren Aylva baron van Pallandt en C. de Zwaan jr, (beide door ongesteldheid verhinderd) werd bijgewoond, kwamen de rapporten der sub-commissies, die aan de leden vooraf gedrukt waren rondge zonden, ter tafel. De voorzitter gaf omtrent de wijze van behandeling dier rapporten het navolgende in overweging. De rapporten moesten naar zijne meening beschouwd worden als de arbeid van commissies die, zooals reeds op de eerste vergadering was besloten, zelfstandig onderzocht en gewerkt hadden. Vandaar dan ook het zeer verklaarbare verschijnsel dat er in de verschillende rapporten somtijds uiteen- ioopende beschouwingen omtrent sommige zaken voorkwamen. Dit lag in den aard der zaak, elke sub-commissie had een aantal feiten onder zocht, maar niet altijd dezelfde; dat dus de eene sub-commissie somtijds tot eene slotsom kwam die eeaigszins afweek van de andere, was zeer begrijpelijk, terwijl het eveneens van zelt sprak dat de verschillende leden omtrent de waardeering van de beteekenis der feiten en ook omtrent de toestanden, die zij op Neer bosch hadden waargenomen, niet altijd dezelfde inzichten hadden. Nu zoude men de drie rap porten der snb-commissiej wel kunnen om werken tot éan rapport, dat dan door de geheele commissie zou worden behandeld en vastge steld, maar dit zoude met het oog op de taak die de commissie te vervullen had, een onnoo- dige en onpractische wijze van handelen zijn. Daarenboven zou het dan nog geruimen tijd duren e r het rapport het licht kon zien, wat, ook bij do ongeduldige spanning, waarin het Nederlandsche publiek blijkbaar ten opzichte van Neerbosch verkeert, zijne eigenaardige be zwaren had. De voorzitter wenschte daarom voor te stellen om de rapporten der sub-com missies achtereenvolgens te behandelen en aan de leden der commissie de gelegenheid te geven, hunne aanmerkingen en bedenkingen ten opzichte van die rapporten te opperen, het aan de sub-comnrssies zelve overlatende, in hoeverre zij, naar aanleiding van de gemaakte bedenkingen nog wijzigingen in hunne rappor ten wilden maken. Alles wat niet tot de rapporten der sub commissies behoort, wgnschte hij door de ge heele commissie te doen vaststellen. De heer De Savornin Lohman sloot zich bij dit voorstel aan. Hij stelde op den voorgrond dat de commissie was opgetreden, niet met het doel om een bepaalde beslissing te zemen aangaande de inlichting van Neerbosch, maar om het publiek in staat te stellen zelf over die inrichting en over de werk zaamheden van haren directeur een oordeel te veilen. Door den arbeid der sub-commissies openbaar te maken, werd aan dezen eisch vol daan. Elke sub-commissie had een nauwgezet en uitvoerig onderzoek ingesteldzij had om trent hare bevindingen hare meening uitge sproken. Het publiek werd door deze stukken vo'doende ingelicht om, na kennisneming, zijn oordeel te kunnen vestigen. Het voorstel van den voorzitter werd daarop met algemeene stemmen aangenomen. Bij de behandeling van het Financieel rap port gat de heer Hovy te kennen, dat het zijn wensch zou zijn geweest, om de details omtrent de gebreken der boekhouding, in het rapport voorkomende, weg te laten. Het opnemen dezer details zonde de meening kunnen doen ontstaan alsof er iets ernstigers bad plaats ge. had dan alleen een zeer primitieve wijze van boekhouding, gevolg van de snelle uitbreiding eener in den aanvang op hoogst bescheiden voet ingerichte instelling. Ook moest bij de beschou wingen omtrent de som, die voor den directeur en zijn gezin waren gebruikt, in het oog wor den gehouden, dat de directeur nimmer eenig salaris had genoten. De heer De Kanter, voorzitter der financieele commissie, verklaarde ook namens zijne medeleden, dat zij hunne bezwaren tegeu het verlangen van hun mede lid, reeds in den boezem der commissie beepro ken, bleveu handhaven. De commissie had zich tot taak gesteld een nauwkeurig ondet zoek in te stellen naar de boekhouding. Het was gebleken dat die boekhouding veel te wen- schen oveiliet. Dit nu door eenige bijzonder heden aan te toonen, was zijns inziens nood zakelijk. Liet men deze mededeelingen weg, dan zouden de vruchten van het onderzoek niet volledig zijn medegedeeld. Malversaties waren door de commissie niet ontdekt en nie mand zou het bestaan daarvan uit haar rapport kunnen afleiden. De heer De Savornin Lobman vestigde de aandacht op den strijd tusschea de statuten en het reglement, die ook iu het rapport wordt aangeroerd. Volgens de statuten kunnen al leen weezen, volgens het reglement ook ver laten kinderen worden opgenomen wier ouders nog leven. Met het oog op de bezwaren, aan de voortdurende uitbreiding der inrichting verbonden, zou bij oieenen, dat bet gewenseht ware, indien de directeur zich bepaalde tot het opnemen van weezen. Da heer De Kanter deelde aan den heer Lohman mede dat het de bepaalde wenschvan den directeur was, om ook verlaten kinderen, niet-weezen te blijven ppnemen. Bij de behandeling van het Hygiënische rap port verklaarde de heer Laurillard, dat, waar omtrent de beoordeeling der toestanden op Neerbosch en de waardeering der onderzochte feiten een verschil bestoud tasschen den voor zitter der sub commissie en hare leden, hij er prijs op stelde do verklaring af te leggen, dat hij de zienswijze van den voorzitter was toe gedaan. Bij de behandeling van het Paedagogisch rapport werd door enkele leden de opmerking gemaakt, dat de verdiensten van de echtge- noote van den directeur niet genoegzaam door de commissie werdon erkend. Van de zijde der commissie werd hierop geantwoord, dat, hetgeen omtrent de eebtgenoote van den di recteur in het rapport was gezegd, steunde op de verklaringen van zeer vele oud-verpleegden. De commissie had uit die verklaringen den indruk verkregen, dat mevrouw Van 't Lin denhout op voortreffelijke wijze de huishou delijke belangen op Neerbosch behartigde, maar dat zij voor de taak van opvoedster minder goed berekend was. De heer Hovy wees er nog op, dat uit bij lage III paedagogisch rapport no. 51 biz. 80, van het lapport zou kunnen worden afgeleid, dat het armbestuur van Haarlemmermeer alle kinderen, die te zijnen koste te Neeibosch verpleegd werden, had teruggenomen. Uit een door hem ingesteld onderzoek was echter ge bleken, dat nog altijd kinderen, van dat arm bestuur afkomstig, to Neerboseh worden ver pleegd. In de drie rapporten werden door de sub commissies naar aanleiding van de besprekin gen nog eenige veranderingen aangebracht. Op deu 2Jen Februari kwam de commissie voor de laatste maal bijeen. Met de beide heeren, die wegens ongesteldheid ook de vorige vergadering niet hadden kunnen bijwonen, was ook de heer Bruinsma afwezig. Sedert de laatste vergadering was nog bij den voorzitter ingekomen een schrijven van de bestuurders van de weesinlichting te Neerbosch van 29 Januaii met verzoek aan de commissie om dit stnk in het rapport te willen opnemen. De commissie besloot om aan dit verzoek te vol doen, door het siuk onder de bijlagen te plaatsen (bijlage IX, bladz. 201) en het voorts louter voor kennisgeving aan te nemen, daar het tijd stip waarop het was ingekomen nadere over weging van den inbond onmogelijk maakte. De voorzitter gaf als zijne meening te kennen, dat het hem gewenseht voorkwam dat de com missie, bij het eindigen van het door haar ge houden onderzoek, zich over de wijze waarop de inrichting te Neerbosch thans gevestigd is en over de moraliteit van den directeur, die aan zulke hevige aanvallen heeft blootgestaan, in eene eind-conclusie uitspreke. Te meer achtte hij dit gewenseht, daar hij meeut te mogen veronderstellen dat op beide punten bjj de com missie eenstemmigheid heerscht. Hij stelde der halve de navolgende eind-conclusie voor, met welke de commissie zich vereenigde: De commissie verklaart dat haar bij haaron derzoek geen enkel bewijs is voorgekomen dat de directeur van Neerbosch het oogmerk zou hebben gehad om zich zeiven of zijn gezin ten koste der instelling te verrijken en evenmin dat door hem eenige onzedelijke han deling zoude zijn gepleegd. Zy spreekt ten slotte als hare meening uit, dat in het belang van Neerbosch niet langer gedraald mag worden met eene wijziging van de statuten der vereeniging, waardoor deze op veel broederen grondslag gevestigd wordt en een bestuur optreedt, dat als raad van toezicht voortdurend controle uitoefent op de hande lingen der directie. In het advies van mr Korthals Altes aan den heer Van 't Lindenhout over het indienen van eene aanklacht tegen den heer Van Deth wegens smaadschrift, geelt deze, ter ver dediging van zijn gevoelen om dit niet te doen, te kennen dat men alleen op deze wijze meent dat de waarheid of de onwaarheid der ver schrikkelijke beschuldigingen, waarvan bij en de zijnen beticht worden, kan blijken,' doch dat, indien de personen, die dezs meening deelen, beter bekend waren met de wijze waarop de lasterprooedure hier te lande geregeld is en berecht wordt, zij er zich wel voor zouden wachten op een dergel ij ken stap aan te dringen. De heer Korthals Altes wijst er op dat er andere en betere middelen bestaan, die tot de ontdekking der waarheid kannen leiden. In de eerste plaats toch valt een groot aan tal der beschuldigingen, in het schotschrift vermeld, onder de competentie van den straf rechter. Voor zoover nu de beschuldigingen een strafrechterlijk karakter dragen, heeft de rech terlijke autoriteit te Arnhem een gedeelte daarvan reeds vroeger onderzocht, terwijl de overigen aan een nieuw onderzoek door den rechter-commissaris voor stratzaken zijn onder worpen. Waar èn de justitie èn de commissie van onderzoek in zake Neerbosch, ieder op zich zelf, de aantijgingen in het tweede pamflet óf reeds onderzocht hebben, óf aan een nieuw onderzoek hebben onderworpen, daar wil het den heer Altes voorkomen, dat ter wille van de waarheid of onwaarheid een iaster-proces niet door den heer Van 't Lindenhout behoeit te worden ingesteld, m. a. w. valt het argument weg, dat hy in het algemeen belang en in 't belang zijner instelling verplicht zou zyn, Van Deth te doen vervolgen. De vraag of er veel kans bestaat dat de heer Van 't Lindenhont inderdaad door het iudieneu eener dergelpke aanklacht eenige satisfactie zou kunnen verkrijgen, meent de heer Altes beslist onikenntnd te moeten beantwoorden. De wijze waarop het iaster-proces in onze welgeving is geregeld en de wijse waarop dergelijke procedures bij de rethterlgke colleges hier te lande in den regel worden behandeld, geven hem grond den heer Van 't Lindenhout ten sterkste te ontraden, langs dien weg te trachten persoonlijke satisfactie te erlangen. De hoofdbezwaren, die de heer Altes heeft tegen de instelling der strafactie wegens smaad schrift, zyn de volgende 1. De feiten, door Van Deth in zijn schot schrift medegedeeld, worden in hoofdzaak ver meld als van anderen vernomen en niet altijd blijkt of de auteur van het pamflet, dau wel diens zegsman aan het woord is. Welk eene geschikte gelegenheid dus voor Van Deth die beweert in zijn tweede pamflet wel zorg gedragen te hebben ora niet met den strafrech ter in aanraking te komen om schuilhoekje te spelen en den rechter aan zijn goede trouw (I) te doen gelooveu. 2. Het aantal beschuldigingen en beschul digden is zoo groot, dat wegens al de opge somde feiten (voor zoover die een smadend karakter dragen) moeieiyk eene aanklacht in te dienen is; althans de officier van justitie te Amsteidam, by wien de klacht zou moeten worden ingediend, zou niet ten onrechte be zwaar maken om bp zijne rechtbank, die toch reeds onder den grooten toevloed van zaken gebukt gaat, op die, wijze de zaak aanhangig te maken en eene wekenlange terechtzitting uit te lokken. Slechts tot enkele feiten zou de aanklacht dus beperkt moeten blyven, doch hoe dan, ook ingeval van succes, het verwyt te ontgaan„gij hebt slechts over enkele feiten geklaagd, de andere zyn dus waar." 3°. Alleen Van Deth zal als beklaagde, na zijn te verwachten verweer in 't algemeen be. lang gehandeld te hebben, in de gelegenheid zijn getuigen bij te brengen om de waarheid der door hem tea de heer Van 't Lindenhout mist dit recht ten eenenmale. Deze mag geen enkelen getuige dagvaarden. Ja, Van Deth behoeft hem te voren niet eens mede te deelen, wie hy als getuigen zal bijbrengen. Wel is waar, zou de ambtenaar van het O. M. op verzoek van den heer Van *t L. getui gen kunnen doen dagvaarden, doch dit hangt geheel af van diens welwillendheid, van diens inzichtde klager, die slechts getuige is, mist deartoe het recht. „Gij zoo schrijft de heer Altes verder zijt dus verstoken van elk middel om tevoren te doen onderzoeken, wie en wat de tegen u aangevoerde getuigen zijn. Maar die welwillendheid van het O. M. zou u niet baten, omdat gij, noeh zelfs het O, M. het recht hebt vooraf te weten, welke getuigen Van Deth zal oproepen. En dan kan noch het 0. M., noeh gy uitma ken, welke getuigen uworzijds dienstig kunnen zijn tegenover de getuigen van Van Deth. 4°. Vragen kunnen door u of uw raadsman niet tot de getuigen worden gericht, dau alleen voor zoover die vragen de sehade 1betref fen. Eu dat is voor u het allerminste. 5. Gelegenheid om eenig tegenbewijs te le veren staat n niet opeD. 6. Geenerlei coutió'e op de meerdere of mindere geloofwaardigheid der getuigen kan door u worden geoefend; eveumin hebt gij ge legenheid om aan te toonen, wolk levensgedrag de door Van Deth voorgebrachte getuigen leiden of welke beweegredenen hen kunnen nopen om in dezen of genen zia verklaring af te leggen, kortom gy, en uw raadsman staan ter terechtzitting als met gebonden handen zonder contróle op de getuigen, zonder vraag recht, zonder recht op tegenbewijs, hebt gij alles in uw nadeel. Gij kunt dus met geene mogelijkheid eenigen invloed, hoe groot ot hoe gering ook, op den loop van uwe eigene zaak uitoefenen. Men oordeelt over u en zonder n. 7o. Eene veroordeeling van Van Deth wegens laster, laat zicb, ook gesteld het zeer aanne melijk goval, dat hij er niet in slaagt, het bewijs der te last gelegde feiten te leveren, moeilijk denken. Het heet altijd in het schot schrift: „naar ik vernam", „gelijk men mij medegedeeld heeft" enz. en het bewijs dat Van Deth tegen beter weten in, leugens neder geschreven heeft is bijna onmogelijk te leveren, terwijl u'St het tegen beter weten in publiceeren van een smadend en later onwaar gebleken feit, een der hoofdelementen is van het misdryf van laster. Hoogstens zou dus eene veroordeeling wegens smaadschrift kunnen volgendat eene derge lijke veroordeeling tegenover hut groote publiek, dat onbekend is met de fijne wettelijke onder scheidingen, slechts weinig, ja allicht een ver keerden indruk zou teweeg brengen, behoeft wel geen betoog." De heer Altes besluit zija advies als volgt Ware onze wetgeving op het gebied der laster prooedure gelijk aan de Engelsche en gold ook bg onsaudiatur et altera pars ik zoude geen oogeiiblik geaarzeld hebben om u te raden den laster den mond te stoppen. Vergaderingen, Concerten enz. Middelhnrg. Maandag 26Febr. VoordrachtenWillemvan Zuylen. Schouwburg 8 u. Maandag 26 Febr. Vergadering Landbouw Walcheren" Concertge bouw lO'/j. u. Woensdag28Febr. Concert Instrumentale vereeniging, Concertzaal 7'/a it- Din s d a g 6 Mrt. SoiréeSchuttershof 7y,,u. Woensdag 14 Mrt. Receptie Commissaris der Koningin. Abdjj 81/., u. Woensdag 14 Mrt. Lezing JVwfedepartement Concertzaal 8 u. Dinsdag 20 Maart Kunstbeschouwing Uit het volkVoor het volk Schuttershof 7 u. D 0 n d e r d. 29 Maart Concert zangvereeniging Tot Oefening en Uitspan ning. Schuttershof 77a u. H E R IJ K. Wjj herinneren onzen lezers dat de herjjk der maten en gewichten in 1894 zal plaats hebben in de navolgende gemeenten en op den tjjd, daarbjj vermeld Middelburg voor de bewoners in de verschillende wjjken als volgt 28 Februari Maart wijk I 23 K 27 en K 1 L 2, 6 en M 8 N 9 O 13 en 14 P 15 en 16 Q 20 en 21 R, S, T, U en V 22 en 23 Maart. Telkens van 9 tot IS uren voor- en van 1 tot 41 uren n a-middag. St. Laurens op alle hierboven genoemde dagen en uren. Plaats. Datum, 23 23 24 27 Voorwerpen. Boeken, Afbraak, Huis, Meubelen, Hofstede, Inspan, Informatiën. V.B. Jutting Tak. Huvers. Notarishuis. Tak. Loeff. Verhulst. Loeff. Febr. Middelburg, Domburg, Arnemuiden, Middelburg, St. Laurens, Koudekerke, Kleverskerke, Huis ent., Mrt Middelburg, Huizen, Biervliet, Bouw- eu weiland, De Ridder. Middelburg, Gereedschappenetc.Notarishuig. N. St. Joosl., Inspan, Tak. 'sH.Abtskerke,Inspan, De Vos. Vrouwepolder,Hofsteedje, Slegt. St. Laurens, Inspan, Tak. Middelburg, Huizen, Tak. Domburg, Timmermansaffaire,Havers. Middelburg, Huizen, Tak. April Ritthem, Inspan, Tak. Stoomdrukkerij D. G. KröberJ r. Middelburg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 6