N°. 41
137° Jaargang.
1894
Zaterdag
17 Februari.
Deze courant verschijnt d a g e 1 fj k t,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prys per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel. Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50
iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekend] naar plaatsruimte.
Reclames 40 cent per regel.
De voorgestelde wjjziging der wet
op de personeele belasting.
Tegen het geheel doen verdwijnen van de
o. i. «k> onbillijke belasting op deuren en
vensters, op „licht en lucht" heeft de minister
Middelburg 16 Februari,
Ml I) I) Hill IK.SIlll' ((II HIM.
Thernomefer.
Middelburg 16 Feb, 8 u. vro. 35 gr.|
m. 12 u. 88 gr-, av. 4 u. 38 gr. F.
Verwacht Z. O. wind.
j Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Bolttit, firma weduwe A. C. de Jonge, te Kruiningen F. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij, j 4rt*er(ec(ISn
i te Tholen"W. A. tan Nieuwenhuijzen en te TerneuzenM. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën j moeten des namiddags te één mur
j aan, evenals de advertentie-bureau's van Nijgh Van Ditmaji, te Rotterdam, db Gebb. Bblinïante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam. j aan het bureau bezorgd zjjn, willen
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. zp des avonds nog worden opgenomen.
De minister van financiën heeft woord
gehouden. Wat bij de behandeling van hei
wetsontwerp tot heffing eener bedrijfsbelas
ting herhaaldelijk door hem werd toegezegd,
nl. tegemoetkoming aan die belastingschul
digen, welke door de nieuwe belasting te
zwaar zouden worden getroffen, door hun
gedeeltelijke ontheffing van hun aanslag in
de personeele belasting te verleenen, ia thans
door hem in een bepaalden vorm gegoten.
Een wetsontwerp tot wijziging van eenigt
artikelen der wet op de personeele belasting
is door hem der Tweede kamer ter over
weging aangeboden.
Wij waardeeren dat de minister zijne be
lofte hield, maar wij dienen op deze betui
ging van ingenomenheid oogenblikkelijk te
laten volgen de bekentenis dat, na kennis
name van het ontwerp, dit slechts voor een
klein deel aan onze wenschen bleek te vol
doen.
Dit spijt ons te meer, omdat de vooraf
gaande pogingen tot belastinghervorming van
dezen minister zoo zeer onze onverdeelde
sympathie wegdroegen, en wij ook op het
punt eener herziening van de wet op hei
personeel gansch andere verwachtingen koes
terden.
Wij beamen volstrekt niet de door ande
ren geuite meening dat 's ministers wijze van
werken, in verband met hetgeen hij nu ons
bood, gequalificeerd moet worden als „finan
cieel geknutsel"; maar toch mogen wij niei
ontveinzen dat een gevoel van teleurstelling
zich van ons meester maakte, toen wij boven
genoemd wetsontwerp van nabij beschouw
den want hoeveel redenen er op zich zelf
ook aan te voeren zijn tot verdediging van
het stelsel eener partieele herziening, waar.
toe de Minister zich bepaalt, bij eene
wet als die op de personeele belasting wordt
door zulk een wijze van werken het gevaar
grooter, dat wat daarin sedert de vele wijzi
gingen na 1833 nog van „stelsel" overbleel
geheel uit elkaar zal worden gerukt. Want
men vergete niet dat het „personeel" steeds
als eene verterings-belasting werd beschouwd
en aan haar slechts als zoodanig ook nu nog
in de rij van fiscale wetten een plaats kan
worden afgestaan. Wat dus aan éene cate
gorie van belastingschuldigen wordt te goed
gedaan, kan billijkheidshalve aan eene an
dere niet worden onthoudenm. a. w. eene
vermindering van druk hier mag geen ver
meerdering elders tengevolge hebben. Eu
bij kennisneming van het ontwerp rees bij
onazelven de vraag of deze regel wel streng
in het oog is gehouden.
Bovendien is het eene groote kwestie of eene
wet, die in zooveel en velerlei opzichten
mank gaat, wel voir eene partieele herzie
ning in aanmerking mag komen.
Waar de praktijk der wet zoo aanhoudend
hare zwakke punten aan bet licht doet komen
en haar hierboven genoemd karakter zich
dientengevolge zoo dikwijls verloochent, daar
meenen wij dat die vraag niet bevestigend
beantwoord mag worden en bejammeren wij
het te meer dat de Minister de voorgenomen
wijzigingen slechts tot eenige artikelen der
wet heeft beperkt.
Voorbeelden om deze onze meening over de
wet te staven liggen voor het grijpen
ieder, die maar in de verte met haar in
aanraking kwam, kan die zwakke punten
zelve wel aanwijzen. En wat enkele bepa
lingen zoo geheel veroordeelt is de onmo
gelijkheid, niet alleen om de uitvoering ervan
behoorlijk te regelen maar ook om eventueele
ontduikingen te achterhalen of te knnnen
constateeren
Kan dus over de urgentie eener wijziging
van genoemde wet in het algemeen geen
verschil van gevoelen bestaan over de wen-
schelijkheid om eene wijziging tot stand te
brengen op breeder schaal dan de minister
nu voorstelt, hebben wij eene gevestigde
opinie.
ifn deze opmerkingen in het algemeen
willen wij thans nagaan of de door den
minister voorgestelde veranderingen op zich
zelve den toets van een grondig onderzoek
kunnen doorstaan.
In de eerste plaats dan treft het ons dat
le voorgestelde reductie van belasting naar
liet getal inwonende leden van het gezin
zich alleen regelt naar den grondslag „huur
waarde" en naar de bevolking van de kom
der verschillende gemeenten.
Het is toch een algemeen erkend feit dat
juist de toepassing van den eersten grond-
dag zeer veel te wenschen overlaat en d<
cijfers zoozeer uiteenloopeD, niet alleen bij
vergelijking van gelijke perceelen in ver
schillende gemeenten, maar ook vaak in eet'
sn dezelfde gemeente. Onderling verband
s slechts zelden aanwezig, en de wet heeft
reeds te lang als in een tijdvak van overgang
verkeerd, dat afdoende maatregelen daarte
gen konden worden aangewend. Eerst wan-
ïeer de nieuwe wet op de grondbelasting
n het Staatsblad zal prijken, kan daarin
verandering gebracht wordendan gelden
de cijfers, welke bij de herziening der be
lastbare opbrengst der gebouwdo eigendom
men zullen worden vastgesteld, ook voor
het personeel. Maar wanneer zal dat
gebeuren Het kiesrecht-vraagstuk od
lat is wel een der grootste schaduwzijden
van de zóó noodige regeling daarvan
dringt alles van de baan en verdaagt al wat
aiet bepaald voor uitstel vatbaar is tot een
onzekere, ver verwijderde toekomst
En dan de bevolking der kom van de
gemeenten I
Nergens, in geen enkele wet, is eene
duidelijke omschrijving van het woord oi
oegrip kom gegevenwat daaronder moet
worden verstaan blijkt nergenswat daaronder
wordt verstaan hangt geheel af van
het persoonlijk inzicht van het Hoofd van
het gemeentebestuur. En tot welke absurde
gevolgen die persoonlijke opvatting vaak
leidt, komt het best uit, als men den toestand
in groote gemeenten als bv. Nieuwer-Amstel
an Tilburg nagaat. Menigeen herinnert zich
wellicht den strpd, waartoe deze bepaling
indertijd in den raad van Haarlem, tusschen
den burgemeester en den heer Gallandat
Huet, aanleiding gaf. Het begrip kom moge
vroeger, vóór of bij de invoering der wei
op het personeel, te definieëren zijn ge wees!
op dezen dag heeft zulk eene bepaling
geen reden van bestaan meer.
De ontheffing der belasting van den
tweeden en derden grondslag, voor zooveel
die woningen betreft welke reeds thans in
de „remissie" vallen, heeft onze volle sym
pathie, doch des te meer betreuren wij het
daarom, dat met die grondslagen niet geheel
werd gebroken en zij naar den grondslag
huurwaarde werden overgebracht. Want men
moge het anders beschouwen of niet, daariD
br. eene compensatie zien voor aanslagen
bij cijfers van lagere huurwaarde zooals
in de Memorie van toelichting van het
ontwerp wordt gezegd feitelijk is de
belasting voor deuren en vensters en haarden
een „bis in idem," waar de huurwaarde der
betrekkelijke woning een geheel afdoenden
maatstaf ter bepaling van den aanslag in het
personeel aanbiedt.
En moeilijk ware het den minister zeker
niet geweest deze kwestie tot oplossing te
brengen, waar, bedriegen wij ons niet, de
minister Van Lynden van Sandenburg inder
tijd een volledig ontwerp, op dit beginsel
berustende, aan het departement van finan
ciën achterliet.
Omtrent het aantal gezinsleden, dat voor
de bij het wetsontwerp beoogde reductie in
aanmerking kan of moet gebracht worden,
dunkt het ons vrij nutteloos van gedachten
te wisselenelke bepaling dienaangaande
is uit den aard der zaak min of meer wil
keurig.
Evenzeer schijnt ons de bepaling omtrent
de eenige vrouwelijke dienstbode niet zonder
bedenkinghet houden van twee dienstboden
is In vele gevallen toch even noodzakelijk als
het in dienst hebben van slechts eene.
om financieeie redenen oezwaar. Hij stelt
nu vooi om die be'.asfiu* af -to schaffen voor
die aanslagen, waarvoor eene remissie van
twee of éen derde wordt toegekend. In
zijne Memorie van toelichting 3 zegt de
heer Pierson, ter verdediging van zijn voor
stel „Bij den eersten aanblik schijnt het
vreemd om deze aanslagen, die nu reeds
eene belangrijke reductie genieten en niet
deelen in de belasting van het mobilair, nog
verder te verlagen. Een blik echter op de
tabel van Bijlage B zal aantoonen hoe noo-
dig bet is daartoe over te gaan. In weer
wil van de milde bepalingen, die de belas
tingplichtigen dezer beide categorieën genieten,
zijn zij nog te zwaar gedrukt, hetgeen blijkt
uit de overmatige percentage der oninbare
posten."
Deze stelling komt ons eenigszins betwist
baar voor. Men onderscbeide, bij de beoor
deeling der nonvaleurs, toch vooral wat
bij onderzoek ons zoo meermalen noodig
bleek dat er zeer verschillende oorzakeii
zijn, die op het niet betalen der bovenge
noemde aanslagen influenceeren. Vooral in
deze tijden van gisting onder een zeker deel
van het volk worden er steeds belasting
schuldigen aangetroffen, die absoluut niet
batalen willenhoe geriDg het bedrag van
hun aanslag ook zijanderen kunnen niet,
dat is waar, maar er is een derde categorie
die zich verschuilt achter het niet te weer
spreken leit dat een bnurman, die onder
gelijke omstandigheden verkeert, minder of
niets bettalt, een even natuurlijk als nood
zakelijk gevolg van de vsmk onregelmatige
schattingen. En het aantal dier laatsten is
waarlijk niet gering, terwijl in zulke gevallen
de fiscus machteloos staat.
Op dien grond laat zich derhalve de voor
gestelde ontheffing van naar den tweeden
en derden grondslag verschuldigde belasting
zeer bezwaarlijk verdedigen.
Intusschen komt het ons voor dat de aan
geboden voordracht moeilijk, zoo niet onmo
gelijk, door amendementen is te verbeteren,
zelfs niet bij den bekenden, vroeger zoo
veelvuldig gebleken goeden wil van den
Minister om bij ouderling overleg aan be
zwaren tegemoet te komen. Bij de regeling
van belastingen is reeds zoo dikwijls de waar
heid van het bekende le mieux est l'ennemi
du bien gebleken, dat wij nog niet vast over
tuigd zijn dat in deze het wenschelijke ook
het bereikbare zijn zon. Het ontwerp dient
daarom, naar ons gevoelen, door lie kamer
aangenomen, zooals het daar ligt, of door
den minister teruggenomen te worden.
Maar in de gegeven omstandigheden, nu
met 1 Mei a. s. de bedrijfsbelasting een geheel
nieuwen druk op de schouders van vele be
lastingschuldigen zal leggen, en het dus
noodzakelijk is dat elders eene verlichting
van lasten worde aangebracht, zouden wij
allerminst zulk een terugname en nog veel
minder eene verwerping van het voorstel
wenschen.
In de fiuancieele gevolgen willen wij ons
niet verdiepenbelangstellenden verwijzen
wij dienaangaande naar dï? cijfers, in de
Memorie van toelichting vermeld. Evenmin
achten wij bet te dezer zake noodig, over
de voorgestelde wijzigingen in de successie
belasting uit te wijden. Alleen kunnen wij,
wat deze laatste betreft, niet nalaten met
voldoening te wijzen op de bepaling, dat bij
overgang van vast goei, nagelaten door
overleden niet-inwoners van Nederland, het
verschuldigde recht van overgang billijk zal
worden verhoogd.
Onzen geheelen indruk van het voorstel
samenvattend, kunnen wij ons niet anders
dan dankbaar maar lang niet voldaan be-
toonen en den wenach uiten dat de
politieke toestand van ons land den huidigen
minister niet verhindere om nog andere
stappen tot verbetering van ons belasting
stelsel te doen en het hem dau gelukken
moge om, in een niet zeer verwijderd
verschiet, eene definitieve herziening der
wetgeving op de personeele belasting te
ontwerpen en tot wet te verheffen.
De voor de rechtbank te Arnhem behandelde
strafzaak tegen een viertal ambtenaren bp de
weesinrichting te Neerbosch en hetgeen daarbij
is aan het licht gekomen, geeft eenigen bladen
aanleiding nu reeds een oordeel uit te spreken.
Wp doen dit echter niet, omdat wp beter
achten eerst het rapport der commissie af te
wachten en dan een en ander met elkaar in
verband te beschouwen.
Toch kan het zpn nut hebben het oordeel
dier bladen mee te deelen.
De Standaard meent dat de heer Van Deth
er als aanklager zeer slecht is afgekomen.
Wel kpnden de meeste feiten niet onder
zocht worden, omdat ze verjaard waren maar
die niet verjaard en onderzocht zpn, stellen
bpna allen in het licht, dat Van Deth schro
melijk overdreven heeft, en heel wat puur
Terzon.
Geen enkel feit van onzedelpken aard uit
de laatste jaren kon zóo bewezen worden, dat
er ook maar de minste aanleiding bestond, om
een vervolging in te stellen. En wat de straf
bare handelingen betreft, komt alles hierop
neer, dat de heer Van 't Lindenhout bljjkbaar
een te ruw stelsel van tuchtoefening had inge.
stelden dat zpn inferieuren, door zpn wjjze
van doen en door die van zpn vrouw aange
moedigd, hierbp nu en dan ruwe excessen be
gingen.
Enkele dier excessen gingen dan ook zóó
ver, dat ze aan het openbaar ministerie straf
baar voorkwamenen een eisch tot straf is
dan ook ingesteld.
En al betreurt het blad ook dit, en al
bipkt auideljjk, dat lang niet alle verbetering
overbodig was, toch mag gezegd, dat de in
richting als zoodanig in zooverre de vuurproef
bleek te kunnen doorstaan, dat de strafbare
handelingen in zulk een groote huishouding
zich tot hooge uitzonderingen beperkten.
Dit nu is voor het blad een oorzaak van
blijdschap, ook om den Christennaam, die aan
de stichting verbonden was.
Volgens de Haagsche Crt. bleek dat er op
Neerbosch door de opvoeders der jeugd wel
wat hardhaudiger werd te werk gegaan dan
uit een paedagogisch oogpunt wenschelpk
schijnt; maar tevens dat de heer Van Deth
zpn utrjjd tegen de vreesinrichting is begon
nen op de verklaringen van zpne kinderen,
die tamelijk ondeugende bengels schpnen te
zpn en wat i. c. erger is leugenaars.
De Zutf. Crt. komt echter tot een andere
conclusie. Dit blad schrjjft
«Onze indruk is deze de voeding op die
inrichting Neerbosch moet al zeer gebrekkig
en onvoldoende geweest zpn, als kinderen er,
ter wille van een boterham meer, toe kwamen om
Zulke acrobaten-toeren te verrichten, als het
werkelijk niet zonder gevaar (en niet alleen
voor kleeren!) loopen over een open kalkput
heen.
Uit het getuigenverhoor blpkt ook duidelpk,
dat het ranselen der hoofd- en subalterne
ambtenaren te Neerbosch het paedagogisch
verbeter- neen straf-middel bp uitnemend
heid was. En dit wordt nu vergoelpkt door
te beweren, dat dit opvoedmiddel, die «•tuch
tiging," in de bestaande omstandigheden het
minst gevaarlijk was. Dit gaat ons opvoed
kundig begrip te boven
De strafvervolging tegen Van 't Lindenhout
zelf wordt niet ingesteld, «omdat hp de tuch
tigingen toediende als hoofd van het gesticht
alleen bp ernstige overtredingen en dan alleen,
omdat hp meende te moeten straffen en niet
uit lust om te slaan." Dit mogen voortreffelijke
en juridisch klemmende argumenten zpnop
ons leekenverstand maken zp een wonderljjken
indruk. Als de geheele Neerbosch-zaak uit
zulk een oogpunt wordt bekeken, stellen wij
ons weinig succes van een onderzoek voor en
vreezen wp maar al te zeer, dat over de ge
heele inrichting met al hare evidente mis
standen en grove gebreken een groote doof
pot zal komen te Btaan."
Het overzicht van de opbrengst der rijks
middelen in Januari toont dat in de vorige
maand ƒ267,000 meer is ontvangen dan in
Januari 1893.
Uit de accjjnzen kwam ƒ89,000 minder in,
omdat onder de inkomsten van Januari 1893
nog begrepen waren de ontvangsten uit zeep
en uit den hoogeren zoutaccpus. Het verschil
voor die beide posten is ƒ263,000, dat echter
met ƒ150,000 daalt wegens de hoogere ont
vangst nit gedistilleerd, met ƒ20,000 wegens
ruimere opbrengst van den accjjni op het
geslacht en wet ƒ6000 wit dien op bieren en
azijnen. De suiker gaf bpna 4 ton, wat slechts
ƒ1300 minder is dan de betalingen in Jan.
J93. Over de drie laatstverloopen maanden
heeft die accpns bpna 2 ton boven het vorige
jaar opgebracht.
De mindere ontvangst van ƒ89.000 uit de
accijnzen werd ruimschoots vergoed uit de
stijging bp de overige middelen. De directe
belastingen brachten ruim 1"2 ton meer in,
nagenoeg het bedrag dat op de vermogens
belasting in Januari is aangezuiverd.
Ongeveer een gelpke som 142.500 werd uit
de indirecte belastingen meer ontvangen, of
schoon de registratie- en hypotheekrechten se
dert Mei '93 zpn verlaagd en daarom 167,000
minder gaven dan in Jan. '93. Dit nadeelig
verschil werd intusschen geheel weggenomen
door de 2 ton meer, welke de successierechten,
en de ƒ22,000, welke de zegelrechten in de
eerBte maand van dit jaar opleverden.
De invoerrechten gaven f 85,000, de loods
gelden ƒ6000 meer dan het vorige jaar, omdat
de scheepvaart in de zeehavens dit jaar nage
noeg geen belemmering door het ps heeft
ondervonden.
Verder hébben de postergen voor ƒ40,000,
de telegraphie voor 7000, de domeinen voor
ƒ5800 deel in de hoogere ontvangsten van
Januari. (Hbld.)
Op het vroeger gemeld verzoek van den
raad der gemeente Schoterland inzake een
renteloos voorschot uit 's rjjks kas voor werk
verschaffing is eindel jjk door den minister van
binnenlandsche zaken het volgende geant
woord
Gelpk reeds door mp werd medegedeeld in
de Memorie van Antwoord op het voorloopig
verslag betreffende hoofdstuk V der staatsbe-
grooting voor 1894, kan aan het verzoek van
gemeentebesturen om geldelijke voorschotten
uit de schatkist, geen gunstig gevolg worden
gegeven, omdat daardoor eene ongewenschte
vermenging der geldmiddelen van den Btaat
en van de gemeente zou plaats hebben.
Het verschaffen van arbeid, met het doel
om personen, die bp gebrek aan werk voor
armbedeeling in aanmerking zouden komen,
dezen van gemeentewege te verstrekken on
derstand door arbeid te doen verdienen, is
eene daad van armenzorg, welke op den weg
ligt der gemeente.
'De uitgaven te dier zake behooren tot de
kosten van het armwezen en zpn dus gemeente
uitgaven.
Wenscht eene gemeente, op deze wpze haar
armenzorg te vervullen, door de haar in eigen
dom toebehoorende, woeste gronden te doen
ontginnen, dan bestaat daartegen m. i. geen
bezwaar.
De gemeente zal dan echter uit eigen mid
delen in de kosten, als deel uitmakende van
die harer huishouding, hebben te voorzien. I»
eene gemeente buiten staat om de kosten
harer huishouding te dragen, dan kan uit
's rjjks kas eene subsidie worden verleend
zooals, wat uwe gemeente betreft, laatstelijk
plaats bad bp koninkljjk besluit van 20 No
vember 1893 no. 45, ter somma van 12500,
waarvan reeds 5/6 gedeelten werden uitgekeerd»
Bp kon. besluit
is aan mr H. G. van Doesburgh, op zpn
verzoek eervol ontslag verleend als hoofdcom
missaris van politie te Amsterdam, onder
dankbetuiging
is J. Schotel, ingenieur te Rotterdam, be
noemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassaw,
is benoemd tot adjunct-archivaris bp 's rjjks
algemeen archief mr J. E. Heeres, thans com
mies bp gemeld archief
is de vice-admiraal jhr J. A. Röell, adjudant
in buitengewonen dienst van H. M. de koningin,
eervol ontheven van de betrekking van com
mandant der zeemacht en chef van het de
partement der marine in Nederlandsch-lndië,
onder dankbetuiging, en gemelde betrekking
opgedragen aan den schout bp nacht G. Kruys
is benoemd tot kanselier der Nederlandsche
orden jhr F. de Casembroot, gepen, vice-ad
miraal, adjudant in buitengewonen dienst van
H. M. de koningin
is de kapitein H. W. Lansdorp, van het 7e
reg. inf., op zpne aanvrage, op pensioen ge
steld ad 1300 's jaars;
is benoemd tot directeur van het post- en
telegraafkantoor te Krommenie, C. J. de Breuk
thans in gelpke betrekking te Vreeswpk
is benoemd tot hoofdcommies der posterpen
A. J. H. Bachiene, thans commies der poste
rpen le kl.en zpn bevorderd tot commiezen
der posterpen le kl. Q. Bruch en P. M. Caland,
thans 2e kl.tot commiezen der posterpen 2e
kl, o. a. D. J. Braakenburg jr, J. H. de Laat
de Kanter en K. Scbraver, thans 3e kl.tot
commiezen 69 kl, 0, 3, W, Krol? J, A. f,