N°. 40 1894 Vrijdag 16 Februari. Dezs courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Pr\js per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.- Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel, zijn verkrijgbaar a 5 cent. Advertentiën 20 cent per regel. Bij abonnement lager. Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle dankbetuigingen, van 17 regels 1.50; iedere regel meer 0,20. Groote letters worden berekendi naar plaatsruimte. Reclames 40 cent per regel. De kon. vereeniging uHet Nederlandsch Tooneel Middelburg IS Februari, ONDERWIJS. Vli era ometer. Middelburg 15 Feb, 8 u. vro. 34 gr.' m. 12 u. 41 gr-, av. 4 u. 41 gr. F. Verwacht Z. W. wind. Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes A. C. Boluit, firma weduwe A. C. de Jonge, te Kruiningen F. v. d. Peiji, te Zierikzee A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aan, evenals de advertentie-bureau'g van Nijgh Van Uitmak, te Rotterdam, de Gebe. Beeineante, te 's Gravenbage, en A. de La Mak Azn., te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Advertentiën moeten des namiddags te één nui aan bet bureau bezorgd zpn, willen zp des avonds nog worden opgenomen. ii. Slot. Er vielen onze Amsterdamsche brief schrijver zinspeelde er op vroeger bij de Vereeniging meer bewijzen van studie, van goeden wil en van meerderen ijver waar te nemen dan in de laatste jaren en hij herinnerde o. a. aan de voorstelling van Richard III. Ons staat die voorstelling ook nog leven dig voor den geest. Maar hoe zijn de omstandigheden na dien tijd veranderd; hoe veel teleurstellingen heeft de Vereeniging gehad Dat zij bij het begin van haar ontstaan niet gelukkig was iu de keuze van de per sonen, om haar te leiden, valt niet te ont kennen; dat daaronder waren wien het ontbrak aan werkkracht, karakter en ideaal, dit con stateert de heer L., de bekende recensent van het Vaderlandmaar is dit de schuld van hen die eene kenze deden? Hij zeil erkent dat die gekozenen waren manneD met kennis van zaken Bovendien wie den toestand dier dagen zich herinnert weet hoe men, ter wille van den eenen, den ander niet kon passeeren. Maar bij die teleurstel lingen, welke toch niet altijd te voorzien waren, kwamen nog tal van onverwachte, groote tegenspoeden. In de dagen toen Richard III werd op gevoerd, woonde de Vereeniging nog in eigen huishad zij gelegenheid hare vleugels uit te slaan kon zij beschikken over veel dat zij later moest derven. En het wil wat zeggen voor een tooneelgezelschap een eigen huis te moeten missen Men sla eens een blik in de jaarverslagen der Vereeniging van 1889 tot 1893- Zij spreken van voortdurenden tegenspoed. Om te beginnen met het jaar 188990, toen in de maanden, gewoonlijk het gunstigst voor ieder schouwburg-bestuureen epidemie heerschte, welke het bezoeken van deD schouwburg voor tal van personen, te Am sterdam, te 's Gravenhage en elders, onmoge lijk maakten, en die zelfs de artisten aan tastte. Daarop volgde de noodlottige brand van den schouwburg, terwijl een ernstige ziekte van den heer Louis Bouwmeester het aantal rampen vermeerderde. Bijna even groote tegenspoed viel in het volgend jaar te constateeren. De algemeene malaise, die zich overal openbaarde, deed het bezoek aan den sehouwburg zeer inkrim pen, maar daarbij legde de dood van wijlen koning Willem III der Vereeniging de ver plichting op den schouwburg voor eenigen tijd te sluiten. In het jaar 189192 moest de Vereeni ging, die na den brand van den stadsschouw burg een onderkomen had gevonden in de theaters van de heeren Van Lier, verhuizen, omdat de door dezen gestelde voorwaarden te bezwarend waren. Zij nam haar intrek in het Paleis van Volksvlijthet eenige wat te barer beschikking kwam. Het gevolg daarvan was wederom afname van het aantal bezoekers en achteruitgang in de ontvangsten; zoodat de Vereeniging ten slotte weer gedwongen was terug te keeren tot het Theater-Van Lier, Trots verschillende bezuinigingen die werden aan gebracht, trots het drukke bezoek, in Am sterdam en 's Gravenhage toen waarneembaar, was het eindresultaat dat de rekening weer met een nadeelig saldo sloot. Het totaal verlies, over de jaren 18821892 geleden, bedraagt nu Voegt men daarbij dat der Vereeniging goede krachten, zooals die van mevrouw Kleine en mevrouw De Vries, door den dood, van den heer P. A. Morin, wegens ouder dom, ontvielen, dan valt voorzeker te prijzen dat, trots al die tegenspoeden, al die teleur stellingen, de moed levendig bleef en de lust bestaat om nogmaals, nu in den weldra te openen stadsschouwburg, een nienw leven te beginnen. Jloet het, nn tal van gezelschappen in Amsterdam een verkeerden weg blijven vol gen en moeten volgen, willen zij aan den strijd om het bestaan het hoofd bieden, niet gewaardeerd worden dat het Neder- landsch tooneel den strijd niet opgeeft en de hoop niet laat varen om, wanneer eenmaal weer een eigen huis betrokken zal zijn, de kunst te verheffen, zoover de practijk dit toelaat Is niet te waardeeren de wijze, waarop zij in moeilijke dagen de belangen der artis ten ter harte nam Zou haar pogen in al die jaren geen vruchten gedragen hebben Wij ontkennen dit ten sterkste. Eerstens valt, evenmin als van andere goede pogingen, het niet gemak kelijk die vruchten aan te wijzen; maarten tweedewaar onze Amsterdamsehe brief schrijver op enkele goede teekenen reeds wees, wordt het beweren van den heer Van der Horst van zelf gelogenstraft. Maar dat is waar: had het noodlot de Vereeniging niet zoo achtervolgd haar pogen zon vruchtbaarder zijn geweest. Dit vooral verlieze men niet uit het oog. En nu moge het waar zijn dat de directie fouten beging, dat er door haar anders had kunnen gehandeld zijn nog eenswie eenigszins de moeilijkheden kent, aan zulk een directie verbonden, weet hoe zwaar die is, hoe gemakkelijker het valt te critiseeren dan zelf te handelen. De critiek tegenover de Vereeniging ge tuigde niet altijd van welwillendheid en practischen zin. In onze beschouwing over critiekenwaaruit wij in ons vorig opstel eene aanhaling deden, wezen wij reeds erop hoe onverklaarbaar vaak voor ons het zeer groot verschil is, dat tnsschen sommige beoordeelingen bestaat. Wij haalden daarvan enkele sterk sprekende voorbeelden aan. Nog altijd valt dit ver schijnsel waar te nemen nog altijd wordt men als 't ware gedrongen wantrouwen te koesteren tegen sommige critieken; en spreekt daaruit duidelijk vaak een parti-pris. Niet het minst is dit het geval geweest en is dit nog, waar er van de Vereeniging het Neder - landsch tooneel sprake is. Door welwillende, opbouwende, waardeerende critiek is zij we zenlijk niet verwendhet is vaak of critici hun oordeelvellingen in verband brengen met andere belangeD, die er geheel buiten moesten blijven. Is het wonder dat er in de jaarverslagen der Vereeniging aan het adres van die cri tici wel eens een hard woord wordt gezegd Voorzeker niet. Zoo lezen wij in het verslag over 1888 1889: „Aan de spitse der critici bevinden of bevonden zich twee onzer vroegere mede werkers, mannen wien in den werkkring, dien zij bij onze Vereeniging jaren lang vervulden, ruimschoots de gelegenheid gegeven was, veel te verbeteren en veel te voorkomen. Wij vragen ons af, waarom hun tintelend vernuft en hun scherpziend oog thans de fouten ontwaart, waartegen zij zelf eens geroepen waren te waken, maar waarvoor zij ons niet wisten te behoeden." Commentaar achtte de schrijver van hel verslag overbodig maar om te bewijzen van welk gehalte sommige oordeelvellingen zijn, haalde hij nog aan, hoe een beoordeelaar, die nog wel gerekend werd in ontwikkeling, tooneelkennis en fijnheid van opvatting boven de gewone verslaggevers te staan, de opvoe ring van een meesterstukje van Alfred de Musset zeer prees, oindat daaruit z. i. bleek wat een aesthetisch toezicht vermocht, dat zich uitstrekte tot opvatting, voordracht en misc en scène; de talentvolle vertaler had voor alles gewaakt, meende de recensent. En wat bleek Dat de voorstelling van Mussets tooneelarbeid door regisseur en artisten zonder eenige bijzondere voorlichting of hooger toezicht en alzoo op geheel dezelfde wijze als gewoonlijk was voorbereid en verzorgd. Blijkens het verslag, uitgebracht 7 Decem ber 1891, was de critiek ook in het toen afgeloopen rampspoedig jaar verre van be moedigend geweestwant zij gaf den schrijver van bet verslag aanleiding tot deze opmerking: „Vaak reeds, maar nooit zoo krachtig als in het laatst doorleefde jaar, kwam de wensch in ons op dat onzeTSchiers, die in de kalmte van hnn huis- of boekenkamer steeds over peinzen hoe slecht de kenze is onzer stukken, de inrichting der regie, de studie der artisten, onze plaats eens mochten innemen tegenover het bonte, uit alle rangen en klas sen saamgesteld publiek, dat gewoonlijk de plaatsen van den schouwburg inneemt, en tevens tegenover de lange reeks van artisten, die het recht hebben van ons de voldoening hunner wedde te vorderen. Wat de praktijk, met haar forsche projectielen, de papieren wallen hunner theoriën spoedig zon vernielen „Een beroemd Fransch schrijver noemde de kritiek eens la puissance des impuissants, Waarom bevestigen de vonnissen, door de kritiek, vooral op tooneelgebied geveld, zoo dikwijls de waarheid dier krachtige en tevens puntige woorden? „Wij bedoelen hier natuurlijk niet hen, die geen bijoogmerk kennen, maar den toene- menden b'oei bedoelen der kunst, welke zij tot voorwerp hunner beschouwingen maken. Hun, die goede trouw aan kennis en smaak paren, herinneren wij evenwel, dat het beste soms de vijand is van het goede, en dat het zeer verstandig kan zijn alleen naar het bereikbare te streven. Of zon het ideaal, dat hun voor oogen zweeft, beter en eer ver wezenlijkt worden door het terugtreden onzer Vereeniging? Konden ook wij deze vraag bevestigend beantwoorden, dan zouden wij de eersten zijn aandeelhouders in overweging te geven hunne verdere financieele opofferin gen te staken." Dergelijke ervaringen, van de zijde der critici opgedaan, waren dan ook alles behalve bemoedigend. Of het de laatste jaren in deze beter is geworden Wij betwijfelen betal maken de versla gen dier jaren daarvan geene bijzondere vermelding meer. Eene enkele zinspeling op het oordeel van sommige „critiseerende privaatgeleerden" over de gebreken, die de opvoering van De kleine Lord aankleefden en in het breede „door de dagbladen-critiek werden uitgemeten" is het eenige wat wij nog aantreffen in het verslag over het jaar 1891—92. Het ligt voor de hand dat eene dergelijke verhouding tusschen een vereeniging als het Nederlandsch tooneel en een deel der pers niet kan strekken tot bevordering van het goede doelde verheffing der kunst. Als dan straks die Vereeniging den nieuwen tempel op het Leidsche plein binnentreedt, en daardoor weer vervuld is een der eerste voorwaarden om tot meerderen bloei te ge raken en de kunst beter te dienen, dan hopen wij vooral dat daarin verandering zal komen. De ervaring der laatste jaren heeft veel kunnen leerenen niet het minst aan de idealisten dat in een land als het onze, waar de kunst nog altijd stiefmoederlijk wordt bedeeld, omdat de regeeriug zich verre van haar houdt, het onbereikbare niet gevergd mag worden. Al de goede pogingen, èn in Rotterdam in twee schouwburgen èn in Amsterdam door het Nederlandsch tooneel en anderen aange wend om de kunst te verheffen, hebben ge leerd dat in ons land dat streven onmogelijk succes kan hebben wanneer daarmee niet gepaard gaat een practische zin om niet het onmogelijke na te jagen. De taak van tooneelbestuurder is al moei lijk genoeg. De verschillende eisclien van het publiek; de pretenties van sommige artisten die hun sporen reeds verdienden de hooge dunk van jeugdiger talentende financieele belangen der ondernemingziedaar al te maal facto ren, waarmee de bestuurders rekening dienen te houden. Maar te moeilijker wordt het be sturen, wanneer door ongemotiveerde, onbil lijke, onrechtvaardige beoordeelingen aan die pretenties, aan dien dunk voedsel wordt gegevenhet publiek op een dwaalspoor wordt gebracht; wanneer zulk een critiek meer helpt afbreken dan opbouwen. Ia dieu stadsschouwburg te Amsterdam, het middelpunt voor gansch Nederland, waar allen die van heinde en ver, bij een.verblijt in de hoofdstad, steeds toonden giarne een avond door te brengen om goede kunst te aanschouwen, heeft de Vereeniging het Nederlandsch tooneel nog een schoone roeping te vervullen. Aan de eene zijde dient zij de kunst hoog te houden, aan den anderen kant toch ook haar te brengen tot het volk, in de overtui ging dat daartegenover het tooneel nog veel nut stichten kan. Op enkele vaste avonden in de week zon zij kunnen trachten de fijn-proevers te bevredigen, om op de overige aan den smaak van het groote publiek te voldoen. Of zulke proeven nu beter slagen zullen dan vroeger Daaromtrent durven wij geen voorspelling wagen. De verrassingen, de teleurstellingen op het gebied der kunst, in de laatste jaren waar te nemen, dwingen tot de grootste om zichtigheid in deze. Dat de Vereeniging in elk geval haar nieuwe taak aanvaarde met den jeugdigen, frisschen moed, die haar eenmaal bij baai eerste optreden bezieldegesteund door werk zame krachten, door mannen van kennis maar ook van goeden wil. Dan kunnen de financieele opofferingen, die tot heden de bezitters van kapitaal zich te haren behoeve getroostten, nog vruchten dragen voor de kunsten kan zij haar naam van Koninklijke Vereeniging nog alle eer aandoen. Een nieuwe reeks amendementen op de kieswet ia door de leden der Tweede ka mer ingediend. Enkele daarvan zijn volko men gelijkluidend aan die welke reeda waren voorgesteldterwjjl in andere kleine wijzi gingen, in verband met het gewjjzigd ont werp, zjjn aangebracht. Zoo stelt de heer Levy thans voor om als kiezer toe te laten: hij, die gedurende de laatst- verloopen drie burger! jjke jaren zelf, evenmin als zjjne vrouw of minderjarige kinderen, on derstand heeft genoten van eene instelling, betzjj van weldadigheid, hetzjj tot voorkoming van armoede, of wel van een gemeentebestuur (zjjn vorige amendement gewaagde alleen van den man.) De heeren Levy en Van Keikw jjk handha ven hun amendement om den leeftjjd voor kiezer resp. op 25 en 28 jaren te bepalen in plaats van 23 jaren. Door den heer Land is een amendement voorgesteld, ten doel hebbende ten opzichte van de niet-uitoefening van het kiesrecht ge- ljjke gevolgen te verbinden aan de oplegging, zoowel door den bnrgerljjken als den militai ren rechter, van eene zelfde bp komende straf, narueljjk die van ontzetting van het recht om bjj de gewapende macht te dienen. van inspecteur der registratie en domeinen van de eerBte klasse, in de 11e divisie, onder dankbetuiging zjjn benoemd tot inspecteur der registra tie en domeinen le kl. in de 31ste divisie, T. H. Oldenhuis Gratama, thans 2e kl. in die divisie 2e kl. in de 11e divisie J. ter Pelk- wjjk, thans 2e kl. in de 21e divisie 2e kl. in de 7e divisie H. C. Couwenberg, thans 3e kl. in die divisie3e kl. in de 21e divisie, C. Wiersma, thans ontvanger der reg. en dom. te Zalt-Bommelen is benoemd bjj het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, tot offi. van gezondh. lste kl. de offi. van gezondh, 2de kl. A. C. P. Paré, van dat personeel. A. Zaterdag verleent de minister van bin- nenlandsche zaken geen audiëntie. T^etteren en Kunst. In het Journal du Limbourgverschij nende te Tongeren, lezen wjj dat op vasten avond, ter gelegenheid van een luisterljjk bal van de Excentric club aan den directeur- regiseur, als waardeering voor hetgeen hjj voor de club deed, diens portret werd aange boden. Dat portret, frappant geljjkend, was het werk van onzen voormaligen stadgenoot, den heer W. Hendrikse en het genoemd Journal maakt van de gelegenheid gebruik den jeug digen kunstenaar harteljjk geluk te wenschen met zjjn werk, dat, dit portret als zoovele andere stukken uit zjjn atelier zoowel wat coloriot als sprekende geljjkenis betreft, een talent verraadt, dat eene goede toekomst heeft. In de groote Doelezaal te Rotterdam had Woensdagavond eene uitvoering plaats door de dames-zangvereeniging Capella en Rotterdam's Kinderkoor van de vereeniging tot bevordering der zendingszaak (hulpver- eeniging van het Nederlandsche Zendeling genootschap), met medewerking van mej. G, Melchers en den heer R. P. van Beckum (zang), den heer J. S. M. Havermans (piano) en een koor van dilettanten, alles onder de leiding van den heer J. S. Vervueren. Deze uitvoering slaagde in alle opzichten. De zaal was geheel bezet, en bjj herhaling hadden zjj, die hunne welwillende medewerking verleenden, zoomede het koor, ruim 300 per sonen sterk, de toejuiching van het publiek in ontvangst te nemen, en wel voornameljjk bjj het hoofdnommer van het programma: de cantate Michiel Adriaansz. de Ruijter voor soli en koor. (N. R. Crt.) Tallooze anecdoten worden thans na zjjn dood van den exentrieken Hans von Bülow opnieuw herinnerd. Een zjjner beste en meest bekende uitvallen is die tegen een kakelend troepje meisjes van het koor»DameB, denk er aan dat gjj Rome niet moet redden." Algemeen wordt hem hulde gebracht alt pianist en dirigent. Als componist heeft hjj nooit geschitterd. Zooals men weet huwde hjj Cosima, de dochter van Liszt. Het huweljjk was niet gelukkig, er volgde echtscheiding, en zjj huwde Wagner, dien zjj overleefde. Bülow was gewoon van t haar te spreken als van »mjjn weduwe." Bp kon. besluit is aan H. W. Mesdag, kunstschilder te 's Gravenhage, eervol ontslag verleend als Nederlandsch-commissaris voor de afdeeüng Schoone Kunsten der in 1893 te Chicago gehou den wereldtentoonstelling, met dankbetuiging is de ingestelde commissie, belast met de bevordering van de belangen van de Neder landsche njjverheid en den Nederlandschen handel en landbouw hjj de internationale ten toonstelling te Chicago van 1893, ontbonden onder dankbetuiging voor de door haar be wezen diensten en is de heer G. Birkhoff Jr., consul der Nederlanden te Chicago, eveneens onder dankbetuiging eervol ontheven van zpne betrekking als regeerings-commissaris zpn in de orde van Oranje-Nassau benoemd: tot officier H. W. Mesdag, kunstschilder te 's Gravenhage tot ridder H. Vos, kunstschilder te Londen tot officier G. Birkhoff jr, codsuI der Nederlanden te Chicago, en tot ridder jhr S. van Citters, commies bp het departement van waterstaat, handel en njjverheid; zjjn benoemd tot ontvanger dev dir. bel. en acc. te Haarlem (buitengemeenten) T. A. Motké, ontvanger te Heusden c. a.tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Leiden (buitengemeenten) J. H. Pel, ontvanger te Fvaneker c. a,tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Tiel M. J. Römer, ontvanger te Naarden c. a. is aan J. E. J. Jordaan, op zjjn verzoek, eervol ontslag verleend uit zjjne betrekking Mej. M. Slottje, hoofd der gemeente- bewaarschool a L hi er, is benoemd tot hoofd onder wjj zeres aan eene der gemeente be waar- scholen te Leeuwarden. - Door de vereeniging Landbouw onderuit te Middelharnis is, met 40 van de 45 9temmen benoemd tot landbouw-consulent voor het eiland Goeree en Overflakkee, de heer M, W, V. van Bjj le velt te Rilland-Bath. Met hem stonden op de voordracht de hoe» ren Westerhof en Reindersma, onderwpzers aan den landbouwcursus te Apingadam, en Verfaille, gediplomeerd landbouwkundige van de landbouwschool te Gembloux (België). In een vergadering van burgemeesters in de provincie Groningen is »het onpaedagogisch gedrag van vele onderwjjzers buiten de school" ter sprake gebracht. Men was het er over eens, dat vele ouders daardoor het vertrouwen in het openbaar onder- wjjs verloren. En gevraagd, ol de gemeente besturen hier geheel machteloos tegenover staan uu de minister heeft verklaard, zich niet te kunnen vereenigen met het verleenen van on eervol ontslag, wegens handelingen buiten de school verricht. Hierop werd geantwoord, dat er slechts twee middelen zpn, om er een eind aan te maken: 1°, een bill jjke regeling der tractementen, 2°. door bp elke benoeming nauwkeurig te onderzoeken welke houding de sollicitanten gewoon waren aan te nemen, ook buiten de echeoli

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1894 | | pagina 1