N°. 3L
187° Jaargang.
1894
Dinsdag
6 Februari.
Deze courant verschijnt d a g e 1 Ij k
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prys per kwartaal in Middelburg en per post franco 2.-3
Afzonderlijke nommers, met of zonder bijvoegsel,
zijn verkrijgbaar a 5 cent.
Advertentiën20 cent per regel; Bij abonnement lager.
Geboorte-, Trouw-, Dood- en andere familieberichten, benevens alle
dankbetuigingen; van 17 regels 1.50
iedere regel meer ƒ0,20. Groote letters worden berekend] naar plaatsruimte;
Reclames 40 cent per regel.
Wenken van heinde en ver.
Middelburg 5 Februari,
m
MIDDELBI IU.SIIIK (III IliM.
XBi emometei.
Middelburg 5 Feb, 8 u. vm. 46 gr.
ta. 12 u. 46 gr., av. 4 u. 49 gr. F.
Verw&cht N. W. wind
Agenten te VlissingenP. G. de Vet Mestdagh Zoo», te Goes A. C. Boltjit, firma weduwe A. C. de Jonge, te KruiningenF. v. d. Peijl, te ZierikzeeA. C. de Mooij,
te Tholen: W. a. van Nieuwenhuijzen en te Temeuzen: M. de Jonge. Verder nemen alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën
aan, evenals de advertentie-bnreau's van Nijgh Van Ditmab, te Rotterdam, de Gebb. Belineante, te 's Gravenhage, en A. de La Mab Azn., te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publioité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Advertentiën
moeten des namiddags te één uur
aan het bureau bezorgd zjjn, willen
zjj des avonds nog worden opgenomen.
ni.
(Slot.)
Er zijn in dat Parlement der godsdiensten
nog meer historische herinneringen te berde
gebracht die waarde bezitten voor den ge-
schiedvorscher maar ook voor ieder, die de
geschiedenis wil leeren kennen om daarmee
winst te doen voor het heden.
Zoo leverde rev. Edward Everett Hale van
Boston een bijdrage over de geschiedenis van
Amerika, waarin hij aantoonde hoe de men-
schen daar door eigen kracht zich een weg
hebben moeten banenen er aan herinnerde
dat niet de dingen een land maken maar
de menschen.
In Europa heet het steedsals de rijkdom
der prairieën en de goud- en zilver- en
koper- en loodmijnen in Amerika uitgeput
raken, dan heeft de nieuwe wereld bij de oude
niets meer voor. Daartegen kwam rev. Hale
op. Men vergeet, zeide hij, dat de goud- en
zilverklompen ook vroeger daar waren. Doch
eerst toen Amerika mannen en vrouwen
schiep, die den naam van kinderen Gods
mochten dragen, eerst toen het deze allen
uitzond in het vertrouwen dat zij als kin
deren Gods ook zouden werken onder Gods
wet, eerst toen kreeg dat goud en zilver
zijn waarde.
En zoo zeide hij laat mg in het
voorbijgaan zeggen hoe het volk, niet de
theologen maar het volk, hier ook de theo
logie hervormde. De val der middeleeuwsche
leer dat menschen duivelskinderen, onbe
kwaam tot eenig goed, zijn, deze val
dagteekent van het besluit van het volk van
Amerika, dat wij hier zouden leven met
algemeen stemiecht. Wij weten zeiven niet
hoe wij eigenlijk tot dat algemeen stemrecht
zijn gekomen, het kwam van zelf als hei
natuurlijk gevolg van den onafhankelijkheids
oorlog. De man, die goed genoeg is om voor
u te sterven, is zeker ook niet te slecht om
voor u te stemmen. Dit algemeen stemrecht
nu streefde alle theologen voorbij, en al
bleven er nu nog stukken papier over,
waarop die oude leer geschreven stond dat
de menschen duivelskinderen waren, het
land gaf hun eene stem als zonen Gods.
Dat was de doodsteek voor de leer van
Augustinus, die bewaard moet blijven in
een museum, doch die niemand meer open
lijk vertoonen durft. Zij heett plaats gemaakt
voor deze andere, aangekondigd in den
beginne, geschreven in de evangeliën, dat
wij allen koningen en priesters zijn en
kinderen Gods, en als zoodanig in staat om
ook in onze staatkundige wetgeving dt
wetten des eeuwigen levens te belichamen.
V erder bestreed rev. Hale den afgezaagden
schimp omtrent den „almachtigen dollar";
en de bewering dat de Amerikanen geen
idealisme hebbenhij wees daarbij op de
Essays van Ralph Waldo Emerson, een
echten Yankee, die gerekend wordt de
grootste idealist te zijn onder de Engelsch
sprekende volken van dezen tijd.
Dat er echter ook Amerikanen zijn zonder
idealisme, bleek wel uit hetgeen een woord
voerder der Baptisten, Rev. P. S. Henson
zeide. Hij noemde dat gepraat over alge-
meene broederschap nonsensen hij zag
niet in waarom de microben van valsche
godsdiensten moeten worden aangekweekt en
in staat gesteld om zich te verspreiden.
Volgens hem was er maar éen godsdienst
en dat was natuurlijk de door hem beledene.
Hij en de zijnen alleen hadden de waarheid.
Bij iemand met zulk een bekrompen op
vatting staan wij niet lang stil. Dr Barrows
zeide van hem goedhartig: „Henson is eer
beste goede kerel, maar hier doet hij zich
te kort en spreekt hij in drift zichzelveD
voorbij".
Over het geheel kenmerkte het parlement
zich dan ook door humaner toon, door weder-
zijdsche waardeering, zonder dat men daarom
elkaar de waarheid verbloemde. Een zende
ling in Japan was blijkbaar verlegen met
de beschuldigingen, tegen hem en de zijnen
ingebracht. „Indien waar is" zoo onge
veer sprak hjj ,al wat nu en ook reedajgeestelijk ziek zich gevoelt Pan zegt
op vorige dagen door mannen uit Japan is
gezegd, dan is onze zendingsarbeid aldaar
een kolossale mislukking. Indien waar is,
dat de Christenen in Japan allen zijn op de
hand van hen, die hier onder congregatio
üalisten en Presbyterianen als ketters zijn
veroordeeld, dan zijn de zendelingen aldaar
ontrouw geweest aan de secte die hen zond.
of zonder invloed op hun bekeerlingen. En
indien dit zoo is, dan zal de kerk in Ame
rika binnen kort haar geldelijken steun aan
de kerk in Japan moeten intrekken, daar
zij dezen niet kan geven voor het spelen
van een ondergeschikte rol in Japan, terwijl
van zoo menig ander zendingsveld de kreet
van den Macedoniër „kom over en help ons"
haar oor bereikt."
Hij wilde evenwel al deze indien's nog
zoo grif niet toegeven en allerminst meenen
dat met 40.000 christenen onder 40.000.000
menschen ons zendingswerk daar reeds zou
zijn afgedaan. Integendeel, in de nobele
worsteling in Japan om winst te doen met
de beschaving van het Westen, waarbij even
wel de eb en vloed van den strijd tusschen
nieuw en oud elkaar nog gedurig afwisselen,
kan deze kleine christelijke wereld nog de
beslistheid niet hebben, welke voor wezen
lijken vooruitgang onmisbaar is. Zoodat naar
zijn oordeel Japan den christenzendeling
evenzeer als, ja meer dan ooit vroeger,
aoodig heeft.
Rev. George F. Candlin, zendeling te
Tientsin in West-China, was meer bereid
om toe te geven dat er in het zendingswerk
groote hervormingen noodig waren en di
'vorige sprekers daarin groot gelijk hadden.
Als vrucht van het Parlement zal dan ook
zeker wel mogen geboekstaafd worden
meerdere bekendheid met datgene wat aan
verschillende kanten ontbreektzucht tot
toenadering, draDg om elk in eigen kring
meer en meer waardeering en achting op te
wekken voor anders denkenden.
Gemoedelijk maar waar was rev. Alfred
W. Monerie van Londen, de eenige verte
genwoordiger van Engeland's High Churchy
die als vrucht van het Parlement aanwees de
heerlijke les dat er eene eenheid van gods
dienst ligt verborgen onder de verscheiden
heid der godsdiensten en dat het groote
werk, dat voor ons ligt, niet zoozeer is om
de menschen allen een dier godsdiensten te
doen aannemen, als wel om hen er toe te
brengen, dat zij alleen den godsdienst aan
nemen in een breeder en algemeenen zin.
Hij hoopte dat die les, in het Parlement
geleerd, aan anderen zou worden geleerd,
zoodat zij, van Columbuszaal als een mid
denpunt uitgaande, zal worden verbreid en
verbreid en verbreid, tot zij ten laatste de
verste grenzen der bewoonbare wereld
bereikt
En toen hij nader de vraag beantwoordde
wat is godsdienst haalde hij aan al de
goede worden, door Zoroaster, Confusius,
Gautama, Buddha en Jezus gezegd; om te
constateeren hoe de belijders steeds zijn afge
weken van wat de godsdiensten dier stichters
primitief geweest zgn. Volgens hem was een
leven, door liefde geadeld, het eigenlijk wezeu
van den godsdienst.
Een bepaalde godserkenning was volstrekt
niet het begin van den godsdienst, zeide
rev. Alfred W. Monerie. Vele zoogenaamde
atheïsten waren volgens hem inderdaad gods-
dienstiger dan de zich noemende belijders,
„omdat hun gemoedsstemming, hun liefde,
hun geloof, hun hoop en hun daardoor ge
adeld leven, ook al wisten en erkenden zii
dat zeiven niet, hun den vollen zegen aan
bracht van het leven met God, in God."
Met alle waardeering voor de ruime op
vatting, die in een groot deel van die woordei
doorstraalt, meenen wij toch, in verband met
deze laatste bewering, een enkele opmerking
niet te mogen achterhouden. Zooals wij in
een vorig opstel aanhaalden, vergeleek een
Brahmaan in zijn gesprek met eene Christin
den godsdienst met taart. De een houdt
van appeltaart, de ander van citroentaart,
doch beiden gebruiken taart. Maar als nu
iemand niet van taart houdt, ze niet gebruikt
omdat hij dan onwel en ziek in deze
rev. Moneriegij denkt dan wel dat gij geen
taart gebruikt maar g j vergist u onbewust
eet gij toch taartDit is, dunkt ons, toch
wel wat sterk.
Wij deden slechts enkele grepen nit
het verhandelde in het Parlement der gods
diensten, zooals de heer F. W. N. Hugeu-
holtz ons dit schetst op onderhoudende wijze.
Nog slechts deze mededeeling ten slotte dat
aan het einde der zitting een van Amerika's
uitnemendste joodsche godgeleerden, dr Emil
G. Hirsch van Chicago, sprak over „Elementen
van een universeelen godsdienst." Hij schetste
dien van zijn standpunt als een kracht, „die
de godsgedachte weder eenmaal maken zal
tot het grondbeginsel van 's menschen leven.''
De nieuwe kerk, op den grondslag van
dien godsdienst gebouwd, zal niet naar dezen
of genen stichter maar naar wat zij zelve
sticht genoemd worden.
„Toen Jacob, zoo luidt een oude rabbi-
uistische legende, vermoeid en pijnlijk van
tiet loopen den eersten avond na zgn vertrek
van huis, zich te slapen wilde leggen onder
den hel schitterenden hemel, riepen al de
steenen van het veld: „neem mg voor uw
hoofdkussen." En zie, omdat allen bereid
waren hem te dienen, werden zij door een
wonder omgeschapen in één steen. Deze
werd Beth-el, de poort des hemels. Zoo
zullen alle godsdiensten, wijl zij allen deu
mensch willen strekken tot hoofdkussen,
waarop hij droomen kan van God en de
ladder, die hemel en aarde verbindt, her
schapen worden in één grooten rotssteen,
welke eeuwen* niet wfegvoeren kunnen, de
rots, op welker grondslag de tempel der
menschheid zal rijzen, allen omvattend, die
saam zijn vereenigd door de lust om Gods
wil te doen."
Ziedaar het ideaal, door den Joodschen
godgeleerde van Chicago gekoesterd.
Wie zou er geen vrede kuDnen hebben
met het streven naar dit ideaal, dat alle
menschen omvat, mits men ook onder hen
rekene allen, die het goddelijke, het ver
hevene, het verheffende, het edele, het rein-
menschelijke najagen, al hechten zij niet
aan een Godsbegrip.
Eeuwen zullen echter moeten voorbijgaan
vóór dit ideaal is bereikt.
Maar nader daartoe brengen zal ons alles,
wat eraan bevorderlijk kan zgn, dat de
menschen elkaar beter leeren kennen, be
grijpen en waardeerenalles wat de kloven
tusschen rangen en standen kan overbruggen.
Doch vooral zal daartoe veel kuunen bij
dragen, wanneer op het zoo rumoerig gebied
van den gods- of' liever kerkdienst, waarop
zooveel verdeeldheid heerscht, meer en meer
doordringt de geest van toenadering, die in
het parlement te Chicago zich openbaarde.
Nu in Amerika door de voorgangers hef
voorbeeld is gegeven tot eendrachtig samen
zijn en samenwerkingnn daar aangedrongen
werd op verbreiding, elk in eigen kring,
van den goeden geest voor ernstig onderzoek
en wederzijdsche waardeering, nu is er kans
dat elders dit voorbeeld door de predikers
wordt gevolgd en dat de leek en meer en
meer zullen leeren begrijpen dat niet ieder
ketter moet blijven hangen aan de letter.
Wij vreezen echter dat de natuur sterker
zijn zal dan de leer of liever de ingeno
menheid met eigen leer sterker dan de zucht
om het algemeen te dienen.
Menig priester is nu eenmaal strijdlustig
en zijn kudde volgt hem na of ontloopt hem
om een anderen herder te zoeken.
De strijd zal daardoor eeuwig voortduren.
Alleen wanneer het hoofdbeginsel, dat in
het Parlement der godsdiensten voorzat,
meer en meer doordringt, zijn meerdere vrede
en kalmte te verwachten daar, waar juist
de eerste den hoofdtoon geven moet.
Dan zou er kans bestaan dat ook op
maatschappelijk, op sociaal gebied veel meer
tot stand kwam dan ten huidigen dageen
dat dan der twintigste eenw, nog meer dan
de nu ten einde spoedende, de naam gegeven
kan worden van de eeuw der vrijheid, der
verlichting, doch ook dat, in de plaats van
die der kerk verbrokkeling, men haar zal
kunnen roemen als een eeuw van eendrach ige
samenwerking en edelen wedstrijd in de
toepassing van dienende en verzoenende
menschenliefde.
Zooals Zaterdag in 't kort is gemeld heeft
de Eerste kamer dien dag het wetsont
werp betreffende de spoorwegverbinding over
Rotterdam aangenomen met 25 tegen 14
stemmen.
Tegen stemden de heeren Fokker, Yan
Nispen tot Pannerden, Van Zinnicq Bergman,
Prinsen, Regout, Breuning, Bultman, Verhejjen,
Welt, Magnée, Sassen, Pjjls, Van Pallandt van
Neerrjjnen en Van Naamen.
De heeren Fransen v. d. Putte en Vlielander
Hein waren bjj de stemming afwezig.
De vrees voor benadeeling der staatsspoor-
wegmaatschappjj scheen, zegt het Vad., voor
vele tegenstemmers te wegen. De heer Van
de Putte, die zich op 't laatste oogenblik in
de discussie mengde, zette dit in bijzonder
heden uiteen, om daardoor tot de vraag te
komen waar is hier het algemeen belang
Zeer zeker was een verwerping der wet geoor
loofd, als het antwoord moest luidener is
met deze verbindingsbaan volstrekt geen alge
meen belang gemoeid. Dit kon echter be
zwaarlijk worden volgehouden en zoo de heer
Van Gennep het met zeer veel warmte voor
de ljjn opnam, dan mocht desnoods veronder
steld worden dat hg zag door een Rotterdam-
sche bril, maar daarom kon toch niet worden
beweerd, dat het Rotterdamsche belang ten
deze geen algemeen belang is.
Hét onteigeningsontwerp af te stemmen om
redenen, daarbuiten gelegen, geljjk velen in
de andere kamer deden, dat was een stand
punt, waartoe de heer Viruly een oogenblik
overhelde, maar dat toch over 't algemeen
geen bjj val scheen te vinden. Men ging dan
ook in de voorgeschiedenis niet voldoende in,
om den heer Godin de Beaufort uit zjjn tent
te lokken. Hoe vreemd die voorgeschiedenis
moge zgn, 't ware toch al te vreemd, thans
de wet af te stemmen, omdat men de ljjn
zooveel goedkooper krjjgt, dan verwacht was.
Maar de scherpzinnigheid van den heer Fok
ker had een uitweg gevonden. Men kon,
meende hg, het algemeen nut eener verbin
dingsbaan aannemen, en niettemin dit ontwerp,
als uitvloeisel der spoorwegovereenkomsten,
afstemmen, omdat deze ljjn in 1890 niet be
doeld was, en dan nader besluiten tot aanleg
door den Staat zelf, waardoor eenvondig de
Hollandsche maatschappjj van een verplich
ting zou zgn ontheven. Het kwam ons voor,
dat de minister deze redeneering afdoende
weerlegde. Men kan het algemeen nut ont
kennen en dan heeft de Hol], Mpjj. niets te
zeggen, maar, eenmaal het algemeen nut
aangenomen zjjnde, dan is niet alleen die
Mpjj. verplicht de ljjn aan te leggen, maar
ook de staat verplicht haar door die Mpjj. te
doen aanleggen. De overeenkomst spreekt te
dien aanzien duideljjk. Wat overigens de
richting betreft, daaromtrent staat niets in de
overeenkomst en men zou dus zelfs dan be-
zwaarljjk gebonden zgn te achten aan een
andere richting, ais het ontwjjfelbaar vast
stond, dat die andere in 1890 was bedoeld.
Maar waarom vooral werd nu zoo groote
benadeeling der Exploitatie-Mjjgevreesd?
Niet zoozeer nog om de ljjn zelf, al zal zeker
de Hoek van Holland met zjjn Engelsche
verbindingen daarvan ten koste der Mpjj.
Zeeland profiteeren, als wel om de ver
binding, die zeker in de toekomst zal komen
met de nieuwe beneden Rotterdam gepro
jecteerde havens. Op de nu ontworpen ljjn
moet aan de Exploitatie-Mpjj. libre parcours
worden verleend, maar hoe zal het zjjn, als
de Hollandsche Mpjj. die nadere verbindirgs-
ljjn maakt met die havens? De minister
antwoordde, dat ook daarop aan de Expl.-Mpjj.
medegebruik zal toekomen, en de heer Geertse-
ma nam uitdrukkelijk acte van deze verklaring,
waaraan hjj nu ook elke regeering voor de
toekomst gebonden rekende. Het komt ons
voor, dat het van zelf volgt uit art. 20 dei-
overeenkomst. Doch de heer Van de Putte
stelde nog de mogeljjkheid, dat het gevreesde
ljjntje zoo zal worden ontworpen, dat het wel
uitkomt op de Hollandsche ljjn, maar niet op
de verbindingsbaan. De minister gaf te ver
staan, dat hjj in zoo'n geval geen concessie
zou verleenen. Is echter ook de regeering dei-
toekomst door zulk een verklaring gebonden
Niet door de overeenkomst, maar te goeder
trouw wèl zouden wg zeggen.
Te betreuren ie het zeker, als de nu gevo
teerde ljjn, hoe dan ook, ten slotte zal bljjken
de Exploitatie-Mpjj. te benadeelen en met
haar de echt nationale maatschappjj Zeeland.
Intusschen uit het oogpunt van den staat is
ontwikkeling der Hollandsche Mpjj., in welker
winsten de staat medtdeelt, evenzeer een al
gemeen belang. Hopen wjj, dat de maat
schappjj Zeeland, wier dienst zoo uitnemend
is ingericht, dat zg op den duur elke con
currentie het hoofd moet kunnen bieden,
moedig moge volhouden met het Zeeuwsche
Luctor et Emergo tot devies.
Bg kon. besluit
is benoemd tot notaris binnen het arr. Utrecht,
ter standplaats Utrecht, A. P. van der Vlugt,
thans notaris te Olst;
is de officier van gezondheid 2de kl. bjj de
zeemacht F. Schreuder bevorderd tot officier
van gezondheid lste kl.
is benoemd tot kaartgraveur bg het depar
tement van marine 'de leerling-kaartgraveur
bjj dat departement D. Roggeveen Pzn.
is de kolonel jonkheer W. L. van Spengler,
van den grooten »taf, adjudant van H. M. de
koningin, op zjjne aanvrage, op pensioen ge
steld ad f 2100 'sjaars; is genoemden hoofd
officier de rang verleend van generaal-majoor;
en hg benoemd tot adjudant in buitengewonen
dienst van H. M. de koningin;
zjjn benoemd bg den grooten staf: tot ad
judant in gewonen dienBt van H. M. de ko
ningin de ritmeester jonkheer A. S. E. van
Tets, instructeur bjj het 2de reg. huz., en tot
ordonnans-officier van H. M. de koningin de
eerste-luit. F. W. J. Loudon, van het reg. gren.
en jagers, die beiden, in verband daarmede,
rn hunnen rang worden overgeplaatst bjj den
grooten stat
is eervol ontheven uit zjjne betrekking van
ordonnans-officier van H. M. de koningin de
ritmeester J. G. baron van Sjjtzama, van den
grooten staf, die, in verband daarmede, wordt
teruggeplaatst bjj het wapen det cavalerie en
wel bjj het 2de reg. huzaren.
Op de Donderdag, onder voorzitterschap van
den heer mr H. Smeenge, te Enkhuizen gehou
den 31e algemeene vergadering van de schip-
persvereeniging Schuttevaer, waren 21 afdeelin-
gen door 38 afgevaardigden vertegenwoordigd.
Van de afdeeling Middelburg waren
de volgende voorstellen ingekomen
1. De bevoegde autoriteiten te verzoeken,
duideljjke aanwjjzing, hoe te handelen, wan
neer een schip schade toebrengt aan waterstaats
werken, ook als het ongeval te wjjten is aan
nalatigheid der ambtenaren van den water
staat 2. te verzoeken, dat bg de jaarlgksche
baggering der voorhaven te Hansweert, voor
namelijk in de monding, steeds gelegenheid
worde gegeven, dat alle vaartuigen zonder
gevaar de haven kunnen binnenloopen; 3. bjj
de regeering aan te dringen op het plaatsen
n een licht op den oosteljjken berm der
haven te Hansweert; 4. te verzoeken twee
zwarte tonnen bg de haven van Hansweert
dichter bg de monding te plaatsen5. pogin
gen aan te wenden, het licht bjj Klundert
door een grooter te vervangen6. den minis
ter van Waterstaat, H. en N. te verzoeken,
de sluiting der spoorwegbrug bjj Vlake vjjt
minuten te voren te doen aankondigen, door
u nader te stellen teeken; 7. aan te vragen»
dat ter aanduiding der penanten van de brug
gen (ook spoorwegbruggen), over het kanaal
door Zuid-Beveland, een wit licht op die pa-
nanten zal worden geplaatst; 8. bg de regee
ring pogingen aan te wenden omverbetering
te verkrjjgen omtrent het onderscheidings-
teeken (roode vlag), dat bg dag op de kanaal-
bruggen wordt aangebracht; 9. aan de Mjj
tot exploitatie van staatsspoorwegen te ver
zoeken het roode en het groene licht aan de
spoorwegbrug bjj Vlake door lichten van
grooteren opstand te vervangen10. pogingen
aan te wenden tot betere regeling omtrent het
openen en sluiten der spoorwegbrug te Vlake
11. de regeering te verzoeken »de Overzich
ten" omtrent het openen en sluiten der spoor
wegbruggen vroeger verkrjjgbaar te stellen en
tevens meer exemplaren aan de bruggen dis
ponibel te stellen 12. aan den minister van
W., H. en N. te verzoeken, het licht van de
gasboei in het Hellegat door een licht van
grooter opstand te doen vervangen en tevens
plaatsingwesteljjker naar de zwarte-tonnen ljjn;
13. aan te vragen om het licht van Strjjen-
sas meer naar buiten (zuideljjker) te brengen,
of de bermen te verlichten14. nogmaals bjj
de regeering aan te dringen een gesubsidieer
den sleepdienst in te stellen in de voorhaven
te Hansweert15. aan de directie der Maat
schappij tot exploitatie van staatsspoorwegen
te verzoeten bjj het openen 4er spoorwegbrui