r
ZITTING VAN MAANDAG 4 DECEMBER 1893. 69
gebleken, en tweedens omdat ik opzag tegen het aan
zienlijk geldelijk offer, dat van de provincie gevraagd
werd.
Nu, dat er na onze laatste bijeenkomst van verschil
lende zijden zeer degelijke adressen van adhesie zijn
ingekomen en ik daarenboven zeer vertrouwbare in
formaties heb ingewonnen, meen ik të mogen aannemen
dat er wel degelijk in Schouwen en Duiveland veel
belangstelling voor de tram bestaat. Verder hebben
eenige heeren van het comité bij mij de overtuiging
gevestigd dat, als deze onderneming tot stand komt,
een van de bestaande, door de Provincie gesubsidieerde
booten tusschen Middelburg en Zierikzee zou kunnen
worden opgeheven. En dat argument heeft bij mij
nog al zwaar gewogen. Ofschoon er in deze verga
dering geen vooruitzicht is gegeven, dat die opheffing
werkelijk zal plaats hebben, bestaat m. i. toch de mo
gelijkheid, dat na het einde der concessie eene der
twee booten zal kunnen vervallen. Dat zon der
provincie 14000 per jaar aan subsidie besparen.
De heer Moes. Mijnheer de voorzitter Ook ik
werd bezocht door een lid van het tramcomité, en
eveneens is mij in uitzicht gesteld opheffing van een
der spoorbooten bij het tot stand komen van de tram.
Nu, kon dit gebeuren, dan zou tk ook voor stemmen.
Maar waar dat vooruitzicht voor mij niet bestaat, zie
ik geen enkele reden om anders te stemmen dan ik
in de vorige vergadering deed. Ik moet dus bij mijne
bezwaren blijven en weer tegen stemmon.
De heer Havers. Nu de heer Fruytier daar zoo
eveu heeft beweerd van meeaing te zija veranderden
mitsdien vóór het voorstel te zullen stemmen, omdat
het hem uit het ingekomen adres van inwoners van
Zierikzee gebleken is dat de tram door de ingezetenen
wordt begeerd, meen ik hem te mogen opmerken dat
het adres uit Zierikzee 111 handteekeaingen draagt,
dat Zierikzee 7000 inwoners heeft en er van die 7000
slechts 111 verklaard hebben detram heel gaarne te willen.
Er blijven dus ongeveer 6900 over, van wie we niets
weten. Die verhouding komt nog ongunstiger te staan
als men weet dat de belanghebbende gemeenten op
Schouwen en Duiveland samen hebben 24000 inwoners.
111 dus op de 24000. Gerust mag men zeggen dat
bedoeld adres niets presteert en hoe dat ooit aanleiding
kan geven tot eene veranderde meening, kan ik niet
begrijpen.
Men moet niet zeggen ja, maar/de tijd ontbrak om
het adres van meerdere handteekeningen te voorzien.
Neen, indien werkelijk de belangstelling op Schouwen
en Duiveland op het kookpunt ware geweest, dan kon
in 2 dagen tijds zeker 3/4 gedeelte der inwoners op
een dergelijk adres hebban geteekead.
Dat is juist wat ons bewegen moet er tegen te
stemmen. Het blijkt volstrekt niet dat de tram sóp
Schouwen en Duiveland algemeen wordt gewfïischt.
Veel meer het tegendeel.
Ik was zoo van het groote belang deza^aak over
tuigd, dat ik mijn oor te luisteren heb gelegd op Dui
veland, niet op Schouwen, dat was niet 'noodig, maar
ik heb op verschillende punten van Duiveland geïnfor
meerd bij mannen, die geacht kuupfen worden er van
op de hoogte te zijD, en gevraagd 'wat men daar dacht
van de tram. Vrij algemeen was ;jnen van oordeel, dat
een tram wel aardig, plezierig en'gemakkelijk zou zijn
maar dat de voordeelen niet zonden opwegen tegen de
enorme uitgaven, die het rijk/en onze provincie zich
Souden moeten getroosten. Bfat komt vrij wel overeen
met hetgeen een der Zierik^eesche afgevaardigden in
de afdeelingen zeide, dat /de tram nu wel Diet zoo
noodzakelijk was, maar dat het reizen met de boot,
vooral des Zondags, als er/veevervoer plaats had, niet
&oo plezierig was. Nu vraag ik in gemoede als de
Bijvoegsel van de KUdijfelburgsclie courant van oiusdag 12 ueceutljer 1893.
voorstanders zelve erkennen, dat de tram niet zoo
noodzakelijk is, of wij dan gelden uit de provinciale
kas mogen nemen, en de belastingpenningen bezigen
mogen alleen om wat plezieriger te reizen, en waarom dan
hemel en aarde bewogen als de zaak niet noodzakelijk
is. Ik voor mij, met het volk meelevende, meen wel
te weten dat de belastingen in Zeeland tot boven nood-
peil zijn gestegen en heb geene vrijheid om voor een
onmogelijke zaak de belasting voor ganscb Zeeland
met 2 opcenten te verhoogen.
Laten wij de belangstelling in deze zaak niet afme
ten naar de onderteekenaars van hst adres. Met alle
respect zij het gezegd, dat men onder hen niet veel
poorters en burgers aantreft, maar wel velen die hoe-
gonaamd geen grondbelasting batalen, en voor wie
dus eene vermeerdering daarvan met 2 opcenten geen
bezwaar kan wezen.
Enkele leden van het tramcomité, die ik persoonlijk
sprak, beweerden dat de 2e spoorboot, waarvoor wij
een paar jaar geleden het subsidie aanmerkelijk ver
hoogden, overbodig was en wij het geld, daarvoor toe
gestaan, letterlijk in 't water hebben gegooid. Dat is
niet heel aangenaam, mijnheer de voorzitter, te be doelen
de communicatiemiddelen te verbeteren en dan achter
onzen rug te hooren, dat het geld niets geen nut doet.
Het subsidie voor die 2e spoorboot is toegestaan op
een stem uit Zierikzee en nu blijkt het dat dit geen
stem van het volk is geweest, en zoo zal het ook gaan
mét deze tram, niet begeerd en niet gewaardeerd.
Als men een hooSdelijke stemming hield op Schouwen
en Duiveland, dan zou het blijken dat men hier met
geen volkszaak te doen heeft, Laten wij toch niet
denken, door het geld voor deze tram te verstrekken,
zullen wij het subsidie voor de 2e spoorboot kunnen
verminderen. Die gedachte is zoo revolutionnair
mogelijk. Wij hebben die subsidie eenmaal toegestaan
en de aandeelhouders hebben op die conditie hun geld
gegeven. Daarop kunnen we dus niet teragkomea.
Ook dat mag dus geen motief wezen om een. on
mogelijke zaak te willen steunen. Onmogelijk, al was
het maar alleen om dea Zjpe-overgang. Een kind
kan het begrijpen, alleen bet tram-comité begrijpt het
niet; 't mankeert er nog maar aau dat het tram-comité
ons vertelt, niet alleea geen bezwaar, maar 'tZjps is
zelfs zeer gewenscht
Dat de haven van den Anna Jacobapolder wel eens
door drijfjjs onbf&ikbaar kan wezen, is door geen der
voorstanders \vëerlegd. Uit de nabjhaid van hetZijpe
wordt miy 'van zeer betrouwbare zijde geschreven dat
bij winters als '90/'91 geen stoomboot, van welke
constructie ook, een tramhaven kan binnen komen.
In. zulk een geval zal de tram niet eens bruikbaar
zijn. Het is daarom te meer dat ik een beroep doe
op mijne mede-leden om voor zulk een zaak, in dezen
tijd, den druk der belastingen toch niet te verhoogen
maar hun stem aan dit voorstel te onthouden.
Ik kan niet eindigen zonder nog met een enkel
woord te gewagen van hetgeen door mr Heijse aan het
slot der vorige zitting werd gesproken.
Dat woord was in éen woord meesterlijk. Voor- en
tegenstanders werden ia het gelijk gesteld, maar waar
ik mij niet meê kan vereenigen is de leer, dat wij bij het
verleenen van het subsidie niet hebben te vragen naar
de levensvatbaarheid der zaak. Daar tegenover meen
ik toch te mogen verkondigen, dat wij de belasting
penningen ten zuinigste hebben te beheeren, en dat
wij toch recht hebben te mogen weten, ja, moeten
weten, of met het geld der provincie kan worden
bereikt, wat men hier voorstelt. Dat doet ieder ver
standig mansch. Inderdaad, we mogen wel eens nagaan
of de verleende subsidiën aan het doei beantwoorden
kunnen. Zoo werd een paar jaar geleden, onder mijn
18