62 ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893. En hiermede, met erkenning der toelichtingen, mij door den voorzitter van het comité gegeven en door mij als zoodanig aanvaard, verklaar ik, dat, hoe zeer sommige bezwaren wegnemend, deze toch geen wijziging hebben daargesteld in mijn gevoelen, dat de voorgestelde verbinding over het Zijpe een halve maatregel is, zoodat ik voor mij zeiven geene vrijheid heb, om nieuwe en meerdere lasten te helpen leggen op de gemeenten in mijne streek en de provincie voor een zoo kostbaren maatregel die half is, maar waardoor bovendien bestaande communicatiemiddelen zouden kunnen worden in gevaar gebracht. De heer Pohker, Ik wensch met een enkel woord aan de leden, die zich tegen het voorstel van Gede puteerde staten verklaren, op grond van het groote bedrag, op te merken, dat zij mijns inziens daaraan te veel hechten. De som staat niet vast. Als het rijk de werken maakt en de gelden betaalt voor den overtocht van het Zijpeals kapitalisten f 480.000 beschikbaar stellenals de weg in orde komt vóór 1897, dan eerst zai de eerste termijn van de subsidie ver strekt worden. Op dat oogenblik zal de vraag aan de orde komen of de tram levensvatbaarheid heeft en in twee of drie jaren zal dat beslist zijn. Is die beslissing on gunstig, dan betaalt de provincie twee of drie ter mijnen en niet meer; is echter de uitkomst gunstig, en blijkt het dat de nieuwe onderneming wèl levens vatbaarheid heeft, dan is de volle som, die de provincie moet betaleD, zeker hoog, maar hetgeen ermede bereikt wordt van vrij wat hooger belang, omdat dan een reusachtig voordeel wordt behaald door een groot deel van Zeeland in verbinding te brengen met het wereldverkeer. Daarop wensch ik de aandacht te vestigen van de heeren, die tegen het booge bedrag bezwaar hebben, en dat is ook de hoofdoorzaak, die mijzelven be wogen heeft om met dit voorstel van het Gedeputeerd college mede te gaan. De heer Pompe van Meerdervoort. Mijnheer de voorzitter, ik was eerst niet voornemens mij in de discussies te mengen, omdat ik in de afdeeling, waartoe ik de eer had te beho-iren, mijn gevoelen te dezer zake heb uiteengezet en dit in het algemeen verslag der afdeelingen is weergegeven. Maar door hetgeen door den laatsten geachten spreker is aangevoerd, gevoel ik mij gedroDgen met een enkel woord mijne stem, die ik omtrent dit voorstel zal uitbrengen, te motiveeren. Die spreker wees erop dat in deze vergadering te veel op den voorgrond gesteld wordt het groote offer, dat men van de provincie vraagt, en ik moet erkennen dat ook bij mij juist die vraag zeer zwaar heeft gewogen. Het geldt hier de kwestie of gedurende twintig jaren al of niet een som van meer dan ƒ17000 's jaars vertegenwoordigende eene verhooging van 2 opcenten op de grondbelasting aan de belastingschuldigen zal worden opgelegd. En voor men de belastingschul digen zulk een last oplegt, moet men zich m. i. wel degelijk rekeuschap geven of het algemeen belang, dat door de uitgaaf zou worden bevorderd, opweegt tegen zulk een offer. Dat een tramweg van Schouwen-Duiveland naar Steenbergen wenschelijk is zal, geloof ik, geen lid dezer vergadering ontkennenik ailerminst. Maar een tweede vraag is of die wensehelijkheid noodzaak is, althans van z o algemeen belang, dat zi) een zoo groot offer rechtvaardigt. En dan moet ik daarop antwoorden dat, niettegenstaande ik met veel belangstelling de op deze zaak betrekking hebbende stukken las en de gevoerde beraadslagingen volgde, ik die overtuiging niet heb gekregen. Dat het algemeen belang niet zoo weegt als men het wil doen voorkomen, meen ik dat reeds blijkt nit de niet belangrijke bijdragen van de polders en ge meenten in de streek van de tram. In het 4e district gaven de polders en gemeenten in 10 jaren tijds 81000 tegenover een subsidie van de provincie van f 90.000; of 9/10 van dat subsidie. Hier bieden zij in 20 jaren aan f 73.500 tegen eene provinciale subsidie van f 352.000 of 2/10een ver schil dns van zeven tiende deel der subsidie! Mij duakt, wanneer het belang zoo sterk werd ge voeld, dan zouden de bijdragen van de eerst- en meest belanghebbenden grooter moeten zijn geweest. Persoonlijk ben ik minder in die streek bekend, maar als ik erop wijs dat bet eenige, daar verschij nende blad ingezonden stukken bevatte zooals ons dezer dagen nu is toegezonden, waarvan de slotsom was dat men de bezwaren van den heer Hnvers geheel deelde en dat dus veleo in die streek zelf dat groote belang zoo niet inzagen, dan wijst dit op een groot verschil van gevoelen over dat algemeen belang, in de betrokken streek zelf. Als ik verder naga de bezwaren, aan het gebruik maken van de tram verbonden, dan kan ik ook niet gelooven dat zij aan de verwachtingen beantwoorden zal en de snelheid van het vervoer, nu reeds door de verschillende communicatie-middelen gegeven, zoo veel zal toenemen. De stoomtram mag een snelheid hebben van 23 kilometer per unr en als zij dan zonder oponthoud van Brouwershaven naar Steenbergen reed, zou zij over eene lengte van 46 K.M. daarvoor 2 uur noodig hebben. Maar zij moet op dertien stations ophouden en zal nog onderweg ook passagiers opnemen wat tijdverlies geeft. Verder zullen passagiers en goederen van de tram op de boot en van de boot weder op de tram moeten worden overgeladen, wat samen toch zeker wel een uur vorderen zal. Dan komen de reizigers eerst te Steenbergen en moeten van daar nog de reis naar Roosendaal maken. In laatstgenoemde plaats dient men eenigen tijd vóór het vertrek van den correspondeerenden trein naar Rotterdam te zijn want hoofdzakelijk zal de tram moeten dieneD voor de communicatie naar Rotterdam zoodat men gerust den duur der reis op ruim 4 uren rekenen mag. Dan kost het nog een unr vóór men te Rotterdam aankomt, zoodat de gansche reis; ruim 5 uur duurt. Nu doet men de reis per boot in 6 uurdat ver schil is zoo klein dat men, waar de vrachtprijs staat als 1.75 tegen ongeveer 6, alleen in buitengewone gevallen van de train gebruik maken zal. Dat de tram in werkelijkheid dienstbaar zal worden gemaakt aan het vervoer van landbouw-artikelea kan ik mij ook niet voorstellen. Vooral niet door het groote bezwaar voor het overladen, eerst op de boot en daarna weer van de boot. Bovendiende onder vinding, op de spoorwegen opgedaan, heeft geleerd dat overal aan het vervoer te water als het goedkoopste de voorkeur wordt gegeven en van het spoor, wanneer men ook te water kan vervoeren alleen gebruik wordt gemaakt voor de verzending van ijlgoed. Ik wensch ook nog even te wijzen op een bezwaar, door mijn geachten buurman in deze vergadering te berde gebracht en waar ik zelf reeds in de afdeeling op wees, nl. dat, als mocht blijken dat de tram niet levensvatbaar was en na een kwijnend bestaan van eenige jaren moest ophouden te rijden, de thans be staande goede communicatie-middelen toch ook onder die communicatie zouden lijden en dan waarschijnlijk in veel slechter toestand verkeeren zouden dau nu het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 66