ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893.
61
goede Aan de provincie, antwoord ik daarop. Zoodat
wij eigenlijk dan minder vragen als de Staten
nu geven voor den omnibusdienst Walzoorden
Vlake. Ik heb met liefde daarvoor gestemd, omdat
de middelen van vervoer de levensaderen zijn voor
een streek.
Hier beklaagt men zich, dat het cijfer te hoog ge
steld is. Ik verklaar dit niet te begrijpen. Het comité
heeft een hoog project gemaakt, maar het zou heel
onverautwoordelgk zijn geweest als het dit niet had
gedaan. Nu dunkt mij, dat de leden der Staten niet
zoo hoog moeten opgeven van het groote bedrag, als
maximum voor de prijzen van ijzer en staal uitge
trokken.
Uit de lange rede van den heer Van der Meer, die,
naar ik heb begrepen, meer sprak voor dan tegen de
tram, haal ik slechts aan dat de verbinding van Zie-
rikzee langs den Roompot al te gek is; schrapt dan, zou
ik zeggen, dit deel van de provincie maar geheel weg.
De heer "Van Uïje Pieterse. Zooals ik reeds
gezegd hebmijn bezwaar is, dat het offer, aan de
provincie gevraagd, m. i. te groot is. Maar er is nog iets,
dat ik wil releveeren en dat bij de leden van
de Staten in overweging dient genomen te worden
d. i. de gevolgen, welke het toestaan van 2§ ton,
eigenlijk 3£ ton, zal na zich slepen.
Zijn Schouwen en Duiveland de eenige eilanden der
provincie, die op dit oogenblik verstoken zijn van een
verbinding met het spoorwegnet? Neen, er is nog een
ander eiland in ons gewest zeer geïsoleerd, ul. Noord-
Beveland. Wanneer nu aan Schouwen en Duiveland
een zoo belangrijke som gelds wordt toegestaan voor
den aanleg der tram, zullen er dan geen stemmen
opgaan in het eiland Noord-Beveland om ook een tram-
dienst te verkrijgen, ten einde de dorpen daar te
verbinden met den spoor door Zuid-Beveland De
overvaart van Noord-Beveland naar Zuid-Beveland is
wel is waar geen zoo groot bezwaar, maar men zou
kunnen zeggen: laat ons trachten althans door een
tram ons isolement op te heffen. Mij dunkt, dat mag
ook wel worden overwogen.
Was de som echter minder groot, dan zou ik gaarne
mijn stem aan het voorstel geveD. Maar de voorge
stelde subsidie is m. i. te groot en de gevolgen zijn
te belangrijk om mijn stem vójr het voorstel uit te
brengen.
De heer Van der Have. Mijnheer da voorzitter
Dat men mij na bekendheid van mijue meening over
deze belangrijke zaak, als afgevaardigde uit het district,
daarbij betrokken, zou bestrijden, ik was daarop voor
bereid en dat daarvoor door voorstanders van de ver
binding der eilanden Schouwen en Duiveland met den
vasten wal al de wapens uit hun arsenaal zouden
worden gebruikt, ook daarop had ik gerekend, maar
dat men mij crime zou gemaakt hebben voor een be
wijs van welwillendheid, door mij gegeven ter bestrij
ding der voorloopige kosten van onderzoek op een
tijd, zoover van het tegenwoordig oogenblik nog ver
wijderd, heeft mij onaangenaam getroffen. Had ik
kunnen vermoeden dat men mij daarvan nog verwijt
zou gemaakt hebben, ik had misschien anders gedaan
en niets daaraan geschonken.
Vóór ik verder ga, mijnheer de voorzitter, heb ik
behoelte aan de berinnering, dat de notulen der Staten,
gedurende de 23 jaar die ik de eer had lid dezer ver
gadering te zijn, kunnen getuigen van de consequentie,
waarmede ik steeds mijn stem heb gegeven aan de
provinciale subsidie's, gevraagd voor de daarstelling
en verbetering van noodzakelijke communicatiemiddelen.
Dat ik verder bij herhaling persoonlijk geldelijke bij
dragen heb gegeven voor de bevestiging der middelen
■van gemeenschap van deze eilanden, die in precairen
Bl|voegsel van de ailddelburgsctae Courant van zatcr
tosstand verkeerden, zoodat ik ook in dezen ten volle
voor mij gerust ben.
Maar waar ik nu, in tegenoverstelling van de voor
standers dezer verbinding, van zoo vele kanten in
mijne streek daartegen bezwaren hoor uiten waar die
bezwaren mede in hoofd- en andere artikels in bet
Nieuwsblad van onze streek zijn nedergelegd, daar wordt
ik huiverig in het wikken en wegen te dezen opzichte.
Mijnheer de voorzitter, wat ik voornamelijk met dit
spreken bedoelde, was de mededeeling dat ik, eergis
teren uitgenoodigd tot eene bijeenkomst met het comité
van de tram, ter bespreking van het algemeen rapport
over deze zaak, daar protest beb aangeteekend tegen
den inhoud eener alinea, voorkomende op bladzijde 3
der nota van verweer, door het comité opgemaakt
tegen de bedenkingen van den heer Huvers, teneinde
op te komen tegen den schijn van dubbelhartigheid,
daarin gegeven aan den Raad van Ouwerkerk. Ik
meende zulks verplicht te zijn aan het prestige van den
Raad mijner gemeente.
De stukken, ter weerlegging daarvan door mij in die
vergadering gebruikt, liggen voor mij en zijn ter inzage
van hen, die dat mochten verlangen, zoodat ik den inhoud
van die alinea geheel voor rekening der redactie stel.
Ik zal de vergadering niet lang ophouden door de
informatie der toelichtingen en mededeelingen, die ik
daar verder hoorde, en waaronder ik met genoegen
nota nam der argumenten, door den raad der gemeente
St. PiiilipslaDd, aangevoerd voor de weigering der
gevraagde subsidie. Die raad verklaarde daarbij dat
genoemde gemeente, ofschoon niet tegen die tramver
binding en niet blind voor de voordeelendie zij daar
van kon hebben, zelf of gealimenteerd zijnde, o/zulks
zullende moeten worden, daardoor bezwaar vond tegen
het geven van eeue subsidie aan eene andere zaak.
En die verklaring vond ik flink en eerlijk. Zelf geali-
menteerde gemeente zijnde, mag men geene onder
steuning aan andere zaken geven, want dan doet men
dat niet zelf, maar van he:geen het rijk en anderen
in een tekort aanvullen.
Voorts deelde dat comité mij mede, hetgeen ook door
vorige sprekers is aangevoerd, dat de Staten van
Noord-Brabant de gevraagde subsidie van 25.000
geweigerd hebben op grond van bepalingen in het
reglement van die provincie, waarbij de gemeenten
eerst een percent voor gewenschte zaken moeten bij
dragen alvorens de provincie subsidie geeft. Zelfs
geroepen tot het naleven van wetten en reglementen,
heb ik mij daarbij neergelegd.
Tegen mijn bezwaar van in de begrooting niet ge
bleken emplacementen bij de stations, werd aangevoerd>
dat ledige waggons of bakken op een zoogenaamd
dood spoor bij de stations zouden worden geplaatst
en daarin de aan te voeren bieten konden worden ge
lost. Men zal dus bij dat afladen der wagens altijd
moeten rekening houden met het vertrek en de aankomst
van de tram.
Wat het vervoer dier bieten aangaat, deze zou plaats
hebben in genoemde waggons of bakken, los op onder
stellen geplaatst, om dan te Zijpe door een kraan daar
van te worden afgelicht en op de boot gebracht en bij
aankomst aan den overkant daarvan weer door een
kraan op gereedstaande onderstellen te worden ge
plaatst. Ik laat aan het oordeel der vergadering over
of deze maatregel den spoed in de reis van de tram
zal bevorderen.
Ik heb gedurende den tijd dezer vergadering uit
eigen beweging tegen niemand over het voor- of nadeel
van de tram gesproken dan alleen in de afdeeling,
waar ik zitting had, naar mijne meening de plaats,
met inachtneming bSr betamelijkheid, van het vrije
parlement.
ig 9 oeceuiber 1893.' 16