60
ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893.
ia baar laatste nota dat het overzetten soms met veel
gevaar moet geschieden met een bootje, minstens
niet even belachelijk
Ik begrijp dat belachelijke niet, of ja, ik begrijp
het wél, men meende daarmede het betoog mijner nota
omver te gooien.
Ik vind het goed dat men mijne nota bestrijdt, weer
legt, misschien verander ik dan nog wel van een tegen
stander in een voorstander, maar die verdacht te maken
acht ik niet loijaal van daar dat ik bet aangenaam
zal vinden, de bewijzen te vernemen waarop de be
schuldiging rust.
De heer JT. A. Ifiolle. Die beschuldiger, mijnheer
Hu vers, ben ik, dit wil ik u gaarne bekennen. De
woorden waren nauwkeurig weergegeven in het alge
meen verslag. Ik werd onaangenaam aangedaan door
de ironie, welke ik uit de nota las. Dat de heer Van
der Meer dezelfde gedachte had bij de eerste lezing,
heett hij, als ik hem goed verstaan heb, nog heden
morgen gezegd.
U waart tegenwoordig in elke sectie door uwe
nota. En ik was u daarvoor dankbaar, daar mij
daardoor de gelegenheid was geboden de bezwaren,
die u had, te leeren kennen.
Ik stond met mijn opvatting niet alleen. De zin
snede„Nu door het comité zoo hoog van dit presentje
wordt opgegeven, had van de wezenlijke waarde dezer
overigens zeer eigenaardige subsidie wel beter mogen
blijken", kan niet worden beschouwd als een ernstige
behandeling der zaak.
U schrijft in uwe nota bedenkingen tegen de wijze
van overzetten per boot over hot Zijpe; wachtte die
boot reeds in reparatie, terwijl die nog niet in den
maak is en vraagt: zal in zulk een geval het over
zetten geschieden per roeiboot Alsof men dan niet
dadelijk bedacht zou zijn een reserveboot te huren.
Dan deze zin„Vragen staat vrij en men kan het
probeeren Dat is m. i. niet ernstig, ik vind dat
ironie. Maar ik heb u persoonlijk niet willen belee-
digen. Gaarne zal ik aanhooren wat een tegenstander
in het midden brengt.
De voorzitter geeft den heeren, nu hij den heer
Bolle gelegenheid heelt geschonken den heer Huvers
te antwoorden, in overweging, of het niet beter is
deze persoonlijke feiten verder te laten rusten.
De vergadering geeft teektnen van instemming.
De heer Van KJije I'ieterse. Mijnheer de voor
zitter Bij de dagsbepaling, waarop het onderwerp
dat nu behandeld wordt zou worden beslist, vermeende
men dat de stoomtram BrouwershavenSteenbergen
veel te bespreken zou geven en een zeer uitvoerig
verslag zou opleveren.
Men heeft zich daarin niet vergist.
Een belangrijk algemeen verslag van hetgeen in de
sectievergaderingen daarover is gesproken ligt voor
ons en gaarne wil ik hulde brengen aan de stellers
van dat verslag, maar hulde mag men ook niet ont
bonden aan die leden der Staten, die daarover zulke
belangrijke beschouwingen hebben geleverd.
Aan belangstelling, om den gewenschten stoomtram-
dienst in het leven te roepen, het is uit het verslag
gebleken, ontbreekt het nietde meeste leden der
Staten zijn van oordeel, dat eene dusdanige onder
neming, kon zij tot stand worden gebracht en
met voordeel geëxploiteerd, zeer zeker in het be
lang zou zijn van de bewoners van het land van
Zierikzee.
Maar uit het verslag is óok gebleken, dat het gel
delijk offer, dat daartoe van de Provincie wordt ge
vraagd, te groot en dat de kans van welslagen der
onderneming te onzeker is. Ik zou haast zeggen dat
de onderneming als te zeer gowaagd moet worden be
schouwd om daarvoor znlk een groote som als wordt
voorgesteld toe te zeggen.
Naar al wat mij, uit hetgeen over de zaak geschre
ven is, is gebleken, is het mij niet beslist voorgeko
men, dat al de bewoners der eilanden Schouwen en
Duiveland het tot stand komen van den stoomtram-
dienst zóu zeer wenschen, eu een bewijs daarvan kan
men, dunkt mij, ook trekken uit de niet zeer belang
rijke bijdragen, die de gemeenten en polders in de
eilanden Schouwen en Duiveland hebben beschikbaar
gesteld.
En in die onzekerheid mag ik niet medewerken voor
de onderneming een bedrag van drie en een halve
ton gouds van wege de Provincie beschikbaar te stellen.
Dat men eene vereeniging der eilanden Schouwen
en Duiveland met den vasten wal hoogst belangrijk
kan noemen wil ik niet tegenspreken, maar die ver
eeniging, mijaheer de voorzitter, kan, naar mijne be
scheiden meening, op veel eenvoudiger en toch afdoen
de wijze bevorderd worden door een stoombootdienst
tusschen het Zijpe en St. Philipsland en vervolgens
een stoomtramdienst over den Slaakdam naar Steen
bergen. Een tramdienst tusschen Brouwershaven en
het Zijpe, komt mij voor, is geea noodzakelijk ver-
eischte.
Terecht wordt, naar mijn inzien, de rentabiliteit der
stoomtram BrouwershavenSteenbergen betwijfeld en
daarvan toch zou men doordrongen moeten zijn, wan
neer er sprake kwam van de uitschrijving eenergeld-
leening van nagenoeg vijf ton gouds, die de ondernemers
op het oog hebben, indien de gevraagde subsidie dooi
de Staten werd toegestaan. Ik vermoed dat de geld
mannen en van dezen toch zou het moeten komen
er loor zouden terugdeinzen, aandeelea in de
onderwerpelijke onderneming te nemen.
Aan bereidwilligheid in het toestaan van middelen
ter bevordering van welvaart, door nijverheid, land
bouw en veeteelt in deze provincie ontbreekt het den
leden der Staten van dit gewest voorzeker niet, mijn
heer de voorzitter; daarvan is dunkt mij steeds ge
noegzaam gebleken, maar ligtvaardig mag men daartoe
de Provinciale fondsen niet bezigen.
Het is met die overtuiging, mijaheer de voorzitter,
dat ik mij onthouden moet aan het voorstel van Gede
puteerde staten mijne stem te geven.
De heer Mollestelle. Mijnheer de voorzitter,
hoe gaarne ik gewoonlijk voorstellen van Gedepu
teerde staten steun, met het voorstel, thans aan de
orde, ga ik niet mede. Ik zal niets toevoegen aan
hetgeen door andere sprekers werd aangevoerd. In
de afdeeling heb ik bovendien mijne meening genoeg
te kennen gegeven, en als ik straks tegen het voorstel
zal stemmen, doe ik dat om geen andere reden, dan
omdat ik bezwaar heb een zoo belangrijk offer uit de
provinciale fondsen toe te staan.
De heer M. Bolle. Naar aanleiding van hetgeen
de beide vorige sprekers hebben gezegd, wenscb ik te
vragen, hoe het komt dat men hier zoo hoog opgeeft
van de belangrijke offers, van de provincie gevorderd.
Voor de tram BreskensMaldeghem, en voor de tram
IJzendijkeSchoondijke zijn ook belangrijke offers
gebracht, voor den stoombootdienst WalzoordenViake,
die dient om de inwoners van het 5e district te bren
gen aan een der stations van den staatsspoorweg geeft
de provincie een subsidie van f 10.000. Dit alles is
gevoteerd, niet voor een paar jaar, maar met de
wetenschap dat het een blijvende uitgave zal zijn.
Als ik zie, hoe de begrooting van het comité wordt
aangevallen, omdat de hoofdingenieur f 180.000 minder
raamt; wanneer die prijzen van ijzer en staal op het
oogenblik der aanbesteding dezelfde zijn als thans,
dan vraag ikaan wie komt dan die f 180.000 ten