58
ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893.
subsidie wordt verleend, en gaat men verder na dat
het 5de district doorsneden wordt met een spoorweg
en dat de verbinding tusschen den spoorweg te Neuzen
en dien te Vlissingen door de provincie met prachtige,
snelvarende booten wordt onderhouden en dat daaren
boven nog jaarlijks f 10.000 subsidie uit de provinciale
kas wordt gegeven om het 5de district met een Noor
delijker gelegen station van den Staatsspoorweg te
verbinden, dan zal het wel niemand verwonderen dat
men in het district, waar ik woon, in de meening
verkeert dat de billijkheid meebrengt dat ook dit deel
van de provincie de noodige steun wordt verleend om
den strijd van bestaan te kunnen voeren.
Ik begrijp echter dat velen mijner medeleden, die
niet in onze streek bekend zijn, in eene moeilijke
positie verkeeren, daar bij hen twijfel is opgewekt
aan de noodzakelijke behoefte van een verbinding met
den vasten wal, daar zelfs een der afgevaardigden van
het district Zierikzee het voorstel van Ged. staten heeft
bestreden en dat men huiverig is om eene subsidie toe
te staan voor eene verbinding, die geen nut heeft en
beschouwd kan worden als een vijfde wiel aan een
wagen of, nog erger, die eene concurrentie in het
leven zal roepen voor winkeliers en logementhouders.
Ik wenschte wel, mijnbeer de voorzitter, dat ik de
gave des woords bezat als mijne mede-afgevaardigde
uit Zierikzee, die zich ten doel heeft gesteld om ons
isolement te bestendigen; ik wil echter trachten op
mijne wijze zijne bezwaren te weerleggen en hoop
hem en vele andere medeleden tot audere gedaehten
te brengen; het is daarom dat ik de vrijheid neem de
gemaakte bedenkingen punt voor punt na te gaan.
In de eerste plaats wordt de vraag gedaan: Is die
tramverbinding daadwerkelijk zoo groote behoefte en
hij wijst daarop op de drie wel ingerichte snelvarende
stoombooten en op de gesubsidieerde spoorboot en
zegt dat nu door gehaasda reizigers naar nog een
derde gelegenheid wordt verlangd. Werd deze vraag
gedaan door een lid uit een ander district, dan zou
ik zeggen: alleen onbekendheid met onze beboetten
doet u zoo spreken; maar nu dit wordt gezegd door
een ingezetene van de zoo naar een betere verbinding
hakende streek, nu doe ik aan dien mede afgevaardigde
de vraag: is het dan niet meer waar dat tijd geld is?
en om nu aan de, in onze streek minder bekende
medeleden een goed begrip te geven hoe die vervoer
middelen aan de eischen van den tijd voldoen, wil ik
alleen meedeelen dat voor een bezoek aan Holland,
als men daar in den voormiddag moet zijn, men drie
volle dagen noodig heeft om die reis te maken. Ik
heb die reizen van af 1863 tot 1883 bijna wekelijks
gemaakt en was dan gedurende zeker vijf maanden
van het jaar verplicht om voor een noodig bezoek van
enkele uren drie dagen te buis uit mijne zaken te
zijn; ik herinner mij nog duidelijk, mijnheer de voor
zitter, hoe naijverig ik was op mijne vrienden uit
Goes, b. v. die 's morgens van huis waren gekomen
en in den namiddag, als zij weer teruggingen, mij veel
genoegen wenschteu.
Nu zal men wellicht zeggen: maar is er dan geen
spoorboot?En daarop moetik antwoorden dat men van
dien dienst om uit Holland terug fe komen geen ge
bruik kan maken daar, om de spoorboot te halen die,
zooals nu, om één uur van Middelburg vertrekt, men
reeds 's morgens te 9.06 uit Rotterdam moet vertrekken.
Ook de lof, die aan de Zierikzéesche booten wordt
toegezwaaid, wórdt door mij niet gedeeld.
Deze maatschappijen zijn door onderlinge concurrentie
er toe gedreven om meer en meer aan het vervoeren
van goederen hnnne aandacht te wijden, zoodat zij,
in plaats van snelvarende, wel ingerichte passagiers
booten, meer den naam verdienen van prachtige
goederenbooten. Om een paar bewijzen te leveren, het
gebeurt meermalen dat de booten te Zijpe iy3 a, 2
uur blijven liggen om goederen te laden en die dagen
vaart de boot dikwijls 8 uur en langer. Een ander
voorbeeld, als men op Zondag naar Holland moet,
dan zijn de booten van af half December tot 1 Juli zoo
vol geladen met vee dat men dankbaar moet zijn als
men zonder ongelukken de kajuit bereikt; van een
luchtje te scheppen gedurende de lange reis kan geen
sprake zijn, want daarvoor is dan geen ruimte.
Vraagt men mij nu, mijnheer de voorzitter, of ik
het betreur dat die booten zooveel goederen laden, dan
zeg ik volmondig neen, want ik zou anders niet weteu
hoe wij onze landbouwproducten en vee vervoerd zou
den krijgen.
Op de vraag „zullen onze veehandelaars den, voor
het vee gemakkelijkeo waterweg verlaten moet ik
een ontkennend antwoord geven het vee, dat voor de
Rotterdamsche markt bestemd is, zal zeker vervoerd
worden met de bestaande booten, maar een belangrijk
deel zal niet meer den weg over Rotterdam, zooals nu
nemen, maar direct per tram via Roosendaal naar Ant
werpen of Brussel verzonden worden, evenals dit nu
reeds uit het veel minder veerijke Tholen geschiedt.
Nu heb ik, mijnheer de voorzitter, alleen den toestand
van het veevervoer bij open water beschreven, maar
hos geheel anders is het nog als de booten den dienst
door ijs voor eenigen tijd moeten staken, zooals onder
anderen in den vorigen winter, dien zeker niemand streng
zal noemen. Toch was de stoombootdienst gestaakt van
2 tot 30 Januari en van 2 tot 6 Februari; in die vijf
weken kan men gerust aannemen dat, als er een middel
van vervoer was geweest, wekelijks 120 stuks vee uit
gevoerd zou zijnen als men dan weet dat vee, dat
zoogenaamd rijp is, niet meer groeit ten bate van den
landbouwer maar wel van den slager, dan kan men de
directe schade, die in dezen niet strengen winter ge
leden is, gerust op f 7200 schatten.
120 X 4 X 5 f 2400.—
120 X 4 X 4 1920.—
120 x 4 X 3 1440.—
120 X 4 X 2 960.—
120 X 4 X 1 480.—
7200.—
Deze schade is echter belangrijk honger daar, voor
dat die 600 stuks vee vervoerd zijn, weer eenige weken
noodig zijn en men door met alle mogelijke gelegen
heden te verzenden de markt te Rotterdam overvoert,
waardoor meestal eene verlaging van den prijs van
8 a 10 cent per Kg. geslacht gewicht ontstaat.
Ik zal mij onthouden van de enorme schade te
schatten, die bv. in den winter van 1890—1891 ge
leden is, daar ik zeker weet dat allen, die met onze
toestanden niet bekend zijn, mij van overdrijving zouden
beschuldigen.
Na wil ik overgaan, mijnheer de voorzitter, tot de
tweede vraag en wel deze is de voorgestelde ver
binding afdoende of half?
Er zal wel niemand zijn die aan eene verbinding
over het Zijpe met een brug niet de voorkeur geeft
boven de voorgestelde, maar dat behoort nu eenmaal
tot de jvia vota en nu doe ik daarom de wedervraag:
moet men dan het goede versmaden omdat men het
betere niet kan krijgen? Wat betreft den oveitoeht
aan het Zijpe die kan, volgens kundige, daar wonende
personen, altijd geschieden.
Zoo komen wij aan de derde vraag
Mijn geachte collega schijnt beangst te zijn voorde
concurrentie en, mijnbeer de voorzitter, het is juist de
concarrentie, waarvan de voorstanders van de tram
zooveel verwachting hebben.
Zij vermoeden dat onze graanmarkt door vreemde