ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893. 55 land; alle besluiten tot verbetering van noodzakelijke verbindingswegen zijn steeds met medewerking der leden uit dat district genomen en zouden nu de andere leden gerechtigd zijn, dat belangrijke deel voor goed te isoleeren? Financieele bezwaren kunnen onmogelijk bestaan, daar bij niet verder slagen door het comité de pro vincie niets behoeft te geven, en, zoo de ontworpen lijn gedurende de exploitatie in déconfiture mocht geraken, kan zulks alleen ten nadeele der aandeel houders komeneen vooruitzicht om hoogere rubsidie aanvraag kan zich dus heel eenvoudig uiet voordoen. Ik doe alzoo een beroep op mijne medeleden, om geen besluit te nemen in het nadeel van dat belang, rijke stuk van Zeeland, en beveel U aan, uwe stem men uit te brengen vóór het voorstel van Gedepu teerde staten. De heer Lucasse komt ter vergadering. De heer Hammacheii Mijnheer de voorzitter. Ik moet beginnen met hulde te brengen aan het uit stekend en uitvoerig algemeen verslag der afdeelingen, waarin het voor en tegen deze zaak aangevoerde zoo duidelijk is uiteengezet. Op den voorgrond stel ik dat het hier geldt eene quaestie, zoo gewichtig als in langen tijd in deze ver gadering niet is behandeld, de verbinding namelijk met het spoor- en tramwegennet van Nederland van een deel onzer provincie, dat door zijne natuurlijke ligging zoolang van die aansluiting verstoken bleef; eene verbinding die, hoe meer het verkeer over spoorwegen en tramwegen elders toeneemt, des te noodzakelijker wordt voor dit afgelegen deel van Zeeland, zoodat ik met volle overtuiging onderschrijf wat de voor standers dezer lijn in Schouwen van de gedachte ver binding zeggen, namelijk dat zij is eene levenequaestie voor de betrokken streek. Er zijn tegen het voorstel van Ged. staten in de afdeelingen bezwaren geopperd en wel voornamelijk omtrent de levensvatbaarheid van de lijn, de hoe grootheid der subsidiën van gemeenten en polders, en de door het comité opgemaakte begrooting en raming. De levensvatbaarheid. Mijne ondervinding met de Maatschappij BreskensMaldegem heeft mij geleerd dat te voren weinig hieromtrent te voorspellen valt ik herinner mij zeer goed, dat, niettegenstaande wij ons indertijd goede verwachtingen van die lijn vorm den, toch steeds bij ons do groote vrees bestond dat de uitkomst ons zon bedriegen deze heeft gelukkig geleerd dat wij ons ten onrechte bezorgd hebben gemaakt; maar opmerkelijk is het, en hierop wil ik in deze eens nadrukkelijk wijzen, dat juist onze verwachtingeu veel hooger stonden bij het internationaal en doorvoer-verkeer dan bij het lokaal-verkeer, en dat op allerlei goede ge gevens deze verwachting was gegrond, terwijl juist het omgekeerde heeft plaats gehadhet lokaal-verkeer is het fond van onze Maatschappijik heb dit ook in de afdeeling, waarvan ik de eer had deel uit te maken, medegedeeld en er op gewezen dat te weinig waarde werd gehecht door de tegenstanders van de lijn Brou wershaven—Steenbergen aan het lokaal-verkeer en ik stel mij voor dat dit ook bij deze lijn de voornaamste bron van inkomst zal blijken te zijno. a. werd aan gevoerd dat het vervoer van suikerbieten naar Noord- Brabant eene illusie zou blijken te zijn, omdat men die niet kon doen doorgaan zonder overlading aan het Zijpedoch ook ik stel mij hiervan weinig of niets voorhet vervoer van suikerbieten zal plaats hebben van uit het binnenland van het eiland naar de havens Brou wershaven, Zierikzee en Bruinissemen mag daar niet tegen aanvoeren dat de afstanden tusschen verschillende dorpen en de havens zoo gering zijn, want wat zie ik bij BreskensMaldegemdat tot zelfs van Schoondijke, op een uurtje afstand van Breskens gelegen, bijna alle suikerpenen per tram naar Breskens zijn vervoerd, ea het vervoer per tram heeft langzamerhand alle ander vervoer per as, tot zelfs op kleine afstanden verdron gen. De ontwerpers van de tram BreskensMaldegem hebben dit nooit durven veronderstellen, toch is het zoo geworden. En dit doet mij gegronde hoop koeste ren dat ook bij de onderhavige lijn het lokaal-vervoer van goederen en personen zal blijken een machtige factor te zijn, een factor die nu door de tegenstanders te veel wordt over het hoofd gezien, terwijl te veel waarde wordt gehecht aan het doorgaand verkeer. Op dezen grond kom ik tot de conclusie dat met evenveel en meer recht dan de tegenstanders aan de levensvatbaarheid twijfelen, ik van die levensvatbaar heid goede verwachtingen mag hebben, en dat ook in dezen weder zal blijken dat juist de gelegenheid den dief maakt, m. a. w. dat men een dergelijk vervoer middel, als waarvan hier kwestie is, niet moet scheppen omdat er vervoer is, maar opdat er vervoer zal komen. Men heeft op het gevaarlijke van subsidieeren ge wezen met het oog op eene mogelijke décadence van de zaak na eenige jaren, doch dit mag geen reden zijn om de subsidie te weigerenimmers, gesteld dat na een zeker aantal jaren, 4, 5, 6 jaren, de in 't leven te roepen maatschappij zich genoodzaakt zag te liquideeren, wat zou er dan gebeuren De aandeel houders zouden hun geld kwijt zijn, maar de lijn zou zeer vermoedelijk blijven liggen en door anderen, die ze kochten, verder geexploiteerd worden in het ergste geval, van opbreken der lijn, zou de provincie alleen zoovele jaren subsidie kwijt zijn, maar daarvoor zouden dan ook de inwoners van de streek in kwestie die jaren het genot van de lijn hebben gehad. Bij het steunen van zaken als deze moet men niet te angstvallig zich verdiepen in de details. De ie geringe subsidiën. Ieder, die weet wat het kost voor eene zaak als deze, waarvan het nut en gemak voor de naastbelanghebbenden als voor het grijpen ligt, den noodigen plaatselijken steun te ver krijgen en ik meen te mogen zeggen dat ik hiervan ondervinding heb, zal mij toestemmen dat men geen al te groote waarde mag hechten aan de voorwaarde van Bteun der naastbelanghebbenden. Ook hier zal wel 'teen en ander achter de coulissen te zien zijn wat niet zoo direct voor openbaarheid vatbaar is. Ging men teveel vasthouden aan die voorwaarden, er zou niets van dezen aard tot stand komen. Zie slecht3 alweder naar de tram BreskensMaldeghemeen bewijs hoe moeilijk subsidiën worden verkregen van polders en gemeenten is toch wel dat deze lijn voor bijna 1/3 van de ganscbe lengte loopt door niet-sub- sidiëerende polders: Breskens, Groede en Prins Willem, en daarbij voor een aanzienlijk deel door de niet- subsidiëerende gemeente Groede. Toch is indertijd de provinciale subsidie verleend. Ik meen dus dat, al zijn de door Zierikzee en andere gemeenten of polders toegezegde subsidiën onderling niet evenredig en in veler oog te gering, trouwens ook in mijn oog, dit toch geen argument mag zijn dat gelden mag voor hetniet toe staan der provinciale subsidie. De begrooting van hosten van aanleg en exploitatie. Ook hieromtrent zijn bedenkingen gerezen als zouden de kosten van aanleg en exploitatie te laag, de ge raamde inkomsten te hoog zijn genomen. Wat deze laatste betreft, verwijs ik naar hetgeen ik stiaks om trent de levensvatbaarheid heb gezegd, dit is een greep in het onzekere, en mijns inziens zijn de inkomsten daarenboven door het comité niet overschat wat de kosten van aanleg betreft, ik meen dat de Staten zich hierover niet behoeven in berekeningen te verdiepen, wat toch niet heipen zou daar met het oog

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 59