ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893.
45
vrij duidelijk, maar wellicht is het goed om nog een
voorbeeld aan te halen waaruit blijkt, dat zoowel door
het rijk als door de provinciën verbindingen van de
eilanden met den vasten wal 'van groot algemeen
belang worden geacht.
Voor een stoombootdienst Hellevoetsluis —Middel-
harnis— Stellendam wordt per jaar door het rijk
25,000 betaald, terwijl het havenonderhoud nog
bovendien gedeeltelijk door het rijk, gedeeltelijk door
de provincie Zuid-Holland wordt bekostigd.
Dit voorbeeld kunnen wij des verlangd nog door vele
andere doen volgen.
Wij zijn voorts steeds van oordeel geweest dat de
levensvatbaarheid der onderneming, waarover thans in
de Nota wordt gesproken, met de subsidie-aanvrage
weinig of niets te maken heeft en van dat oordeel
zijn wij nog.
Mocht uwe vergadering besluiten het voorBtel van
hh. Gedeputeerde staten aan te nemen en derhalve
subsidie verleeuen, dan zal, dit is met vrij groote zeker
heid te zeggen, de tramverbinding tot stand komen,^aar
dan zullen, ook al bleek de onderneming niet levensvat
baar te zijn, nimmer nieuwe geldelijke offers van de
provincie kuunen worden gevraagd. In zoodanig ge
val toch ligt het in de eerste plaats voor de hand dat
het aandeelen-kapitaal wordt verminderd.
Het voorstel van hh. Gedeputeerde staten waarborgt
echter bovendien dat de provincie geen hooger sub
sidie verleent dan bepaald noodzakelijk is en dat geen
subsidie wordt uitgekeerd, indien de geheele onderne
ming niet in exploitatie kome en onafgebro
ken b 1 ij v e.
Komt zij dus niet in exploitatie, dan wordt geen
subsidie gegevenen heeft zij geen levensvatbaarheid,
waarvoor de heer Huvers beangst is, ook dan wordt
geen subsidie gegeven omdat alsdan niet aan de voor
waarde wordt voldaan dat de onderneming onafge
broken in exploitatie b 1 ij v e.
Voordat wij tot het volgend punt der Nota over
gaan, dient nog een enkel woord gezegd te worden
naar aanleiding van de becijfering van ons comité in
verband met de levensvatbaarheid.
Dd steller van de nota is niet overtuigd dat de
door ons verstrekte cijfers goed zijn, omdat zij niet
berusten op gegevens, maar op vermoedens.
De vraag echter is gebillijkt of iemand ter wereld
bij machte is, om voor eene zaak, die niet bestaat,
noch ooit bestaan heeft, positieve cijfers te geven
Moet men in zoodanig geval niet altijd tot de cijfers
komen door vergelijking en is de vergelijking, die ons
comité heeft gemaakt, dan niet goed genomen Wij
vertrouwen van wel en zijn dan ook met die cijfers
voor oogen en in verband met de toestanden dezer
eilanden èn van de levensvatbaarheid èn van het
welslagen der onderneming, indien zij op de door ons
beoogde wijze tot stand komt, overtuigd.
De overgang aan het Zijpe, die, volgens den heer
Huvers, juist een groot beletsel voor het welslagen der
ouderneming zal wezen, is in de nota vervolgens aan
de orde gesteld.
Wat de beschouwing der nota betreft over miBt en
ijsgang, voor zooverre die betrekking heeft op het
vervoer, kunnen wij kort zijn. Waar toch aan de levens
vatbaarheid niet wordt getwijfeld, daar staat het bovenal
vast dat men voor het vervoer niet beangst is. Slechts zij
opgemerkt dat, zoodra er zooveel ijsgang is dat de booten
niet meer varen, er van het geven van de voorkeur
aan het een of au der vervoermiddel geen sprake kan
zijn, en dat het niet opgaat om te beweren dat bij
mist en ijsgang ieder die maar eenigszins kan te huis
blijft. Het staat toch vast dat niet iedereen te huis
Kan blijven, zooals b.v. menschen van zaken die toch
Bijvoegsel van de nlddelburgscbe courant van oinsda
zoowel des winters als des zomers hunne zaken moeten
behartigen, en die in den tegenwoordigen toestand
dan dikwijls hun toevlucht moeten nemen tot een
bootje, dat hen met groot gevaar overzet.
Hierin dus staat deze streek al zeer veel ten
achter bij andere plaatsen, die óf aan de lijn liggen,
óf die gemakkelijk kunnen bereiken en waar men er
niet over denkt of behoeft te denken om voor mist
ot ijsgang te huis te blijven.
De ondervinding heeft voorts geleerd dat het Zijpe
altijd was over te steken, zelfs nu men er nog niet
op ingericht is, en het is dus boven eiken twijfel
verheven dat alleen de verbinding over St. Philipsland
naar Brabant op den duur bestaanbaar is, wanneer
men er eenmaal wel op ingericht zal zijn.
Gedurende den strengen winter van 1890 op 1891
was het Zijpe bijna altijd over te komen, terwijl het
veer Viane—Stavenisse meermalen eens zelfs
vijf dagen achtereen, niet bruikbaar bleef, gedu
rende welken tijd in onze eilanden geen post aankwam.
De post, die éénmaal over het Zijpe is vervoerd, kon
daar direct over, toen die overtocht te Stavenisse was
mislukt. De slechte toestand der wegen in Noord-
Brabant was echter oorzaak dat de post aan het Zijpe
slechts eenmaal werd overgebracht.
Dat dus het Zijpe geen beletsel is, blijkt wel uit
hét vorenstaande.
Ten slotte wordt in de Nota gezegd dat de subsidie,
die van de provincie wordt gevraagd, veel te hoog
is, en dit schijnt de steller der Nota te willen be
wijzen door eene vergelijking te maken met reeds door
de provincie, voor gelijke doeleinden, verleende subsidies.
Dit punt behoeft naar onze meening geen wederlegging,
De gronden voor die hoogere subsidie worden ge
vonden in het voorstel van HH. Gedeputeerde staten
en tevens besproken en verdedigd in het rapport van
den hoofd-ingenieur, en ons comité meent dat dan ook
op die gronden de hoogere subsidie werkelijk vol
komen gerechtvaardigd is.
Ons comité vertrouwt dat het door het bovenstaande
onder uwe welwillende aandacht te brengen, niet
anders heeft gedaan dan wat het tegenover de streek,
wier belangen het voorstaat, verplicht is en meent
tevens de Nota van den heer Huvers door het voren
staande te hebben weerlegd.
Zij het ons ten slotte vergund om, evenals de heer
Huvers dit in zijne Nota deed, tot eene conclusie te
komen, dan is het deze
dat de belangstelling in den ontworpen tram
weg, door de daarbij betrokken gemeenten, polders of
waterschappen zeer voldoende is gebleken
dat de levensvatbaarheid uit de stukken vol
doende is aangetoond
c. dat het verleenen van subsidie ook aan don
stoomtram BrouwershavenSteenbergen wenschelijk
en billijk is, daar het snbsidieeren van dergelijke
ondernemingen op den weg der provincie ligten
d. dat de verbinding zal voorzien in de behoefte
van een groot en belangrijk deel van Zeeland en uit
de stukken blijkt dat een groote provinciale bijdrage
voor de totstandkoming der onderneming noodzakelijk
is, zoodat de subsidie dient verleend te worden tot
zoodanig bedrag en op zoodanige wijze als door HH.
Gedeputeerde staten is voorgesteld.
De beer jOe Smidt,. Mijnheer de voorzitter, de
zaak, die thans aan de orde komt, is zóó belangrijk,
dat wel alle leden de daarop betrekking hebbende
stnkken zullen gelezen en herlezen hebben, zoo ook
het algemeen verslag, dat ons vier dagengeleden
gedrukt is toegezonden. Ik stel dns voor, om tijd te
winnen, het verslag niet voor te lezen, maar eenvoudig
voor kennisgeving aan te nemen.
5 December 1893. 12