42
ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893.
ook wel blijken, niet schitterend te zijn. Bij ijsgang
en mist blijft ieder, die maar eenigszins kan, te hnis.
Schouwen kan, wat het verkeer betreft, onmogelijk
met het 4de district worden gelijk gesteld, reeds
daarom niet, omdat dit laatste den toegang tot België
verleent, veel meer bewoond en ook veel meer uitge
strekt is. Bij de vermoedelijke opbrengst rekent het
comité over de 10 gemeenten, welke onmiddelijk aan
de lijn gelegen zijn, op een vervoer van 160 personen
per dag. Heeft het comité wel eens nagegaan hoeveel
personen er met de tram Breskens—Maldeghem
gemiddeld per dag worden vervoerd uit de omliggende
gemeenten? Zou daaruit niet kunnen blijken dat een
zeer groot aantal door de provinciale stoomboot wordt
geleverd en gaat daarom de rekening per gemeente
niet fout? Wat men gaarne wenscht, gelooft men ook
gaarne. In het onderhavige geval zijn de cijfers al te
onbetrouwbaar.
De hoofdingenieur zegt dan ook in zijn advies:
„Blijkbaar heelt het comité zelf geen overgroot
vertrouwen in de becijfering." Wel neemt hij aan dat
de cijfers met zorg en op goede gronden zijn verza
meld, maar naar zijne meening „moet dit geheel
blijven voor de verantwoordelijkheid van het comité"!
Die verantwoordelijkheid is voor het comité veel
te groot, en de Statea van Zeeland zullen alleen dan
verantwoord zijn, als zij het comité niet in de ge
legenheid stellen die verantwoording op zich te nemen
Of een dergelijke onderneming in staat zal zijn
430.000 in obhgatiën te plaatseD, blijft hier buiten
beoordeeling.
Zeker geen gering bedrag en toch het minimum
dat geleend zal moeten worden.
Aangenomen nu, dat deze leening volteekend zal wor
den, blijkt bovendien nog dat de subsidie, die van de pro
vincie wordt gevraagd, veel te boog is. Veel te hoog
wat do zaak zelve betreft, maar ook veel te hoog met
betrekking tot de draagkracht der provincie.
De aangevraagde subsidie per jaar, gedurende 20
jaar, bedraagt f 393, die van BreskensMaldeghem,
met zijtak Sluis, 185 en die van Schoondijke
IJzendijke f 285, alles per kilometer.
Aangezien de beide laatste subsidiën gedurende 10
jaar zijn verleend en de aangevraagde subsidie
BrouwershavenSteenbergen voor 20 jaar wordt ver
langd, komt de subsidie, waarover ons oordeel wordt
gevraagd, gerekend eveneens over 10 jaar, op het
dubbele of f 786 per jaar en per kilometer te staan 1
Het deskundig advies zegt dan ook dat de gevraagde
provinciale bijdrage per kilometer aanzienlijk hooger
is dan voor de beide, reeds vanwege de provincie
gesubsidieerde stoomtramwegen
Resumeerende wordt geconstateerd
a dat van de belangstelling in den ontworpen tram
weg door de daarbij betrokken gemeenten, polders of
waterschappen niet voldoende is gebleken
5 dat de levensvatbaarheid der onderneming niet
is aangetoond, en ook ten sterkste moet worden be
twijfeld en de overgelegde becijferingen naar het eigon
oordeel van het comité „betrekkelijk willekeurig''
dat is onbetrouwbaar zijn
c dat daarom, al moge het subsidieeren eener on
derneming als deze op den weg der provincie liggen,
het verieenen van eene subsidie aan den stoomtram Brou-
werstia^euSteenbergen onverantwoordelijk zou wezen;
d en dat, indien de weinige belangstelling, de
onzekerheid eener gunstige exploitatie en de onbe
trouwbare cijlers geen beletsel voor subsidie waren,
dan toch nog de voorgestelde subsidie als veel te hoog,
in vergelijking mut de beide reeds vanwege de provin
cie gesubsidieerde stoomtramwegen, behoort te worden
afgewezen.
Eene NOTA, opgemaakt naar aanleiding van de
bedenkingen tegen het verieenen der subsidie aan
de Stoomtram „BrouwershavenSteenbergen",
van den heer C. J. Huvers, door het tram-comité
voor de verbinding van de eilanden Schouwen en
Duiveland met" den vasten wal, gedagteekend 17
November, luidt ais volgt
Is het in het algemeen steeds wenschelijk om,
voor dat men een zaak beoordeelt, en die aanbeveelt
of afraadt, vooraf een grondig onderzoek in testellen,
zeer zeker is dit noodzakelijk wanneer men een
oordeel wil vellen over een zaak, die het alge
meen nut beoogt. Onverantwoordelijk
echter is het om zoodanige zaak af te raden zonder
zich in alle opzichten de zaak zelve te hebben eigen
gemaakt en alle omstandigheden te kennen.
Dit laatste nu is geschied door het indienen van
eene nota „houdende eenige bedenkingen tegen het
verieenen der subsidie aan de stoomtram Brouwers
havenSteenbergen" door het lid van de Provinciale
staten, den heer C. J. Havers.
Uit alles wat in die Nota staat en die dienen moet
om het verieenen van subsidie voor HH. leden van de
Provinciale staten aan die tram onaannemelijk te
makeD, ja, waarin zelfs het verieenen dier subsidie als
een onverantwoorde! ij ke daad wordt voorge
steld, blijkt ten duidelijkste dat een en ander is ge
schreven met het dossier stukken, dat betreffende die
zaak door HH. Gedeputeerde staten aan de leden van
de Provinciale staten is toegezonden, naast zich,
zonder eenige kennis van de local©
toestanden.
Het blijkt ten duidelijkste dat de heer Huver3 den
handel van Schouwen en Duiveland niet kan heoor-
deelen, dat hij de behoefte van onzen landbouw niet
kent, in één woord, dat hij alle wetenschap mist,
waardoor alleen een juist en zelfstandig
oordeel over deze zoo gewichtige zaak kan worden
geveld.
In de Nota zelve wordt de zaak dan ook nu en dan
belachelijk gemaakt, b. v. sprekende over den over
gang aan het Zijpe met een roeiboot; wel een bewijs
dat zijn argumenten niet flink zijn en dat de stel
ler maar weinig kan aanbrengen, maar zijn toe
vlucht neemt tot grappen en wil trachten een zaak,
van zoo hoogen ernst, van z o on i n -
grijpend belang, be'acheljjk te maken.
Wij willen van de enkele dagen, die ons nog resten
vóór de beslissing valt, dan ook gebruik maken om
een ander en beter licht te doen schijnen over deze,
voor ons district zoo hoogst gewichtige zaak en u
trachten aan te toonen dat, juist in tegenstelling van
de bedenkingen van den heer Huvers, het eene groote
verantwoordelijkheid op de Provinciale staten zoude
laden, indien het voorstel vau heeren Gedeputeerde
staten niet werd aangenomen.
In de eerste plaats dan, om de Nota op den voet
te volgen, wordt door den heer Huvers betwijfeld of
de ontworpen tramondernemiDg werkelijk wel eene
levensbehoefte voor de streek is en wel op grond van
de verleende subsidies door gemeenten en polders, die
volgens de Nota nu niet van groote belangstel
ling blijk geven.
Uit deze bedenking volgt reeds dadelijk dat de heer
Huvers de toestanden op Schouwen en Duiveland
Diet kent en volstrekt niet op de hoogte is van de
draagkracht der gemeenten. Ware dit wel het geval
dan zoude bij, in tegenstelling met z ij n e bewering,
het comité volmondig naspreken, dat naar hun ver
mogen door polders en gemeenten flinke bijdragen
zijn toegestaan.
Het is waar, tegenover eene begrooting van