ZITTING VAN WOENSDAG 22 NOVEMBER 1893.
33
gebrek aan gedétailleerde opgaven door mij niet na
te gaan.
Het hoofdverschil zit echter in de opvatting dezer
zijds eu die van het comité omtrent de eenheidsprijzen
van staal en ijzer; zijn mijne inzichten juist, dan zou
uit dien hoofde een aanzienlijke reductie van het ge
raamde bedrag der kosten van aanleg ad f 750000
mogelijk zijn.
Intussehen moet ik de aandacht van uw college er
op vestigen, dat het zeker voor het comité znak is,
de raming niet te laag te maken, zoodat er zekerheid
besta, dat het te leenen kapitaal voldoende zij om
daarmede niet alleen den aanleg te bekostigen, doch
ook om aan de financieele verplichtingen der maat
schappij te voldoen. Eene nieuwe leening toch, te
sluiten vóór dat de stoomtram in exploitatie is, of in
bet eerste begin daarvan, zou mijns iozieDS weinig
kans van slagen hebben. Bovendien kunnen de ijzer
en staalprijzen, in het tijdsverloop tusschen het op
maken der begrooting en het tijdstip der besteding,
aanzienlijk stijgen. In die hooge eenheidsprijzen voor
ijzer en staal ligt een groote veiligheid, om gewapend
te zijn tegen vele risicos uit anderen hoofde, die zich
kunnen voordoen bij den aanleg van een stoomtram
weg als de onderhavige, waarvan de bestekken van
uitvoering nog niet zijn opgemaakt, en dus de be
grooting uit den aard der zaak nog niet anders dan
globaal kan zijndoor die hooge raming van den
bovenbouw wordt ook te gemoet gekomen, naar ik
meen, aan het niet in de begrootiug voorkomen van
de kosten van het sluiten der geldleening voor den
aanleg en het waarborgkapitaal, en van de rente van
bet geleende kapitaal, tijdens den aanleg van den
stoomtramweg.
ïtxploiia f ierelte ning.
Betrekkelijk deze rekening merk ik het volgende op.
Yan het op f 750.000 geraamde bedrag der kosten
van aanleg worden afgetrokken de gevraagde provin
ciale subsidie van 250.000, terwijl voorts in minde
ring wordt gebracht 20.000, zijnde het bedrag,
waarop het comité stelt de waarde van bermen, dijken
en andere eigendommen van polders en gemeenten,
en die men hoopt dat door dezen gratis in gebruik
aan de stoomtrammaatschappij zullen worden gegeven.
Bij gemis van onteigeningsstaten, kon dezerzijds
niet worden nagegaan, of werkelijk in verband met
de begrooting (oaderdeel onteigening) dit bedrag
juist te noemen is.
Nog minder kon dezerzijds beoordeeld worden, of
er kans bestaat, dat werkelijk polders en gemeenten
bedoelde eigendommen gratis zullen afstaan.
Aannemende dat bet gevraagde provinciaal subsidie
wordt toegestaan, en bedoelde eigendommen om niet
zullen te verkrijgen zijn, is dan nog tot den aanleg
noodig te leenen een kapitaal van 480.000.
De eigenlijke exploitatiekosten (onderdeelen alge-
meene dienst, tractie, abonnement, onderhoud weg en
werken en onvoorzien) zijn te zameD .geraamd op 33.700.
Voorts is de jaarlijksche afschrijving gesteld op
f 16.300 en wordt berekend 5% van het te leenen
kapitaal ad f 480.000, f 24.000. Waardoor het bedrag
der jaarlijksche uitgaven klimt tot f 74.000.
Uit den aard der zaak, is eene beoordeeiing der
raming van eene toekomstige exploitatie zeer moeilijk,
vooral wanneer zooals hier de verschillende posten
nagenoeg ol in het geheel niet zijn toegelicht.
Het veiligst is de gestelde som voor de exploitatie
te vergelijken met de werkelijke uitgaven bij een be
staande stoomtram.
Het ligt voor de hand, die vergelijking te doen met
Dijvoegsel van de Mlddelburgsche courant van Vrijdag
den stoomtramweg BreskensMaldeghem, met zijtak
Sluis, te zamen lang ongeveer 34 kilometers.
Volgens de verslagen over 18891892, bedroegen
de uitgaven voor de exploitatiein 1889 f 31.784.75,
in 1890 35.508.79i, in 1891 37.225.70, in 1892
34.445.97.
Naar dezen maatstaf berekend, is voor den zooveel
langeren stoomtramweg Brouwershaven—Steenbergen
het bedrag geraamd door het comité op f 33.700, eer
te laag dan te hoog.
Uit de raming blijkt dan ook (of liever moet men
aannemen), dat gerekend wordt op de betaling van
staatswege van de totale kosten der exploitatie van
den stoombootdienst voor den overgang van het Zijpe.
Tegen het geraamde bedrag der jaarlijksche afschrij
ving (vernieuwen fondsen) van f 16.300, zijn mij
geen bedenkingen voorgekomenevenmin tegen de
gestelde 5% van het geleende kapitaal.
In mindering van de jaarlijksche kosten ad f 74.000,
meent het comité te mogea stellenle althans gedu
rende de 20 eerste jaren de toegezegde of verwachte
subsidiën van gemeenten en polders, te zamen jaarlijks
ad 40002e jaarlijksche bijdrage van het rijk voor
het postvervoer 15.000te zamen 19.000.
Zooiaug niet is ingekomen de mededeeling, dat de
subsidies, aan gemeenten en polders door het comité
gevraagd, zijn toegezegd tot het bedoelde bedrag ad
f 4000, is daarop natuurlijk niet met zekerheid te
rekenen.
In hoeverre het rijk, na bekostiging van den geheelen
aanleg en exploitatie van den overgang van het Zijpe,
nog bereid zal bevonden worden 15.000 aan de stoom-
traiBmaatscbappij te betalen voor het postvervoer, kan
natuurlijk dezerzijds niet worden beoordeeld.
Aannemende dat beide jaarlijksche bijdragen wer
kelijk verleend zullen worden, dan moet de stoomtram
om in stand te kunnen blijven, per jaar aan vervoer
van personen, goederen en vee opbrengen f 55.000.
Dat op een opbrengst van 55.000 als minimum gerekend
mag worden, is in de mij bekende stukken nergens
aangetoond.
Toch diende dit, naar mijne opvatting, te geschieden,
althans de gronden medegedeeld, waarop het comité
meent, dat als mogelijk mag aangenomen worden het
verkrijgen van zoodanige inkomsten.
Hoe gaarne ik ook de mogelijkheid of waarschijn
lijkheid daarvan zou hebben aangetoond, ik moest mij
daarvan onthouden, bij gemis van de gegevens, die
wellicht omtrent die zijde van het vraagstuk licht
zouden kunnen verspreiden.
Ik moet mij dan ook bepalen tot de opmerking, dat
de becijferde noodige minimum-iokomstenneerkomen op
55 000
een opbrengst per dag-kilometer van 3G5^4,5 3.35
Dit bedrag toetsende aan de opbrengst bijvoorbeeld
van de ljn BreskensMaldeghem—zijtak Sluis, merk
ik op dat in de jaren 1888—1892 de opbrengst per
dag-kilometer was
goederen.
personen.
totaal.
in 1888
075
2.701
3401
1889
0874
2.785
3659
1890
0918
3.10
401s
1891
145®
3.08
453s
1892
087
3.039
3909
Is dus het te verwachten vervoer op den stoom
tramweg Brouwershaven—Steenbergen ongeveer gelijk
te stellen met dat op den stoomtramweg Breskens
Maldeghem met zijtak Slnis bestaande, dan kan de
instandhouding van bedoelde stoomtram als verzekerd
beschouwd worden.
Ik vertrouw met de bovenstaande beschouwingen
beantwoord te hebben aan de bedoeling, die uw college
1 December 1893. 9