ZITTING VAN VRIJDAG 10 NOVEMBER 1893. 21 besluiten: art. 54, littera b, van het reglement betreffende den veeartsenijkandigen dienst en politie in de provincie Zeeland, vastgesteld 11 Juli 1872, gewijzigd 10 Juli 1880, te lezen als volgt „om bet in de provincie ingevoerde rundvee afgezon derd te houden, en om het door een provincialen vee arte te deen onderzoeken." Het schrijven van den provincialen veearts Chr. Mazure luidt Daar het slachthuis van de Export-maatschappij te Vlissingen zoo gunstig gelegen is, dat van daaruit geen besmetting kan plaats hebben, aangezien het vee direct vau het spoor in het slachthuis wordt overge bracht, heb ik de eer uw college voor te stellen, die maatschappij ontheffing te verleenen, bedoeld in 24 punt a en b van het reglement betreffende den vee artsenij kundigen dienst en politie in Zeeland. Het vee toch wordt daar geslacht en het vleesch direct naar de mailbooten overgebracht om naar Londen vervoerd te worden. Waakt de politie te Vlissingen tegen frauduleus vervoer, dan is keuring geheel overbodig en kan op deze wijze jaarlijks een niet onbelangrijke som be spaard worden. Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Van Voorst Vader. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deelge nomen 41 leden, waaronder 5 leden van Gedeputeerde staten. Al de leden der drie afdeelingen vereenigden zich met het voorstel van Gedeputeerde staten. Eene der afdeelingeD wenscht aan Gedeputeerde staten het verzoek te richten, om bij wijziging in artikelen in de reglementen het artikel in zijn geheel mede te deelen. De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde staten in dit verslag geene aanleiding vinden om wijziging te brengen in hun voorstel. Zij berichten, gevolg te zullen geven aan bet verzoek om voortaan, bij wijziging van artikelen in reglementen, die artikelen in huu geheel mede te deelen. De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer Tl», van Uije Pieterse. Met genoegen, mijnheer de voorzitter, heb ik van het voorstel van Gedeputeerde staten, dat ik vertrouw dat zal worden aangenomen, kennis genomen en daaruit gezien dat art. 24 voor het vervolg zoo zal worden geredigeerd dat keuring van kalveren bij invoer in de provincie met bestemming naar Engeland zal vervallen. Ik wensch echter eene enkele opmerking te maken. Art. 24 van het reglement op den veeartsenijkundigen dienst en de politie in deze provincie schrijft die keu ring voor alleen wanneer rundvee wordt ingevoerd, terwijl men zal moeten erkennen dat het geslacht wordend vee niet bestemd is tot invoer maar eenvou dig wordt doorgevoerd. In de sectie, waarin ik zitting had, is gezegd dat toch keuring noodig is, omdat de huiden en de afval worden ingevoerd. Aanvankelijk heb ik daarmede genoegen genomen, maar bij latere overweging komt het mij toch voor dat deze opvatting niet juist is. Zoodra de kalveren geslacht zijn, woiden de huiden en de afval gekuipt en weder buiten de provincie gevoerd, terwijl het bloed onmiddelijk naar zee wordt verwij derd. Naar mijn begrip is'er ..das geen sprake van invoer en kon de keuring achterwege gebleven zijn. Een andere vraag is of het geheele reglement wel behoort te blijven bestaan, waar de wet van 1870 in algemeenen zin deze zaken regelt. Ons provinciaal reglement, oorspronkelijk van 1839, is na invoering der wet van 1870 herzien en daarmede in overeenstem- Bijvoegsel van de siiddelburgsche Courant van Diusdaj ming gebracht maar toch blijf ik van oordeel dat het reglement geen reden van bestaan heeft. Die kwestie heb ik ook in de sectie ter sprake gebracht en toen is mij door een lid van Ged. staten geantwoord dat af schaffing van het reglement in de laatste dagen wel door het Ged. collegie is overwogen, doch dat het van oordeel was dat het reglement moet blijven bestaan. Ik wensch Ged. staten nog eens in overweging te geven of zij zich nog niet eens willen bedenken in hoever het blijven bestaan van het reglement noodig is- De heer Tan Teijlingen. Als ik den heer Van Uije Pieterse goed begrepen heb, dan is hij van mee* uing dat, wat betreft het te Vlissingen ingevoerd slachtvee, geen kwestie van invoer maar wel van doorvoer zijn zou. De opvatting was deze, dat te Vlissingen, voor wat het slachtvee betreft, de plaats van invoer en die van bestemming samen vallen, dat er toch werkelijk vervoer vaD vee in de gemeente Vlissingen plaats had, wijl het vee van het station naar het slachthuis werd vervoerd. Volgens bet reglement moest dan de keuring plaats hebben. Nu heeft het geacht lid voor Vlissingen gezien dat de ambtenaar, belast met de keuring te Vlissingen, van oordeel is dat de keuring niet meer noodig is. Dit heeft aan Gedeputeerde staten aanleiding gegeven het onderhavige voorstel te doen. In de tweede plaats heeft de heer Van Uije Pieterse gereleveerd of het niet van zelf spreekt dat door de wet van 1870 en de daarop gevolgde koninklijke be sluiten het reglement kan vervallen. Door Gedeputeerde staten is de zaak onderzocht, doch waar het reglement zooveel jaren heelt bestaan en gunstig heelt gewerkt, is het onraadzaam het in zijn geheel zoo maar klakkeloos in te trekken. Ik geef echter de verzekering dat de aandacht van Ge deputeerde staten op deze zaak zal gevestigd blijven. De beraadslaging wordt hierop gesloten en wijl geen der leden hoofdelijke stemming verlangt, zonder deze het voorstel aangenomen. De voo rzitter zegt dat alsnu volgens de agenda aan de orde zijn zou het voorstel tot het verlee nen van een snltsitlie aan eene Nederlandsche maatschappij voor den aanleg van een stoomtram weg van Brouwershaven naar Steenliergen en de nota van het lid Hnvers over dit voorstel. Aangezien deze stukken nog niet ter behandeling ge reed zijn, stelt de voorzitter voor de behandeling aan te houden tot eene volgende bijeenkomst. De vergadering vereenigt zich hiermede zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming. Voorstel tot wijziging der l»egrooting van de provinciale en lmisl» ondelijlte inkomsten en uitgaven voor het dienstjaar 1894. Het voorstel is van den volgenden inhoud Wij hebben de eer hierbij aan te bieden een ont- werp-besluit tot wijziging der begrooting van de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor het dienstjaar 1894. Tot toelichting van dit ontwerp dient het volgende: Ad A. Tot gedeeltelijke bestrijding der bij E en G genoemde uitgaven, is een door leeDing te verkrijgen bedrag van f 60,000 als maximum in de begrooting gebracht. Ad B, G en D. Naar aanleiding van de bij I ge raamde uitgaaf. Ad E en G. Tengevolge van de aan u ingediende voorstellen tot het verleenen van rentelooze voorschot ten aan de gemeenten Biervliet en Driewegen. Ad F. Daar er genoeg kasgeld aanwezig zal zijn, 28 November 1893. 6

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 25