ZITTING VAN VRIJDAG 10 NOVEMBER 1893. 15 kapitaal, door geldbelegging gevormd, tijdens den cate na iteusen toestand zal worden overgebracht in bet volgens art. 15 der wet op de calamiteuse polders en waterscheppen te vormen reservefonds. Het geheel juiste bedrag van dit kapitaal is mij niet bekenduit het overgelegde financieele overzicht gedurende de laatste 5 jaar blijkt echter, dat toen belegd werd 13522.39; terwijl voorts uit de Pro vinciale verslagen te vinden is, dat belegd isop den dienst van 1883/84 1047.13* van 1885/86 f 537.75; van 1886/87 885.65; van 1887/88 1008.75; zoodat aan belegd kapitaal aanwezig schijnt te zijn een be drag van f 17000. De heer Van der EieU de Clercq brengt het algemeen verslag der afdeelingen uit: Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deelge- genomen 41 leden, waaronder 5 leden van Gedepu teerde staten. In al de afdeelingen heeft men zich eenparig ver- eenigd met het voorstel van Gedeputeerde staten. In eene afdeeling is door een der leden de opmer king gemaakt, dat hij met bekommering heeft gezieD, dat de hoofd-ingenieur er op wijst, dat er voor het oogenblik geen gevaar is, en hij meent daaruit te moeten opmaken, dat er weinig zekerheid bestaat, dat de tegenwoordige toestand van den vooroever zoo gunstig zal blijven. Dat lid vraagt of het niet wen- schelijk zou zijD, reeds nu aan den polder de ver plichting op te leggen om den onderzeeschen oever te versterken tegen eventueele calamiteiten. De voorziter deelt mede dat Gedeputeerde staten in dit verslag geene aanleidiag hebben gevonden om wijziging te brengen in hun voorstel. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Van der tLek de Clercq. Ik wensch, mijnheer de voorzitter, het lid, dat in de afdeeling de bewuste opmerking maakte „dat hij met bekommering heeft gezien, dat de hoofdingenieur er op wijst dat hij op dit oogenblik geen gevaar ziet", onder de aandacht te brengen, dat de hoofdingenieur met groote voor zichtigheid en zeer duidelijk zich heeft uitgesproken. In zijn rapport lezen wij de verklaring, dat de toe stand van den vooroever uitsluitend is bezien uit het oog der thans aanwezige omstandigheden. Het is den heeren allen bekend/dat bij de onderzeesche vooroevers vooral in Zeeland groote veranderingen plaats grijpen kunnen. Wat nu goed is en zeer gunstig staat, kan na verloop van zeer korten tijd in zeer ongunstige omstandigheden verkeeren en omgekeerd. Moeilijk en alles behalve practisch zou het zijn om nu maatregelen te nemen voor calamiteiten, die zich later kunnen voordoen. Het is niet zeker dat, werd een werk aangelegd, dit voor het vervolg gevaar zou voorkomen. De kans bestaat, dat de toestand gunstiger wordt en dan was het geld weggeworpen. Op die gronden acht ik het niet geraden nu reeds aan den polder de verplichting op te leggen om den onderzeeschen oever te versterken tegen eventueele calamiteiten. Niemand meer het woord verlangende, worden de algemeene beraadslagingen gesloten en de onderdeelen van het voorstel in behandeling gebracht en zonder discussie aangenomen. Daarna wordt het geheele voorstel zonder hoofde lijke stemming aangenomen. c tot het verleenen van een renteloos voor schot voor wegsverbetering- aan de gemeente Biervliet. Het voorstel luidt In uwe vergadering van 4 Juli jl. werd tot nader onderzoek in onze handen gesteld het hierachter afge drukt adres van den gemeenteraad van Biervliet om een renteloos voorschot van f 266000 tot aanleg van een keiweg van Biervliet naar de Maagd van Gent. Die weg zal loopen van de kom der gemeente Bier vliet naar den onlangs bedijkten polder in den Brak man, door dien polder naar den vroegeren zeedijk van den Clarapolder, door den laatstgenoemden polder naar de grens met België en eindelijk, op Belgisch gebied, over den dijk tusschen den Clara- en den Barbarapoi- der tot de keibestrating bij het gehucht de Maagd van Gent. In een tot ons College gericht schrijven, waarbij een bestek, begrooting van kosten en teekening voor die wegsverbetering wordt ingezonden, deelen burgemeester en wethouders mede, dat door het rijk zal worden bekeid het gedeelte van den weg, dat door den nieuw bedijkten polder loopt, doch dat de onderhondsplicht van het geheele traject, zonder tolheffing, voor reke ning en ten laste van de gemeente Biervliet zal komen. Door het maken van den ontworpen keiweg zal de verharde verbinding van Biervliet met Philippine en dus met het geheele kunstwegennet in het voormalig 5e distriet, zeer aanzienlijk, ongeveer 10 kilometers, worden verkort. Thans toch loopt de eenige kunstweg tusschen die twee gemeenten over IJzendijke, Water vliet, Maagd van Gent en Bouchaute, terwijl men dan eene rechtstreeksche verbinding met de Maagd van Gent verkrijgt. De aanleg van den weg is dus van groot belaDg voor Biervliet, dat daardoor tevens eene gemakkelijker ver binding met het Belgische spoor- en straatwegnet zal verkrijgen. Doch niet alleen voor Biervliet, maar voor de geheele voormalige 4e en 5e districten moet de ontworpen weg nuttig worden geacht. Wel is waar zal daardoor nog geen geheel op Nederlandsch gebied gelegen, verharde verbinding tusschen die districten verkregen worden, doch deze zal daardoor toch zeer wordea bevorderd, eD, zooals wij reeds te kennen gaven in ons voorstel aan uwe vergadering van 17—24 Juni 1887 op een verzcek van den gemeenteraad van Philippine, om renteloos voorschot voor wegsverbetering (notulen der Staten 1887, bijlage no 6a), zou reeds daardoor alleen een gunstige beschikking op het verzoek gerechtvaar digd zijn. Na uw besluit van 4 Juli zijn ons eenige stukken overgelegd, waaruit blijkt, dat voor de teruggaaf van een eventueel te verleenen renteloos voorschot gedu rende twintig jaren jaarlijks zal worden bijgedragen door de gemeente Biervliet f 500, den Clarapolder f 200, den Angtlinapolder i 25, den Beukelspolder f 100, den Paulinapolder f 100, den Nieuwe Passageulepolder f 160, den Elisabethpolder f 75, den Helenapolder f 31.10, den Geertruidapolder f 25, den Oranjepolder f 40, den Wilhelminapolder f 30.28, bet waterschap Groote en Kleine Zoute f 10.50, den Magdalenapolder f 30, het waterschap Groot en Klein Zuiddiepe f 40, den Mariapolder f 10, den Annapolder f 10, den Briels- polder f 1.50, de gemeente Watervliet (50 fr.) f 25, de gemeente Bouchaute (100 fr.) f 50, den Barbara- polder (100 fr.) f £0. Door die bijdragen, te zamen tof een bedrag van f 1513.38 per jaar, blijkt voldoende, dat de naastbe- laDghebbenden bereid zijn zich voor het tot stand kom en van den weg offers te getroosten en de teruggaaf van het gevraagde renteloos voorschot ruimschoots verze kerd is. In de overgelegde stukken zijn eenige leemten, welke wij bij inwilliging van de aanvraag zullen doen aan vallen. Verder zijn aan ons overgelegd een afschrift van een

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 19