I Zitting van vrijdag 10 november i«93. 8 Zitting van Vrijdag 10 November, 's morgens te 11 uren. Resumtie der notulenmededeeling benoeming voorzit ters en ondervoorzitters der afdeelingenalgemeene ver slagen der afdeelingen over de voorstellen van Gedepu teerde staten en behandeling dier voorstellenverkiezing van een lid van Gedeputeerde statenbepaling van den dag der volgende bijeenkomst. Tegenwoordig de commissaris der koningin, alle leden, 42, en de griffier. De notulen van het verhandelde in de zitting van Dinsdag avond worden gelezen en goedgekeurd. De voorzitter deelt mede dat tot voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen zijn benoemd van de eerste afdeeling tot voorzitter de heer Heunequin, tot ondervoorzitter de heer Vader; van de tweede afdeeling tot voorzitter de heer Fokker, tot ondervoorzitter de heer Pompe van Meerdervoort. van de derde afdeeling tot voorzitter de heer Dronkers, tot ondervoorzitter de heer Lueasse. De voorzitter stelt achtereenvolgens aan de orde de verslagen der afdeelingen over de volgende voor stellen van Gedeputeerde staten a. betreffende het bouwen van een steiger- bij llovssele, alsmede het verleenen van een rente loos voorschot voor wegs verbetering aan de gemeente Driewegen, Het voorstel luidt Zooals u bekend is, werden in de laatste jaren door verschillende belanghebbenden herhaaldelijk pogingen in het werk gesteld ora een steiger of aanlegplaats voor stoombooten te verkrijgen aan de Zuidwest- ot Zuidzijde van het eiland Zuid-Beveland. In 1889 werd door een aantal ingezetenen van Borssele, 's Heerenhoek, Driewegen, Ovezanden Nieuw- dorp de oprichting van een steiger verzocht te Bors- sele en door een aantal ingezetenen van Eilewoutsdijk, Oudelande en Driewegen het maken van een steiger te Eilewoutsdijk. In 1891 verzocht de gemeenteraad van Borssele de oprichting van een ponton of drijvende aanlegplaats aan de Zuidnol van Borssele, terwijl in 1892 eenige ingezetenen van Eilewoutsdijk, Driewegen, Oudelande en Ovezand, ondersteund door de gemeenteraden van Ovezand, Driewegen en Eilewoutsdijk, andermaal ver zochten aan of bij de haven te Eilewoutsdijk eene aan legplaats voor de provinciale stoombooten te doen bouwen. Naar aanleiding van die verschillende wenschen is herhaaldelijk door ons een onderzoek ingesteld naar de plaats, welke het meest aan alle eischen van eene aanlegplaats zon voldoen en naar de bezwaren welke tegen elk der gewensehte plaatsen bestaan. Zooals reeds werd opgemerkt in ons voorstel aan uwe vergadering van 4 October 1889 no. 4296/36, zou het maken van een steiger in de nabijheid van de haven te Eilewoutsdijk met het oog op de veiligheid der waterkeering aan groote bezwaren onderhevig zijn, wegens het buitengewoon steile beloop van den boven- oever, zoodat daar de voorkeur zou moeten gegeven worden aan eene drijvende aanlegplaats. Hoewel niet onmogelijk, levert de aanleg toch technische moeilijk heden op, en bovendien is die plaats niet aanbevelens waardig, daar de inspecteur van het loodswezen en de directeur van den piovincialen stoombootdienst op de Wester-Sehelde van gevoelen zijn, dat de vaarweg tusschen Eilewoutsdijk en Terneuzen alleen bij dag en helder weder, en zeker niet bij alle waterstanden, veilig te achten is. Daarbij komt, dat de reis tusschen Vlissingen en Terneuzen vertraagd en de nu reeds met groote inspanning verkregen aansluiting van de wederzijdsehe spoorwegen veelal in gevaar gebracht en dikwijls gemist zou worden. In onze meening dienaangaande wordt door den hierachter afgedrukten brief van burgemeester en wet houders van Eilewoutsdijk van 3 dezer geene veran dering gebracht. Voor de gewone reizen kan eene aanlegplaats in de nabijheid van de haven te Eilewoutsdijk niet in aan merking komen, en men zou, om aan het verlangen naar eene aanlegplaats aldaar te voldoen, een afzon derlijken dienst tusschen Eilewoutsdijk en Terneuzen of Vlissingen moeten organiseeren, welke, niet aan vaste uren gebonden, met de wisselende eischen van wêer en tij zou kunnen rekening houden. Hieruit zou echter eene aanzienlijke vermeerdering van kosten voortvloeien, welke wij, in verhouding tot de belangen waarin men zou wenschen te voorzien, niet gerechtvaardigd achten. Het maken van eene aanlegplaats aan de Zuidnol van Borssele verdient evenmin aanbeveling, niet alleen wegens de zeer hooge kosten van aanleg, welke, door eene aldaar noodige verbinaingabrug van 180 M. lengte, ten minste f 16000 hooger zouden zijn dan die van eene aanlegplaats aan de Staartnol, maar ook met het; oog op de afgelegen ligging vau eerstgemelde nol. Voor het maken van eene aanlegplaats, waarvan men zeer slecht weder nitgezonderd ten allen tijde, ook voor ouden en gebrekkigen, voor zware goederen en voor vee gebruik zou kunnen maken, kan dus onzes inziens alleen de Staartnol bij Borssele in aanmerking komen. Dit punt is gunstig gelegen in het centrum van het westelijk deel van Zuid-Beveland, aan een verbindings weg met de verschillende belanghebbende gemeenten, welke zonder groote kosten van kunstbedekking kan worden voorzien. Wij meenen, dat de kosten voor het maken van een steiger aan de Staartnol bij Borssele te verdedigen zijn, als in Zuid-Beveland daarvoor voldoende belang stelling blijkt te bestaan. Dat dit het geval is, kunnen wij aannemen uit de thans tot u gerichte aanvraag van den gemeenterad van Driewegen om een renteloos voorschot uit de provinciale fondsen voor de begrinding van den Paulushoekschen weg, den Baandijk en den Staartschen dijk. Wel is waar hadden wij vroeger, zooals wij ia ons voorstel van 4 October 1889 reeds te kennen gaven, het oog op de begrinding van den Schuitweg, den Coudorpschen weg, den overgang van den Mooldijk en de Nieuwstraat in Driewegen, doch de belang hebbende gemeenten geven, ondanks de ietsgrootere lengte, bepaald de voorkeur aan de eerstgenoemde richting op grond dat daarbij geene ophooging van wegsgedeelten noodig is, de onderhoudskosten minder zullen zijn en deze dichter langs bebouwde perceeleu leidt. Wij kunnen ons daarmede vereenigen, daar ook door de begrinding van de thans bedoelde wegen eene verharde verbinding zal worden verkregen van de Staartnol bij Borssele langs den reeds begrinden weg over den zeedijk van den polder van dien naam naar de kom van Driewegen, zoodat eene aanlegplaats aan de Staartnol van uit Driewegen, Ovezand en achterliggende gemeenten over verharde wegen te bereiken zal zijn. Aan den in 1889 gestelden eisch, dat de wegsver-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1893 | | pagina 12